Isaac Watts, 17 juli 1674 Southampton- 25 november 1748 Stoke Newington

Isaac_WattsZorgvuldige taal is nodig om de verwoeste en gedegenereerde wereld te redden

In het nieuwe Liedboek is het aandeel liederen van overzeese oorsprong aanmerkelijk toegenomen ten opzichte van het oude. In 1973 domineerden nog de gezangen van Duitse dichters en componisten. Maar de Engelse liederen staan muzikaal gezien vaak dichter bij ons. In Engeland kwam het dichten van kerkliederen voor samenzang namelijk later op gang dan bij de protestanten op het vasteland.
Isaac Watts geldt als ‘Vader van de Engelse hymnen’. Het was in de tijd dat onze stadhouder Willem III met zijn vrouw Mary op de Engelse troon kwam bij de Glorious Revolution van 1688 die een einde maakte aan een lange periode van gewelddadige conflicten in het land. De grootvader van Watts was ooit gesneuveld in een oorlog met de Hollanders, kleine Isaac lag nog aan de moederborst toen zij met de baby haar man bezocht die in de gevangenis zat omdat hij van een verkeerde overtuiging was. Moeder stamde af van Hugenoten. Isaac dronk het ware geloof en het verlangen naar vrijheid met de moedermelk in. Maar hij zei thuis wel eens wat van het lage peil van de gemeentezang. Het gezin hoorde bij een van de vrije kerken, los van de staatskerk, waar het er vaak niet beter mee gesteld was overigens. Er waren nauwelijks gezangenbundels, veel mensen waren ongeletterd. Het zingen bestond vaak uit regel voor regel voorlezen en dan zingen. Watts’ vader stelde voor dat hij dan zelf eens wat probeerde. Het liederen schrijven ging Isaac aanmerkelijk goed af. Er kwam een stroom gezangen met krachtige teksten uit zijn pen. Sommige daarvan zijn vrije bewerkingen van psalmteksten. ‘O God die droeg ons voorgeslacht’ staat nu dan ook achter psalm 90 in het Liedboek. En ‘Jezus zal heersen waar de zon gaat om de grote aarde om’ is een lied bij psalm 72, want Watts vond niet dat je onder stoelen of banken hoefde te steken dat je als christen bij de koning van de vrede uit deze psalm aan Jezus denkt. Zijn meest bekende lied is waarschijnlijk ‘Er is een land van louter licht’, over de zo herkenbare twijfels op de oever van de doodsrivier. Watts was overigens bij deze liederen terughoudend in het streven naar mooischrijverij. Te mooie poëzie zou eenvoudige gelovigen kunnen verwarren of afleiden..
Watts schreef niet alleen zo’n 750 liederen. Hij werd predikant in Londen, maar vanaf 1712 leefde hij grotendeels buiten de stad bij vrienden, boeken schrijvend over een hele reeks onderwerpen. Ondertussen begon het culturele klimaat te veranderen. Verlichting, rationalisme en een meer sentimentele vroomheid gingen hun beslag leggen op de geesten. Ook Watts schreef over logisch argumenteren en redeneren. Maar zijn liederen gingen langer mee: geestelijke munitie tegen de barbarij in de wereld, met een kenmerkende en krachtige verbinding tussen een klassieke geloofsopvatting en een persoonlijke betrokkenheid.

Bron o.a.: lemma Isaac Watts , door J. W. Schulte Nordholt, in het Compendium bij het Liedboek voor de Kerken 1973

Bastiaan Jan Ader, 30 december 1909, ’s Gravenzande – 20 november 1944,Veenendaal

ader2God heeft me langs deze wegen geleid en ik voel me nu ereburger

Zeventig jaar geleden werd ds. B. J. Ader samen met vijf anderen uit gevangenissen in Utrecht en Amsterdam gehaald en bij Veenendaal gefusilleerd als represaille voor een verzetsdaad. Pauline Broekema heeft dit onlangs gereconstrueerd in haar boek Het Boschhuis, haar oom Piet was een van de anderen. Ds. Ader is ‘Domie’ uit het veelgelezen boek Een Groninger pastorie in de storm. Indrukwekkend beschreef zijn weduwe J.A. Ader-Apels het pastorieleven in de jaren van bezetting, onderduik en activiteiten in het verzet. In 1938 waren ze vanuit Amsterdam helemaal naar het politiek vuurrode puntje van Oost-Groningen getrokken omdat hij predikant werd in Nieuw-Beerta en Drieborg met bijbehorende polders. Veel mensen waren er van de kerk vervreemd door de grote tegenstelling tussen de herenboeren en de arbeiders. Vol enthousiasme stortte hij zich op zijn werk met veel aandacht voor de jongeren, veelzijdig begaafd als hij was.
Vanuit de pastorie waren soms in de verte de treinen te horen die Joden uit Westerbork oostwaarts reden. Ondertussen werd de pastorie een centrum van verzet en van hulp bij het onderduiken van neergeschoten piloten en Joden. ‘Domie’ was soms hele tijden van huis als ‘Mr. van Zaanen’ voor het regelen van onderduik in heel Nederland van Joden uit de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Hij voelde zich net zo goed pastor van zijn ‘duikgemeente’ als van de Groninger kerkgemeenschap. Reizen zat hem in het bloed. In zijn Amsterdamse tijd ging hij een tijdlang zondagsmorgen heen en weer helemaal naar Lochem om daar de kerkdienst op het orgel te begeleiden. En kort na zijn trouwen was hij vanuit een innerlijke drang een half jaar alleen dwars door het politiek al zo onrustige Europa, Turkije en Syrië naar Palestina gefietst, in 1936!
Op 20 juli 1944 werd hij gearresteerd, verraden door een politieman. Door deze arrestatie viel ook het plan in duigen om kamp Westerbork binnen te vallen. Er waren al 200 man ter beschikking. Hij had een belangrijke rol gespeeld in de voorbereiding. Onwillekeurig zie ik een parallel met de lotgevallen van Dietrich Bonhoeffer in Duitsland. Ook een predikant die diep in het verzet zat, 20 juli 1944 is ook de dag van de mislukte aanslag op Hitler van zijn verzetsgroep. En ook ds. Ader was op zijn mogelijke dood voorbereid. Hij had geschreven: ‘Gij zult mij niet verlaten in mijn dood, maar mij – als nat de nevels zijn en koud het vale morgenrood – in eindeloos erbarmen, voor eeuwig bergen in uw schoot’.
Het aantal Joden dat mede dankzij hem en zijn vrouw werd gered loopt in de honderden. In 1967 werd aan het echtpaar Ader postuum door het Israëlische herdenkingscentrum Jad Wasjem de onderscheiding toegekend van ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’.

Zie ook website monument Veenendaal

een foto van het voormalige Van Leeuwen-orgel in de Grote kerk van Lochem, waarop ds Ader een tijdlang organist was:http://reliwiki.nl/images/5/55/Lochem_Grote_Kerk_orgel.jpg

Elizabeth van Hessen-Darmstadt, 1 november 1864, Darmstadt – 18 jul 1918, Alapajevsk (Rusland)

Statue of Elizabeth of Russia, one of the 20th century martyrs aIk laat een schitterende wereld achter mij waar ik een schitterende positie had, maar met jullie samen daal ik af naar een grotere wereld – de wereld van de armen en wie leed te dragen hebben

