Athenogenes van Sebaste – † 16 juli 305 Sebaste, Armenië

Vriendelijk licht van de heilige glorie

Christenen houden van het licht. Kerken werden altijd oost-west gebouwd zodat de gebeden richting zonsopgang gingen. De dagen begonnen vanouds met dank voor het licht en het overleven van de nacht. Christus won de slag met de zonnegod. En de oudste christelijke hymne buiten de lofzangen in de Bijbel is een avondlied, gericht op het andere licht dat zelfs de donkerste nacht verlicht. Phoos hilaron. Een korte maar krachtige aanbidding van de Drie-enige.
Vriendelijk licht van de heilige glorie, van de onsterfelijke Vader, van de hemelse, de heilige de Zalige Jezus Christus. De zon gaat dalen en wij zien het avondlicht: wij zingen Vader, Zoon en Geest het heilig loflied toe: eer zij God! Te allen tijde prijzen wij met heilige stem U, Zoon van God die alles ’t leven geeft en zingen doet: lof en dank’ (lied 238).
Het lied is verbonden geraakt met de naam Athenogenes. Hij zong het lied terwijl hij onderweg was naar de marteldood. Op afbeeldingen staat hij soms met een beul. De arm van de beul zou verlamd zijn geweest zolang Athenogenes het lied zong. Mogelijk gaat het om de theoloog Athenogenes die met elf anderen de dood vond op 16 juli 305 onder keizer Diocletianus in Sebaste, Armenië. Er is ook een verhaal dat Athenogenes op weg naar zijn executie een jong hert tegenkwam. Het dier liet zich door hem zegenen. De jaren daarna verscheen er telkens op de verjaardag van zijn dood in zijn kerk weer een hert.
Maar Athenogenes was niet de dichter. Het lied wordt al in de tweede eeuw genoemd. Basilius de Grote, een kerkvader verderop in de vierde eeuw, noemt het al een oud lied. Hij waardeert het omdat de Heilige Geest gelijk op met Vader en Zoon wordt bezongen als God. En het lied werd vast bestanddeel van de vespers in de kerken van het oosten: Grieks, Armeens, Russisch. Het zingen gaat traditioneel gepaard met buigingen in oostelijke richting en met het zwaaien van wierook. Pas na 1700 raakte het ook bekend in het westen. Componisten als Charles Wood en John Stainer schreven prachtige koormuziek bij de Engelse vertaling: Hail, gladdening light. En in tal van andere liederen keert het vriendelijk licht terug, in teksten van Verdaasdonk tot Oosterhuis en eerder John Henry Newman. Er is tenslotte licht dat gezonder is dan de straling waartegen je moet smeren met minstens factor zoveel om niet bij de huidspecialist terecht te komen, zonaanbidders als we altijd gebleven zijn.
(2018)

Guigo II de Kartuizer, ‘Angelicus’ – † 1188 of 1193, Chartreuse


Lezen, mediteren, bidden, verwijlen

Lectio, meditatio, oratio, contemplatio. Elke kloosterling is met deze begrippen vertrouwd. Een treffende omschrijving die ook voor gelovigen buiten het klooster nogal altijd herkenbaar is. Zo werkt het, als je de Bijbel leest als middel voor je omgang met God. Guigo heeft meer dan duizend jaar geleden deze vier Latijnse begrippen gemunt voor de ‘methode’ van spirituele omgang met de Schrift, de ‘lectio Divina’. Je leest, met aandacht en toewijding, hardop. Je denkt over het gelezene na en overweegt wat het voor je zou kunnen betekenen, alsof het een brief van God aan jou is. Zo maak je contact met God, je raakt in gesprek. Je bidt dus. En daarvan word je stil. De laatste stap is de contemplatio. Letterlijk betekent het beschouwen. Het aanschouwen van God is niet voor niets de eeuwen door een belangrijk thema in de geestelijke lectuur en het theologisch debat. ‘Verwijlen’ lijkt mij ook wel een passende vertaling.
     Guigo legt het uit in beeldende taal. ‘De lezing zoekt naar de zoetheid van het gelukkige leven, de meditatie vindt haar, het gebed vraagt erom, de contemplatie proeft haar’. ‘Zoekt door te lezen en jullie vinden door het mediteren, klopt door te bidden en jullie wordt opengedaan door het contempleren. De lezing brengt als het ware vast voedsel in de mond, de meditatie kauwt en vermaalt het, het gebed verkrijgt er smaak van en de contemplatie is de zoetheid zelf die verblijdt en vitaliseert.’ ‘De lezing is de aandachtige studie met een toegewijde geest. De meditatie is de zich met ijver toegelegde activiteit van het verstand. Het gebed is een toegewijde gerichtheid van het hart. De contemplatie is de verheffing van de geest’.
     Guigo’s boekje ‘De Ladder van de monniken’ is duizenden malen overgeschreven in kloosters wijd verspreid over Europa. Guigo knoopt zijn betoog vast aan het verhaal van de Jacobsladder naar de hemel uit Genesis 32. Van 1174-80 was hij de negende prior van La grande Chartreuse, een klooster hoog in de Franse Alpen bij Grenoble. De Kartuizers vormen een van de strengste monnikenordes. In 2005 werd Guigo’s nog altijd functionerende klooster bekend door de film ‘Into the Great Silence’. Het is een film zonder geluidseffecten. Tot verbazing van zichzelf hebben duizenden bioscoopbezoekers deze urenlange stilte uitgehouden. De film duurt 160 minuten. De filmmaker had zestien jaar moeten wachten op antwoord om toestemming voor zijn komst. Over het nemen van de tijd gesproken.
(2018)

