Bertha von Suttner, 9 juni 1843 Praag – 21 juni 1914 Wenen

Bertha_von_Suttner (2)
Onze tegenstanders zeggen altijd dat oorlog een natuurwet is. Strijd is het zeker, maar oorlog niet. Eenheid is de natuurwet.

Aan Bertha von Suttner lag het niet dat honderd jaar geleden de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Ze heeft meer gedaan om te proberen die te voorkomen dan heel wat vooraanstaande theologen en kerkleiders van haar tijd bij elkaar. Ik kan niet ontdekken of ze iets had met kerk en religie. (Ze was aanhanger van de evolutieleer van Darwin. En ze liet zich cremeren. In die tijd liet zich dat moeilijk verenigen met kerklidmaatschap.) Maar om haar werk als onvermoeibaar vredesactiviste die geloofde in de mogelijkheid de oorlogsgod te temmen die telkens weer hele bevolkingsgroepen over de kling jaagt, verdient zij een plekje op de eregalerij van ´geloofsgetuigen´. Toen Jezus de vredestichters zalig sprak zei hij er niet bij dat ze per se religieus moesten zijn.
Ze kwam als gravin Kinsky von Wchinitz und Tettau ter wereld, telg van een Boheemse adellijke familie. Ze groeide op met een gokverslaafde moeder en diverse gouvernantes. Opera, literatuur en filosofie hadden haar grote interesse. Na haar huwelijk met Alex von Suttner vertrok het echtpaar naar de Kaukasus om ver weg te zijn van zijn familie. Kort erna brak de Russisch-Turkse oorlog van 1877-78 uit. Over de verschrikkingen die ze zagen schreven ze in hun journalistieke werk voor kranten. Ook na hun verhuizing naar Oostenrijk bleef zij zich als schrijfster actief. Haar afschuw van oorlogen en verheerlijking van heldenmoed en vaderlandse eer gaf ze vorm in haar roman ‘Die Waffen nieder’ uit 1889, eindeloos herdrukt, in zestien talen vertaald, een belangrijk manifest van het pacifisme. In het internationale circuit van vredesbewegingen speelde ze een belangrijke rol, in het bijzonder met haar inzet voor een internationaal Hof van Arbitrage waar landen hun conflicten aan zouden voorleggen in plaats van het uit te vechten. Toen in 1899 de eerste internationale vredesconferentie op regeringsniveau bijeengeroepen werd, voelde Bertha dit als de kroon op haar werk. Ze had zich ingezet voor deelname van alle belangrijke grootmachten. Daar, in Den Haag, werd ook besloten dit Hof op te richten. Kort erna begon de bouw van het Vredespaleis als huisvesting voor dit Hof en later ook voor andere organisaties te bescherming van de internationale rechtsorde. Andrew Carnegie, die veel geld schonk voor de bouw, financierde ook een pensioen voor Bertha von Suttner.
Als jonge vrouw in Parijs had ze bij Alfred Nobel gewerkt. Ze bleef nauwe contacten met hem onderhouden en inspireerde hem om de Nobelprijs voor de Vrede in te stellen. Zelf ontving ze als eerste vrouw deze prijs in 1905. Ze streed overigens niet alleen voor vrede, maar ook voor vrouwenrechten, meer democratie en gelijke sociale en politieke rechten.
Kort na haar overlijden brak toch de Eerste Wereldoorlog uit, erger dan alle oorlogen van de negentiende eeuw. Eens te meer bleek dat hoe noodzakelijk de strijd tegen oorlogsgod Moloch blijft.

ANTOINE DE SAINT-EXUPÉRY 29 juni 1900 Saint-Maurice-de-Rémens – 31 juli 1944 bij Marseille

Ant de St Exupéry
Als je een schip wil bouwen, roep dan geen mannen bij elkaar om hout te verzamelen, het werk te verdelen en orders te geven. Leer ze liever te verlangen naar de enorme eindeloze zee.

Dit is een beroemde uitspraak van Antoine de St.-Exupéry. Zeventig jaar geleden verdween hij met vliegtuig en al na een verkenningsvlucht boven Frankrijk voor de geallieerden. Lang is er gespeculeerd over zijn verdwijning. Een zelfdodingsactie? In de Sahara terecht gekomen met motorpech net als de vliegenier uit zijn beroemde boek ‘De Kleine Prins’ en daar vervolgens door droogte om het leven gekomen? Pas vrij recent werd het wrak van zijn vliegtuig in de Middellandse Zee ontdekt. Hij was door een Duits vliegtuig neergeschoten.
De Saint-Exupéry was van adellijke komaf. Als dichter en schrijver won hij verschillende literaire prijzen. Terre des Hommes (Aarde van mensen) is de titel van zijn memoires en werd later daardoor de naam van een bekende humanitaire organisatie. Wereldberoemd werd hij met het boek Le Petit Prince (De Kleine Prins) met prenten van eigen hand, uit 1943. Het ging in meer dan 80 miljoen exemplaren in tientallen talen over de wereld. Het kinderboek gaat over een prinsje dat van asteroïde B 612 is neergedaald bij een gestrande vliegenier in de woestijn. Het vertelt hem over zijn ontmoetingen met bewoners op diverse planeten, inclusief de aarde. Het verwondert zich over het gebrek aan kinderlijke fantasie van grote mensen. En waar ze dik en druk over maken kan hij ook niet bij, zaken zoals tijdwinst, grote aantallen, macht, boekenkennis en de waarde op papier van hun bezit. Zelf is hij gelukkig met de ene roos die er is gaan bloeien op zijn eigen planeetje, waar hij elke morgen de vier vulkaantjes schoon veegt. Ondanks de vier stekels die er aan zitten.
Het is al met al een heel spiritueel boek. Het moedigt aan om net zo zorgzaam te zijn voor je ziel als het prinsje om zijn kleine asteroïde en de ene roos. Iedereen is wel eens een met pech gestrande vliegenier in de woestijn die wel een gids(je) kan gebruiken voor nieuw contact met de eigen binnenkant. En voor het gaan kijken met andere ogen om een bron onder het zand te kunnen zien en dan te overleven. Met zijn sprookje heeft St.-Exupéry in feite prachtig geïllustreerd wat het woord van Jezus zou kunnen betekenen dat je moet worden als een kind om het Koninkrijk van God binnen te kunnen gaan.

