‘Bij ons leeft de vraag niet waar God is. Dat jullie die hebben vinden wij maar raar. Bij ons is het geloof in God juist het grote houvast. Bij ons is de vraag of er ook mensen zijn die van ons houden; waar jullie zijn’. Dit was ongeveer de reactie van een 17-jarige jongen uit Bethlehem, kerkganger uit de Geboortekerk aldaar, in de bijbelgroep van een groep tieners uit heel Europa, afgelopen zomer in Taizé. Zo vertelde vanmorgen (1-9-2024) wijkpredikant ds. Erika Hoebe in de preek. Zij had deze bijbelgroep mogen leiden.
Hij heeft gelijk. We zijn er niet.
Op de vraag waarom niet, had ik deze week net een antwoord gevonden in een prachtig, maar confronterend artikel van Mark Braverman (Joods-Israëlische Amerikaan). Het raakte me ook, omdat hij Bonhoeffer ‘redt’.
Er was namelijk een probleem met Bonhoeffer. Zijn inzet om de Holocaust tegen te gaan lijkt niet maximaal. Zijn persoonlijke inzet om Joden te redden betreft maar enkele tientallen. Bonhoeffer ging niet in de leer bij rabbijnen of joodse filosofen uit zijn tijd als Rosenzweig of Buber. En in zijn overwegingen en aanbevelingen voor nieuw christendom na de oorlog vind je niet echt een pleidooi terug voor een totale herziening van de relatie tot het jodendom en herbezinning op de joodse wortels van het christendom.
Zijn biograaf, zwager, bewonderaar en pleitbezorger Eberhardt Bethge heeft zich in alle bochten gewrongen om Bonhoeffer uit de wind van de kritiek te houden. Bonhoeffers hart zat op de goede plaats en de jodenvervolging zou een sleutelrol gespeeld hebben bij de radicalisering van zijn verzet tegen Hitler. Braverman schaart zich achter degenen die vinden dat deze verdediging toch wat mislukt is. De jodenvervolging was niet zo’n belangrijk motief.
Maar Braverman vindt het niet erg. Hij vindt de vraagstelling verkeerd. Bethge had zich de moeite kunnen besparen. De hele naoorlogse ‘theologie na Auschwitz’ zat op verkeerde spoor, omdat die zich vereenzelvigde met het jodendom dat politiek zionistisch was geworden. In plaats van de steun voor de staat Israël als lakmoesproef te gebruiken voor de mate waarin de theologie (de kerk, het christendom) de Holocaust serieus nam, had de theologie zichzelf de vraag moeten stellen waarom de kerk nog zo op zoek is naar redding van haar eigen ‘specialness’. Braverman vindt het leentjebuur willen spelen van de goddelijke uitverkiezing van Israël verdacht. En dus ook het eindeloos excuses maken voor de jodenvervolging, want wat is dat anders dan weer proberen de zegen te krijgen voor de eigen ‘specialness’?
Ik was al tegen kerkelijke en theologische opsporingsteams ter uitroeiïng van ‘vervangingstheologie’. Maar ik lees Braverman niet met trots over het theologisch gelijk van ‘Kairos-Sabeel-theologen’ die Palestijnse theologen voor het voetlicht proberen te brengen, maar opnieuw met schaamte. Dat ook ik theologisch geflirt heb met gedachten van Marquardt over ‘De Terugkeer’ als een soort Godsbewijs, jammer dan voor de Palestijnen. Dat ik het enthousiasme deelde dat op de faculteit tijdens de theologiestudie rondzinderde over de verklaring van de Evangelische Kirche van het Rijnland, die Braverman hier ook noemt: zo ver had nog niet eerder een kerk willen gaan in het omarmen van het zionisme. Etcetera.
‘Uitverkiezing’ is een moeilijk begrip. Het gevoel dat we lijken te denken ‘speciaal’ te zijn stoort ook menig niet-kerkelijk mens aan de kerk. Braverman eert Bonhoeffer als theoloog die Christus universeel maakte. God werd Mens. Aan het kruis hing hij niet speciaal omdat hij jood was, maar voor de Weg die hij koos en wees.
Een jodendom dat zichzelf het recht toekent om land toe te eigenen ten koste van een ander volk, kan de kerk niet redden. Jodendom en christendom kunnen alleen gered worden door de keuze voor het pad van recht en vrede, van compassie voor de weduwe, de wees en de vreemdeling ongeacht kleur. Die ‘specialiteit’ van Jezus en zijn uitleg van de Tora (en die van Paulus etc.) is het enige bestaansrecht van jodendom en christendom, maar zonder er patent op te hebben.
En die knaap uit Bethlehem die maar blijft hopen en geloven….
Gandhi 75 jaar geleden vermoord
Mahatma Gandhi (2 oktober 1869, Porbandar, India – 30 januari 1948, New Delhi, India) verdient het dat zijn 75ste sterfdag herdacht wordt.
Een wonderlijk mens, deze kleine magere man. Levenslang fanatiek vegetariër en aanhanger van natuurgeneeswijzen. Afkerig van moderne westerse technologie, al bracht hij zijn halve leven in treinen door als hij niet gevangen zit. Probeerde de Engelse textielindustrie te beconcurreren door iedereen aan het handmatig spinnen te zetten en zat waarheen hij ook reisde zelf dagelijks minstens een uur achter het spinnewiel, halfnaakt in zijn eeuwige dhoti sinds hij ook de westerse kledij had afgezworen. Altijd een blinde vlek gehouden voor zijn aandeel als veeleisende autoritaire vader in de ontsporing van zijn oudste zoon. Wilde als oude man het nichtje dat hem verzorgde bij zich laten slapen om samen te demonstreren dat ze aan hun seksuele passies ontstegen waren. In bijna alles obsessief.
Maar bovenal de man van absolute geweldloosheid als de weg bij uitstek waarmee belangrijke veranderingen kunnen worden afgedwongen, grote sociale tegenstellingen kunnen worden overbrugd, uitbarstingen van geweld kunnen worden gedempt en voorkomen. De grote inspirator van iemand als Martin Luther King en daarmee van grote geweldloze bewegingen voor burgerrechten.
En tot zijn laatste adem in zijn optreden gedragen door een religieuze toewijding en gedrevenheid. Voor alles was hij de geestelijk leider van een van de grootste volkeren op aarde.
Niet fraai voor onze eigen geschiedenis: zijn kwaliteiten als leider ontdekte en ontwikkelde hij in Zuid-Afrika in gevecht tegen blank racisme en suprematie, met tegenover zich de voormalige generaal van de Boeren en vervolgens Britse gouverneur met Nederlandse voorouders Jan Smuts (1870-1950). ‘Dankzij’ Smuts die geen duimbreed toegaf, ontwikkelde Gandhi de praktijk van satyagraha en ahimsa: geweldloos burgerprotest met stakingen, een mars en bereidheid om gevangenisstraffen uit te zitten. Op het perron van het station van Pietermaritzburg wordt nog altijd de plek aangewezen waar Gandhi uit de trein was gezet omdat hij zich niet hield aan de bordjes die plaatsen alleen voor blanken reserveerden. In Zuid-Afrika stichtte Gandhi ook al een ashram, een woon- en werkgemeenschap, waar ook zijn tijdschrift werd uitgegeven. Voor de discriminatie van de zwarte – inheemse! – bevolking had hij totaal nog geen oog.
Bij zijn terugkeer naar India in 1915 genoot hij al een enorme belangstelling en populariteit. Hij kreeg de eretitel Mahatma, ‘grote ziel’, en werd al snel het boegbeeld van het verzet tegen het Britse regiment en van de grote Congrespartij. De advocaat werd levenslang pleitbezorger van de eenwording van het enorme land op basis van godsdienstige tolerantie en geloof in de waarde van de eigen cultuur. Zo probeerde hij bijvoorbeeld een brug te slaan tussen de moslim- en hindoegemeenschappen door na de val van het Turkse rijk hartstochtelijk (maar tevergeefs) mee te ijveren voor het behoud van het Turkse kalifaat.
Hij streefde een hervorming van het kastenstelsel na, waarbij de verschillende kasten zich niet meer boven elkaar verheffen, maar alleen ‘horizontaal’ in respect naast elkaar blijven bestaan. In zijn eigen ashram werd op voet van gelijkheid geleefd. Volstrekte solidair met de armsten, de ‘onaanraakbaren’ die hij ‘kinderen van God’ noemde, zag hij zich – vooral ook dankzij het optreden van de radicale Amedkar – gedwongen om tenslotte het hele kastenstelsel te bestrijden. Zoals ook zijn behandeling van vrouwen steeds meer op basis van gelijkwaardigheid plaatsvond. Al bleef hij onverbiddelijk vasthouden aan de eenmaal gemaakte keuze voor een celibatair leven binnen zijn huwelijk – nog zo’n merkwaardige obsessieve trek: zijn negatieve waardering van seks. (In andere ashrams in India zal later een andere boodschap klinken!)