Jacqueline van der Waals – 26 juni 1868, Den Haag – 29 april 1922, Amsterdam

zoo dan, als door een rieten fluit, bij zwijgend eigen stemgeluid, Gods adem door mij henen blies



‘Geiteke wat rek, wat trek je aan je touw?’ Generaties lang maakten kinderen op protestantse lagere scholen (met den Bijbel) voor ’t eerst kennis met echte poëzie – naast de psalmversjes – via het Geiteweitje van Jacqueline van der Waals. (Ik ook.) Ook al is haar werk wel eens afgedaan als ‘scheurkalenderpoëzie’, ze was de belangrijkste protestantse dichteres van haar generatie. Haar lied ‘Wat de toekomst brengen moge’ haalde zelfs de inhuldigingsplechtigheid van koningin Beatrix in 1980. En het ging net als ‘De dag door uwe gunst ontvangen’ mee naar het Liedboek van 2013.
Haar vader was de natuurkundige en Nobelprijswinnaar J.D van der Waals, de naamgever van de ‘vanderwaalskrachten’. Moeder stierf toen ze dertien was. Ze werd lerares geschiedenis, was actief in de drankbestrijding en in de bejaardenzorg en doceerde cultuur aan de Amsterdamse School voor Maatschappelijk Werk. Ze bleef ongehuwd. Sommige schrijvers bewonderde ze zo dat ze hun taal leerde: de Noorse toneelschrijver Ibsen, de Deense filosoof Kierkegaard en de Italiaanse dichter Dante. De theoloog P.D. Chantepie de la Saussaye was vriend van de familie. Hij behoorde tot de ethische richting en had ook grote belangstelling voor kunst en cultuur. Hij stimuleerde haar en zij beschouwde hem als haar mentor. Zijn dood heeft ze diep betreurd.
Ze vertaalde verschillende boeken. Een ervan gaat over het verschil tussen ‘heidense’ en christelijke mystiek. Ze schreef ook eigen essays en één roman, maar vooral gedichten, meer dan 250. Ze heeft lang geaarzeld om deze uitingen van haar zieleroerselen onder eigen naam aan de openbaarheid prijs te geven. Maar zich uiten met de pen was toch wel haar diepste roeping. Veel gedichten gaan over de natuur, andere over haar persoonlijke geloofsbeleving en haar twijfels. Een ervan heet ‘Sinds ik het weet’. Ze kreeg maagkanker en zag haar dood naderen. De fijnzinnige poëzie uit die laatste fase maakte haar voorgoed de dichteres van de overgave als een belangrijke ‘vanderwaalskracht’.

Sinds ik het weet, treed ik, wien ik ontmoet,
Den vreemden en den vrienden op mijn wegen,
Ontroerder en vertrouwelijker tegen,
En ‘k groet ze met een vriendelijker groet,

Sinds ik het weet, is God mij meer nabij
En vaak, in d’ernst van ’t aardsche spel verloren,
Zoo ernstig en zoo diep als ooit te voren,
Gevoel ik plots Gods glimlach over mij.