Antonius van Padua, 15 augustus 1195 Lissabon – 13 juni 1231 Arcella bij Padua

‘Als op Sint-Antonius de zonne schijnt, veel zorg voor de boer verdwijnt.’
Antoniuspadua
Sint Antonius beheert als heilige het bureau van verloren verworpen. Is het misschien daarom dat hij een populaire heilige is bij rooms-katholieken in allerlei streken? Iedereen is wel eens wat kwijt op heel ongelegen momenten. Ik vind het nog niet zo’n gekke gedachte dat de Kerk de hemelse Vader vrijwaart van allerlei schietgebeden voor hulp in kleine zaken zoals sleutels en mobieltjes die nu!! nodig zijn en dat je in zulke gevallen dan tot iemand anders kan roepen van menselijk vlees en bloed.
Antonius was als Fernandez Buglio in Lissabon geboren. Al op 15-jarige leeftijd treedt hij in bij de Augustijner Koorheren. De stoffelijke resten van de eerste Franciscaanse martelaren worden uit Marokko in zijn klooster gebracht. Onder de indruk wordt hij ook Franciscaan en wil hij in hun voetsporen treden. Hij wordt missionaris onder moslims in Marokko en neemt de naam aan van de patroon van het klooster aldaar, Antonius Abt. Maar hij kan niet goed tegen het klimaat. Het schip op de terugreis landt vanwege een storm op Sicilië. De stille en bescheiden broeder die zijn adellijke komaf verbergt komt in Bologna terecht als hulp in een kloosterkeuken. Bij verrassing valt de keukenhulp op een dag op als iemand met spreekvaardigheid die ook goed onderlegd is in Bijbel en theologie. Franciscus van Assisi zelf benoemt hem tot eerste lector theologie voor jonge broeders in zijn beweging. Hij stuurt hem ook als prediker naar verschillende steden. Hij weet veel mensen in Zuid-Frankrijk en Noord-Italië van daalwegen te bekeren. Zijn bijnaam wordt ‘ketterhamer’. In een van de legenden gaat Antonius als er niemand van de Katharen (‘ketters’) komt opdagen voor zijn preken, de vissen toespreken, die meteen de kop uit het water steken. Hij moet vaak in de buitenlucht preken vanwege de grote toeloop. Hij werd geroemd om zijn vriendelijkheid, eenvoud en deemoed. Een jaar na zijn dood is hij al heilig verklaard.
In een andere legende wordt hij op een onvermoed moment betrapt met het Christuskind op de armen dat een enorm licht uitstraalt. Misschien is dat de verklaring voor zijn status als helper bij het zoeken. Deze man kende een grote liefde voor Christus. Die was kennelijk zijn innerlijke bron van stralende vreugde en grote kracht. Zo kan hij een helpend voorbeeld zijn om bij paniekerig gepieker het contact weer te herstellen met je bron van vindingrijkheid, je eigen ‘creatieve middelpunt’, om het met Anselm Grün te zeggen.

Bronnen onder meer: Anselm Grün, Vijftig heiligen voor je leven, ten Have 2003

In Winsum dronken we Cremisan-wijn

Cremisan web

Cremisan web2

In mijn gemeente Winsum is het bij de Avondmaalsdiensten in de Centrumkerk gebruikelijk dat de kinderen druivensap krijgen aangeboden in een aardewerk beker. Die beker is een geschenk van de zustergemeente in de voormalige DDR waarmee onze gemeente een tijdlang vriendschapsbetrekkingen onderhield. In de Avondmaalsdiensten van 15 juni jl zat er in de andere bekers die rondgingen witte wijn. Dat zijn we niet gewend en het was ook eenmalig. Ook al staat er nergens in de Bijbel dat de kleur rood moet zijn.
Het kwam niet omdat we als gemeente ‘van kleur verschoten’ zijn en ons niet meer aan bijbelse voorschriften houden. Integendeel. Maar deze keer dronken we Cremisanwijn, als daad van solidaire verbondenheid met christenen achter een andere Muur. Cremisanwijn is miswijn gebotteld door de paters Salesianen in hun klooster 5 km buiten Bethlehem, richting Jeruzalem. De stichtingen Kairos-Palestina Nl en Vrienden van Sabeel NL hielden daarmee in april jl. een solidariteitsactie om aandacht te vragen voor de situatie van Palestijnen in de regio Bethlehem. De voorzitter van onze synode ds Karin van de Broeke en de Raad van Kerken hebben toen de Cremisanwijn ontvangst genomen. De Raad van kerken noemde het een sympathieke actie.
De aangekondigde uitbreiding van de beruchte Muur brengt deze wijn heel letterlijk in gevaar. Landbouw in een de vruchtbare Cremisanvallei wordt verder bemoeilijkt. De bouw van de Muur is door internationaal protest van onder meer RK bisschoppen uit het buitenland (niet uit ons land) wel opgeschort. Maar nog in mei jl liet de brute verwoesting van een boomgaard van christen-Palestijn en vredesactivist Daoud Nasser, in dezelfde regio, duidelijk zien waar de staat Israël op uit is.
Het is altijd spannend om in een kerkdienst het onderwerp Palestijnen aan te snijden. Ook deze keer. Zou het christenen in andere landen van het Midden-Oosten betreffen dan is solidariteit vanzelfsprekend. Wie vindt het niet afschuwelijk dat zij samen met veel andere burgers in de gewelddadige conflicten tussen de verschillende bevolkingsgroepen worden vermalen? Maar als het om de door Israël bezette gebieden gaat, ontstaat er altijd wel ergens onrustige kriebel. Dat is begrijpelijk gezien de holocaust en onze religieuze verbondenheid met het Jodendom en vooral ook omdat we in ons land decennialang gebrekkig en eenzijdig ‘pro-Israël’ zijn geïnformeerd en deze desinformatie maar doorgaat tot op de huidige dag.
En of christenen in de nu nog door Israël bezette gebieden in een eigen Palestijnse staat veilig en vrij zouden zijn, valt moeilijk te voorspellen. Palestijnen zijn nu eenmaal nog nauwelijks in de gelegenheid geweest om te experimenteren met het opbouwen van een eigen democratische rechtsstaat. Maar wat onze broeders en zusters in Bethlehem en omstreken ons zelf steeds en dringend voorhouden is niet voor misverstand vatbaar. Ze vragen zich af hoe lang er in dit land van de Bijbel naast dode stenen nog levende stenen zullen zijn die getuigen van de komst van de Heer. Niet door secularisatie maar omdat het leven onder de bezetting zo zwaar valt dat wie kan vertrekken dat vaak ook doet. Ze vragen om sympathie en steun in hun geweldloos verzet, soms met moed in de schoenen, tegen de Israëlische bezetting. En alleen al niet weggaan maar blijven is verzet: soemoed, volharding.
De paus stapte een paar weken geleden uit de auto om aan hun kant van de Muur even te bidden. De graffiti op die plek legt een verband met het Joodse ghetto van Warschau in WO II. Dat is hun verbijstering. ‘Hoe kan het dat jullie ons aandoen wat jullie zelf toen door Duitsers is aangedaan?’ Als we als christenen hier niet in de nood, het verdriet en de verbijstering van onze broeders en zusters daar willen delen, wat zijn we dan eigenlijk voor christenen?
Dat sluit niet uit dat we dan ook voor Israëli’s bidden. Maar dat vraagt dan wel nuancering en precisie. Want dan zijn alle Joden niet meer één pot nat. Dan moeten we in onze gebeden ook onderscheid maken tussen hen die zich ook verzetten tegen bezetting, discriminatie en de vele vormen van onrecht die de staat Israël pleegt en gedoogt en de anderen, volgzaam, kritiekloos of erger. Zoals een Israëlische vrouw ooit duidelijk maakte tegen de burgemeester die haar kwam condoleren met het verlies van haar zoon door Palestijns geweld. De scheidslijn loopt niet tussen ‘ons Joden’ en ‘zij de Palestijnen’, maar tussen wie vrede willen en wie haar steeds weer kapot maken.
Aan het slot van de preek vertelde ik een van de verhalen die er in Bethlehem aan de muur zijn gehangen (met steun uit Nederland!). Hoe een meisje van 16 alles zwart om zich heen zag, maar dankzij een droom waarin ze God hoort, toch hoop ging zien.