Het Hindoeïsme moest in elk geval ook hervormd worden. Tekenend is dat hij zijn hele leven haast nooit in een tempel kwam, of het moest zijn om demonstratief de openstelling voor alle kasten mee te vieren. Hij reist voor die hervorming stad en steeds meer ook land af, met een missie die zich verbreedt naar integrale dorpsverbetering. En ondertussen beantwoordt hij duizenden brieven over alle mogelijke vragen die men de Mahatma (‘grote ziel’) voorlegt.
Diep geworteld in Hindhoe tradities en overtuigingen en een groot kenner van de Baghavad Ghita, verbond hij zijn religieuze opvattingen met die van andere godsdiensten, in het bijzonder met de Bergrede uit de Bijbel. Gandhi hield een dagelijks gebedsuur met teksten en liederen uit verschillende godsdienstige tradities, ook de islam. En wekelijks hield hij ook een stiltedag zonder activiteiten, hoogstens dat hij zijn oor te luisteren legt voor verhalen die niet kunnen wachten. Bijna al zijn hongerstakingen – die hij wonderbaarlijk overleefde, menige Brit dacht dat er dan dus wel gesmokkeld moest zijn met glucose – waren gericht op het uitzuiveren van wanpraktijken in zijn eigen gemeenschap of zijn achterban.
Zijn vele acties om meer rechten en meer politieke zelfstandigheid af te dwingen – waarvan de beroemde Zoutmars tegen de belasting op het zout maar een klein voorbeeld is – brachten hem veelvuldig achter slot en grendel. Wat was Churchill een racistische hork, evenals zijn klonen in het bestuur van India het vaak waren! De Tweede Wereldoorlog bracht Gandhi grotendeels opgesloten in een paleis door. Of de gruwelijke ernst van het nazidom (ver weg) en ook de wreedheid en de omvang van de Japanse terreur (dichtbij) wel helemaal tot hem doordrong? Zijn uitlatingen over de passiviteit van de joden tegenover Hitler zijn om begrijpelijke redenen omstreden. Helemaal afwijzend stond ook Gandhi niet tegenover leger en politie als organen van een staat. In de Boerenoorlog had hij dienst genomen in het Britse leger — als hospitaalsoldaat.
Een indrukwekkend getuigenis van de kracht van geweldloos verzet werd door Gandhi geleverd rond de tijd dat de Britten gingen vertrekken van het Aziatische subcontinent. Het was al duidelijk dat het land in tweeën zou uiteenvallen. Naast India werd een staat voor moslims in het leven geroepen: Oost- en West-Pakistan. Het uiteengaan ging met veel etnisch-godsdienstig geweld gepaard. Hij had zich hier nu juist levenslang tegen verzet. Terwijl de moslimliga en in het bijzonder Jinnah hem al decennialang wegzette als ‘hindoeleider’ had zich altijd opgeworpen als pleitbezorger van een gemengde samenleving. Maar juist op het moment dat de onderhandelingen over de naderende staatkundige zelfstandigheid tot een climax komen en men hem in New Delhi bij de onderhandelingen wil hebben, vertrekt hij naar de brandhaarden van oplaaiend etnisch geweld om zich daar tussen de mensen te vestigen. Met een hongerstaking dwingt hij – intussen tegen de 80 – in Calcutta bij de plaatselijke leiders een einde aan het geweld af. Hij wil dan naar de Punjaab, maar de noodzaak om ook Delhi met een hongerstaking te pacificeren houdt hem daarvan af. Het is echt aan deze inzet van Gandhi te danken dat er in India decennialang een veel toleranter cultureel-godsdienstig klimaat heerste dan in de nieuwe buurstaat.
Hoezeer ook Hindoes geradicaliseerd waren bleek toen hij door zo’n extremistische Hindoe werd vermoord. Tijdens een gebedsuur.
Jezus was zeker één van zijn grote voorbeelden. Het was door de lectuur van Tolstoj dat hij oog gekregen had voor de Bergrede als sleutel voor de boodschap van Jezus, het Nieuwe Testament en heel de Bijbel. Op trektocht door Bengalen las hij op kerstmis 1946 in zijn openbare gebedsuur 1 Korinthiërs 13 over de macht van de liefde! Zijn hongerstakingen waren vormen van plaatsvervangend lijden en boetedoening voor misdragingen van anderen. Hij wierp als het moest het vege lijf in de strijd. En altijd betoonde hij een ongelooflijk respect voor de persoon van zijn tegenstander, steeds op zoek ook naar de dialoog, hoe akelig diens gedrag en diens opvattingen ook waren!
Menig christen in de twintigste eeuw kreeg door Gandhi’s optreden een frisse kijk op Jezus, en het heeft ook de wetenschappelijke kijk op de historische Jezus beïnvloed. Precies wat hij hoopte: dat aanhangers van andere godsdiensten dieper zouden gaan putten uit hun eigen bronnen, om Waarheid te ontdekken en die te praktiseren. En dan kun je rustig laten liggen wat je niet in praktijk kunt brengen omdat het geen Waarheid is.
Wie tot God komt, gaat God – of het goddelijke, of hoe je het noemt, in Gandhi’s eigen idioom ‘Ram(a)’ – in elk ander mens, elke man of vrouw, zien, en proberen te blijven zien. En dan slaat juist godsdienst dan een brug tussen godsdiensten en tussen godsdienstige en niet-godsdienstige mensen. Godsdienst, gepraktiseerd met verstand, is naastenliefde, gebaseerd op een diep besef van waardigheid, en leidt tot vrede.
Hoe gaan we om met zijn erfenis?
Met gebroken geweren kan de Russische verovering van Oekraïne niet gestuit worden.
Maar het gevaar van een eenzijdige focus op militair geweld om conflicten te beslechten blijft zonneklaar.
Zoals het ook helder is dat Modhi met zijn hameren op de hindoeïstische identiteit van India de religieus-etnische onverdraagzaamheid aanwakkert en de erfenis van Gandhi verkwanselt.
Waar zijn in ons land de Gandhi’s die zich fysiek tussen de conflicterende partijen werpen om vreedzaam overleg en wederzijds respect af te dwingen, als polarisatie hoogtij viert en we vergeten dat we in onze strijd om van de ander te winnen, juist de ander verliezen?
Een van de vele plekken waar het belang van Gandhi op een tragische manier oplicht is wel Palestina. De afloop van het Britse bestuur van het mandaatgebied Palestina was even dramatisch en gewelddadig als die op het Aziatische subcontinent. De religieus-etnische tegenstellingen liepen even hoog op, de ‘democratische’ staten die deze dekolonisatie opleverden, hebben een vergelijkbare etnische grondslag, met een even ‘duurzaam’ conflict met de ander waarmee de staat niet werd gedeeld. Met dit verschil dat de Palestijnen geen Pakistan of Bangladesh werd gegund.
Gandhi liet zien dat het anders had gekund en anders had moeten aflopen.
De voor Gandhi belangrijkste tekst uit de Bhagavad Ghita (hoofdstuk 2 vers 62 en 63) was:
Wanneer men in de voorwerpen van de zintuigen verdiept raakt, ontwikkelt men gehechtheid.
Hechting leidt tot begeerte, en uit begeerte ontstaat vrees.
Vrees maakt het oordeel mistig, wat resulteert in verwarring van het denken.
Als het denken verward raakt, verdwaalt het verstand.
En als het verstand verdwaald raakt, gaat men te gronde.
Als we ons eens bleven oefenen in onthechting …
Harmen Jansen
(met dank aan de tweedelige biografie van Ramachandra Guha)
BDS? Wapens leveren?
Maart 2022, Europa
We accepteren niet dat er slechts gesproken wordt over ‘een conflict’, in plaats van dat de ernstige feiten bij de naam worden genoemd: eenzijdige aanval, agressieve invasie, bezetting
We vaardigen sancties uit en beginnen een vergaande economische en culturele boycot en grote desinvesteringen die rechtstreeks de bevolking raken en niet alleen de machthebbers en de ondernemingen die betrokken zijn bij de invasie en de bezetting
We sturen wapens naar de bevolking die onder de voet gelopen wordt en noemen hun militaire (machteloze en uitzichtsloze) strijd tegen de komende bezetting een vrijheidsstrijd. Wie zich aanmeldt voor persoonlijke deelname in het vreemdelingenlegioen zal geen strafvervolging ondergaan wegens ‘vreemde krijgsdienst’.
We sympathiseren daarbij met de bedreigde bevolking symbolisch door de nationale kleuren in onze sociale media en onze tv-programma’s op te nemen.
We nemen de vluchtelingen ruimhartig op en zorgen voor recordopbrengsten van de noodoproepen van de hulporganisaties.
We veroordelen de initiator van de inval als agressor en juichen bij voorbaat een toekomstig arrestatiebevel van de staatsleiders door het internationale Strafhof vanwege oorlogsmisdaden toe. De EU erkent versneld het aangevallen volk als toekomstige lidstaat.
Vervang hierbij Rusland en Oekraïne door Israël en Palestina, wat krijgen we dan?