Dirk Rafaëlsz. Camphuysen – *4 mei? 1586, Gorinchem – † 19 juli 1627, Dokkum

Godsdienstig te zijn, dat is recht mensenwerk

De ‘Huub Oosterhuis van de Gouden Eeuw’: in zijn tijd werden de ‘Stichtelijcke rymen’ en de ‘Uytbreyding over De Psalmen des propheten Davids’ vaak herdrukt. In het Liedboek van 2013 staat alleen ‘Ik hoor trompetten klinken’ (L. 901). Het is een fragment van zijn ‘uitbreiding’ van Psalm 121.
De zoon van een chirurgijn en een doopsgezinde moeder – opa was om dit geloof ‘onthalst’ – had eerst voor kunstschilder geleerd. De theologiestudie in Leiden daarna brak hij af, mogelijk omdat het dreigende religieconflict in de Republiek hem afschrok. Hij werd huisleraar, maar vanwege zijn oog voor de gouvernante kon hij vertrekken. Inwonen bij de schoonouders gaf gedoe. De baan als onderwijzer in Utrecht gaf maar een karig bestaan. Het niet erg succesvolle leven werd een prikkel om aan zichzelf te werken. Hij was van zichzelf nogal trots en prikkelbaar. Maar het gemoed van de mens is de kamer van zijn geluk of ongeluk.’ ’t Geluk bestaat alleen in ’t achten van ’t geluk/ En in een arme ziel wekt armoe kleine druk’. In zijn dichtwerk valt vaak het woord deugd. Het werken aan je geestelijk leven moet je niet aan anderen over laten. Hier ligt je waardigheid. En in die geest begon hij te preken waar hij maar werd uitgenodigd. Zijn doorleefde boodschap sloeg aan. In 1617, net voor de Synode van Dordrecht, liet hij zich overhalen om predikant te worden. Vleuten werd zijn standplaats. Daar preekte hij de vele katholieken van het dorp de kerk in. En toen na ‘Dordt’ de Remonstrants gezinde voorgangers werden ontslagen trok ook veel kerkvolk uit de stad in groten getale naar Vleuten. Maar in 1620 werd ook hij afgezet door de Staten. Camphuysen zag af van het predikantschap, maar weigerde ervoor te tekenen dat dit voorgoed zou zijn. Hij week uit naar Norden in Oost-Friesland en kwam later via Harlingen en Ameland in Dokkum terecht. Daar kerkten remonstranten en doopsgezinden samen. Hij leefde er als vlashandelaar en gaf er zijn gedichten uit. Ze konden ook worden gezongen.
Toehoorders bij een preek in Rotterdam waren ooit met stenen gaan gooien tegen de overheidsdienaren die hem kwamen arresteren. Het maakte hem kopschuw voor militante Remonstranten. Hadden ze hun vrijheid om goed te doen al wel maximaal uitgebuit? In een officieel kerkgenootschap met remonstrantse belijdenis zag hij ook niets, want het zou anders gelovigen uitsluiten. Hij was een consequente pleitbezorger van religie die zich vooral druk maakt over de persoonlijke verbondenheid met God en Jezus Christus en het vergroten van de innerlijke vrijheid en vrede.
(2018)

Antoine Court – * 27 maart 1695, Villeneuve (Ardèche, Fr.) – † 13 juni 1760, Lausanne (Zw.)


Ik sprak mij uit tegen wat ‘inspiratie’ genoemd werd en trachtte uit te vinden waar het misbruik ervan vandaan kwam

Mensen zonder bevoegdheid en opleiding toch het woord geven in de kerk kan veel goeds opleveren. Maar begin achttiende eeuw liep het onder de Franse protestanten uit de hand. In 1685 had de Zonnekoning het Edict van Nantes herroepen. Einde godsdienstvrijheid. Protestanten werden  op de vlucht gejaagd, tot de galeien veroordeeld, geëxecuteerd, gedwongen heropgevoed. Voor dopen, trouwen en begraven moest verplicht een priester worden ingeroepen. De illegale samenkomsten van wat er over was werden noodgedwongen geleid door leken: ‘profeten’ en ook ‘profetessen’. Soms waren ze nog kind. In hun boodschappen speelden visioenen een grote rol die hoop gaven op verlossing van de Hugenoten. En dit mondde tussen 1702 en 1704 in de Cévennen uit in een gewelddadige opstand, bekend als de oorlog van de Camisards.
     Antoine Court was als kind door zijn moeder meegenomen naar zulke bijeenkomsten. Nog maar 17 of 18 jaar oud werd hij ook zo’n lekenvoorganger. Maar hij kreeg twijfels over het gedrag van de profeten en profetessen en hun verhalen. Hij belegde daarom in 1715 met een handjevol andere voorgangers in het bergdorpje Montèzes een synode, de eerste in 35 jaar, in het sterfjaar van koning Lodewijk XIV. En hij ging met anderen rond trekken – vaak ’s nachts – om de ontregelde gemeentes weer te organiseren en regionale en nationale bijeenkomsten van afgevaardigden te beleggen voor gemeenschappelijk beleid. En om fanatisme te bestrijden. Dit stuitte niet alleen op weerstand van sommigen profeten en profetessen. De Camisards hadden ook de protestanten buiten Frankrijk kopschuw gemaakt. Die wilden niet geassocieerd worden met fanatici en rebellen. Maar Court wees geweld categorisch af en was een bevlogen ambassadeur voor zijn kerk. Hij liet zich bijscholen in Genève en officieel bevestigen. De theologen die Court de hand toestaken moesten op eieren lopen vanwege permanente Franse politieke druk.
      In 1729 noodgewongen gevlucht kreeg hij de predikantenopleiding voor de Fransen in het Zwitserse Lausanne onder zijn hoede. Vanuit zijn ballingschap bleef hij vasthoudend leiding geven aan de kerk van de Désert. Hij schreef een pleidooi voor staatkundige godsdienstvrijheid plus overzichten van de recente geschiedenis van zijn protestanten. Andere pleitbezorgers van maatschappelijke en politieke tolerantie zoals Voltaire gingen het ook voor hen opnemen. En ook omdat protestanten grote ondernemers voortbrachten, kwam het uiteindelijk goed met hun rechten.     Wie op vakantie in de Elzas of aan de Rivièra wel eens een protestantse kerkdienst heeft bezocht is vast wel eens gestuit op een ouderling als voorganger. Een mooi overblijfsel uit die woestijntijd van inspiratie ook zonder geleerdheid.  
(2018) 

Margareta Porete – * rond 1250, Henegouwen – † 1 juni 1310, Parijs

Deugden, ik neem afscheid van jullie voor immer! Ik was jullie lijfeigene, nu ben ik bevrijd!