Meer informatie op:
http://www.kairospalestina.nl/nl/zoekresultaten.aspx?searchkey=cremisan
http://www.raadvankerken.nl/pagina/2888/wijn_uit_palestina
Een uitgebreid verhaal over de familie Nasser en de Tent of Nations (in het Engels):
http://www.bbc.com/news/magazine-27883685

CCF14062014_00000

Johannes Calvijn (10 juli 1509 Noyon (Fr) – 27 mei 1564 Genève)

‘Wat ik gedaan heb is in feite niets waard en ik smeek u, vergeef me alles wat ik verkeerd deed, maar mocht er iets goeds bij zitten, wil dat dan vasthouden.’
Calvijn
Zijn vijfhonderdste geboortedag in 2009 leverde veel boeken, conferenties, een Calvijnlied en zelfs een glossy op. Nu is het 450 jaar geleden dat hij na een ziekbed overleed. Ook gedenkwaardig. Het gaat tenslotte om de kerkvader van ons calvinisten.
Calvinisten staan bekend als sober, matig, arbeidzaam, onbuigzaam, principieel en als het moet bereid om het conflict aan te gaan. Zelfs Nederlandse rooms-katholieken worden in het buitenland soms wel als calvinistisch gezien. Gedeeltelijk gaan die eigenschappen misschien wel voor Calvijn en zijn leer op. Maar hij is toch vooral de Fransman die gegrepen werd door het Evangelie van Gods vrije genade voor zondige mensen en leefde in diepe eerbied voor de allerhoogste Soevereiniteit alleen. De Reformatie kreeg in hem iemand die goed kon preken én debatteren met tegenstanders buiten en andersdenkenden binnen de beweging. Omdat hij als jurist geschoold was, was hij bovendien geknipt voor de rol om bij te dragen aan regelgeving voor het kerkelijk leven van de protestanten die zich van het ‘juk van Rome’ hadden bevrijd. Aan de leidinggevende kwaliteiten die hij in Straatsburg en Genève ten toon spreidde, danken we typisch ‘gereformeerde’ trekken in het kerkelijk leven, zoals de samenzang van berijmde psalmen en het ambt van gekozen ouderling en diaken naast de predikant.
Deze jurist zag zich vooral als advocaat en getuige van Jezus Christus. Christus spreekt tot ons ‘gekleed in het gewaad van zijn Evangelie’ en Calvijn was niets liever dan Bijbeluitlegger.
De theoloog Calvijn had ondertussen wel een flinke tik meegekregen van het geleerde humanisme van zijn tijd. Daardoor had hij weinig gevoel voor de rituelen en symbolen van de christelijke traditie, minder dan zijn oudere collega-kerkhervormer Maarten Luther. Hij veegde ze van tafel. Niemand die nog piekerde over het gebruik van zalfolie op plechtige momenten na Calvijns woorden over de ‘stinkende adem van de priester die erover heen was gegaan’. Alleen besprenkeling van de hoofdjes van pasgeboren kinderen met water en het delen van (gewoon) brood en wijn kon als sacrament nog door de beugel. Toen in de twintigste eeuw bloemen, paaskaarsen en liturgische kleden de protestantse kerkdienst binnenkwamen moet er in de hemel een hoofd met puntbaardje treurig geschud hebben.
Zo stierf Calvijn dus zonder het ‘sacrament van de stervenden’ te hebben ontvangen. (Na nog een preek tegen bezoekers met de oproep om niets meer te veranderen aan de leer.) Er kwam geen zalving of handoplegging voor een zegening aan te pas. De ‘volharding der heiligen’ is een belangrijk calvinistisch leerstuk. Het woord van Gods genade moet voor een gelovige voldoende houvast zijn. Over stoer geloof gesproken.

Bron: H.J. Selderhuis, Calvijn, een mens, Kampen 2008; J. Calvijn, Institutie

Florence Nightingale (12 mei 1820 Florence – 13 augustus 1910 Londen)