Op de bijzondere westgevel van de Westminster Abbey in Londen staan boven de ingang twintigste eeuwse martelaren voor het geloof in steen vereeuwigd. De verschillende continenten zijn vertegenwoordigd. Voor Europa staan er Maximilian Kolbe en Dietrich Bonhoeffer maar ook gravin Elisabeth. Zij is een heilige van de Russisch-orthodoxe kerk, 150 jaar geleden geboren als gravin van Hessen-Darmstadt.  Ze was vernoemd naar een middeleeuwse Hongaarse heilige uit haar voorgeslacht. Ze kreeg van haar moeder een Lutherse opvoeding. En Alice nam de kinderen vaak mee naar wees- en ziekenhuizen en huizenvoor invaliden. Elisabeth moest ondanks haar hoge adel ook gewoon huishoudelijk werk doen. Al jong werd ze wees. De jeugdjaren werden vervolgd in Engeland onder bescherming van haar Anglicaanse grootmoeder koningin Victoria. Ze trouwde in 1884 met de vijfde zoon van Tsaar Alexander II van Rusland en ging in 1891 over tot de Russisch-orthodoxe kerk, een zus werd echtgenote van de latere tsaar Nicolaas II. Elisabeth waarschuwde haar zus tevergeefs voor de intrigant Raspoetin. De ondertussen hoog oplopende maatschappelijke spanningen resulteerden in aanslagen. Door een ervan werd ze in 1905 weduwe. Ze raapte zelf de stoffelijke resten van haar man van de straat. Dit werd een keerpunt. Ze koos voor de armen. Ze gaf haar juwelen weg, verkocht veel van haar luxe spullen en stichtte in Moskou het klooster van Martha en Maria voor vrouwen die een leven van gebed en liefdadigheid wilden leiden. Ze had een visioen over diaconaat van vrouwen in het hart van een verwarde wereld. Samen met  zeventien andere vrouwen liet ze zich wijden tot Zusters van Liefde en Genade.  Er kwam een ziekenhuis en een staalkaart van andere filantropische activiteiten.  Er werkten tientallen zusters uit alle lagen van de samenleving. Weesmeisjes uit de sloppenwijken kregen er onderwijs. Voor de Russisch-orthodoxe kerk een uniek klooster.
Maar de Bolsjewieken die na de Russische Revolutie van 1917 de macht grepen, kenden geen liefde en genade. De orthodoxe kerk werd gezien als steunpilaar van het oude regime. Honderden priesters en nonnen werden gevangen, in werkkampen opgesloten of vermoord, veel kerken gesloten en vernield. Bovendien was Elizabeth verzwagerd met de Romanovs. In de nacht na 17 juli 1918 werd ze samen met enkele andere zusters en leden van de tsarenfamilie in een mijnschacht vermoord. Haar heiligverklaring door het Patriarchaat van Moskou vond plaats in 1992.

Martinus van Tours, rond 316 Savaria (Hong) – 8 november 397 Candes (Fr)

Martinus‘Martinus heeft nog maar pas van mij gehoord. Maar toen ik naakt was, heeft hij Mij meteen gekleed’

In de week van Sint Maarten moet het hier natuurlijk over Martinus van Tours gaan. Maarten is nog beter dan sinterklaas geschikt om duidelijk te maken dat heiligenverering zoiets is als mensen in ere houden om hun voorbeeldfunctie. Bovendien heb je bij hem geen last van Pieten met een foute kleur. Zelf ben ik opgegroeid in een omgeving waarin er niet met lampionnen en liedjes gebedeld werd om snoep, helaas. Dat was meer iets van de kustprovincies.
Martinus van Tours werd geboren als zoon van Romeinse ouders. Zijn naam herinnert aan de oorlogsgod Mars. Hij moest militair worden, net als vader. Na zijn opleiding in Padua trok hij naar Gallië. Beroemd is het verhaal dat hij bij een stadspoort van Amiens een bedelaar trof aan wie hij zijn kleren en ook de helft van zijn soldatenmantel gaf. Omdat de helft van de mantel eigendom was van de keizer kon hij slechts zijn eigen helft weggeven. Christus zelf zou hem daarna in een droom verschenen zijn met die halve mantel. Martinus werd in elk geval christen en een jaar na zijn doop verruilde hij zijn dienst als officier in het Romeinse rijk voor de dienst in het rijk van Christus. Het is dan 341. Waarschijnlijk ging hij daarna met de bisschop van Trier op pad en heeft hij kennis gemaakt met het kluizenaarsleven. Met hem komt hij ook in Poitiers bij de bisschop-theoloog Hilarius. Die benoemt de bescheiden man tot duiveluitdrijver, een hogere functie zou Martinus mogelijk geweigerd hebben. In veel verhalen heeft hij de gave van genezing, ook van ‘bezetenen’. Rond 360 is Martinus betrokken bij de stichting van het eerste klooster op Franse bodem. En in 371 wordt hij door de bevolking van Tours gekozen tot bisschop. Volgens een overlevering vond hij zich niet waardig genoeg voor dat ambt en verstopte hij zich, net als de bijbelse koning Saul, maar dan in een ganzenhok. De ganzen verraden hem natuurlijk. Als bisschop zet hij zich in voor de verdere verspreiding van het christendom op het platteland. Hij sticht kerken en een abdij. In een heftig conflict over ketters reist hij naar keizer Maximus in Trier, om te pleiten voor een man die terecht gesteld dreigt te worden. Helaas zonder succes. In de verhalen komt hij naar voren als iemand met een ascetische levensstijl, groot moreel gezag, onverschrokken optreden tegenover de keizer, wars van kerkpolitiek gekonkel in de buurt van de macht.
In 397 stierf Maarten tijdens een visitatiereis aan koorts, ongeveer tachtig jaar oud. Hij werd op 11 november begraven in de basiliek van Tours. Er ligt nog een stuk schedeldak en een armbot. Al gauw na zijn dood kwam de verering op gang. Die verspreidde zich ver over Europa. Er zijn diverse Martini-steden waar de oude hoofdkerk zijn naam draagt. En heel wat dopelingen kregen zijn naam. In het geval van Luther en Martin Luther King erfden ze daarmee kennelijk ook iets van zijn geest.

Afbeelding: St Maarten in de Martinikerk in Groningen

William Temple (15 oktober 1881 Exeter, Devon – 26 oktober 1944 Westgate-on-Sea, Kent)

Nederigheid betekent niet jezelf minder vinden dan andere mensen of een lage dunk hebben van je eigen gaven. Het betekent dat je bevrijd bent van het zus of zo over jezelf denken.

William Temple was een groot kerkleider uit de afgelopen eeuw. In 1942 werd hij net als eerder zijn vader aartsbisschop van Canterbury, na een loopbaan in het onderwijs en de leiding van de bisdommen van Manchester en York. Hij schreef verschillende filosofische boeken. Vanaf de jaren ’20 was hij een spilfiguur in de oecumenische beweging. Met grote internationale conferenties begon de samenwerking tussen kerken van allerlei snit in Europa en ver daarbuiten structuur te krijgen. Het zou leiden tot oprichting van de Wereldraad van Kerken in 1948 in Amsterdam.
Temple leverde ook een belangrijke bijdrage aan toenadering tot het Jodendom. Hij richtte in 1942 samen met opperrabbijn Joseph Hertz de Britse Raad voor Christenen en Joden op ter bestrijding van het antisemitisme in Engeland. In hetzelfde jaar publiceerde hij een spraakmakend boek met een visioen voor een rechtvaardige samenleving na de oorlog. Thema’s als de ontwikkeling van de werkende klasse en de noodzaak van maatschappelijke hervormingen of de verbinding tussen geloof en socialisme hadden hem al zijn hele loopbaan bezig gehouden. Zijn inzet in tijden van grote sociale onrust om strijdende partijen tot constructieve oplossingen te bewegen had groot respect afgedwongen. Maar hij was ook de bisschop die een keer midden onder het gezang de tweeduizend kerkgangers onderbrak, om te vragen om een welgemeend zingen: ‘uw liefde is een groot geheim/ zij vraagt geheel mijn hart en ziel’ of anders liever stil houden.
Midden in de oorlog, maart 1943, drong hij in het Britse Hogerhuis aan op meer actie tegen het Nazi-regime. Hij sprak over de dagelijkse slachting van duizenden Joden. Wie van zulk onrecht weet en niet in actie komt is even schuldig als de passerende priester en Leviet aan de wonden van de in elkaar geslagen man in de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. ‘We staan voor het forum van de geschiedenis, van de mensheid en van God’.
Dat Temple geen protest aantekende tegen het leggen van bomtapijten op tientallen Duitse binnensteden door de geallieerde luchtmacht, leverde hem kritiek op van Quaker-vrienden en van medebisschoppen. Hij was geen pacifist. Maar hij pleitte ook voor onderhandelingen over vrede in plaats van een onvoorwaardelijke overgave.
Het einde van de oorlog maakte hij niet meer mee, gesloopt door jicht die hem levenslang plaagde. Hij was de eerste Anglicaanse bisschop van wie het lichaam op zijn wens gecremeerd werd.