Het staat al in Numeri 11. Twee lieden lopen in het kamp van Israël te profeteren zonder dat ze een officiële aanstelling hebben. Mozes wordt er niet zenuwachtig van. Maar Jozua, aankomend leider, wil dat het stopt. En zo hebben ook kerkleiders in de loop der eeuwen meestal graag de controle willen houden over de werking van de Geest.
Vrouwen roerden zich eigenlijk al de hele Middeleeuwen met het verlangen naar ruimte voor een eigen spiritualiteit met een eigen ’taal’. Margarete Porete was zo’n religieuze. Was ze een begijn? In elk geval hoorde ze bij de Broeders en Zusters van de Vrije Geest. Ze schreef in oudfrans over de mystieke weg naar God. Ondanks de veroordeling door de Inquisitie bleef een boek de ronde doen, met de omslachtige titel ‘De spiegel der eenvoudige, vernietigde zielen die één in wil en verlangen naar liefde hunkeren.’ In taal uit de wereld van de hoofse liefde geeft het een zevenstappenplan voor de ziel. Die kan dan al in dit leven een vereniging met God bereiken.
Wat haar vooral werd kwalijk genomen was de gedachte dat je dan je deugden en het redelijke denken achter je laat. Wie zich in de goddelijke liefde verliest raakt het verstand kwijt en wordt ‘ondeugend’. Wat ze beschrijft is te herkennen vanuit de beleving van een roes waarin de controle weg is. Iemand die enthousiast is, ‘vol van God’, kan het decorum kwijt raken of vreemde klanken uitstoten. Margarete bedoelde vooral dat de liefde van God je ook vrijmaakt van dwingend iets ‘moeten’ van God ter verbetering van je eigen gedrag of je gevoelens. Blijvend!
Maar ondermijnt dit niet de moraal? En als je dan ook nog de officiële door mannen geleide kerk betitelt als ‘de kleine kerk’, te onderscheiden van de Grote Kerk waarin de Liefde zegeviert, dan is je lot wel bezegeld. Haar boek werd rond 1300 al veroordeeld door de bisschop van Kamerijk en verbrand op de markt van Valenciennes. Margareta voegde toch nog hoofdstukken toe. Een nieuwe klacht volgde. Verschillende inquisiteurs bogen zich erover. Margareta werd vastgezet. Drie theologen beoordeelden het boek positief. Maar 21 theologen van de Universiteit van Parijs besloten eensgezind dat het ketters was. Met haar boek werd ze nu ook zelf verbrand. Ze ging waardig.
Met ondeugendheid kun je het tegenwoordig juist ver schoppen. Dwarse kunstenaars, tegendraadse denkers en andere vrije geesten krijgen gauw applaus. Soms raakt nu uit zicht dat bij de ‘vrije Geest’ het ontregelen geen doel op zich is.
(2018)

John Wesley – *17 juni 1703, Epworth (GB) – † 2 maart 1791, Londen

Er werd mij een verzekering gegeven

Op 24 mei 1738 ’s avonds om kwart voor negen gebeurde het. Eigenlijk had John Wesley geen zin gehad in de bijeenkomst aan de Aldersgate in London, maar hij was toch maar gegaan. Hij hoorde iemand de inleiding voorlezen die Maarten Luther ooit had geschreven op de Brief van Paulus aan de Romeinen. ‘Geloof is een goddelijk werk in ons, dat ons verandert en laat wedergeboren worden’. Wesley: ‘Er kwam voor het eerst een vreemd warm gevoel van binnen. Ik voelde dat ik werkelijk vertrouwde op Christus’.
Dit geldt als het geboortemoment van het Methodisme. John Wesley en zijn muzikale broer Charles werden samen met George Whitefield de stichters van deze tak van het protestantisme. Momenteel zijn er wereldwijd zo’n 70 miljoen methodisten. Ook het Leger des Heils kwam er uit voort. Methodisten stonden en staan vaak vooraan in de strijd tegen slavernij en schending van andere mensenrechten. Vanaf het begin kwamen veel aanhangers van de kant van arbeiders, gestraften en slaven.
Niet dat John Wesley vòòr die avond geen diepgelovig christen was. Het clubje vrienden waarmee hij als student in Oxford bijbelstudie deed werd al spottend ‘methodisten’ genoemd. John was een Anglicaans geestelijke, kende de boeken van grote mystieke auteurs en leefde zijn hele leven uiterst sober. Hij was al in Amerika geweest voor zendingswerk onder de Indianen. Maar tot dan was zijn geloof ‘meer dat van een slaaf dan van een zoon’.
De broers werden opwekkingspredikers. De wereld werd Johns parochie. In een halve eeuw reisde hij meer dan een kwart miljoen kilometer en hield hij 40.000 preken. Veel toehoorders hadden ter plekke indrukwekkende bekeringservaringen. Ze werden georganiseerd in klassen en kringen om in wekelijkse ontmoetingen te werken aan ieders groei in heiligheid. John deelde ‘tickets’ uit om de vordering bij te houden. Er werden boeken en tractaten gedistribueerd en eigen liedbundels. Ondanks tegenwerking bleven de Wesley’s verbonden aan de kerk van Engeland. Wel maakte John de Amerikaanse tak onafhankelijk.
Het methodisme borduurde voort op het piëtisme van de achttiende eeuw. Maar de nadruk op innerlijke heiliging was een nieuw accent en het methodisch nastreven van perfectie een nogal modern trekje. Het past daarbij dat John zich ontpopte als Arminiaan wat betreft de leer van de volharding en vrije wil. Toen dat discussie gaf met Whitefield lieten ze het uiteindelijk bij de conclusie dat ze het erover eens waren dat ze het oneens bleven. ‘We agree to disagree’. Ze zijn de eersten van wie deze uitspraak bekend is.
(2018)