‘Het verwaarlozen of misbruiken van een imbeciele oude vrouw of vuil kind is hetzelfde als godslastering’
Florence Nightingale
Onlangs brak er bijna weer een Krimoorlog uit. In die van 1854 stonden Britten naast Turken tegenover de Russen. Florence Nigthingale legde toen de basis voor de moderne verpleegkunde. Haar geboortedag, 12 mei, werd de internationale Dag van de Verpleging. Nightingale werd beroemd dankzij dagbladreportages over the lady with the lamp, aan het hoofd van 38 verpleegsters actief in het legerhospitaal in Scutari (Aziatisch Istanbul) om mensonterende toestanden onder de zieke en gewonde soldaten het hoofd te bieden. Dat ze ’s nachts met een lamp door de ziekenzalen trok was niet alleen uit zorg voor de zieken en gewonden, maar ook om te controleren of er geen zuster bij een patiënt in bed was gekropen. Met geduld en tact wist zij orde in het hospitaal te scheppen en wist ze te bereiken dat de verzorging van gewonden aanmerkelijk verbeterde. Ze was ook in wiskunde en statistiek onderlegd. Het thuisfront kreeg informatie over haar legerhospitaal met diagrammen die ze zelf uitvond. Na terugkomst in Engeland richtte ze in 1856 in Londen de eerste verpleegstersschool op. Dankzij haar werd de hele gezondheidszorg meer geprofessionaliseerd en op wetenschappelijke leest geschoeid.
Maar Nightingale is meer dan moeder-overste van alle verpleegsters, bekwaam regeringsadviseur in gezondheidskwesties, rolmodel voor gematigde feministen en pionier in het gebruik van statistieken. In de lamp die ze met haar pen over tal van zaken laat schijnen brandt een gelovige vlam. Ze was religieus en schreef ook tal van spirituele geschriften. Ze had als 17-jarig meisje Gods stem gehoord en later stage gelopen bij ds. Fliedner en zijn diaconessen. Als de jonge ziekenhuisdirectrice wordt benoemd voor haar werk in de Krimoorlog is ze bezig met het lezen van De Navolging van Christus van ‘onze’ Thomas a Kempis. Het unitarische geloof van haar jeugd bestond al uit een nogal rationele en vrije instelling ten opzichte van de klassieke geloofsleer, gecombineerd met sociaal engagement (ook voor dieren). De gedachten die ze zelf formuleert over God en geloof zijn eveneens vrijmoedig en ondogmatisch. Unitariërs wijzen de leer van de goddelijke drie-eenheid en van de godheid van Christus af. Volgens haar zelf is God in elke man of vrouw bezig mens te worden. Het gaat erom dat we deel krijgen aan de goedheid van zijn wezen. Zo sneuvelen er veel traditionele leerstellingen. Ze heeft niet veel op met christenen van haar tijd die geloof en kerk probeerden te beschermen tegen de vernieuwing en vooruitgang die wetenschap en samenleving ondergaan. Ze put inspiratie uit allerlei bronnen, niet alleen de Bijbel en het christelijk geloof. Mystieke auteurs hebben haar bijzondere interesse. Ze vertaalt een aantal van hun teksten en geeft die uit. God woont volgens haar met zijn Geest van goedheid, wijsheid en kracht in al onze daden, woorden en gedachten. Stellen we ons ervoor open dan gaan onze handen bijvoorbeeld riolen aanleggen om de volksgezondheid te bevorderen. Doen we dat niet, dan verlengen we niet alleen het lijden van mensen, maar ook van God zelf die meelijdt in wat zijn schepselen lijden. Zoals ooit op Goede Vrijdag zichtbaar was geworden in het grote voorbeeld van opofferingsgezindheid voor de mensheid.

Bron: J.J. Suurmond, De spiritualiteit van Florence Nighthingale, Zoetermeer 2010

Sören Kierkegaard (5 mei 1813, Kopenhagen – 11 november 1855, Kopenhagen)

Als iemand christen wil worden zal hij onrustig moeten zijn; als iemand christen geworden is, zal hij blijvend onrust wekken
Kierkegaard
Kierkegaard was een dwarsligger. Hij lag een tijdlang overhoop met zijn vader. Vervolgens met zichzelf toen hij zijn verloving met Regina Olsen verbrak omdat hij zich niet geschikt vond voor een huwelijk en evenmin voor het predikantschap. Hij lag overhoop met de filosofieën van zijn tijd. En tenslotte met zijn kerk, de Lutherse staatskerk en haar ‘ambtenaren’ de predikanten. Een moeilijk mens met een groot en onbegrepen lijden. Vond hij ook zelf.
Kierkegaard begreep dat hij geroepen was voor een religieus schrijverschap. Meters boeken heeft hij nagelaten. Lang schreef hij onder allerlei pseudoniemen. We danken aan hem begrippen en gedachten die tot ver in de twintigste eeuw grote invloed zouden krijgen in theologie en filosofie. Nog nooit eerder had iemand zo grondig nagedacht over het geloof als een sprong in het diepe, een ‘existentiële sprong’ als antwoord op het ‘absolute’ van het Evangelie. Godsdienst moet meer zijn dan het erop na houden van een fraaie levensbeschouwing. Het is ook meer dan voldoen aan een christelijk pakketje normen en waarden. God eist je op en het Evangelie is radicaal. Het maakt je met Christus ‘gelijktijdig’ en vraagt zijn navolging. De grote filosofen van zijn eeuw – met sommige ervan had hij in de collegebanken gezeten – hadden dit onvoldoende gepeild. De kerkleiders al evenmin.
Kierkegaard volgde heel nieuwsgierig de politieke omwentelingen van 1848 in Europa. Met zijn kritiek op de gevestigde orde van kerk en staat was hij verwant aan het socialisme van Marx en Engels. Maar het grote verschil was dat hij bleef hameren op de noodzaak van een godsdienstige levenskeuze. Want daardoor wordt een mens pas echt ‘enkeling’ in plaats van kuddedier in de massa. En zonder eerbied voor God de Vader zou het niet goed komen met de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap.
Zo leek hij wel een opwekkingsprediker. Maar dan wel uit een unieke houtsoort gesneden. Deze profetische criticus van filosofie, theologie, kerk, staat en burgerdom bleek tegelijk een groot kenner te zijn van de diepten van de menselijke ziel. En iemand die vooral ook zelf in gesprek was met God.
In een van zijn gebeden biecht hij op dat hij dacht God nodig te hebben om de mensen te kunnen beminnen. ‘Maar u zag het anders: U hebt de mensen tegen mij gebruikt, om mij te helpen u te beminnen’.

Bron: door W.R. Scholtens geredigeerde boeken met teksten van S.K.: Dagboeknotities, Wilde Ganzen en Gebeden

Anne de Vries (22 mei 1904 Assen – 29 november 1964 Zeist)

Hij zorgt voor ons. Hij past op ons. Als wij ongehoorzaam zijn en van Hem weglopen, zoekt Hij ons altijd weer op.

Anne de Vries (2)
In de vroegste herinnering aan mijn eigen geloofsopvoeding zit ik bij mijn moeder op schoot, waarschijnlijk met een duim in de mond. Ze leest het verhaal voor van het ongehoorzame lammetje, veilig bij de Goeder Herder. Het is uit het Kleutervertelboek voor de bijbelse geschiedenis van Anne de Vries met platen van Tjeerd Bottema.
Later werd er dagelijks aan tafel voorgelezen uit de tweedelige kinderbijbel van dezelfde auteur. Zonder kleuter- en kinderbijbels geen geloofsopvoeding en zonder geloofsopvoeding geen kerk. In elk geval niet in het Nederlandse protestantisme van de 19de en 20ste eeuw. Honderden preken en urenlang catechisatie konden vaak niet veel meer veranderen aan de beeldvorming van de bijbelse geschiedenis zoals die door meestervertellers op de lagere school en thuis via de kinderbijbel tot stand was gekomen. En nog wel eens gebruikt een kindernevendienstjuf een verhaal van Anne de Vries of concurrent en tijdgenoot W.G. van der Hulst, vanwege de levendige en pakkende verteltrant. Ook al klinkt er soms een moraal en opvoedingsideaal van een voorbije tijd in door, de tijd vòòr Annie M.G. Schmidt toen lekker stout zijn nog niet echt kon. Lammetje is ongehoorzaam. De optie dat het zwarte schaapje wegliep omdat het werd gepest bestond in 1948 nog niet.
Anne de Vries werd honderdtien jaar geleden geboren op Pinksteren. Een zondagskind dus. Zijn ouders waren net ontsnapt aan de armenhuizen van de Lange Jammer, bekend uit zijn bestseller Bartje. Zijn jeugd bracht hij door op een eenzaam gelegen oude boerderij in het veld bij Assen. Als scholier schreef hij berichtjes voor de Asser Courant die hem twee kwartjes per stuk opleverden. Een kerstverhaal was een keer een rijksdaalder waard. Meester op school zag zijn intellect. Hij mocht naar de Normaalschool en werd onderwijzer aan het blindeninstituut Bartimeüs in Zeist. Net voor de bezetting verhuisde hij terug naar ‘zijn’ Drenthe om daar van de pen te leven. Wie las ook niet Jaap en Gerdientje? En Reis door de nacht en Het leven van Johannes Post droegen bij aan gekleurde beeldvorming over verraad en verzet ten tijde van de Duitse bezetting.
Niets ten nadele van Cramer-Schaap, Johanna Klink, Karel Eykman, Kees de Kort, of hun vergeten verre voorgangers. Een plaats voor Anne de Vries op een kalender van geloofsgetuigen eert mede al die anderen die zorgvuldig hervertellend en parafraserend contact legden tussen Bijbel en kinderziel. Maar iemand moet met stip op één staan.