Het politiek en kerkelijk jargon spreekt daarin stelselmatig eufemistisch over ‘het Israëlisch-Palestijnse conflict’, terwijl het gaat om een invasie (1967) en een bezetting (sindsdien), met een militaire overmacht, met voortdurend volstrekt ongelijke aantallen doden. Ongeveer 1 op 100.
Er gelden alleen op heel kleine schaal sancties en desinvesteringen. Pleidooien voor BDS worden afgewezen, de pleitbezorgers ervan gebrandmerkt als antisemieten, sinds enige jaren zelfs met dreiging van de rechtelijke machten met het wapen in de hand van een antisemitisme-definitie opgesteld door het Holocaust-memorial (lees: Israël). De afwijzing van BDS wordt inhoudelijk vaak beredeneerd met argumenten als dat het niet effectief zou zijn, dat het de feitelijke aanstichters van het onrecht niet raakt, dat het vooral onschuldigen (lees: de burgerbevolking) of zelfs vooral de slachtoffers treft.
Het onderdrukte volk wordt weggezet als gevaarlijk, bereid tot terreur, een volk van terroristen. Organisaties waarvan vermoed wordt dat ze wel eens geld hebben ‘doorgesluisd’ naar gewapende opstandelingen worden geschrapt van de subsidielijst van NGO’s (zelfs als het niet waar is).
Tal van kerkelijke en politieke organisaties gebruiken het symbool van de bezettende macht: de Israëlische vlag, de kleuren wit en blauw met de bekende ster. Wie met een Palestijnse vlag zwaait is sympathisant van terroristen.
Aan financiële steun voor allerlei projecten in Palestijns gebied heeft het decennialang niet ontbroken. Maar we laten al jaren allerlei moedwillige vernieling en sabotage door kolonisten en het Israëlische leger zo goed als onbesproken en zonder gevolgen voor de steun aan Israël. En kerkelijke steun aan zelfs heel kleine en vreedzame opbouwprojecten onder Palestijnen ligt voortdurend onder het vergrootglas van ‘partijen’ die zelf zorg dragen voor een veelvoud aan steun voor Israëlische partners.
We sympathiseren met de bezettende macht; de EU heeft bijzondere relaties met deze staat; we verschaffen met een religieuze ideologie over een bijzonder verbond van God met dit volk in dit land en dus met deze staat de ideologische software voor de doorgaande bezetting.
Conclusie?
Erg leerzaam in elk geval, deze vreselijke eerste week van een nieuw tijdperk in Europa.
We moeten erkennen dan we als land, als westerse volkeren, als kerken hypocriet zijn en met twee maten meten.
We moeten snel voorzichtiger worden ten aanzien van sancties, boycot en desinvesteringen, en zorgen voor meer nuance. Waarom geen Russische kunst meer in de Hermitage in Amsterdam? Waarom Ikea weg uit Rusland? Boycot van wetenschappers? Raakt dit Poetin, of misschien wel vooral onschuldige burgers en mensen die juist kritisch zijn?
Laten we waakzaam blijven tegen demonisering van alle Russen of van Russische cultuur of de Russische bevolking. Waarschijnlijk onderschatten we zwaar hoe lang en hoe diepingrijpend het volk al is gehersenspoeld door de eigen staatsmedia, de propaganda, de nationalistische kerkleiding. God, heb medelijden ook met dit arme en misleide volk. Ook Europeanen: broeders en zusters.
Maar laten we – binnenkort, nu heeft de opvang van Oekraïense vluchtelingen en het indammen van het Russische geweld de hoogste prioriteit – dan ook eerlijker worden in de terminologie en de beeldvorming over Palestina, Palestijnen, het Palestijnse verzet; meer begrip tonen voor de neiging tot gebruik van geweld door dat verzet. Waarom heet het geweld van Israël geen terreur en worden de excessen niet veel vaker aan de orde gesteld? Waar blijft de strafvervolging door het Internationaal Strafhof?
Laten de kerken aan grondiger onderzoek doen van de eigen Israël-ideologie. Laat de EU en laten de regeringen de bevoorrechte positie van Israël tegen het licht houden.
Kortom: laten we eendrachtiger en krachtiger het einde van de bezetting, de etnische zuivering en de sluipende annexaties bespoedigen en daarvoor de beschikbare niet-militaire middelen inzetten. Waaronder ook BDS en bijvoorbeeld het afzien van het organiseren van kerkelijke en christelijke ‘Israëlreizen’. Laat ook de inzet van een VN-vredesmacht in Gaza en op de Westbank niet langer onbespreekbaar zijn, die toeziet op geweldloos samenleven van beide volken, op ontmanteling en inperking van een reeks kolonistensettlements en de opbouw van een Palestijnse democratische rechtstaat.
We kunnen niet druk zijn met de ene oorlog en wegkijken van de gevolgen van andere oorlogen waarin we betrokken waren.
We moeten alerter worden op de racistische balk in ons eigen oog die ons belemmert om een Arabisch volk (en alle Arabische volkeren met hen) als gelijkwaardig en gelijkberechtigd te zien aan het Joodse volk.
Het belang van empathie, erkenning en excuus
Blij en opgetogen deden twee vrouwen verslag voor de radiomicrofoon van hun gesprek met de koning. Ze zijn slachtoffer in de toeslagenaffaire. Hun verhaal was al voor de tv geweest. Ze hadden ministers gesproken en een staatssecretaris. Maar die ontmoetingen waren teleurstellend geweest. De koning had pas echt blijk gegeven van oprechte belangstelling, inlevingsvermogen en medeleven. Nu voelden ze zich gezien en begrepen.
Hoe moeilijk is empathie?
De koning heeft dus een goede beurt gemaakt in een groot probleem dat politiek en samenleving in de greep houdt. Mij gaat het hier om het effect van invoelend luisteren. Veel meer kan een koning niet doen. Hij heeft niet de macht om af te dwingen dat gebeurt wat hij in Troonredes aan beloftes en toezeggingen moet voorlezen, hoogstens kan hij een oproep twitteren. En daarin lijkt zijn positie op die van de kerk. Ook die kan vaak niet veel meer dan luisteren en naast mensen gaan staan. De vraag is of dat voldoende gebeurt.
Waarom slagen bewindspersonen erin om, ondanks hun getoonde belangstelling in de problemen van burgers op hun stoep, die burgers voor hun gevoel in de kou te laten staan? Ze nemen toch de nodige maatregelen? Het verhaal van deze vrouwen vormt niet alleen een spiegel voor politici, maar ook voor de kerk en voor de communicatie in onze pastorale en persoonlijke ontmoetingen. De sleutelrol voor een gevoel van erkenning ligt bij empathisch luisteren en reageren.
Dat is veel moeilijker dan we denken. We denken vaak dat we belangstellend zijn geweest. Maar ondertussen peilden we toch maar half wat de ander doormaakt. We vinden het vaak moeilijk om de nood, het verdriet, de vertwijfeling van de ander echt tot ons door te laten dringen. Het vraagt om stil staan, onbevangenheid en ontvankelijkheid voor gevoelens die we liever niet hebben en die lastig zijn.
NIVEA
‘Niet Invullen Voor Een Ander’. Het is een bekende stelregel voor de pastorale communicatie. Want het dwingt je om het puntje van je tong af te bijten als je weer wilt zeggen ‘Ik kan het me voorstellen’ of ‘Ik begrijp het’. Want de koning weet niet wat het is om te leven met torenhoge schulden en ik weet niet hoe het is om zwaar depressief te zijn of kanker te hebben. En ook al heb ik ook geen ouders meer, begrijp ik dan wat het betekent voor die ander om haar moeder te verliezen?
Ja, als we goed luisteren maakt ons brein een terugkoppeling naar eigen ervaringen. Het heeft iets met de zogenaamde spiegelneuronen te maken. We begrijpen wat we horen door het te ‘spiegelen’ met wat we zelf meemaken. Maar als we niet oppassen gaat ons eigen verhaal met ons aan de haal en ontaardt ons belangstellende bezoekje in een monoloog over onze eigen belevenissen.
Een andere valkuil is onze oplossingsgerichtheid. We willen de ander helpen. We gaan al snel adviseren, hulplijnen aanbevelen, de hulpverlener spelen. Zijn we geen volgelingen van Jezus die zieken genas, bedroefden opbeurde, doden opwekte, zonden vergaf? De Britse theoloog Samuel Wells heeft daarom een heel boek gewijd aan het woordje ‘met’. Christus was er niet allereerst ‘voor’ de ander. Hij was ‘met’ de ander. ‘God met ons’. Zijn wonderbaarlijke genezingen zijn maar de helft van het verhaal. De andere helft is dat van zijn kruis, zijn medelijden, zijn totale machteloosheid. Kunnen wij het dan ook af en toe eens proberen uit te houden met de uitzichtloosheid of het schuldgevoel van de ander?