Salome Sticken (rond 1369, Groenlo – 17 oktober 1449, Diepenveen)

Diepenveen beeld Bemoediging (zw-w)Handenarbeid is de pleister op de wonden van de zonden

De Moderne Devotie van de veertiende en vijftiende eeuw is een van de belangrijkste Nederlandse bijdragen aan het christendom in Europa. Mater Salome Sticken is een belangrijk figuur uit de begintijd.
Ze ontving tijdens haar leven al veel respect. Als jonge vrouw was ze op meerdere momenten weggedoken voor de plannen van anderen met haar talenten. Ze gaf zich niet zonder slag of stoot gewonnen aan de gedachte dat Gods roeping soms meer samenvalt met het roepen van mensen dan met het gevoel van je eigen hart. Ze heeft nee durven zeggen en kreeg de ruimte daarvoor.
De beweging van ‘vernieuwde innigheid’ van Geert Grote, Floris Radewijns, Thomas à Kempis kreeg in korte tijd een grote aantrekkingskracht. De beweging voorzag bij veel mannen en vrouwen in een behoefte aan een dieper geestelijk leven, aan hulp bij de bewustwording van innerlijke motivaties en emoties die het gevoel van vrede in de weg staan. Het was van oorsprong juist geen kloosterbeweging. Maar uit de leefgemeenschappen die er her en der in steden ontstonden, allereerst langs de IJssel, groeide toch snel een nieuwe kloosternetwerk, de congregatie van Windesheim.
Vader Sticken, notabele in Groenlo, voedde zijn gezin al op in de geest van de boodschap van Geert Grote. Dochter Salome leefde een poosje ‘werelds’ voor ze in het Deventer zusterhuis intrad. Ze kreeg er al snel de functie van rectrix. Maar al in 1407 verliet ze dit huis en deze functie. Ze had ook geweigerd mee te doen aan een nieuw klooster in Renkum, maar liet zich vervolgens wel strikken voor intrede in het nieuw te stichten vrouwenklooster van Diepenveen. Bij de officiële institutie in 1412 werd zij tot priorin verkozen. Ze bleef het tot haar ontheffing op eigen verzoek in 1447.
Ze werd geprezen als ‘vuerich inder vermaning ende seer stichtich inder wanderinge’, vurig én vroom dus. Van haar hand bleef een Wijze van leven bewaard, geschreven voor een nieuw zusterklooster elders. Het geeft een prachtig inkijkje in het leven van de zusters, maar ook in haar ziel. Ze blijkt enorm genoten te hebben van het samen met de zusters bezig zijn in werkzaamheden ‘zoals als bakken, brouwen, spitten en spinnen, wassen of andere, hetzij gewichtige, hetzij alledaagse karweien’. Want Christus kun je wel in de gebeden in de kerk ontmoeten, maar Hij is ‘met nog overvloediger genade aanwezig in de nederige en onaanzienlijke werkzaamheden die gebeuren uit liefde en met het verlangen Hem te behagen’.
Zo meteen maar eens goed opletten bij het koken.

foto: beeldengroep bij de kerk van Diepenveen

Albertus Christiaan Kruyt (10 oktober 1869 Surabaja – 19 januari1949 ‘s –Gravenhage)

Ieder, die slechts een weinig dieper in de geschiedenis der menschheid is doorgedrongen, zal moeten erkennen de enorme macht, die de godsdienst heeft gehad en nog heeft op de maatschappelijke ontwikkeling van het volk

Waar liggen de contactmogelijkheden van het Evangelie? Misschien geeft een André-Hazes-lied in de liturgie een betere instap dan een oude psalm? Vragen in het kerkelijk pionierswerk van nu stonden een eeuw geleden centraal in het werk van A. C. Kruyt. Hij was een van de grote figuren uit de protestantse zendingsgeschiedenis van ons land. Vaak wordt hij in één adem genoemd met de taalgeleerde Adriani. Samen waren ze actief op Celebes (Sulawesi) in het toenmalig Nederlands-Indië.
Kruyt was geboren op Java. Vader was ook al zendingspionier. Na zijn zendingsopleiding vestigde hij zich als een van de eerste westerlingen in het Poso-gebied, waar hij veertig jaar zou werken als zendeling, gemeentestichter en volkenkundig onderzoeker. De bevolking van het gebied werd in Kruyts tijd nog aangeduid als Toradja’s. De Poso-zending werkte met een baanbrekende methodiek, gericht op volkskerstening en niet alleen maar het winnen van individuele zielen. Kruyt ging uit van de stammensamenleving. De kerk moest ingeplant worden in het volksleven. Daarvoor was bestudering van het volksleven nodig en het zoeken naar passende vormen die aansloten bij volksgebruiken. En al helemaal het spreken van de taal. Dus geen Maleisisch. Via geleidelijke ontwikkeling zouden mensen kunnen komen tot een nieuwe visie, beleving en praktijk. Want ‘primitief’ is niet hetzelfde als ‘slecht’. Onder zendelingen was er veel discussie over de grote dodenfeesten van de Toradja’s. Kruyt voerde de praktijk in van gezamenlijke schoonmaak van de graven op Tweede Paasdag.
Na zijn terugkeer naar Nederland (1932) bekleedde Kruyt diverse bestuursfuncties, voltooide hij zijn publicatiereeks over Celebes en was hij docent in het zendingsonderwijs. Maar zijn visie leek nu snel achterhaald. Gereformeerden hadden altijd al gevonden dat de hervormde Kruyt Gods Woord teveel aanpaste aan de menselijke ziel in plaats van dat de ziel aangepast werd aan het Woord. Door nieuwere theologie en de opkomst van nationalistische bewegingen kwam in de zending de nadruk te liggen op de verzelfstandiging van de kerken en op gemeenteopbouw. Kruyt had met zijn visie op ontwikkeling juist geen haast gehad met verzelfstandiging van kerken. Maar toen 55 jaar na zijn komst op Midden-Sulawesi een kerk werd geïnstalleerd met 80.000 leden was dat ook voor hem een grote dag.
Aan het einde van de afgelopen eeuw liepen de spanningen tussen bevolkingsgroepen hoog op. Mensen keerden weer terug naar oude praktijken als het koppensnellen. Christenen op Sulawesi gingen het toen alsnog betreuren dat er in hun kerken onvoldoende aansluiting was geweest bij oude animistische praktijken, zoals ooit Kruyt had bepleit. Waarop men nadrukkelijker het Avondmaal ging vieren: de dodenmaaltijd met ‘magische’ werking als je gelooft.

A.C. Kruyt

Mahatma Gandhi (2 oktober 1869, Porbandar, India – 30 januari 1948, New Delhi, India)

‘Jullie christenen dragen zorg voor een document dat genoeg dynamiet bevat om alle beschavingen op te blazen, de wereld op zijn kop te zetten en vrede te brengen aan een door gevechten verscheurde wereld’