Isaäc da Costa (14 januari 1798 Amsterdam – 28 april 1860 Amsterdam)

Da CostaZij zullen ons niet hebben de goden van deez’ eeuw

Kan een conférencier ook op een getuigenkalender staan? Een van de belangrijkste vernieuwingsbewegingen in het protestantisme van de negentiende eeuw was het Réveil. Daarvan was Da Costa de ziel. De grachtenpanden van de Réveilaanhangers uit hogere kringen waren groot genoeg voor samenkomsten: conférences. Bij de Bijbelstudies van Da Costa en zijn vrije improvisaties over allerlei onderwerpen op theologisch en maatschappelijk terrein was het vaak druk en hing men aan zijn lippen.
Isaäc da Costa was van portugees-joodse komaf. Hij studeerde rechten en letteren en schreef toneelstukken en dichtwerken. Enkele liederen kwamen in gezangenbundels. Met zijn neef Abraham Capadose had hij zich in 1823 laten dopen in de Pieterskerk in Leiden. Nog in hetzelfde jaar publiceerde hij een brochure Bezwaren tegen de geest der eeuw. Het was een reactionair protest tegen allerlei uitingen van de verlichte en liberale tijdgeest, geïnspireerd door hun leermeester Willem Bilderdijk.
Bilderdijk had niet alleen een romantisch ideaal over een calvinistisch-christelijk Nederland op hen overgebracht, maar ook liefde voor de geschiedenis van hun eigen joodse volk. Uit de pen van Da Costa kwamen dan ook niet alleen pathetische gedichten die de driehoek ‘God-Nederland-Oranje’ verheerlijkten en Nederland tot het Israël van het Westen verklaarden, maar ook een belangrijke Geschiedenis van de Joden. Da Costa bracht zijn geloofsgenoten daarmee diepe eerbied bij voor het Joodse volk als volk. Hij nam de toenemende maatschappelijke gelijkberechtiging van de Joden in Europa met instemming waar. Tegelijk hield hij vast aan het ideaal van Nederland als een christelijke natie en keek hij als ‘Bijbelgetrouw’ christen uit naar de terugkeer van het Joodse volk naar het land van de Bijbel. Zijn zionisme had al met al een nationalistische tint.
Toen in 1848 zoals hij had voorzien in Europa ‘tronen vielen, vorsten vloden’ omarmde hij de nieuwe grondwet. Dat wekte de toorn van Groen van Prinsterer, de ‘generaal’ van de antirevolutionairen. Ze verschilden ook al van mening over de weg naar herstel van de ‘vervallen’ Hervormde Kerk. Da Costa bepleitte een ‘medische’ in plaats van een ‘juridische’: liever door inhoudelijk debat dan door formele leertucht. En hij verzette zich ook niet – tot teleurstelling van Capadose – tegen de pokkeninenting. Het viel dus uiteindelijk wel mee met zijn bezwaren tegen de geest van zijn eeuw.
Toen hij begraven werd puilde de Nieuwe Kerk te Amsterdam uit. Nederland had een gepassioneerde geloofsgetuige verloren.

(Over die uitvaart schreef mijn in 2103 overleden leermeester prof. dr. Otto J. de Jong ooit een artikel. Opmerkelijk was dat er in protestantse uitvaarten niet gezonden werd, ook niet bij die van deze dichter)

12 april: Ioannes Anastasius Veluanus, de pastoor van Garderen

plm. 1520 Stroe – 1570 Bacharach

Dat ewige leven is een loon alleene vur Christus verdienst und arbeyt. Onse wercken verdienen den hemel nit.

Jan Gerrits Versteghe was een voortrekker van de protestantse kerkhervorming in ons land. Het verhaal van deze ´pastoor van Garderen´ lijkt wel op dat van de bijbelse Petrus die zijn Heer verloochende.
Jan werd geboren op boerderij ‘De Steeg’ in een buurtschap onder Garderen. Dankzij een bemiddelde grootvader kon de slimme knaap doorleren bij de Broeders des Gemenen Levens in Harderwijk en de rector van de Latijnse school in Amersfoort. Deze man heeft contacten heeft met Wittenberg, het hoofdkwartier van de Lutherse kerkhervorming. Gerrit wordt hulppastoor in Garderen. Mensen lopen uren over de paden van de Veluwe om hem te horen, want hij preekt hervormingsgezind. Maar de ketterjager uit Arnhem komt erachter. En de 30-jarige pastoor wordt een gevallene, een ‘lapsus’ , zoals dat in de vroege kerke heette: iemand die niet in staat was om martelaar voor het geloof te worden. Onder druk van de inquisitie herroept hij zijn protestantse overtuiging. Hij lijdt daar vervolgens diep onder en wordt depressief. Na drie jaar harde gevangenschap komt hij onder borgtocht vrij, onder voorwaarde van het volgen van een studie onder streng toezicht aan de rooms-katholieke universiteit van Leuven. Maar hij neemt de benen naar Straatsburg. Zijn familie moet flink boete betalen, maar hij kan niet meer tegen zijn geweten ingaan.
Zijn preciese geboorte- en sterfdatum weten we niet, wel de datum van de verschijning van Der leecken wechwijser: 12 april 1554, onder de schuilnaam Anastatius Veluanus, de opgestane Veluwenaar. Het is het eerste Nederlandse geloofsboek in gereformeerde geest voor gewone gelovigen. Het was in het Gelders geschreven en werd al spoedig ook in het Hollands vertaald. Gerrits zelf werd predikant in een dorp Steeg bij Bacharach in de Palts en later ‘superintendent’, een soort inspecteur voor het doorvoeren van de Reformatie. Nog enkele boeken staan op zijn naam. Hij wordt steeds overtuigder aanhanger van de calvinistische opvatting van het Avondmaal. Maar hij bewaart afstand tot Calvijns leer van Gods eeuwige verkiezing en verwerping. Het is maar de vraag of Jan Gerrits zich thuis zou voelen in het soort calvinisme dat nu een zwaar stempel drukt op het kerkelijk leven op de Veluwe. Zo was hij geen tegenstander van muurschilderingen in de kerk of van werken op zondag na de kerkdienst. Hij was wel tegen het ketterdoden en voorstander van tolerantie voor andere stromingen dan de zijne. Behalve ten opzichte van de paapse mis.