Erkenning
De vrouwen vonden bij de koning erkenning. Ze zijn er geen cent rijker van geworden. Maar de waarde was groot. Erkenning geeft kracht om de rug te rechten en om op te staan. Ze konden doorgaan met op te komen voor de belangen hun kinderen. Het gaat hier om het element waar we in de wonderverhalen van de evangeliën misschien nog te vaak overheen lezen. Vaak staat er dat Jezus stil staat, hoort, ziet, en vraagt ‘Wat wil je?’ Bij hem wisten mensen zich allereerst gezien en gehoord. Dat belang van erkenning komt ook telkens naar voren in onderzoeken en discussies over de noodzakelijke steun aan de slachtoffers van de Groninger gaswinning. Het heeft lang moeten duren voordat ook in Haagse kringen en bij andere overheden doordrong dat aardbevingsslachtoffers niet geholpen zijn met alleen onveiligverklaringen van hun huizen en gelden voor versterkingsoperaties. Echte erkenning van de psychische nood is nodig en daarmee erkenning van de waardigheid als mens die in nood misschien niet altijd elegant reageert. Erkenning van staatswege en vanuit de samenleving.
Excuus
En zo komen we bij de voortdurende roep om officiële excuses over zaken als ‘ons’ militaire optreden in Nederlands-Indië, het falen in Sebrenica, het slavernijverleden, het seksuele misbruik in de Rooms-katholieke kerk, het gebruik van de treinen van de NS voor het wegvoeren van Joden. De publieke spijtbetuiging van onze koning over het wegkijken van zijn overgrootmoeder maakte indruk, evenals de toespraak van Rutte over het aandeel van overheidsfunctionarissen in de Jodenvervolging. Zo worden angels weggehaald uit pijn, mits de excuses oprecht zijn en gepaard gaan aan pogingen tot compensatie van geleden leed.
Daarom heb ik eerder dit jaar meegedaan aan de oproep van een groep predikanten aan onze Kerk om ook een excuus uit te spreken tegenover het Palestijnse volk, na de kerkelijke schuldbelijdenis van vorig jaar over het christelijke aandeel in de Jodenvervolging. Ons christendom draagt met eenzijdige Israëlliefde na 1945 medeverantwoordelijkheid voor groot onrecht en aanhoudend lijden. We gunnen een diep gekrenkte bevolkingsgroep uit het land van de Bijbel hetzelfde gevoel als de vrouwen na afloop van hun bezoek aan onze koning.
Bijdrage voor de Groninger Kerkbode, oktober 2021
Conversietherapie
Schiet progressief, liberaal en verlicht Nederland niet te ver door met zijn roep om een verbod op conversietherapie? Ik overweeg geen seconde om dit in het activiteitenaanbod van mijn kerkgemeenschap op te nemen. Maar zo’n verbod hoort niet bij een samenleving gebaseerd op een lange reeks grondwettelijke vrijheden. Zo’n samenleving leeft met allerlei ongemakken zoals straffeloos verhandelde partydrugs, politieke partijen met racistische ideeën, sluierdwang, reclame voor second love, antivaccinatieleugens en de discriminatie van vrouwen bij de toelating tot kerkelijke ambten. Het voorstel doet mij denken aan het gedwongen ontslag van ‘weigerambtenaren’ en de strafkorting voor de SGP om het vrouwenstandpunt. De weg van (stevig!) debat en van geduld in afwachting van het effect van deze debatten wordt verlaten en ingeruild voor dwang, verbod en straf.
Daar komt bij dat ik het onlogisch vind. Ik snap het gewoon niet. Op wat voor opvatting over het ontstaan en ontwikkelen van seksuele identiteit is die roep eigenlijk gebaseerd? Vroeger werd de strijd om erkenning van homorechten gevoerd op basis van argumenten over natuurlijke aanleg. Homoseksualiteit was niet tegennatuurlijk omdat bewezen kon worden dat sommige mensen nu eenmaal die aanleg hebben. Maar is het dominante frame nu niet veeleer dat seksuele identiteit een sociaal construct is? Vergeet het idee over genetische aanleg! Roze of blauwe muisjes bij de geboorte zijn taboe, alleen gemengd toegestaan! Het aanbod van zowel poppen als autootjes in de speelgoedbak van ieder kind verplicht! Weg met de m/v-notering bij de burgerlijke stand (ook als er bij de overgrote meerderheid van de pasgeborenen geen misverstand mogelijk is)! En dan kan ieder vrijelijk kiezen uit de grote snoepdoos van diverse identiteiten.
Of toch niet en is de mainstream gedachte dat het bij de ontwikkeling van een zelfbeeld waarin iemand gelukkig kan zijn om een combinatie van nature en nurture gaat? Maar als dat zo is dan speelt zich die conversietherapie in het zelfde gebied af waar ook de LHBTI++ pleidooien voor ruimte en aandacht in het onderwijs hun goed recht hebben. Want bij een combinatie van nature+nurture bestaat niet alleen het gevaar dat iemand onder dwang van een rigide conservatieve opvoeding (met bijvoorbeeld thuisonderwijs ergens in de Bible belt) zijn of haar natuur onderdrukt. Dan bestaat ook de kans dat iemand onder druk van een al te constructivistische ideologie van zijn of haar pedagogische omgeving het contact met de eigen natuur verliest. Ook dan kan iemand in de zucht om er vooral toch maar bij te horen, verstrikt raken in onwaarachtige zelfbeelden.
We leven in een land waarin hormoonbehandeling al is toegestaan op een leeftijd waarin iemand nog niet kiesgerechtigd is omdat het puberbrein nog onvoldoende in staat is om een helicopterview te ontwikkelen voor een zelfstandig oordeel. De wereld van film, theater en tv is druk bezig met een inhaalslag om te zorgen dat lesbische vrouwen en transgenders volop in beeld en op de planken komen. Klassieke Romeo+Julia’s zijn helemaal uit, songfestivals wemelen van de diversiteit. Is het niet gezond als er in de samenleving dan ook enige ‘tegenmacht’ bestaat? Zo ja, dan zit er niets anders op dan de ruimte die fanatieke ‘constructivisten’ voor zichzelf claimen ook te gunnen aan hun creationistische tegenpolen.
En verder vind ik conversietherapie een prachtig woord. Zonde dat dit nu geclaimd is voor één speciale vorm van bekering. Geloofsgemeenschappen zijn als het goed is allemaal plekken waar we samen permanent in conversietherapie zijn.
Plandemie? Het christelijk geloof is géén complottheorie!
Eye-opener?
Eind december 2020 wordt er in brievenbussen in heel Noord-Nederland een evangelisatieblad verspreid onder de naam ‘Eyeopener’. Het blad van ‘evangelist’ Jaap Dieleman uit Zeewolde waarschuwt ernstig voor de coronamaatregelen, de berichtgeving over corona en de druk om ons binnenkort te laten vaccineren. We zouden te maken hebben met een groot complot. De tegenmaatregelen zijn ernstiger dan de kwaal, de echte aantallen slachtoffers worden kunstmatig opgehoogd, ‘deze leugen wordt ons door de strot geduwd’, met behulp van ‘msm’, de afkorting voor mainstream media, die ronduit liegt. Het is allemaal een ‘plandemie’, een duivels plan van Deep State, ‘een complot uit de hel’. ‘Ze willen de hele wereld in hun macht krijgen en vaccineren’. We worden klaargestoomd voor de nieuwe wereldorde: één-wereld-regering met één-wereld-munt en één-wereld-religie, de wereldorde van satan en zijn vriendjes.
Volgens zijn website zijn er al meer dan 700.000 van deze bladen verspreid. Dieleman hoopt op nog ongeveer evenveel euro’s om het nieuws verder in Nederland te verspreiden.
Treurige demonisering
Jammer, verdrietig, schokkend, dat de Bijbel en het christelijk geloof op deze manier gebruikt wordt om in te spelen op gevoelens van onrust en onzekerheid. De ziekenhuizen liggen overvol, Groningen en Twente roepen om hulp van het leger, wereldwijd duiken er nieuwe varianten op van corona die nog besmettelijker zijn, en iedereen kent uit zijn of haar omgeving wel lichte besmettingen die nooit zijn gemeld bij een arts of andere instantie. Maar in plaats van te erkennen dat de echte cijfers dus eerder te laag zijn dan te hoog, neemt een evangelist een loopje met de feiten. In plaats van bewondering en medelijden op te brengen voor wie het zwaar hebben omdat ze ziek werden of vol gas moeten geven in de zorg, draagt hij bij aan de roekeloosheid (of probeert dat althans) door in feite alles en iedereen te demoniseren die de pandemie bestrijdt. Merkt hij dan niet dat juist het onvoorzichtige en ontkennende gedrag en van gelovigen uit bepaalde evangelische en reformatorische kringen veel verzet oproept tegen het christendom in het algemeen? Zijn we dan de mensonterende en hartverscheurende beelden uit Italië van maart jl vergeten?
En ja hoor, het fabeltje over Bill Gates die chips zou willen implanteren en die een patent zou hebben met het getal van het Beest uit Openbaring, het getal 666, wordt nog weer eens extra nieuw leven ingeblazen (maar patent 2020-060606 gaat niet over geïmplanteerde chips: https://fullfact.org/online/bill-gates-patent-microchips/).