Pachomius – *292, Esneh a.d. Nijl – † 9 mei 348, Tabenne (Eg.)

Degene die bij de deur van de eetzaal de broeders bij het verlaten van de tafel het dessert verstrekt, moet mediteren over een Bijbeltekst terwijl hij zijn plicht doet


Iemand moet de leiding hebben en er moeten huisregels zijn. Tot dat inzicht kwam Pachomius, een van de anachoreten in Egypte aan het begin van de vierde eeuw. Hij had heidense ouders en was tegen zijn zin terecht gekomen in het leger van keizer Constantijn (toen ook nog niet bekeerd). Pachomius had voedselverstrekkingen meegemaakt van christenen. Het had hem nieuwsgierig gemaakt en in 314 werd hij een van hen. Zoals zoveel anderen in die tijd trok hij zich ook terug naar de rand van de samenleving om zich toe te leggen op een geestelijk leven. Ene Paleamon werd zijn coach.
    Vaak woonden kluizenaars dicht bij elkaar, onderhielden ze onderling contact en deden ze dingen samen. Echte eenzaamheid zoals die van de beroemde Antonius pakte niet voor iedereen goed uit. Pachomius stichtte daarom het coenobitisme, het leven (bios) in een ommuurde gemeenschap (koinonia) van de eremieten (woestijnbewoners). De Regel die hij schreef werd een belangrijke bron voor latere Regels voor het kloosterleven zoals die van Benedictus. Overigens sprak en schreef Pachomius alleen Koptisch. Dat er toch soms onverwacht zinnen in goed Grieks of Latijn uit zijn mond kwamen, wordt verteld als een van de wonderen in zijn leven.
   Vanaf Pachomius wordt de geestelijk leider abba genoemd, ‘vader’, abt of abdis. Hij was er zelf een, succesvol. Maar hij wilde nooit als priester gewijd worden. Precies op het moment dat het christendom de erkende godsdienst wordt en allerlei vormen van institutionalisering van de Kerk een hoge vlucht gaan nemen, houdt hij de rem op het creëren van een baasjescultuur.
    Pachomius geeft de abt de pittige taak om elke drie dagen een leergesprek te leiden waarin hij een overweging houdt. Daarnaast is er elke morgen na het vieren van de liturgie een samenspreking. Iedereen kan er het woord krijgen. In slaap vallen wordt gestraft. De gemeenschap is ook een leerhuis, een plek waarin je aan elkaar en van elkaar leert. Je behoedt elkaar voor terugval of overdrijving. Je reikt elkaar gedachten en ideeën die je toewijding verdiepen en verrijken. Er zijn verhalen over intensief en geconcentreerd luisteren: niemand die op de grond spuugde!
   Nog steeds zoekt een beetje gelovige regelmatig anderen op, in gespreks- of gebedsgroep, Bijbelkring of leerhuis, een kerkvrienden-eetclub met app-groep. Je kunt niet leven van kerkdiensten alleen.   
En niet zonder desserts….  
(2018)