Een bewerking van de Wegwijzer in hedendaags Nederlands is voor € 7,50 excl verzendkosten te koop bij het Nederlands Dagblad
http://www.ndwinkel.nl/kl-licht-veluanus.html
http://www.vreekamp.nl/attachments/File/Garderen_171012.pdf
http://www.theoblogie.nl/cees-den-heyer-gunt-anastasius-veluanus-voordeel-van-de-twijfel/
BLGNP II, 436v, (van Itterzon)

Digibron1

Het monument voor Veluanus is van Gerard Overeem en beeldt de verschillende krachten uit die aan Veluanus trokken
Overeem groeide net als ik op in Voorthuizen, westelijk van Garderen.

7 april: André Trocmé

Saint-Quentin, 7 apr 1901 Genève, 5 juni 1971

Het is de plicht van christenen om de wapens van de Geest te gebruiken tegen het geweld dat men onze gewetens wil opleggen

‘Ik heb weer wat oude testamenten’. In telefoontjes naar de pastorie van Le Chambon-sur-Lignon was dit codetaal om te melden dat er weer joodse kinderen aankwamen. Dankzij de film ‘la Colline aux mille enfants’ werd het verzet van een handvol dorpen in hartje Frankrijk tegen de Jodenvervolging een beroemd verhaal.
De predikant André Trocmé was zoon van een textielfabrikant en een Duitse moeder in de Elzas. Toen de Duitse soldaten kwamen liet de impulsieve André de Franse vlag in de bomen wapperen. Door wat hij in zijn jeugd van dichtbij van de Eerste Wereldoorlog gezien had werd hij pacifist, wat hem na zijn predikantsopleiding moeilijkheden bezorgde. Zijn eerste post was een dorp van mijnwerkers met veel alcoholisme. Zijn volgende plek lag nogal geïsoleerd in het hoofdzakelijk Rooms-katholieke departement Haute-Loire. Maar met collega’s werd daar een keur van initiatieven uitgewerkt, zoals vakantiedorpen voor kinderen. In de jaren ’30 had hij contact met de Bekennende Kirche van Duitse dissidenten. Hij raakte betrokken in het netwerk van internationale organisaties voor hulp aan vluchtelingen en oorlogsslachtoffers. Direct vanaf het begin van de Duitse inval in Frankrijk inspireerde hij en zijn collega Edward Theis met hun preken de protestantse bevolking van het plateau tot het tonen van uitzonderlijke moed in het laten onderduiken van joodse kinderen. Het aantal geredde kinderen wordt geschat van 2500 tot 5000. Een tijdlang zat Trocmé gevangen. Hij kwam verrassend vrij.
Na de oorlog werd hij secretaris van een internationale beweging voor verzoening in Europa. Hij deed mee aan geweldloos verzet in Algerije tegen de Franse overheersing. In 1961 schreef hij Jésus Christ et la Révolution non-violenteAndré Trocmé. Hij was net teruggekeerd in het gewone pastoraat. In Frankrijk lukte dat niet, in Genève wel. Het werd een invloedrijk boek. Zonder de pretentie een geleerde te zijn schetst Trocmé een aannemelijk beeld van het optreden en de boodschap van Jezus. Jezus is de profetische leider van een geweldloze verzetsbeweging tegen maatschappelijk onrecht, niet bang om ook het religieuze establishment tegen de haren in te strijken en de hoge persoonlijke prijs te betalen die de wereld dan meestal vraagt. Deze Christus is het ontmoetingspunt voor joden en christenen. Hij laat zien waarover het jodendom van de bijbel gaat én waar het in het christendom om moet gaan.
De dorpen samen en hun predikanten Trocmé en Theis met hun echtgenotes Magda en Mildred persoonlijk kregen de Jad va Shem onderscheiding voor het redden van Joden.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Le_Chambon-sur-Lignon
http://www.plough.com/en/ebooks/j/jesus-and-the-nonviolent-revolution’
(vrije download Jesus Christ and the non-violent revolution)

23 april: Margaret Fell

Margaret Fell

Jullie die je neus ophalen voor de boodschap die God de Heer door vrouwen brengt: wat zou er van de verlossing van de mensheid terecht gekomen zijn zonder hun boodschap van en over de opstanding?

1614 Dalton-in-Furness – 23 april 1702 Swartmoor Hall (Eng)

Het past wel bij Pasen om aandacht te vragen voor het spreekrecht van vrouwen in de kerk. Calvijn vond het al een minpunt voor mannen dat God op de paasmorgen vrouwen nodig had om het getuigenis van de opstanding de wereld in te krijgen. Maar het verbod voor vrouwen om het woord te voeren in de kerk bleef ook bij protestanten lang gelden. Pas een eeuw na Calvijn komen vrouwen voor het eerst echt in opstand. Margaret Fell schrijft in 1666 een boek waarin ze met een stevige bewijsvoering op de proppen komt. Women’s Speaking Justified. In het Nieuwe Testament mogen ook vrouwen aan het Woord komen. Als straf op de zonde met de paradijsappel is er wel sprake van vijandschap tussen het zaad van de slang en dat van de vrouw, maar er staat niet dat ze voortaan haar mond moet houden. Was het niet de zwangere Maria die het Magnificat in de mond gelegd kreeg als boodschap voor de Kerk? Heeft God volgens 1 Korintiërs 1 niet het zwakkere uitgekozen om het sterkere te beschamen? Aquila én Priscilla, medewerkers van Paulus, onderwezen Apollos over de weg van Christus.
Margaret Fell was een van de ‘moeders’ van het ‘Quakerisme’, de dissidente stroming die zich losmaakte van de officiële Kerk van Engeland. Ze was getrouwd met een vrederechter in het noorden van Engeland. Onder de indruk van een preek van George Fox, de pionier van de Quakers, sloot ze zich bij zijn beweging aan. (Jan de Hartog schreef een roman over deze ontmoeting). Ze werd er een soort secretaresse. In 1658 werd ze weduwe. Ze bepleitte publiekelijk de vrijheid van godsdienst. Maar toen ze ruim tien jaar later trouwde met George Fox, hadden beide afzonderlijk al geruime tijd in de gevangenis gezeten. Daar schreef ze diverse boeken, zoals dat over het spreekrecht van de vrouw. Ook na hun huwelijk kregen beide herhaaldelijk te maken met de sterke arm van de overheid. In 1691 overleed Fox. Langzamerhand, met ‘onze’ stadhouder Willem van Oranje en Mary Stuart op de Engelse troon, nam de vrijheid toe. De hoogbejaarde Margaret bleef zich met de beweging bemoeien, altijd in oppositie als geloofsgenoten dreigden te verstarren in hun opvattingen, bijvoorbeeld over kledingvoorschriften.
Het zou nog bijna 300 jaar duren voordat het kwartje over dat spreekrecht ook onder calvinisten begon te vallen. En nog steeds is de strijd niet gestreden. Ook in een deel van de PKN mogen vrouwen nog geen voorganger zijn. Schande.