Hoe is het toch mogelijk dat ook nu weer het christelijk geloof in het vat wordt gegoten van een complottheorie? Het zwaarste geschut wordt in stelling gebracht: de duivel is aan het werk! Deep State! Het scenario waar Paulus al over schreef wordt NU uitgevoerd! De hel op aarde! En het gaat voorlopig alleen maar erger worden!
Het zijn altijd weer dezelfde teksten die door zulke ‘christelijke’ doempredikers bij elkaar worden geknipt en geplakt. En je weet ook nooit helemaal of het ook de bedoeling is dat we dan iets aan de geschiedenis gaan proberen te veranderen. Want die geschiedenis moet uitlopen op de glorieuze wederkomst van de Heer. Dus het is kennelijk niet de bedoeling dat we het duivelse scenario verijdelen. Het enige wat te doen staat is bekering tot het geloof zodat je misschien bij die wederkomst een kans maakt.
En de enige plek waar de hand van God in de tijd dan nog wel in positieve zin opgemerkt zou kunnen worden is de staat Israël. In ditzelfde blad wordt nog vóór het coronaverhaal voorgerekend hoe hard God wel niet bezig is om profetieën uit de Bijbel in vervulling te laten gaan in Israël. Want kijk eens hoe sterk en machtig deze staat nu is! (Dat de ‘levende stenen die getuigen van de komst van de Heer’ ondertussen uit het land van de Bijbel worden verdrongen samen met hun islamitische volksgenoten is kennelijk ook iets waarin we Gods hand moeten zien).
Moeilijke tijden als uitdaging
Is er dan geen reden om bang en bezorgd te zijn over benauwde tijden die mogelijk gaan komen? Wie zal dat durven beweren? Maar het lastige is, dat we op deze manier dan voor tegengestelde dingen bang worden. De een voor het vaccineren, de ander juist voor al die mensen die zullen weigeren om zich te laten vaccineren. De een voor nog meer corona, de ander voor nog meer coronamaatregelen die hem zijn vrijheid benemen. De een voor meer samenwerking in Europa en de wereld om samen sterk te staan tegen grote bedreigingen, de ander juist voor al die mensen die hard gaan stemmen tegen Europa en tegen samenwerking in VN-verband. Anders gezegd: eigenlijk is zulk soort evangelisatie erg politiek. Een complot tegen redelijkheid, overleg, nuchterheid en ook geduld dat nu hard nodig is in onze samenleving.
De Kerk (kerken) de eeuwen door heeft/ hebben meestal een grotere terughoudendheid betracht als het ging om de eigen tijd te duiden. Apocalyptische teksten uit de Bijbel bleken meestal niet zo geschikt om grip te krijgen op gebeurtenissen. Rekensommen kwamen nooit uit. Oorlogen, natuurrampen, ze zijn er altijd wel ergens. Je kunt ze niet gebruiken om te weten hoe laat het is op Gods klok. Het christendom zag de geschiedenis namelijk vooral als een product van menselijk handelen. We zijn geen marionetten aan touwtjes van God of duivel. We zijn verantwoordelijke wezens. Geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. En Kerstmis vertelt zelfs over Gods menswording. Over liefde die als kracht in de wereld (waar anders?) werkt als machtig antwoord op het kwaad dat er is: het leed van ziekte en rampen, het kwaad van zonde en schuld. En de Kerk viert Pinksteren als feest van de Geest van God die zelfs ‘uitgestort is op allen’ zodat niet-joden voortaan ook dragers van deze liefde konden worden.
Met de bril van dit Evangelie kijkend naar de wereld en de tijd van nu zie ik corona niet als een onderdeel van een duivels plan, maar als een nieuwe vorm van pech die ons overkomt, zoals vroeger cholera, TBC, de pest, de Spaanse griep. Een onaangenaam bijverschijnsel van het grote wonder van de natuur waarvan we deel uitmaken. Waar we een antwoord op kunnen vinden dankzij het verstand en de enorme kennis die we als mensheid hebben mogen ontwikkelen. Waarbij Liefde (compassie, menselijkheid, hoe je het wilt noemen) weer de kans krijgt om te laten zien hoe belangrijk zij is en hoe machtig zij is.
Maak de tekenen van Gods Koninkrijk niet verdacht!
En dan is het echt heel ernstig als de werken van deze Liefde verdacht gemaakt worden als onderdelen van een sinister complot: de eerlijke berichtgeving, de ijver om alle feiten en cijfers zo goed mogelijk boven tafel te krijgen, de inzet om zo snel mogelijk verantwoorde medicijnen en vaccins te ontwikkelen die miljoenen mensen leed kunnen besparen, de gezamenlijke moeite om noodzakelijke zorg zo goed mogelijk overeind te houden. In de evangeliën van de Bijbel is het genezen van zieken een van de belangrijkste tekenen van Jezus’ hemelse missie!
En dat is voorwaar geen kleinigheid: dat met een beroep op het Evangelie, de Bijbel, op het christelijk geloof, juist de ‘tekenen van Gods Koninkrijk’ worden verdacht gemaakt als werken der Duisternis! Dan kun je eigenlijk niet meer praten. Dan moet je protest aantekenen! Het gaat om mensenlevens. En niet in kleine getallen.
28/12/20 HJ
Niet drinken uit de verboden bron
Corien Oranje, Cees Dekker, Gijsbert van den Brink, Oer, het grote verhaal van nul tot nu. Uitg. Ark Media, € 14,99, 160 blz.
Ongeveer tot waar het boek bij het paradijsverhaal aanlandt is het boek Oer een leuke vertelling over de evolutie. Eenvoudig, geestig en informatief. In kort bestek krijg je een paar natuurkundige en chemische begrippen mee. Begrijpelijk voor tieners en voor volwassenen die daar maar weinig kaas van hebben gegeten. Een geslaagde poging om van een theoloog, een natuurkundige en een theologisch onderlegd schrijfster om het evolutieverhaal van de wetenschap en het geloofsverhaal van de Schepper met elkaar te verbinden.
Met ‘Pro’, een proton, als hoofdpersoon racen we door de tijd heen. Het is in de geest van de boeken van C.S. Lewis. Je krijgt het onvervalste christendom speels voorgeschoteld. Het is de bedoeling dat we de band met God niet verbreken, maar uit zijn liefde leven, zoals die in het zesde tijdperk, dat van Jezus op aarde, op zijn best belichaamd is. En in onze tijd hoort daarbij dat we langzaam maar zeker gaan afzien van salami op de pizza. Amen.
Helaas haak ik wel af op het punt waar ‘Pro’ de ‘bijbelse geschiedenis’ van paradijs tot hemelvaart en de tijd van Adem (nu) meemaakt. Maar misschien is dat wel goed. Het boek mikt op de gelovigen voor wie de Bijbel van kaft tot kaft Gods woord is. Zij kunnen dit veilig lezen, want de zondeval blijft een historische gebeurtenis, Jezus is Gods Zoon in mensengedaante en hij is met zijn complete DNA opgestaan uit de dood en naar de hemel gegaan, waarmee het een na laatste tijdperk is aangebroken, het zesde. Het zevende, de ‘grande finale’, komt nog.
Wel laten de auteurs zo een kans liggen. Ze brengen natuurwetenschap dichterbij, maar van godsdienstwetenschap en bijbelwetenschap ontbreekt ieder spoor. Had het verhaal van de evolutie van godsbesef en moraal met zijn mutaties niet wat meer verteld kunnen worden? ‘Pro’ had ook een poosje in een piramide van Egypte gewoond kunnen hebben en getuige geweest kunnen zijn van de landbouwrevolutie bij het aanbreken van het Spiltijdperk. En je kunt in 2021 toch eigenlijk niet meer aankomen met de reanimatiehypothese voor het opstandingsgetuigenis van het Nieuwe Testament?
De sleutel waarom het boek in een traditioneel geloofsverhaal blijft hangen staat denk ik in de hoofdstukjes over de zondeval. Er wordt verteld over een ‘proefgebod’. Locatie ergens in Afrika. Er is een verboden bron waaruit niet gedronken mag worden. Dat gebeurt dus toch, want het water heeft de naam geneeskrachtig te zijn. En dat klopt nog ook. Maar het was verboden. God wilde een band met mensen op voorwaarde van hun gehoorzaamheid.
Het probleem van ‘de orthodoxie’ is een ambivalente relatie met wetenschap. Wetenschap is eigenlijk die verboden bron. Wetenschap is fantastische kennis, geneeskrachtig. Het medicijn tegen corona zal er zeker komen. Maar kennis is ook gevaarlijk. Die kan je van God aftrekken. ‘Neem het onbegrepen aan’ is het grote gebod. Good old time religion. Je onderhoudt een band met God door zo min mogelijk nieuwsgierige vragen toe te laten in de heiligdommen van het geloof.