In India is 2 oktober zijn gedenkdag. Een Hindoe op een christelijke getuigenkalender? In het geval van Gandhi kan daar weinig discussie over zijn. Jezus was voor Gandhi een belangrijke inspiratiebron. De woorden van de Bergrede waren voor hem goudomrand. Met zijn eigen keuze voor actief geweldloos verzet tegen discriminatie en onderdrukking door de Britten inspireerde hij vervolgens Martin Luther King in zijn even geweldloze strijd voor burgerrechten van de zwarte bevolking in de VS. En vele anderen. In de Hitlertijd wilde Dietrich Bonhoeffer naar Gandhi toe om ervaringen op te doen voor het predikantenseminarie dat Bonhoeffer ging opzetten voor de Belijdende Kerk. Hij was welkom in zijn ashrams, maar het is er niet van gekomen. In zijn briefje aan Bonhoeffer herinnert Gandhi hem er aan dat er wel vegetarisch gegeten wordt.
Ooit stond ik met andere theologen op het aftandse station van Pietermaritzburg, Zuid-Afrika. Een plaquette gaf aan dat het daar begonnen was. De jonge advocaat Gandhi was er uit te trein gezet omdat hij weigerde met zijn kaartje eersteklas in de derde klas plaats te nemen. Deze discriminatie van Indiërs maakte hem tot een strijdvaardig pleitbezorger van hun burgerrechten. Beroemd werd het vreedzaam verzet van 1906 tegen de ‘pasjeswetten’. Dit jaar precies een eeuw geleden keerde hij van Zuid-Afrika terug naar India, net als Zuid-Afrika toen nog onder Brits bewind.
Gandhi heeft door zijn eigen optreden ongetwijfeld ook bijgedragen aan bijstelling van het christelijke beeld van Jezus! Wat leek hij op hem, in zijn witte kledij, zijn sobere leven, zijn volstrekte solidariteit met de armsten, de ‘onaanraakbaren’ die hij ‘kinderen van God’ noemde. Hij ging voorop in een lange zoutmars van 600 km naar de Oceaan, heel wat vreedzamer dan de lange mars van Mao tezelfder tijd in China, als een Jezus die door Galilea en Judea mensen op sleeptouw neemt voor het Koninkrijk van God. En hij liep ook niet weg voor het risico van een gewelddadige dood. Die vond plaats op 30 januari 1948. Kort na die moord gaven de Britten hun kolonialistische greep op het subcontinent van India-Pakistan op.
En nog altijd zijn er gemeenschappen in India die helemaal in zijn geest leven. Veel idealen zijn helemaal niet verwezenlijkt. Maar wie heeft gezegd dat de tocht kort zou zijn?
Gandhi 3

Thomas Clarkson (28 maart 1760, Wisbech (Cambridgeshire) – 26 september 1846 Ipswich)

Thomas ClarksonWaarachtig christendom geeft haar sympathie niet aan land of huidskleur, maar voelt voor allen die worden vervolgd, waar ze ook leven

Clarkson was de belangrijkste activist voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij. Hij was zoon van een dorpsschoolmeester/priester. Toen hij op het St. John’s College te Cambridge studeerde vond daar een opstelwedstrijd plaats over de vraag ‘Is het wettig om iemand tegen zijn wil slaaf te maken?’ Hij begon er alles over te lezen en won de wedstrijd. Kort erna voelde hij dat God hem riep om de rest van zijn leven aan de bestrijding van de slavernij te wijden. Hij begon mensen die met de slavenhandel te maken hadden te interviewen en maakte contact met de tegenstanders van slavernij aan weerskanten van de oceaan. Met An essay on the slavery and commerce of the human species won hij vele mensen voor de zaak van de abolitionisten. Er zouden nog vele publicaties volgen. De eerste petitie aan het Britse parlement kwam er in 1783, ondertekend door ruim driehonderd Quakers, met wie hij zich geestverwant voelde. Er kwam een Comité voor de afschaffing van de slavenhandel van de grond, met Thomas Clarkson en William Wilberforce als belangrijkste oprichters. Wilberforce ijverde voor de zaak in het Britse Lagerhuis. Er was veel tegenstand want de slavenhandel was een zeer winstgevende business. In 1787 werd Clarkson aangevallen in Liverpool door een bende zeemannen die betaald waren om hem uit te schakelen. Hij ontsnapte ternauwernood, maar het veranderde niets aan zijn gedrevenheid. Hij reisde het land rond, 35.000 mijl te paard, bezocht slavenschepen, interviewde wel 20.000 zeemannen en voerde een aanschouwelijke campagne met educatief materiaal zoals ijzeren handboeien, beenboeien, duimschroeven, gereedschap om slaven de kaken te openen en brandijzers. Hij kreeg de hulp van twee scheepschirurgen Falconbridge and Arnold. Wat ook hielp was het autobiografische verhaal van Equiano Olauhdah (Gustavus Vassa), een Nigeriaanse slaaf die zich vrijgekocht had. Wilberforce gaf een eerste abolitionistische speech in het Britse Lagerhuis op 12 mei 1789. Maar in 1791 werd het wetsvoorstel tegen de slavenhandel weggestemd. Waarop een suikerboycot volgde. Pas met een nieuwe regering kwam op 4 februari 1807 de Wet tegen de slavenhandel in de Britse koloniën er eindelijk door.
Intussen was Clarkson getrouwd met de jonge schoonheid Catherine Buck, maar financieel door alle acties aan de grond geraakt. Dankzij vrienden kon hij toch gaan werken aan een historisch overzicht van de strijd tegen de slavenhandel. Tegelijk begon nu ook het verzet tegen de slavernij zelf. Clarkson, nu al een zestiger, trok opnieuw het land in. Oude netwerken werden geactiveerd om publieke opinie en parlement te beïnvloeden. In 1833 werd eindelijk ook de slavernij zelf bij wet afgeschaft, ondanks de enorme economische nadelen die er aan deze afschaffing verbonden waren!
Nu de rest van de wereld nog (Nederland volgde pas 30 jaar later). Ook op een belangrijke anti-slavernij conventie 1840 was Clarkson nog de belangrijkste spreker. De laatste jaren van zijn leven dwongen oogproblemen hem tot kalmte.

Bronnen o.a.:
http://spartacus-educational.com/REclarkson.htm
http://gallery.nen.gov.uk/audio75970-abolition.html (citaat 1840)

Nicolaas Beets (13 september 1814, Haarlem – 13 maart 1903, Utrecht)

Nic BeetsDoen door laten

Tweehonderd jaar geleden werd Nicolaas Beets geboren. Hij werd beroemd als de schrijver van de Camera Obscura, literair hoogtepunt uit het Biedermeier, het tijdperk van trekschuiten en ruisende jurken. De auteur was een theologiestudent.
Eenmaal predikant trok Beets veel publiek. Rijtuigen kwamen van heinde en ver naar Heemstede. Hij had zich intussen aangesloten bij het Réveil, de internationale opwekkingsbeweging van gegoede burgers. Uit zijn pen vloeiden voortaan vooral preken in veelgelezen bundels Stichtelijke Uren. Verschillende liederen droeg hij bij aan de hervormde Vervolgbundel van 1866. ‘Daar is uit ’s werelds duistre wolken’ en ‘Wie heeft op aard de prediking gehoord’ hebben het nieuwste Liedboek niet meer gehaald, maar wel een gedicht dat veel ouderen op de christelijke lagere school vaak uit het hoofd hebben geleerd (p. 568). ‘De moerbeitoppen ruisen’ / God ging voorbij /Neen, niet voorbij, hij toefde/ Hij wist wat ik behoefde /En sprak tot mij
Een heel eigen positie nam hij in toen de anti-revolutionairen van het Réveil zich steeds meer gingen organiseren. Hij was oprichter en voorzitter van de predikantenvereniging ‘Ernst en vrede’, de eerste organisatie van de ‘ethisch-irenischen’ zoals ze spottend genoemd werden. Tot ergernis van Groen van Prinsterer en de zijnen gaf hij niet thuis als er acties en manifestaties op touw gezet werden om veranderingen af te dwingen in de kerkelijke organisatie. Hij was wars van partijvorming en kerkscheuring. Getuig met respect voor anderen van je mening, maar pleeg geen machtspolitiek! En met zijn milde vriendelijkheid was hij door dik en dun de vriend gebleven van mr. J. J.L. van der Brugghen, de sympathieke eerste regeringsleider uit de antirevolutionaire beweging, maar verantwoordelijk voor de Schoolwet uit 1857 die in de ogen van de antirevolutionairen een mislukking was. Iedereen had hem vervolgens laten vallen.
Doen door laten was Beets’ motto. Hij herkende zich niet in de ‘te groote bezorgdheid, te zichtbare inspanning, te grote voorbarigheid’ waarmee men in kerk en staat voor principes streed. Jezus deed heel veel níét. Activisme en geldingsdrang walst gauw over mensen en gevoelens heen die misschien ook recht van bestaan hebben. In het Victoriaanse tijdperk van stoom, ijzer en ijverige organisatie was dit een dwars maar spiritueel tegengeluid.
Na een predikantschap in Utrecht werd hij daar hoogleraar theologie. Maar in wetenschapsbeoefening lag niet zijn kracht. Hij was een actief pleitbezorger voor het in- en uitwendige zendingswerk. Als hoogbejaarde was hij nog voorganger bij een koninklijke begrafenis.