Women’s Speaking Justified: http://www.qhpress.org/texts/fell.html

Margaret Fell (2)

30 januari: Lesslie Newbigin

Newbigin
8 december 1908, Newcastle upon Tyne (GB) – 30 januari 1998, London

Wat de Heer naliet was geen boek, geloofsbelijdenis, gedachtesysteem of leefregel, maar een levende gemeenschap

Wie missionair kerkzijn zegt, zegt al gauw Newbigin.
Newbigin was gewijd als predikant van de Church of Scotland om uitgezonden te worden naar India. Hij werd daar in 1947 benoemd tot bisschop van een Church of South India, die hij had helpen vormen door samenvoeging van verschillende protestantse kerken. Van 1959 tot 1965 had hij een functie bij de Wereldraad van Kerken, daarna keerde hij terug naar India. Tot 1974 was hij bisschop van Madras. Zijn vrouw en hij trokken daarna met twee koffers en rugzak over land terug naar Engeland. Hij werd er docent in Birmingham en pastor van een kleine kerk tegenover een gevangenis, die bezoekers van gevangenen ondersteunde. Als hij er de achterbuurt introk deed hij dat met priesterboord om, om herkenbaar te zijn voor de hindoe’s, sikhs of moslims die hij ontmoette.
Vooral door dit laatste kwart van zijn leven is hij bekend geworden. In boeken en lezingen bepleitte hij evangelisatie. Europa was post-christelijk en dus weer zendingsterrein! Door zijn krachtig leiderschap kreeg hij tot over zijn landsgrenzen de status van kerkvader. Ook in Nederland. Hier werd in 1978 het oecumenische project ‘Zending in Nederland’ uitgevoerd. Christenen van elders in de wereld werden uitgenodigd voor een visitatie aan ons land. Newbigin hielp de kloof tussen ‘oecumenischen’ en ‘evangelischen’ te overbruggen, ook al is die nog lang niet verdwenen. Hij hield een slottoespraak in de combisynode van de Samen-op-weg-kerken waarin hij opriep om vooral de verbinding van de ranken met de Wijnstok hecht in tact te laten.
Newbigin zag de moderne samenleving gebouwd op zekerheden die alleen maar aannames zijn. Dat konden wel eens valse goden zijn. Hij bedoelde met evangelisatie heel iets anders dan terugkeer naar fundamentalistisch christendom of de verzuilde samenleving van de negentiende eeuw. Hij geloofde ook niet in agressieve propaganda. Wel in de kracht van de plaatselijke gemeente, als die dan maar niet naar binnengekeerd bleef. Christenen moesten alle sectoren van de samenleving intrekken om die aan het licht van het evangelie bloot te stellen. De kerk bestaat voor de zaak van hen die geen lid zijn, ‘als teken, instrument en voorsmaak van Gods verlossende genade voor de gehele samenleving’.
In de gedachtenisdienst na zijn overlijden vertelde een vriend dat hij kort ervoor kinderen had geholpen de wereld omgekeerd te zien door zelf op zijn hoofd te gaan staan. Er was geen diploma of onderscheiding uit zijn zakken gevallen. Zijn bisschoppelijke waardigheid was intact gebleven.

28 maart: Jan Amos Comenius

comenius
Vader der lichten, geef ons ware wetenschap, zuivere godsdienst en ontspannen politiek, dat wij wijs, heilig en in vrede in deze wereldtijd geleid worden tot wij bij U wonen

28 maart 1592 Nivniče (Moravië) – 15 november 1670 Amsterdam

Vlakbij de Grote Kerk in Naarden, bekend van uitvoeringen van Bachs Matteüspassie, staat een standbeeld van Jan Amos Comenius. Hij is er namelijk begraven in de Waalse kerk . In zijn tijd was hij wereldberoemd. Comenius (Komensky) was een Tsjech die het tot bisschop had gebracht, een getrouwde protestantse bisschop wel te verstaan. Jan was zijn doopnaam, de naam van de profeet Amos nam hij zelf aan toen hij student was. Een profetische ijver voor ‘reparatie’ van niet minder dan de hele wereld bezielde hem levenslang. Hij was naast en na elkaar theoloog, natuurwetenschapper, pastor, onderwijzer, schooldirecteur, onderwijshervormer, filosoof, kerkleider, auteur van veel boeken. De Dertigjarige Oorlog in Midden-Europa trof zijn land en zijn kerk, de Tsjechische Broeder-Uniteit, zwaar. Men moest ondergronds. Tegenwerking en teleurstelling, de noodzaak van vlucht, brand van huis en bibliotheek, verlies van zijn gezin door de pest, het viel hem allemaal overvloedig ten deel. Hij maakte vooral naam als onderwijshervormer. Hij reisde half Europa rond met zijn onderwijsideeën, maar ook om de bevrijding van zijn land van de RK Habsburgers te bepleiten en de godsdienstvrijheid terug te winnen. Tevergeefs. Net als veel andere dissidenten van zijn tijd vond hij uiteindelijk in Amsterdam een veilige haven, waar hij de laatste veertien jaar van zijn leven als bisschop in ballingschap doorbracht met zijn derde vrouw. Vele tientallen boeken kwamen uit zijn hoofd, hart en handen die internationaal grote verspreiding vonden. Een catechismus voor zijn kerk, pedagogische boeken voor moeders en leerkrachten, de eerste encyclopedie voor kinderen, theologische verhandelingen over omstreden thema’s, verdedigingen van het gereformeerde geloof. In de afgelopen eeuw werd een enorm werk teruggevonden. Het bevatte wijze plannen en profetische vergezichten voor de verbetering van de wereld. Er zouden onder meer wereldwijde Raden moeten komen. Voor de godsdienst, voor de wetenschap, voor de vrede. Om conflicten vreedzaam op te lossen, om begrip te kweken en om van elkaar te leren. School, kerk en staat zouden samen op zoek moeten naar de Wijsheid, de Waarheid en de Vrede die God zelf in Jezus Christus al aan de wereld geschonken heeft. Ter voorbereiding op de komst van Christus’ Duizendjarig Rijk. Pas drie eeuwen en vele (wereld)oorlogen later werden echte stappen in deze richting gezet, met de oprichting van organisaties als de Wereldraad van Kerken, de Verenigde Naties, de Veiligheidsraad en vormen van interreligieus overleg.
Geestelijke nazaten van Comenius zouden later de Herrnhutter Broeder-Uniteit vormen. In Suriname deden ze belangrijk zendingswerk. Surinaamse christenen in Amsterdam Zuid-Oost wonen dichter bij hun geestelijke wortels dan ze zich waarschijnlijk realiseren.