Karl Barth – *10 mei 1886, Bazel – † 10 december 1968, Bazel

Vanuit de pastorie van het Zwitserse arbeidersdorp Safenwil werd een eeuw geleden een theologische revolutie ontketend met een wonderlijk boek, een commentaar op de Brief aan de Romeinen. Ds. Karl Barth wilde een nieuw soort theologie. Heel dicht bij de apostel Paulus, bijbelse theologie. Wel in de filosofische taal van zijn tijd, maar kritisch over de cultuur, de politiek en het christendom van Europa. Vriend ds. Thurneysen dacht via brieven mee. Barth sympathiseerde met de socialisten en was diep geschokt over de Duitse universiteiten waar hij had gestudeerd. Bijna alle hoogleraren steunden Kaiser Wilhelms oorlog. ‘God wil het’. Tijd voor het opnieuw peilen van het Evangelie van oordeel en genade. God is anders. Weg met het theologische liberalisme dat groot denkt over de mens en klein over God. Het boek baarde in 1919 veel opzien, ook bij de tweede druk van 1922 toen Barth het boek geheel omgewerkt had en nog kritischer was. Ook ‘links’ kon het Koninkrijk van God niet brengen.
Hoogleraarsbenoemingen volgden. Zijn theologische ontwikkeling maakte hem in toenemende mate tot bewonderaar van Luther en Calvijn en andere oude klassiekers. Na wat vooroefeningen begon hij begin jaren ’30 aan zijn grote werk: het schrijven van een nieuwe geloofsleer, de Kirchliche Dogmatik, afgekort KD. Hoewel er in een halve eeuw een reeks dikke banden verscheen, kreeg Barth het niet af. Ondertussen was hij wel de meest invloedrijke theoloog van de eeuw geworden, een leraar voor protestanten en rooms-katholieken over de gehele wereld. Dat werd versterkt door zijn voortrekkersrol in het kerkelijk verzet tegen Hitler. Hij redigeerde de Barmer Thesen, het belijdenisgeschrift dat verheerlijking van de Führer radicaal veroordeelde in Christus’ naam. Hitler verjoeg hem uit Bonn. Vanaf 1935 was Bazel Barths hoofdkwartier.
Maar ook de Koude Oorlog kreeg zijn steun niet. De westerse kritiek op het communisme was hem te goedkoop. En zo had Barth wel meer verrassingen. Zo vond hij de muziek van Mozart dichter bij het Evangelie staan dan die van Bach. En preken deed hij het liefst in de gevangenis. Minder aangenaam was zijn wonderlijke relatie met zijn secretaresse, de theologe Charlotte von Kirschbaum.
Die KD, in brieven met zijn Nederlandse bewonderaar K.H. Miskotte aangeduid als Moby Dick, naar een bekende literaire walvis, was wel erg breedsprakig. Die boeken zijn nu voor een habbekrats te koop. De essentie blijft goud waard: een getuigende theologie met diep respect voor het Woord dat uit de bijbelse geschriften opklinkt, eerbiedige overweging van de betekenis van de ene Naam.
(2018)

Het laatste woord dat ik als theoloog en ook als politicus te zeggen heb, is niet een begrip als ‘genade’, maar een naam: Jezus Christus

Athanasius van Alexandrië – *plm. 295, Alexandrië – †2 mei 373, Alexandrië

Jezus werd wat wij zijn, om ons te maken wat Hij is

Athanasius heeft vurig gestreden voor de goddelijkheid van Christus. Hij had nog de hevige christenvervolgingen onder de laatste keizers voor de bekering van Constantijn meegemaakt. Daarna speelde hij een grote rol in de slepende conflicten in het keizerrijk over de goddelijke natuur van Christus. Als assistent van zijn bisschop Alexander woonde hij het Concilie van Nicea bij dat in 325 door de keizer was samengeroepen om eenheid van de kerk te bewerkstelligen. Er werd een belijdenis aangenomen en de leer van Arius werd veroordeeld. Terug in Alexandrië werd Athanasius in 328 de nieuwe bisschop van deze grote Egyptische stad. Vasthoudend bleef hij de Arianen bestrijden, ook al hadden ze lang de wind mee van bisschoppen en keizers, vooral in het oostelijke deel van het rijk. De ‘houwdegen en doordouwer’ werd wel vijf keer verbannen vanwege zijn onverzettelijkheid. Hij wist het meestal in zijn voordeel om te buigen. Toen het huidige Trier zijn ballingsoord was, wierf hij onder de bisschoppen aldaar nieuwe medestanders.
Sinds de vierde eeuw is de tweenaturenleer het kenmerk van christelijke rechtzinnigheid. Behalve mens is Christus ook voluit God. De Zoon is ‘geboren’ uit de Vader. Ze zijn wezenlijk één. Het motief is dat de belichaamde mensenliefde van Jezus Christus en de goddelijkheid van God niet uit elkaar getrokken mogen worden. Hun eenheid is de spijker waaraan onze verlossing hangt. En die is wezenlijk voor God. Zonder dat God erbij verliest. ‘Zonnestralen veroorzaken ook geen afname van het licht van de zon’.
Maar de ‘geloofsbelijdenis van Athanasius’ die ook de Protestantse Kerk erkent als belijdenisgeschrift, is niet van zijn hand. Gelukkig maar, het heeft geen warme toon. Wel is hij de auteur van een reeks Paasbrieven, geschreven voor zijn bisdom. In de 39ste somt hij de canonieke boeken van de Bijbel op.
En beroemd werd zijn ‘Leven van de Heilige Antonius’. Athanasius was bevriend met deze grote Egyptische asceet. Toen deze stierf kreeg hij een van zijn twee schapevellen. De biografie die hij vervolgens schreef gaf een enorme impuls aan het leven in afzondering in kluizen en kloosters volgens het principe van ‘ora et labora’, bid en werk. Het was de eerste hagiografie, nagevolgd tot op de huidige dag. Want goede verhalen over andere levens, heilig of minder heilig, kunnen ons helpen om te worden wat we niet waren.
In de kerk van het Westen werd 2 mei de gedenkdag van Athanasius.

