Christian de Chergé

Omdat wij op dezelfde einder afgaan, is het van levensbelang dat we leren samen op te trekken.

⁕18 januari 1937, Colmar – † 21 mei 1996, Algerije

Op 21 mei 1996 werden zeven broeders van het klooster Thibirine in het Algerijnse Atlasgebergte terechtgesteld door een terreurgroep. Er ging een schok door de wereld. Het verhaal is vooral bekend geworden door de prachtige film ‘Des Hommes et des Dieux’. Heel waarheidsgetrouw schildert het de nauwe contacten die deze trappisten onderhielden met de naburige dorpelingen, allemaal islamitisch. Ze hadden hun vertrouwen gewonnen. Er werd samen tuinbouw bedreven. Broeder Luc behandelde dagelijks met beperkte middelen tientallen zieken. De monniken waren bezield door de opdracht om in de Algerijnse samenleving van de barmhartigheid van Christus te getuigen door een leven in nabijheid en naastenliefde. En broeder Christian was hun leider.
Als kind van een Frans militair in Algerije had hij op de knieën van zijn moeder het Evangelie geleerd. Later als dienstplichtig militair weer terug in het land was zijn leven een keer gered door een bevriende moslim, toen hij in een hinderlaag liep. De man had het voor hem opgenomen, maar was vervolgens zelf daarom om het leven gebracht. Na de onafhankelijkheidoorlog tegen Frankrijk waren deze broeders, alle van Franse oorsprong, gebleven of juist gekomen. Onder hen was Christian het diepst vervuld van het ideaal om dicht bij de ‘islam van het hart’ te komen. Hij wilde de islamitische weg naar God van binnen uit en zonder vooroordeel verkennen. Meer dan vijftien jaar bood hij gastvrijheid in het klooster aan een gebeds- en meditatiegroep met een broederschap van soefi’s: moslims met een mystieke inslag. Twee keer per jaar werd er intensief samen gebeden en met elkaar gesproken. En het kerkelijk verbod om in de gedachtenis van de overledenen tijdens de eucharistie ook anderen dan alleen geloofsgenoten te noemen legde hij naast zich neer.
Begin jaren ’90 werd het land meegezogen in een enorme geweldsspiraal. De terreurdreiging gericht tegen alle buitenlanders bracht hevige onrust in het klooster. Maar de overtuiging groeide dat ze niet weg konden. De gelofte van stabiliteit (blijven waar je geroepen bent) woog zwaar. Christian las het gebod ‘Gij zult niet doden’ ook als opdracht om de aanwezigheid van de kerk in dit land niet te doden of door voortijdig vertrek het zieke land al dood te verklaren. De eerste zin van zijn testament luidt dat hij herinnerd moest worden als iemand die zijn leven gegeven had aan God en aan dit land.