 

Joseph Kam (19 sept 1769 ‘sHertogenbosch gedoopt – 18 juli 1833 Amboina)

interieur prot kerk Ambon ‘.. om het dwalend menschdom tot het licht der waarheid te brengen het welk ons aanstraald in het aangezicht van Jezus Christus’

Joseph Kam kreeg de eretitel ‘Apostel van de Molukken’. Door zijn vader was hij in aanraking gekomen met de Hernhutter Broeders in Zeist. Pas in 1808 zag hij kans gehoor te geven aan het verlangen om zendeling te worden. Kam werd de eerste kwekeling van het pas opgerichte Nederlandse Zendelingengenootschap. Het was de tijd van de Franse overheersing. Om zijn opleiding goed af te kunnen ronden liet men hem door de zeeblokkade ontsnappen naar Engeland. Tweehonderd jaar geleden, in 1814, kwam Kam in Nederlands-Indië aan, toen ons Koninkrijk de zeggenschap overnam van de Britten. Hij werd predikant op Ambon. Door de omvang van zijn taken en van het gebied dat hij in supervisie kreeg leek hij meer een protestantse bisschop met een diocees van enkele tienduizenden zielen. Hij legde een enorme werkkracht aan de dag. Schijnbaar onvermoeibaar reisde hij soms maandenlang achter elkaar door de archipel, op een gegeven moment met een zelf aangeschafte schoener en toen deze schipbreuk leed vervolgens een grotere.
Het christendom had – net als de islam – al wortel geschoten. Kam zag toe op de organisatie en opbouw van de gemeentes op de verschillende eilanden die hij langs trok. Zijn voorganger in de tijd van Brits gezag was baptist geweest. De kinderdoop was vanaf 1801 achterwege gebleven en dat leverde een stuwmeer aan dopelingen op. Kam zette het maximum op 130 per dienst.
Predikanten waren in het Koninkrijk van Willem I een soort ambtenaren en toezicht op het onderwijs was er een belangrijke taak. Het kerkelijk opbouwwerk maakte deel uit van de beschavingsmissie van het Hollandse gezag. Het christendom dat werd gestimuleerd was dan ook erg Europees. Kam trad streng op tegen restanten van oude inheemse godsdienst. Met zijn eigen drukkerij zorgde hij ervoor dat er bijbels, leer- en liedboeken in het Maleis werden verspreid. Hij stimuleerde ook fluitorkesten voor de ondersteuning van de gemeentezang. Aan de oplossing van het tekort aan goed opgeleide ‘godsdienstonderwijzers’ en ‘assistenten’ kon Kam slechts een begin maken.
Kam schijnt een warmere geloofsbeleving ingebracht te hebben ten opzichte van het stijle en formele protestantisme dat in de eeuw ervoor met de VOC was aangewaaid. Hij schreef zelf uitvoerige verslagen voor de gouverneur over zijn tochten over zee, de ontmoetingen met plaatselijke leiders, de kerkdiensten her en der. Het lijkt soms alsof je het bijbelboek Handelingen leest over de zendingsreizen van de apostel Paulus. Het is wel duidelijk wie het grote voorbeeld van deze apostolische ijver was.

Katharina Zell, geb. Schütz (1497/98, Straatsburg – 5 september 1562, Straatsburg)

Kath ZellDe wegen van God zijn soms moeilijk te doorgronden en verborgen, maar de ware kinderen van God kunnen een offer brengen, zoals ook Abraham

Katharina Zell werd het prototype van de protestantse domineesvrouw. Na de Reformatie van de zestiende eeuw konden geestelijken trouwen. Kloosters werden gesloten. Voor veel vrouwen was dat een plek geweest waar ze zich vergaand konden ontwikkelen en leidinggevende kwaliteiten laten zien. Nu werd de pastorie de beste plek daarvoor. Katharina von Bora (Luther) en Idelette van Buren (Calvijn) waren niet de eersten. Het begon in Straatsburg, belangrijk toevluchtsoord voor voortvluchtige protestanten. In 1523 kreeg het in één jaar drie predikantsechtparen. Martin Bucer kwam er aan met een voormalige non, Matthias Zell bevestigde een priester-collega met zijn concubine in een officieel huwelijk en trouwde zelf met Katharina Schütz.
Ze was dochter van een schrijnwerker in de stad. Ze had zich schriftelijk met de kerkhervorming in de stad bemoeid en verdedigde in een publicatie het priesterhuwelijk. Eenmaal getrouwd werd ze actief in de zorg voor armen, zieken en gevangenen. De grote pastorie functioneerde als een soort herberg voor wie bescherming zocht en in nood verkeerde. Ten tijde van de Boerenoorlog organiseerde ze de opvang van 3000 vluchtelingen in de stad. Ze zorgde voor de catering bij conferenties van de leiders van de Reformatie. Ze schreef ook verhandelingen over geloofsthema’s en troostbrieven en verzorgde de uitgave van een liederenbundel. Bij het overlijden van haar man in 1548 hield ze zelf de begrafenistoespraak. ‘Mijn hulpprediker’ had hij haar genoemd.
Terwijl de verschillende leidende figuren van de Reformatie hun onderlinge verschillen nogal eens breed wilden uitmeten wees zij graag op wat ze gemeenschappelijk hadden. Niemand minder dan Luther erkende haar talent om de boel bij elkaar te houden. Tot haar dood toe bleef ze in gesprek met figuren binnen de reformatiebeweging die door anderen al waren buitengesloten. En tegenover het beruchte zwijggebod van de apostel Paulus zette ze met gevoel voor ironie de sprekende ezelin die profeet Bileam tot luisteren had gedwongen.
Toen ze een predikant op de vingers tikte over zijn gepraat over een collega, kreeg ze te horen dat ze de vrede verstoorde. Ze zou geantwoord hebben met een opsomming van haar bezigheden: slachtoffers van een epidemie bezoeken, doden begraven, gevangenen en ter dood veroordeelden bezoeken, geen tijd nemen voor frivool amusement. Vaak drie dagen en nachten niet gegeten en geslapen. Nooit de kansel beklommen, maar meer gedaan dan menig voorganger in het bezoeken van wie er ellendig aan toe waren. Hoezo de vrede niet bewaren?
Het volgen van Christus betekende dus niet dat een vrouw een volgzaam typetje moest worden.

Enkele bronnen: 
http://www.kerkbladvoorhetnoorden.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=2158:katharina-zell&catid=14:artikelen&Itemid=28 (Christa Boerke)
http://www.frauenundreformation2017.at/sites/default/files/deutschland_0.pdf
Christian Müller, ‘Katharina Zell’, in: Peter Zimmeling (hersg), Evangelische Seelsorgerinnen (google books)

Over haar portret:
ik heb het vermoeden dat haar portret, ergens in Wittenberg op een moderne muurschildering aangebracht en op internet onder haar naam te vinden, wordt verward met dat van Wibrandis Rosenblatt, echtgenote van de drie hervormers Oecolampadius, Cato, Bucer.

Augustinus van Hippo, 13 november 354 Thagaste – 28 augustus 430 Hippo Regius

AugustinusBemin en doe dan wat je wilt. Alleen vanuit de liefde wordt alles waardevol en zinvol. Draag daarom de liefde in je hart, want uit de liefde kan niets anders dan goeds voortkomen.