De wetenschap komt niet verder dan bladzijde 1 van de Bijbel, het scheppingsverhaal. De geschiedenis van de kosmos mag met een grote tijdsfactor naar achteren worden verlengd, de materie mag in superkleine onderdeeltjes worden opgesplitst om te worden begrepen en in techniek en geneeskunde ten nutte te worden gemaakt. Maar de gelovige mag niet weten dat de Bijbel een boek is waar veel literair knip- en plakwerk aan te pas kwam. ‘En als God het nou gewoon verboden heeft?’ is de vraag waarmee theologen zorgvuldige geloofsargumenten voor de vrouw in het ambt van tafel vegen. Verboden te drinken uit de bron van intelligente argumentatie en redelijk debat.
Er is wel hoop. De uitsmijter is de gedachte dat de Schepper houdt van hergebruik. De kosmos als proces van permanente recycling is een gedurfd beeld dat mogelijkheden biedt om de klassieke geloofstaal in nog in heel andere richtingen op te rekken. Bijvoorbeeld een richting waarin ook de traditionele eschatologie (wederkomst, wederopstanding der doden, laatste oordeel, eeuwig leven) drastisch wordt herschreven, het grote verhaal van nu tot later.
‘Het Kind is al geboren’
De synode besloot op 15 november om geen wijziging aan te brengen in de regelgeving rond huwelijk en levensverbintenissen. Het huwelijk blijft in de Protestantse Kerk alleen weggelegd voor man en vrouw, ook al zegt een ‘bijsluiter’ nu dat dit geen waardeoordeel is over homoseksuele mensen en hun keuzes.
Karl Barth
‘Het Kind is al geboren’. Zo’n veertig jaar geleden behoorde een groot hoofdstuk huwelijksethiek van Karl Barth tot de tentamenstof van de aankomende theoloog, althans in mijn geval. Een zinnetje is altijd bij mij blijven hangen. Barth leerde dat het in een christelijk huwelijk niet om voortplanting hoeft te gaan. Een huwelijk is er om twee mensen aan elkaar te laten groeien. In liefde voor en trouw aan de ander die anders is dan jij word je zelf méér mens. Dat is het hoofddoel. En ook een huwelijk zonder kinderen, gewenst of ongewenst, is dan volwaardig. Dat ene zinnetje verbond de theologische ontkoppeling van de huwelijkse liefde van de voortplanting regelrecht met de boodschap van Kerstmis! Twintig jaar voor de pil. Zou dat kinderlijk eenvoudig inzicht niet kunnen helpen om van de kerkelijke discriminatie van het zogenaamde homohuwelijk af te komen?
Vijftig jaar geleden stierf deze grote protestantse theoloog. Er wordt een Barth-jaar ingeluid. Zijn dikke boeken zijn een onuitputtelijke bron voor theologische bezinning en debat. Maar het is wel een gecompliceerde erfenis. Zo wijdde hij in de 142 bladzijden van het hoofdstuk over man en vrouw en de waarde van het huwelijk maar één bladzijde kleine letters aan homoseksualiteit. Een donkere bladzijde van afwijzing en afkeuring met woorden als ‘pervers’. Het is 1951. Het maakt duidelijk tegen wat voor theologische stromen de pleitbezorgers moesten oproeien die vanaf de jaren ’60 ook in de kerken hun nek uitstaken voor een andere kijk op homoseksuele geaardheid. Dat ook een ander van hetzelfde geslacht ‘de ander’ kan zijn door wie je in een intensieve levensgemeenschap meer tot je bestemming komt, was niet in Barth opgekomen. Maar dat neemt de waarde van die ene gouden greep niet weg.
De revolutie van kerst
Rond de kerkelijke discussies over homohuwelijk en inzegening valt vaak het woord scheppingsorde. Een kind is biologisch gezien kind van één vader en één moeder. Dat kun je inderdaad een door God gegeven orde noemen. Maar juist over het vaderschap van dat ene bijzondere Kind is er vanaf het begin veel gedoe en gaan er wonderlijke verhalen. Althans bij twee evangelisten. God hield zich niet aan de scheppingsorde maar varieerde erop! Jezus is van Jozef slechts adoptief zoon. Een biologisch mirakel? Eerder een sociale revolutie. De biologie is niet meer allesbepalend voor ouderschap en identiteit.
‘Het Kind is al geboren’. Barth wees er op dat er door de komst van Christus iets fundamenteel veranderde ten opzichte van het Oude Testament. Daar kon geen man gemist geworden om de toekomst van Gods volk veilig te stellen. Niet alleen waren kinderen een soort verzekering voor de oude dag vanwege hun zorgplicht: ‘Eert uw vader en moeder’. Israël moest voortbestaan. En er moest een Messias geboren worden. Het Oude Testament is het boek van de verwachting. Maar het Nieuwe Testament is het boek van de vervulling. De Messias is gekomen! En het huwelijk wordt direct in een ander licht gezet. ‘Trouwen is goed, niet trouwen is beter’ zegt Paulus. Seks mag achterwege blijven. En Jezus bleef alleen. En iedereen kon zijn vader, moeder, broeder en zuster worden, in het huisgezin van de Vader. In Naam van deze Vader werd naastenliefde nu het grote gebod, niet meer ‘weest vruchtbaar en wordt talrijk’. En niet-joden gingen meedoen in het voortbrengen van ‘Gods volk op aarde’.
Wat niet veranderde was het belang van het kind. Maar ouderschap gaat voortaan niet over de vraag wie de verwekker was en uit welke baarmoeder je gekomen bent. Je vader, moeder, broer en zuster zijn degenen die de wil van God doen door je als kind te verwelkomen, liefdevol te verzorgen en verstandig op te voeden. Daarvoor kan het biologische ouderschap een belangrijke drijfveer zijn. Maar soms is vader al weg voordat de negen maanden om zijn of is moeder mentaal niet in staat verantwoord zorg te geven. Een kind wordt daar niet minder waardevol van. Jezus’ naaste broertjes en zusjes zijn de hele en halve wezen, de straatkinderen, de kinderen waarvan het spoor naar de biologische ouders in archieven totaal doodloopt.
Draagmoederschap
Precies rond die vijftiende november was er in de media een debat over draagmoederschap. Mogen twee mannen langs die weg samen ouders worden? Eenoudergezinnen en samengestelde gezinnen zijn een normaal verschijnsel geworden. Veel kinderen hebben méér dan vier grootouders. Celdonatie en celkerntransplantatie helpen ongewenst kinderloze stellen. Adoptie bestaat al sinds keizer Augustus. En de vraag naar warme pleeggezinnen is voortdurend groter dan het aanbod. De strijd om het homohuwelijk is bij alle vragen die deze ontwikkelingen oproepen een achterhoedegevecht. Het is wettelijk al lang geregeld én heeft zijn recht van bestaan bewezen door de zegen die er regelmatig op blijkt te rusten. Het maakt mensen gelukkig. En kinderen vinden bij zulke echtparen veiligheid en liefde die in ‘klassieke’ huwelijken soms ver te zoeken is. De liefde en trouw tussen twee mensen is niet afhankelijk van het vermogen om samen kinderen te verwekken. Omgekeerd is een kind wel afhankelijk van harmonie en trouw tussen de opvoeders. Moet een kerk dáár dan niet vooral op inzetten? We willen van elk kind dat geboren wordt geloven dat ze ook kinderen van de Ene zijn. Teveel komen er in de knel. Wie zijn in Jezus’ naam hún vader, moeder, broer of zuster? Hoe laten we Christus geboren worden in onze relaties en in ons samenleven met elkaar?
Protestantse Kerkbode, hoofdartikel december 2018
Koesteren van de Heimat in migrantenland
Christenen zijn pelgrims naar de eeuwigheid, ‘vreemdelingen en bijwoners’. We leven wel ‘in’ de wereld maar we zijn niet ‘van’ deze wereld. ‘En geen plek waar wij al thuis zijn … verre verten zoeken wij op hoop van zegen’, dichtte Sytze de Vries in een prachtig lied voor de laatste weken van het kerkelijk jaar, lied 813. Maar wat betekent het als groeiende aantallen medeburgers uit verre landen neerstrijken in het land waar jij en je voorgeslacht al eeuwen woonden, werkten en kerkten? Mogen we houden van het nationale volkslied, van onze streektalen en van af en toe een straatbeeld zonder hoofddoekjes, van dagelijks klokgelui zonder verstoring door de gebedsoproep van een moskee? Zo gemakkelijk geven we onze liefde voor ons Heim niet op. Of moeten we daarbij een schuldgevoel hebben?
Topophilia
Britse neurowetenschappers ontdekten onlangs hoe belangrijk topofilie is: ‘liefde voor een plaats’. Diepe gevoelens van geborgenheid, veiligheid, rust en kalmte worden in ons brein vooral opgeroepen door plaatsen. Ze doen dat zelfs meer dan foto’s van geliefden of de trouwring. Herinneringen die bepalend waren voor de ontwikkeling van ons gevoel van identiteit lijken nog meer aan plaatsen vastgeplakt te zitten dan aan de mensen door wie we gevormd zijn. Interessant. ‘Waar kom jij vandaan?’ is daarom dus een vraag die we al gauw stellen als we iemand willen leren kennen, niet wie zijn of haar meesters, juffen of dominees waren.