(2018)

Johann Hinrich Wichern – *21 april 1808, Hamburg – †7 april 1881, Hamburg

In onze tijd zou hij voor de rechter gedaagd worden vanwege het laten verrichten van kinderarbeid. Maar Wichern vond dat kinderen van veel fysieke inspanning niet slechter werden. Ze hebben geen zitvlees voor urenlang in de schoolbanken. Ze moeten hun energie kwijt.
Het Rauhe Haus was vernieuwend wat betreft opvang en opvoeding van verwaarloosde jongeren. De predikant Wichern stichtte het in een voorstad van Hamburg, een ruige buurt vol armoede en verwaarloosde kinderen. Hamburg had er de galg staan. Wichern begon een opvang in maximaal tien groepen met elk twaalf kinderen waarvoor zoveel mogelijk een gezinssfeer werd gecreëerd. Tussen de huizen tuinen. Het model ‘reddingshuis’ werd al snel in veelvoud over heel Duitsland gekopieerd.
Wichern was een belangrijke exponent van het opwekkingschristendom van de negentiende eeuw dat de missie zag om mensen te ‘redden’ uit de ellendige cocktail van armoede, onderontwikkeling en sociale verwaarlozing. Zulke mensen hadden ook zelf schuld, vonden ze. Maar de nadruk lag op de liefde die kon redden, liefde die begripvol maar ook robuust durft in te grijpen. Opvoeding en vorming tot christen vloeiden daarbij erg inéén. Maar in het Rauhe Haus werd er niet geslagen. Er werd gepraat, in wekelijkse gesprekken met de pupillen gericht op hun ontwikkeling.
En van het een kwam het ander. Wichern trok door heel Duitsland. Zijn maandblad in 1844 opgericht oefende grote invloed uit. En toen rond het revolutiejaar 1848 Marx het ‘proletariaat’ internationaal in beweging begon te brengen om politieke veranderingen af te dwingen, kon Wichern op een Kerkendag in Wittenberg de beweging van Innere Mission opstarten. Die ‘inwendige zending’ leverde hele series scholen, ziekenhuizen en opvangcentra op, ook in ons land.
De Pruisische koning Friedrich Wilhelm IV had een stevige agenda voor een protestantse identiteit van zijn land. Hij maakte Wichern tot supervisor van het gevangeniswezen. Dat liep niet helemaal goed af. Als gevangenen bewaken en evangeliseren door elkaar lopen krijgen ze beide een verkeerde klank. Maar Wichern blijft de grote pionier van vernieuwing van het diaconaat van de kerk en Inwendige Zending is nooit meer van de kerkelijke agenda’s verdwenen. Hij had de kwaliteiten om een belangrijk theoloog te worden. Maar zijn roeping luidde anders. En ook diaconaal handelen is Bijbeluitleg.
En hij is de bedenker van de adventskrans met vier witte kaarsen voor de zondagen en rode voor alle dagen ertussen.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is Johann-Hinrich-Wichern.jpg


Wie vanaf 1 januari zijn Bijbel laat verstoffen zal op 31 december een verstofte ziel hebben

In onze tijd zou hij voor de rechter gedaagd worden vanwege het laten verrichten van kinderarbeid. Maar Wichern vond dat kinderen van veel fysieke inspanning niet slechter werden. Ze hebben geen zitvlees voor urenlang in de schoolbanken. Ze moeten hun energie kwijt.
Het Rauhe Haus was vernieuwend wat betreft opvang en opvoeding van verwaarloosde jongeren. De predikant Wichern stichtte het in een voorstad van Hamburg, een ruige buurt vol armoede en verwaarloosde kinderen. Hamburg had er de galg staan. Wichern begon een opvang in maximaal tien groepen met elk twaalf kinderen waarvoor zoveel mogelijk een gezinssfeer werd gecreëerd. Tussen de huizen tuinen. Het model ‘reddingshuis’ werd al snel in veelvoud over heel Duitsland gekopieerd.
Wichern was een belangrijke exponent van het opwekkingschristendom van de negentiende eeuw dat de missie zag om mensen te ‘redden’ uit de ellendige cocktail van armoede, onderontwikkeling en sociale verwaarlozing. Zulke mensen hadden ook zelf schuld, vonden ze. Maar de nadruk lag op de liefde die kon redden, liefde die begripvol maar ook robuust durft in te grijpen. Opvoeding en vorming tot christen vloeiden daarbij erg inéén. Maar in het Rauhe Haus werd er niet geslagen. Er werd gepraat, in wekelijkse gesprekken met de pupillen gericht op hun ontwikkeling.
En van het een kwam het ander. Wichern trok door heel Duitsland. Zijn maandblad in 1844 opgericht oefende grote invloed uit. En toen rond het revolutiejaar 1848 Marx het ‘proletariaat’ internationaal in beweging begon te brengen om politieke veranderingen af te dwingen, kon Wichern op een Kerkendag in Wittenberg de beweging van Innere Mission opstarten. Die ‘inwendige zending’ leverde hele series scholen, ziekenhuizen en opvangcentra op, ook in ons land.
De Pruisische koning Friedrich Wilhelm IV had een stevige agenda voor een protestantse identiteit van zijn land. Hij maakte Wichern tot supervisor van het gevangeniswezen. Dat liep niet helemaal goed af. Als gevangenen bewaken en evangeliseren door elkaar lopen krijgen ze beide een verkeerde klank. Maar Wichern blijft de grote pionier van vernieuwing van het diaconaat van de kerk en Inwendige Zending is nooit meer van de kerkelijke agenda’s verdwenen. Hij had de kwaliteiten om een belangrijk theoloog te worden. Maar zijn roeping luidde anders. En ook diaconaal handelen is Bijbeluitleg.
En hij is de bedenker van de adventskrans met vier witte kaarsen voor de zondagen en rode voor alle dagen ertussen.