28 augustus is de naamdag van kerkvader Augustinus.
Augustinus was welbespraakt en een begenadigd schrijver. Zijn boeken en preken werden een onuitputtelijke bron van inspiratie geworden voor theologie, spiritualiteit en prediking tot op de huidige dag. Dat geldt zowel voor rooms-katholieken als protestanten. Calvijn, Luther, Karl Barth maar ook de Friese dominee Noordmans waren grote Augustinus-kenners. En wijsheden van Augustinus doen zelfs de ronde in moderne coaching.
Hij was van Berberse komaf en werkte aan het einde van de vierde eeuw als bisschop in het huidige Algerije. Het christendom had definitief beslag gelegd op het Romeinse rijk en Augustinus zette de christelijke leer over genade en onvrije wil, uitverkiezing en zonde voor eeuwen stevig in de verf.
Maar met de liefde ligt het bij Augustinus ingewikkeld. Toen hij zich onder invloed van de preken van Ambrosius bekeerde tot het christelijk geloof kwam een droom van zijn moeder uit, maar was het tegelijk gedaan met de vrouwen in zijn leven. Zijn concubine liet hij naamloos in de geschiedenis verdwijnen. Zijn moeder die hem letterlijk achtervolgd met haar gebeden, overleed kort erna. Hij koos voor een celibatair leven in een kloostergemeenschap.
Augustinus was een zinnelijk mens. Hij heeft prachtige bladzijden gewijd aan ons verlangen en hunkeren naar liefde. ‘Veel te laat heb ik jou lief gekregen, Schoonheid wat ben je oud, wat ben je mooi’ zingt zijn ziel als hij de waarheid van de liefhebbende Vader van de Bijbel heeft ontdekt. En om deze God te vinden hoeven we onze zintuigen niet uit te schakelen. Als we ons maar niet laten foppen door wat ze aan kortstondige bevrediging brengen. We moeten de verrukking maar bewaren voor wat God ons aan waarheid, goedheid en schoonheid in zijn liefde.
En Augustinus wil het huwelijk niet minachten en schreef er een geestelijke gids voor. Onze lichamelijkheid maakt deel uit van Gods goede schepping. Maar hij zadelde de Kerk wel op met een leer van de erfzonde die een fataal verband legde tussen zondig begeren en seksuele behoefte. Hij rekende te fors af met een terrein dat zich inderdaad maar moeilijk onder controle van wil en verstand laat brengen. Het leverde in zijn geval wel uitbundige lofprijzingen op de kracht van de liefde op als ze eenmaal verenigd is met Gods liefde. Daar waar we weten van geven, vergeven en elkaar sparen, daar is niets minder dan Gods eigen liefde aan het werk. Ubi caritas, ibi Deo.

Guillaume Groen van Prinsterer, 21 augustus 1801 Voorburg – 19 mei 1876 Den Haag

Groen van PrinstererVasthouden aan de waarheid eist vasthouden aan de plichten die voor ieders bijzondere positie en betrekking zijn opgelegd. Laat ons trouw zijn, een ieder op zijn eigen plaats.

Als er iemand bij veel protestanten op een hoog voetstuk kwam te staan, dan Groen van Prinsterer wel. Grondlegger van protestants-christelijke politiek in Nederland. Gaf als een generaal leiding aan de ‘mobilisatie’ van het protestantse volksdeel. Een van zijn succesvolste marsbevelen betrof de organisatie van het christelijk onderwijs in CNS-scholen.
Groen paarde groot inzicht aan een diep en orthodox geloof. En aan de deur van het royale pand van het echtpaar Groen dichtbij het Binnenhof of van hun zomerverblijf in Wassenaar werd niet tevergeefs geklopt voor een bijdrage uit hun grote portemonnee om protestants onderwijs en andere initiatieven van de ‘kleine luyden’ te bekostigen.
Groen studeerde in Leiden rechten samen met Thorbecke, later zijn grote politieke tegenstander. Het huwelijk met Betsy van der Hoop bleef kinderloos. In Brussel kwamen zij dankzij hun predikant Merle d’Aubigné onder de invloed van de opwekkingsbeweging van het Réveil. Uit schrik over de revolutiegeest van de Belgische opstand begon hij vanaf 1829 met zijn blad Nederlandsche Gedachten. Ook al was hij in dienst van de Koning, het belette hem niet om kritiek te uiten op de harde maatregelen tegen de Afgescheidenen van Hendrick de Kock die het eenheidsideaal van Willem I doorkruisten. Meerdere keren zat hij in de Tweede Kamer. Als tegenstander van de slavernij mocht hij in 1853 voorzitter worden van de Staatscommissie afschaffing slavernij, helaas zonder direct succes.
Zijn boek Ongeloof en Revolutie, aan de vooravond van de belangrijke grondwetswijziging van 1848, vormt tot vandaag een soort bijbel van christelijke politici. Hier werd stevig aan het denken gezet over de gevaren van de volkssoevereiniteit die heel Europa leek te begeren. Wat voor ongeest kan er aan de macht komen als staat en maatschappij niet van eerbied voor de God van de Bijbel zijn vervuld? Tijdens de Duitse bezetting had menig protestant het zetje nodig van een zin uit dit boek om de schroom te overwinnen om in verzet te gaan tegen de overheid. ‘Ik wil geen uitlegging onderschrijven, welke ons verplichten zou de gekroonde rover die gisteren de wettige Vorst verjaagd heeft, heden als een van God verordineerde macht te beschouwen.’
Groen predikte beginselvastheid. Tot zijn erfenis behoren ook de negatieve kanten van partijschap, van heftig debat over de principes en afkeer van theologie die de hoofdzaken van het christelijk geloof eigentijds nuanceert. Zelf bleef hij een gentleman die al te felle aanhangers wel maande om op de bal te blijven spelen en niet op de man. En vòòr alles ‘geen staatsman, maar evangeliebelijder’.

Marga Klompé, 16 augustus 1912 Arnhem – 28 oktober 1986 ‘s-Gravenhage

Marga KlompéHoe ik vond dat je God het best kon dienen, was in wezen irrelevant. Belangrijker was hoe God vond dat Hij gediend wilde worden.

Op lijstjes van beeldbepalende figuren van het Nederlandse christendom uit de voorbije eeuw kom je steevast ook Marga Klompé tegen. ‘Liever weinig goed, dan veel vluchtig’ was een van haar uitspraken. Maar de eerste vrouwelijke minister van ons land had een indrukwekkende politieke loopbaan. Ze had een groot aandeel in de uitbouw van de moderne verzorgingsstaat. Ze bleef daarbij nadrukkelijk rooms-katholiek gelovig christen. Als het moest ook kritisch naar kerk en paus.
Margaretha Albertina Maria Klompé wordt geboren op 16 augustus 1912 te Arnhem. Vader is eigenaar van een kleine postpapierfabriek. Als studente in Utrecht neemt ze afstand van haar rooms-katholieke opvoeding en geniet ze van de bevrijding van alle regels en betutteling. Maar ze maakt een crisis door die haar terug brengt in de moederkerk, wel met blijvend respect voor andere vormen van godsdienst. Ze is actief in het verzet als koerierster, wordt docente scheikunde in Nijmegen en promoveert in wis- en natuurkunde. Dan gaat ze voor de KVP de Tweede kamer in. Ze schrijft in haar dagboek dan ze hoopt ‘dat God mij de kracht geeft om mijzelf te blijven en in deze sfeer iets uit te dragen van de Liefde en de Rechtvaardigheid’. In 1955 stemt ze vóór afschaffen van de regel dat leraressen en ambtenaressen automatisch ontslag krijgen bij hun huwelijk, ook al stemmen de 28 mannelijke collega’s in de fractie tegen. In 1956 begint haar eerste ministerschap. Op haar conto staan de Algemene Bijstandswet uit 1963 en de Omroepwet van 1966. Joseph Luns noemt haar “Onze lieve vrouwe van altijddurende bijstand”. Ze wordt wel geplaagd om de grote ernst waarmee zij haar taken uitvoert.
Ze maakt zich ook in kerkelijke zaken in internationaal verband verdienstelijk, in het bijzonder op het gebied van vrede, ontwapening en ontwikkeling. Als het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) de celibaatsverplichting voor priesters wil handhaven, ondertekent ze een protestbrief van tachtig vooraanstaande politici en wetenschappers in de wereld. Ook al bleef ze zelf ongehuwd. Twintig jaar later uit ze zich in een open brief ter gelegenheid van het pausbezoek aan Nederland (1985) uiterst kritisch over het bestuursapparaat rond de paus en het gemis aan ware, echte zielzorg. Ze vreest dat paus Johannes Paulus II ‘allerlei hoopvolle tekenen van onze tijd, van hedendaags waardebesef niet verstaat en zo schade toebrengt aan de blijde boodschap van het Evangelie waarvoor hij zich inzet’.
Haar stem klonk nogal deftig. Haar hart zat duidelijk op de goede plaats.