Daarom doet identiteitspolitiek het momenteel zo goed, in Europa en ver daarbuiten. Amerikanen koesteren hun blanke conservatief-christelijke identiteit (met recht op privé-wapentuig). Israël verklaart zichzelf tot joodse staat, ‘de enige veilige plek voor Joden in deze wereld’. Nederland maakt de kennis van het Wilhelmus tot speerpunt van het kabinetsbeleid. En Duitsland heeft weer ministers voor de Heimat, wat sinds de nazi’s een taboewoord was. Mevrouw Merkel moest wel, vanwege de oplopende spanningen over haar vluchtelingenbeleid. Als het gevoel opspeelt dat we ons plekje kwijtraken, valt het niet mee om ons in te leven in anderen die juist hierheen gekomen zijn omdat ze op hún plek geen leven hadden. We willen misschien best gastvrij zijn. Met enige tegenzin accepteren we misschien de roetveegpiet, want je kunt je vele landgenoten met een slavernijverleden in hun stamboom toch niet op de tenen blijven trappen. Maar hoe kunnen we gastvrij zijn als we geen eigen huis meer hebben, zegt het topofiele stemmetje in ons brein nogal dwingend. En dus willen we maatregelen ter bescherming van ‘onze’ identiteit.
Allemaal migranten
Maar ondertussen zingen we als christenen het pelgrimslied over het komende Koninkrijk. Moet onze bereidheid tot verandering het dan niet winnen van het behoudzuchtig koesteren van onze verworvenheden? Ja. Aldus Dorottya Nagy, hoogleraar missiologie aan onze Protestantse Universiteit, in de synodevergadering van april dit jaar. Ze was uitgenodigd voor de jaarlijkse lezing. Ze is zelf een Hongaarse uit Roemenië, met kinderen geboren in Duitsland, woonachtig in Finland. Ze had een kritisch verhaal over allerlei verwarring en rond het begrip migratie en migranten. De tweedeling tussen migranten en niet-migranten klopt vaak niet. We zijn al eeuwen een gemengd volk. En ze liet zien hoe we nieuwe mythes aan het vormen zijn. Zo bestaat er de evangelische mythe van de christelijke migranten die onbedorven zijn door onze westerse ontwikkeling en daarom het christendom hier zouden kunnen redden. En hoeveel soorten migratie zijn er niet? Neem de trek van platteland naar stad. Dorpen moeten scholen en kerken sluiten door krimp, huizenprijzen in steden schieten de pan uit. En ontkerkelijking is ook van migratie. In korte tijd verwisselen mensen massaal hun kerkelijke onderdak voor het vrije leven van postchristelijke seculieren, al dan niet met Boeddha in de vensterbank. En hoe belangrijk is het om steeds weer de achtergronden in het oog te houden waarom mensen in de wereld op drift zijn. Niet alleen door terrorisme. Klimaatverandering maakt hele streken onbewoonbaar. Zijn we niet zelf mede-verantwoordelijk? En als kerk zijn we daarom nooit klaar. Altijd ‘onderweg’ zijn hoort bij het geloof. Kerk zijn we nog steeds aan het worden, aldus prof. Nagy.
Drie betekenissen van Heimat
Het was misschien een noodzakelijk verhaal. Maar eenzijdig. Kerk alleen maar steeds aan het worden? Vermoeiend. Je wilt toch ook een plek waar je het fijn bént? Eerder in diezelfde aprilmaand werd de pers gehaald door prof. Beatrice de Graaf. Ze is bekend als terrorismedeskundige. Ze had een lezing gehouden voor de Christen-Unie over ons groeiende verlangen naar een Heimat. Via die topofilie en de Duitse Heimatministers kwam ze in haar verhaal bij drie betekenissen van ‘Heimat’. Het is de ruimte en plaats waar je bent geboren of opgegroeid. Het is de plek waar je via de lijn van de geschiedenis aan verbonden bent (via voorouders of gemeenschappelijke voorgeschiedenis). Maar het is bovenal de plaats waar je je sociale tehuis vindt. Het is de gemeenschap waar je door sociale bindingen geborgenheid vindt. ‘Ruimte, historische geworteldheid en gemeenschap – dat is de drieslag die ‘Heimat’ zijn eigen kleur, reuk en smaak geeft’. En die Duitse politici zijn best voorzichtig bezig te onderzoeken hoe het gevoel van veiligheid kan worden bevorderd als het gaat om belangrijke waarden en verworvenheden of ook gewoon leuke dingen van de eigen cultuur. Er zijn dingen die de moeite van het koesteren en bewaren waard zijn.
Er moet een plek zijn op de wereld
Vanaf de eerste boeken van de Bijbel gaat het steeds zowel over een Stem die ons op weg roept maar ook over Land in zicht als grond onder de voeten. God leidt je door de woestijn maar geeft je ook een land van aankomst. De staat Israël is het Beloofde Land nog niet. En Gronings is een mooie taal, maar er worden soms lelijke dingen mee gezegd. Zo dagen de beelden en liederen van het oeroude Geloofsverhaal ons telkens weer uit om te wikken en te wegen over wat we vasthouden en wat we loslaten. ‘Er mag een plek zijn om te blijven, er mag een plek zijn om te gaan. Dan heb je vleugels om te drijven, een been om op te staan’ (Eppie Dam).
Protestantse Kerbode, hoofdartikel oktober 2018
Elkaar vrijlaten
naar aanleiding van de discussie over (in)zegenen van huwelijken
Hoe vrij kunnen we elkaar in de kerk laten? In het opvoeden is vrijheid een spannend thema. Opvoeden is gefaseerd loslaten. Een verstandige ouder doet het in wisselwerking met het groeiende vermogen van het kind om verantwoord met vrijheid om te gaan. De peuter van twee moet achter het hekje blijven. Maar een kind van achttien moet niet nog om toestemming hoeven vragen om naar vrienden te mogen gaan. Het puberbrein is dan toch echt een stuk verder ontwikkeld als toen de eigenaar ervan twaalf of dertien was en nog niet goed de gevolgen van eigen beslissingen kon overzien.
Kerkelijke gemeenten hebben geen puberbrein. Toch doet onze Protestantse Kerk nog aan betutteling. Ook al laat de landelijke kerk nu met ‘Kerk 2025’ een stuk regie los over de plaatselijke gemeente. Regels voor bestuur, beleid en organisatie worden verruimd, met terecht behoud van vormen van toezicht en van gezamenlijk beleid, want kerk ben je ook samen en met gezamenlijke verantwoordelijkheden. Maar gemeenten krijgen meer vrijheden.
Verder terugkijkend was ook het samen-op-weg-proces richting kerkenfusie van 2004 een oefening in elkaar meer vrij laten. De neiging om kerkelijke eenheid te verwarren met eenvormigheid zit nogal diep in het protestantse DNA. Protestanten waren heel lang meesters in het aanscherpen van de eigen identiteit. Kerkelijke neuzen stonden vaak in één richting. Of menigeen dácht in elk geval dat het zo was. Het heeft heel wat jaren van discussie en vergaderwerk gekost voordat het wiel van de Protestantse Kerk was uitgevonden. Maar toen hádden we dan ook wat: een kerk van gemeenten uit verschillende protestantse stromingen, waarin liturgische smaken mogen verschillen. En praktijken mogen soms haaks op elkaar staan. Neem de ruimte voor vrouwen. In een substantieel deel van de Protestantse Kerk worden er nog steeds geen vrouwen in het ambt gekozen. Een man kan na zijn theologiestudie proponent worden ook als hij verklaart dat hij zijn vrouwelijke collega’s wel als mens en als vakzuster respecteert, maar niet als collega-predikant. Voor sommige gemeenten heeft zo’n theoloog dan juist een pre. Dat heb je in een kerk met veel vrijheden.
Maar diezelfde kerk verbiedt de plaatselijke gemeente nog wél om een huwelijk van twee mensen van hetzelfde geslacht kerkelijk in te zegenen. Dezelfde vrijheid die een deel van de kerk voor zich heeft opgeëist om af te wijken van wat in ons land nu geldend recht is geworden, wordt niet gegund aan andere gemeenten om zich juist wél daaraan te conformeren. Predikanten moeten een soort weigerambtenaar zijn. Ze mogen twee vrouwen of twee mannen alleen ‘zegenen’. Het heet een ‘andere verbintenis’. Het mag geen huwelijk heten.
Apostel Paulus kan ons redden. Neem de kwestie die toen veel rumoer gaf, namelijk het punt van wel of niet kosjer eten, of wel of niet eten van vlees van dieren die aan heidense goden waren geofferd. Paulus wenst zijn gemeenteleden toe dat ze elkaar daarin vrij konden laten en elkaar er niet om zouden veroordelen. Paulus neemt de verschillen serieus. Hij doet ze niet af als alleen maar verschil van smaak. Het zijn gewetenszaken waarbij overtuigingen botsen. Maar hij leert een ander principe nog zwaarder te wegen. In de kerk van Christus geldt de regel van respectvol omgaan met elkaar als ‘mensen van de Weg’. De binding aan de Heer, aan het Evangelie van een bevrijdende Liefde gebiedt dat. ‘Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen’. ‘Wie bent u dat u een oordeel velt over uw broeder en zuster?’ (Romeinen 14 vers 5 en 10). Niet het verschil van gedrag en opvatting is hinderlijk voor het Evangelie, maar de onmacht om elkaar vrij te laten. ‘Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houdt dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen’ (Galaten 5 vers 1).