(2018)

Over het besluit van de synode Protestantse Kerk m.b.t. huwelijksinzegening, 15-11-2018

De synode heeft op 15 november 2018 besloten: de officiële regelgeving van de kerk waarin het woord huwelijk alleen van toepassing is op huwelijken van man en vrouw blijft ongewijzigd. Er is een officiële uitleg aangenomen die zegt dat daarmee geen waardeoordeel wordt uitgesproken over homoseksuelen en hun eventuele huwelijk. Waarmee de weg vrij is voor gemeenten om naar wens zulke huwelijken ook in een trouwdienst in te zegenen. Wie in de praktijk geen onderscheid maakt tussen zegening en inzegening zal niet worden gestraft.
Mooi toch? De Gereformeerde Bond kan zeggen dat de synode de verschillende soorten huwelijk niet gelijk gesteld heeft. En de ‘regenbooggemeenten’ kunnen de vlag uithangen dat de kerk weer een klein stapje verder is gekomen op de lange weg naar volledige gelijkwaardigheid van LHTB-ers (etc.) in de kerk. Want een klein stapje is er wel degelijk gezet.
Het was niet mooi. Procedureel verliep de stemming verwarrend, om niet te zeggen geheel tegen de regels van het huishoudelijk reglement van de synode. Normaliter wordt er eerst over tegenvoorstellen en amendementen gestemd en daarna pas over het oorspronkelijke voorstel (als deze niet zijn aangenomen). Het moderamen had zelf twee voorstellen, geheel ongebruikelijk, en liet nu de stemming over het eigen eerste voorstel voorgaan.
Hoe dan ook: er komt nu dus geen verplichte beraadslaging in de kerkenraden en classicale vergaderingen over een voorstel tot wijziging van de regels. Wel hebben we nu een nieuw fenomeen: de synodale bijsluiter bij de officiële wetsteksten van de kerk. Naast de kerkorde (‘Romeinse artikelen’), de ordinanties en generale regelingen nu ook een afdeling ‘synodale verklaringen ter nadere uitleg’. Die laatste worden door de synode vastgelegd zonder dat deze ‘ter consideratie’ aan de kerkenraden en classicale vergaderingen worden voorgelegd.
De kerkenraden krijgen binnenkort wel een dik pakket met zeer specialistische technische detailwijzigingen in de ordinanties, om de puntjes op de i te zetten wat betreft wijzigingen in verband met wijzigingen over ‘Kerk 2025’.
Heeft het moderamen zich niet teveel gedragen als de moeder die bij dreigend onweer voortdurend roept dat onweer echt heel gevaarlijk is, in plaats van haar onzekere kinderen gerust te stellen door de verwijzing naar bliksemafleiders en andere zekerheden? Trainingen in pastoraat en leiderschap gaan altijd over ‘niet-angstige presentie’. Maar nu voerde krampachtige bezorgdheid de boventoon. Een discussie over een andere tekst over het huwelijk zou het op sommige plekken voor mensen eerder erger dan beter maken. ‘Ik ben bang’ zei ook letterlijk een van de synodeleden die instemde met het moderamenvoorstel, terwijl hij zelf graag homohuwelijken inzegenen wil.
Ik heb Paulus opgevoerd. De Paulus die leiding moest geven in het grootste conflict van de kerk van de eerste eeuw, op de historische tweesprong waar christenen en joden uit elkaar dreven. Hij deed geen water in de wijn bij zijn standpunt van maximale vrijheid op de punten waar het conflict over ging: de besnijdenisverplichting en het wel of niet kosher moeten eten van de nieuwe gelovigen. Hij waste niemand minder dan Petrus de oren die aan deze vrijheid wilde morrelen (lees de brief aan de Galaten). Tegelijk heeft Paulus het principe van gewetensvrijheid en respect voor elkaars geweten geformuleerd dat blijvende ruimte biedt aan ‘zwakken in het geloof’ die een ruime praktijk niet aandurfden, want hij was de apostel van de liefde (lees Romeinen 14). Maar hij liet zich niet intimideren.
Maar in de praktijk hebben gemeenten met hun kerkenraden de ruimte om hun geweten voluit te volgen. ‘Liturgisch is het geen verschil’, zegt de bijsluiter over het onderscheid tussen inzegening van het huwelijk van man en vrouw en de zegening van andere relaties. De omstreden ordinantietekst is in feite onschadelijk gemaakt. Het is nu officieel een dode letter. Sacrosanct maar nietszeggend.