Bron: E. Borgman, In liefde en rechtvaardigheid. Het dagboek van Marga Klompé 1948-1949 (2012)

Thomas a Kempis

Thomas a KempisSchrijf, lees, zing, zucht, zwijg, bid en verdraag manmoedig wat u tegenloopt

• plm 1380, Kempen
† 25 juli 1471, Windesheim

Thomas Hemerken werd geboren in Kempen. Hij ontving onderwijs bij de Broeders des Gemenen Levens in Deventer. Eenmaal kloosterling in het Bergklooster in Zwolle wordt hij de man ‘met een boekje in een hoekje’. De beweging van de Moderne Devotie krijgt intussen een steeds bredere actieradius, een beweging van mannen en vrouwen die in gemeenschappen wonen en zich wijden aan groei in geestelijk leven. Thomas´ boek
De navolging van Christus, gegroeid tussen 1420-1441, is de rijpste vrucht van deze beweging geworden. Het kwam te liggen op de nachtkastjes van uiteenlopende figuren als Florence Nigthingale, paus Johannes Paulus II en Bill Clinton. Geen wonder, want het is een vriendelijk spiritueel zelfhulpboek. Het wil helpen grip te krijgen op de innerlijke krachten die je allerlei kanten uit willen sturen  en vaak niet in de richting waarin je voor God, de naaste en jezelf een beetje aangenaam mens bent. Geen geloofsleer, maar gids voor geestelijk leven. 

Niet dat je deze eeuwenoude bestseller uit Zwolle steeds met rode oortjes leest. Je moet bij de Moderne Devoten wel erg nadrukkelijk afzien van allerlei ‘wereldse’ genietingen. Soms lijkt het boek vooruit te lopen op de sombere spiritualiteit die nog wel in de Bible Belt rondwaart: hoe onwaardiger je jezelf vooral probeert te voelen, hoe meer kans op een ervaring van genade. Maar als je dit met een korreltje zout neemt, vind je kostbare handvaten voor het winnen van echte innerlijke levensvreugde en ook heel nuchtere waarnemingen.
Thomas gebruikt vaak het beeld van het ‘bezoek’ dat je kunt krijgen van God. Hoe houd je de deur voor Hem open zodat het vuur van de liefde en het licht van inzicht weer wordt aangewakkerd? En zoals de titel al aanduidt is Jezus het aandachtscentrum. Voor Mariaverering en heiligenaanbidding moet je bij Thomas niet erg zijn. Hij wil vooral verbinden met Jezus. Beschouwingen over de geestelijke betekenis van brood en wijn van het Avondmaal vormen het hart van het boek.
Thomas heeft nog wel heel wat meer schrijfsels nagelaten. Minstens drie keer schreef hij de hele Bijbel over. De Devoten geloofden enorm in het belang van goede teksten om op te kunnen ‘kauwen’ en schreven die driftig over, voor zichzelf en op bestelling. Van copyright was voor de uitvinding van de boekdrukkunst geen sprake. Daarmee is De Navolging een boek dat vooral ook uitdaagt om zelf teksten te vergaren in een raperarium, een citatenboek om al mediterend je eigen moderne devotie vorm te geven. Blijven plakken dus.

(2014)

Nelson Mandela: 18 juli 1918 Mvezo, Oostkaap – 5 december 2013 Johannesburg

Nelson MandelaVergeet nooit dat een heilige een zondaar is die blijft proberen

Een heiligverklaring door de paus of de Anglicaanse Kerk zal ‘Madiba’ (‘koning’) Mandela niet ondergaan. Hij vond zichzelf ook geen heilige of messias. Als jongeman was de knappe Nelson een vrouwenversierder. In het ANC had hij Afrika rondgereisd voor de militaire vleugel die sabotage en aanslagen pleegde. En toen hij na jarenlange gevangenschap vrij kwam om leiding te geven aan een vreedzame overgang van apartheidsstaat naar regenboognatie Zuid-Afrika en de eerste vrije verkiezingen eraan kwamen, moest er buitenlandse diplomatie (en gebed) aan te pas komen om de tegenstellingen tussen zijn ANC en de Inkatha-partij van de Zoeloes niet te laten ontaarden in een etnisch drama zoals ongeveer tezelfder tijd in Rwanda plaatsvond. In zoverre geen heilige.
Maar wel een gedenkwaardig mens. Het is geen wonder dat Robbeneiland waar hij samen met veel andere anti-apartheidstrijders zo lang in gevangenschap doorbracht, een soort bedevaartsoord werd. Ex-gevangenen tonen bezoekers het dunne matje op de betonnen vloer waarop men moest slapen en de kleine cel met bed die Mandela later kreeg. Je kunt er de steengroeve bezoeken waar ze moesten bikken en door de schittering van de zon oogkwalen opliepen omdat ze geen zonnebrillen kregen. Uitermate gedisciplineerd, vastberaden en met een ongebroken geest sloeg hij zich door de jarenlange gevangenschap heen.
In de verhalen van afgelopen december na zijn overlijden hoorde je niets over de rol van religie. Zuid-Afrika is doordrenkt van christendom. Mandela had ook christelijk onderwijs genoten. De apartheidsmannen beriepen zich op Bijbel en calvinisme, maar de Bijbel was ook inspiratiebron voor de zwarte bevolking en mensen van het verzet. Mandela zelf was kennelijk geen bijbellezer en kerkganger. Maar midden tussen allerlei teksten uit zijn gevangenschap staan ook de opmerkelijke bladzijden waarin hij voor zijn vrouw Winnie op nieuwjaarsdag 1970 uit zijn geheugen een roman samenvat die hij in 1964 had gelezen. Daarin schrijft Pontius Pilatus een brief aan een vriend over het proces van Jezus van Nazareth en de diepe indruk deze man op hem gemaakt had. ‘Op zijn gezicht stond een glans van liefde en hoop geschreven; maar op hetzelfde moment vertoonde hij de uitdrukking van iemand die diep bedroefd was door de dwaasheid en het lijden van de mensheid als geheel’. Pilatus beseft dat de eigenlijke macht niet bij hem ligt maar bij deze man in de beklaagdenbank. ‘Hier staat de rechter zelf terecht’. Mandela herkent in dit verhaal ‘zaken van het heden’ (de censuur leest in 1970 mee). Hij besluit de brief aan Winnie met: ‘Ik hoop dat je het betekenisvol en bruikbaar vindt en vertrouw erop dat het je enige mate van geluk brengt’. Jazeker had Mandela iets met Jezus.
18 juli, zijn geboortedag, is door de VN in 2009 uitgeroepen als jaarlijkse Mandela-gedenkdag voor vrijheid, gerechtigheid en democratie.

Bron: Nelson Mandela, In gesprek met mijzelf, Spectrum-Houten 2010

Marcella van Rome, rond 335-411 Rome

Marcella van Rome - santa sabina ‘Ze voert je door de groene weiden en de verscheidene bloemen van de goddelijke boeken’ 