21 maart: Johann Sebastian Bach

Bach

Bach, de grote Bach, die mag de maat der engelen slaan, de lieve lange dag (Willem Barnard)

21 maart 1685 Eisenach 28 juli 1750 Leipzig

De gereformeerde theoloog Bavinck onderwees ruim een eeuw geleden dat gestorvenen niet actief een relatie met de levenden konden onderhouden. Ze hebben geen lichaam meer en de lofprijzingen van hun ziel in de hemel bereiken alleen God. We kunnen daarom geen heiligen vereren als leveranciers van goddelijke genade en dat was ook precies Bavincks bedoeling. Maar het geval Johann Sebastian Bach maakt duidelijk hoe theologie er naast kan zitten. Niet alleen is ‘JSB’ ongetwijfeld zeer actief in de hemel, ook al betwistte de theoloog Karl Barth ooit Bachs rol als hoofddirigent van het engelenkoor (Barth hield het op Mozart). Maar Bach is nog steeds ook op aarde druk in de weer om zielen te verheffen tot God of een hoger niveau van bewustzijn, gezien de nog altijd grote belangstelling voor zijn muziek. Vooral in Nederland. Nergens ter wereld is er tegen Pasen zo’n grote dichtheid aan uitvoeringen van de Mattheüs- en Johannespassion, ondanks hun lengte van minstens twee keer een zondagse kerkdienst.
Ook zonder pauselijke heiligverklaring is Bachs status als heilige onbetwist. Vriend en vijand van barokmuziek zijn het eens over de absolute kwaliteit van zijn oeuvre dat telkens weer nieuwe generaties componisten uitdaagt en nieuwe luisteraars boeit. Wie had ooit kunnen bedenken dat een land als Japan momenteel de beste uitvoerders van zijn muziek oplevert? Het zegt ook iets over de spirituele kracht van zijn muziek. Zij opent deuren naar God, naar verborgen krachten van de ziel en naar dimensies van het verhaal van de geboorte, kruis en opstanding van Jezus, die predikanten en priesters vaak niet meer open krijgen. Veel mensen zingen en beluisteren teksten die op zichzelf genomen ver van hen af staan, maar worden door de muziek geraakt.
Het verhaal van het leven en de persoon van de Thomascantor uit Leipzig is vergeleken met zijn muziek saai. Ambachtelijk musicus, liefhebbend echtgenoot, overtuigd lutheraan met theologische interesse, orgelbouwadviseur, huisvader van een groot gezin, docent van een jongenskoor, componist, uitgever, repetitor, dirigent. Jarenlang levert hij bijna elke week een complete cantate naast andere composities. Deze enorme productiviteit wordt gedragen door diep geloof, grote gedrevenheid, eerbiedige toewijding en kennelijk ook een talent voor management.
Veel uitspraken van Bach zijn er niet overgeleverd. De harmonieën, melodielijnen en ritmes bij de weloverwogen teksten vormen zijn boodschap. Met vaak aan het slot de handtekening SDG: Soli Deo Gloria, God alleen de eer.

Paulos Farah Rahho

Wij,christenen van Mesopotamië, zijn gewend aan religieuze vervolging en druk van machthebbers

20 november 1942 Mosul – begin maart 2008, regio Mosul, Irak

Rahho
Ook de eenentwintigste eeuw heeft al vele martelaren voor het christelijk geloof gebracht. Een ervan is Paulos Faraj Rahho, geestelijke van de Chaldeese of Assyrische kerk die terug gaat op een van de oudste christelijke tradities, met een kerktaal die nauw verwant is aan de taal die Jezus ooit sprak. Zijn dood is een voorbeeld van de negatieve gevolgen van de inval van de VS in Irak in 2003 die krachten ontketende die nog steeds niet zijn beteugeld. Paulos Farah Rahho woonde het grootste gedeelte van zijn leven in de regio van de stad Mosul, waar hij ook geboren was, het bijbelse Ninevé. Hij ontving zijn seminarieopleiding in Bagdad en werkte daar kort. In de jaren ’70 voltooide hij zijn studie in Rome – de Chaldeese Kerk maakt deel uit van de Rooms-Katholieke Kerk. Vlakbij Mosul bouwde hij een kerk en opende hij een weeshuis voor gehandicapte kinderen. Farro stond bekend als een nederig en hartelijk pastor, vol met grappen. In 2001 werd hij gekozen tot aartsbisschop met verantwoordelijkheid voor 20.000 parochianen. Rahho toonde zich verontrust toen er pogingen werden ondernomen om de sharia nadrukkelijker in de grondwet van Irak op te nemen. Hij werd bedreigd. Bij het uitbreken van de oorlog werd de situatie voor christenen in Mosul precair. Eind februari 2008 werd hij gekidnapped in een actie waarbij zijn lijfwachten en chauffeurs om het leven kwamen. Zelf zou hij nog per mobieltje hebben doorgegeven dat hij niet wilde dat er losgeld voor hem betaald zou worden, omdat er met het losgeld verkeerde dingen gedaan zouden worden. De kidnappers eisten geld van christenen voor de jihad plus de vorming van een christelijke militie om het leger van de VS te bestrijden. Op 13 maart werd zijn lijk gevonden. De moord riep internationaal ontzetting op. Paus Benedictus sprak kort erna op Palmzondag een krachtige veroordeling uit van de burgeroorlog.
Een van de moordenaars werd gevonden en door het Iraakse Hoogerechtshof ter dood veroordeeld. Hij zou een leider zijn van een cel van Al-Qaida in Mosul. Maar officiële vertegenwoordigers van de Chaldeese Kerk verzetten zich tegen zijn doodstraf. In zijn testament had Rahho zelf een oproep gedaan aan zijn kerkleden om samen te werken met moslims en Yazidi (ook een religieuze groepering) en zich in te zetten voor verbinding tussen de verschillende religieuze groeperingen van het land.
Open Doors schat dat er nog hoogstens 350.000 christenen in Irak zijn. Enkele decennia geleden waren het er nog vijf maal zoveel.