We weten maar weinig over ‘kerkmoeder’ Marcella van Rome. Haar brieven aan de kerkvader Hieronymus zijn niet bewaard gebleven. Brieven van hem áán haar en over haar wel.
Toen ze op haar zeventiende weduwe werd, wilde haar moeder haar enige kind uithuwelijken aan een oudere man met flink vermogen. Liever nog een echtgenoot dan een erfenis, als ik me niet aan de eeuwige kuisheid zou willen wijden, antwoordde ze haar moeder. Dat laatste dus. In plaats van zich met opzichtige sieraden en kleding en in dure geurtjes op de huwelijksmarkt te begeven, zoals onder heidense weduwen gebruikelijk was, hulde zij zich in de donkere kleding van vrouwen die zich aan een leven in soberheid, onthouding en gebed hebben gewijd, aldus Hieronymus. Die ongehuwde staat betekende ook dat ze zich onttrok aan een leven in onderdanigheid aan de man, zoals de wet van Rome aan gehuwde vrouwen voorschreef. Daarvoor voelde ze zich niet in de wieg gelegd kennelijk. Ze blijkt ook erg van argumenteren te houden en bepaald niet van autoritair gedrag.
Haar villa op de Aventijn, een van de zeven heuvels van Rome, werd een van de eerste christelijke leefgemeenschappen van ongehuwde vrouwen binnen de muren van de stad. Ze was geïnspireerd door de verhalen over het monnikenleven in Egypte, van de beroemde Athanasius persoonlijk gehoord, de biograaf van kluizenaar Antonius. Maar haar eigen stadskloostertje week met haar boekenverzameling, theologisch onderricht, gastopvang en armenzorg van de voorbeelden elders af. Ze was goed onderlegd en kende niet alleen Latijn maar ook Grieks en las met haar vrouwen kennelijk zelfs Hebreeuws.
Met niemand minder dan Hieronymus heeft ze omgang. Die is bezig met de herziening van de Latijnse bijbelvertaling, de in komende eeuwen gezaghebbende bijbel van de westerse kerk.  Eerst mondeling en na zijn vestiging in Bethlehem per brief, hebben ze hele discussies over tal van uitlegkundige kwesties. In wederzijds respect. ‘Slavendrijfster!’ roept hij een keer uit als ze hem weer bestookt met vragen. Leerlingen van haar werden belangrijke figuren in nieuwe zustergemeenschappen in Bethlehem. In Rome zelf werd ze soms door geestelijken geraadpleegd. In discussies over mogelijk ´ketterse´ gedachten bij de theoloog Origenes mengde ze zich met resultaten van eigen onderzoek. Als bejaarde vrouw maakt haar moed indruk op de Gotische houwdegens die Rome veroveren en plunderen en de vrouwen lastig vallen. Later wordt het in de Kerk van Rome steeds meer ondenkbaar dat vrouwen in de rol van geestelijk leraar (magistra) terecht komen, ook al had Hieronymus haar herhaaldelijk ten voorbeeld gesteld naast de professen en leraressen in de Bijbel. Wat hem betreft mochten zulke vrouwen wel aan het Woord komen.

Bron: de vertaling en inleiding van Esther de Boer van het gedenkschrift van Hieronymus, (Ad Fontes deel 5, Zoetermeer 2009)

 

Marc Chagall, 7 juli 1887 Vitebsk (Wit-Rusland) – 28 maart 1985, Saint-Paul-de-Vence (Fr)

Marc ChagallMijn afbeeldingen moeten de mensen helpen in gebed de weg naar God te vinden

In de roman Mijn naam is Asjer Lev van de Amerikaans-Joodse schrijver Chaim Potok schokt de jonge kunstschilder om wie het draait zijn orthodox-joodse omgeving door te kiezen voor het symbool van het kruis als hij het lijden van zijn moeder op het witte doek tot uitdrukking wil brengen. Het motief zou ontleend kunnen zijn aan het leven van de Russisch-Joods-Franse kunstenaar Marc Chagall. Als hij in 1938, het jaar van de Kristallnacht, het leed van de Europese Joden op het doek brengt, doet hij dat door een eigentijdse variant van de crucifix te schilderen. Jezus heeft een joodse gebedsmantel om de lendenen en om het kruis heen zien we beelden uit vroegere pogroms. Een boodschap voor het christelijke Europa. Hun lijdende Jezus was nu terug te vinden in wat de Joden werd aangedaan. Het is het favoriete schilderij van paus Franciscus. En anderen.
Chagall heeft een enorm oeuvre nagelaten. Maar of het nu gaat om schilderijen, grafisch werk, wandtapijten, mozaïeken of glas-in-lood-ramen in kerken en kapellen over de hele wereld, zijn beeldtaal veranderde sinds begin jaren ’30 nauwelijks, een Chagall herken je snel. Zelf zat hij vol tegenstrijdigheden. Temperamentvol en gevoelig, enerzijds in verzet tegen tradities, anderzijds er blijvend mee verbonden, religieus en artistiek. Hij hield van zijn geboortedorp Vitebsk, maar riep ook vaak dat Parijs, destijds het hart van de kunstwereld, zijn thuis was. Hij was van huis uit chassidisch-joods, maar zag ook wel wat in het christendom. Hij schijnt ook geworsteld te hebben met zijn seksuele geaardheid, maar na verlies van zijn eerste vrouw hertrouwde hij tweemaal. Hij beleefde  twee wereldoorlogen, de Russische Revolutie en het ontstaan van de staat Israël. Hij werd zowel verguisd als geprezen en moest soms de eindjes aan elkaar knopen.
Een sleutelrol in zijn kunstenaarsbiografie speelde de opdracht begin jaren ’30 om de Bijbel te illustreren. Voor inspiratie reisde hij naar Palestina. Het hielp hem om zijn liefde voor de bijbel te hervinden en in zijn kunst te integreren. En menig vakantietoerist heeft intussen het kleine maar fijne museum in het Franse Nice bezocht, waar de kleuren je tegemoet vlammen van doeken bij ondermeer het Hooglied. Chagalls werk rond bijbelse thema’s helpt fantastisch om toegang te krijgen tot emotionele lagen en diepere betekenissen in verhalen uit het Oude Testament. En dus ook uit het Nieuwe Testament. En wie goed genoeg is voor een Chagall-bijbel hoort dan ook op de kalender voor inspirerende geloofsgetuigen.

Pavel Adelgejm, 1 augustus 1938, Rostov a.d. Don (USSR) – 5 augustus 2013, Pskov (Rusland)

Pavel Adelgejm Trouw
´Je kunt het gelaat van God niet herkennen door kruis en gevangenis uit de weg te gaan´

Is Russisch-Orthodox christendom meer dan ikonen, kerkdiensten die staande moeten worden bijgewoond, vocale kerkzang volgens eeuwenoude traditie, kerkleiding die aan de leiband van de staat loopt en nationalistische gevoelens?
Iemand voor wie het zeker meer moest zijn was Pavel Adelgejm. Op 5 augustus 2013 kwam hij om het leven door messteken van een verwarde man. Het was even wereldnieuws. ‘De laatste vrije priester van het Moskouse patriarchaat’ werd hij daarin genoemd. Hij was een uitgesproken criticus van de kerkleiding en van de nauwe band tussen kerk en staat. Een bevoorrechte positie in het onderwijs en steun voor de bouw van kerken met schitterende koepels in ruil voor een kritiekloze opstelling ten opzichte van het bewind was hem een doorn in het oog. In 2012 had hij ook een petitie ondertekend voor een milde behandeling van de bandleden van Pussy Riot die een mis hadden verstoord. ‘Altijd zijn er profeten, armen, bezetenen en heilige dwazen geweest die inbraken op de regels van heilige ruimtes’, zo schreef hij. En deze vrouwen hadden de leugen ontmaskerd van de onnatuurlijke band tussen de Kerk en de Russische Federatie.
Zowel zijn ene grootvader als zijn vader waren gedood door het communistische regime. De familie bezat voorheen verschillende fabrieken. Pavel kwam in een kindertehuis en ging vervolgens met zijn moeder in ballingschap in Kazachstan. Al jong besloot hij priester te worden. Hij woonde een tijdje in het Holenklooster in Kiev. In 1964 werd hij priester in Oezbekistan. Hij kreeg het voor elkaar er een kerk te bouwen, een hele prestatie. Mogelijk daarom kreeg hij vervolgens drie jaar strafkamp: ‘laster tegen de Sovjet-Unie’. Hij verloor er een been. Bij zijn vrijlating werd hij hartelijk ontvangen door de aartsbisschop van Tasjkent. Heel anders was de verhouding met zijn latere aartsbisschop die hem ernstig dwarsboomde. Intussen was het IJzeren Gordijn verdwenen en de Russische Federatie tot stand gekomen. Adelgejm bracht twee sociaal actieve parochies tot bloei. Met steun vanuit protestantse kerken in Nederland bouwde hij ook weer een kerk, bij een psychiatrisch ziekenhuis. Maar hij moest vertrekken uit de parochie en mocht in deze kerk geen diensten meer leiden.
Die aandacht voor de sociaal en psychisch zwakkere medemens was kenmerkend voor zijn pastoraat. Hij bezocht jarenlang mensen in de gevangenis en hielp mensen daadwerkelijk die in problemen zaten. En deze altijd vriendelijke maar ook eigenzinnige man was daarin niet te stuiten. Juist dat lijkt hem uiteindelijk noodlottig geworden te zijn.

Bronnen: Trouw, 8-8-2013 en internet