Met die vrijheid is kerkpolitieke koehandel bedreven. Er zijn rond de kerkfusie van 2004 compromissen gesloten die gelijk al niet werkten, want een groot deel van de rechterflank ging ondanks de vrijheid om alles te houden zoals men het plaatselijk gewend was, toch gewoon niet mee. Zij konden niet leven met ruimte voor gemeenten met kinderen aan het Avondmaal en met ‘zegening’ van twee mannen of vrouwen.
En het helpt de Kerk ook nu niet verder om over het huwelijk tussen man en vrouw te doen alsof het zo ongeveer artikel 1 van de Apostolische Geloofsbelijdenis is. Het was al voor Jezus en Paulus niet de enig zaligmakende manier van omgaan met onze menselijke seksualiteit en het is het nog steeds niet. Wat alleen helpt is om de diepte opnieuw te peilen van de bijbelse begrippen vrijheid en samen één zijn in de Heer. Leven vanuit goddelijke genade schept vrijheid, zo vierden we niet voor niets vorig jaar in tal van Reformatieherdenkingen.
En dan zijn er nog wel meer compromissen van 2004 die om herziening vragen. Waarom hebben we toen opnieuw oude belijdenisgeschriften heiliger verklaard dan twintigste-eeuwse mijlpalen van belijden zoals de Barmer thesen uit de strijd tegen het nazisme? Het was en is niet uitnodigend naar christelijke stromingen zoals remonstranten, doopsgezinden en baptisten.
Augustinus zei: ‘ik zou God niet als Vader hebben als ik de Kerk niet als Moeder had’. Van ouders waardeer je achteraf niet alleen maar dat ze je op het spoor gezet hebben van eten met mes en vork, niet vloeken, het vieren van de zondag, je meningsverschillen uitpraten in plaats van uitvechten. Je waardeert ook de blijvende band van liefde, toen je de vrijheid nam om je eigen draai te geven aan het pakket meegekregen waarden, normen en overtuigingen.
Mijn moeder mag nog wel wat ruimdenkender worden.
Protestantse Kerkbode, hoofdartikel zomer 2018
Over het besluit van de synode Protestantse Kerk m.b.t. huwelijksinzegening, 15-11-2018
De synode heeft op 15 november 2018 besloten: de officiële regelgeving van de kerk waarin het woord huwelijk alleen van toepassing is op huwelijken van man en vrouw blijft ongewijzigd. Er is een officiële uitleg aangenomen die zegt dat daarmee geen waardeoordeel wordt uitgesproken over homoseksuelen en hun eventuele huwelijk. Waarmee de weg vrij is voor gemeenten om naar wens zulke huwelijken ook in een trouwdienst in te zegenen. Wie in de praktijk geen onderscheid maakt tussen zegening en inzegening zal niet worden gestraft.
Mooi toch? De Gereformeerde Bond kan zeggen dat de synode de verschillende soorten huwelijk niet gelijk gesteld heeft. En de ‘regenbooggemeenten’ kunnen de vlag uithangen dat de kerk weer een klein stapje verder is gekomen op de lange weg naar volledige gelijkwaardigheid van LHTB-ers (etc.) in de kerk. Want een klein stapje is er wel degelijk gezet.
Het was niet mooi. Procedureel verliep de stemming verwarrend, om niet te zeggen geheel tegen de regels van het huishoudelijk reglement van de synode. Normaliter wordt er eerst over tegenvoorstellen en amendementen gestemd en daarna pas over het oorspronkelijke voorstel (als deze niet zijn aangenomen). Het moderamen had zelf twee voorstellen, geheel ongebruikelijk, en liet nu de stemming over het eigen eerste voorstel voorgaan.
Hoe dan ook: er komt nu dus geen verplichte beraadslaging in de kerkenraden en classicale vergaderingen over een voorstel tot wijziging van de regels. Wel hebben we nu een nieuw fenomeen: de synodale bijsluiter bij de officiële wetsteksten van de kerk. Naast de kerkorde (‘Romeinse artikelen’), de ordinanties en generale regelingen nu ook een afdeling ‘synodale verklaringen ter nadere uitleg’. Die laatste worden door de synode vastgelegd zonder dat deze ‘ter consideratie’ aan de kerkenraden en classicale vergaderingen worden voorgelegd.
De kerkenraden krijgen binnenkort wel een dik pakket met zeer specialistische technische detailwijzigingen in de ordinanties, om de puntjes op de i te zetten wat betreft wijzigingen in verband met wijzigingen over ‘Kerk 2025’.
Heeft het moderamen zich niet teveel gedragen als de moeder die bij dreigend onweer voortdurend roept dat onweer echt heel gevaarlijk is, in plaats van haar onzekere kinderen gerust te stellen door de verwijzing naar bliksemafleiders en andere zekerheden? Trainingen in pastoraat en leiderschap gaan altijd over ‘niet-angstige presentie’. Maar nu voerde krampachtige bezorgdheid de boventoon. Een discussie over een andere tekst over het huwelijk zou het op sommige plekken voor mensen eerder erger dan beter maken. ‘Ik ben bang’ zei ook letterlijk een van de synodeleden die instemde met het moderamenvoorstel, terwijl hij zelf graag homohuwelijken inzegenen wil.
Ik heb Paulus opgevoerd. De Paulus die leiding moest geven in het grootste conflict van de kerk van de eerste eeuw, op de historische tweesprong waar christenen en joden uit elkaar dreven. Hij deed geen water in de wijn bij zijn standpunt van maximale vrijheid op de punten waar het conflict over ging: de besnijdenisverplichting en het wel of niet kosher moeten eten van de nieuwe gelovigen. Hij waste niemand minder dan Petrus de oren die aan deze vrijheid wilde morrelen (lees de brief aan de Galaten). Tegelijk heeft Paulus het principe van gewetensvrijheid en respect voor elkaars geweten geformuleerd dat blijvende ruimte biedt aan ‘zwakken in het geloof’ die een ruime praktijk niet aandurfden, want hij was de apostel van de liefde (lees Romeinen 14). Maar hij liet zich niet intimideren.
Maar in de praktijk hebben gemeenten met hun kerkenraden de ruimte om hun geweten voluit te volgen. ‘Liturgisch is het geen verschil’, zegt de bijsluiter over het onderscheid tussen inzegening van het huwelijk van man en vrouw en de zegening van andere relaties. De omstreden ordinantietekst is in feite onschadelijk gemaakt. Het is nu officieel een dode letter. Sacrosanct maar nietszeggend.
Bijdragen Protestantse Kerkbode 2017 en 2018 (hoofdartikelen)
Het Kind is al geboren – dec. ’18
Koesteren van de Heimat in migrantenland – okt. ’18
Elkaar vrijlaten (over (in)zegenen van huwelijken in de Prot. kerk – zomer ’18
De Geest waait nog steeds over oecumene – Pinksteren 2018
Het einde van het kwaad bespreking boek Beatrice de Graaf, voorjaar 2018
Alternatieve feiten? – Pasen 2017 – naar aanleiding van ‘Opgestaan!’
Sterk en dapper – Veertigdagentijd 2017
Voor een gezellige wereld heb je christenen nodig
De uitspraak is van Qadoera Fares, een Palestijn die een belangrijke rol speelde tijdens de eerste Intifada en die jarenlang in Israëlische gevangenschap heeft gezeten. Hij is een van de vele zegslieden die aan het woord komen in het boek van Els van Diggele, We haten elkaar meer dan de Joden. Tweedracht in de Palestijnse maatschappij. Het is een belangrijk boek. In de media wordt er afgedongen op haar zwarte kijk op de Palestijnse samenleving, maar ik zie daar weinig reden toe. Het is wel een eenzijdig verhaal, maar daarom niet per se onjuist. Ze spreekt een onafzienbare rij insiders en laat via wisselende invalshoeken zien hoe beroerd de Palestijnse samenleving er politiek gezien voor staat. Het is een politiek diep verscheurde samenleving, verdeeld in twee politiestaten vol corruptie, onderlinge terreur, tegen elkaar optredende ‘veiligheidsdiensten’, met een toenemende invloed van islamisten, met juridische willekeur en met martelpraktijken als systematisch onderdeel van politie en justitie. Niet van Diggele, maar haar zegslieden zelf, vaak onderdeel (geweest) van Hamas of Fatach, zien geen hoop. Het boek eindigt ongeveer bij het gedwongen aftreden van Salam Fayyad, de premier die op de Westbank tussen 2007 en 2013 orde op zaken wist te stellen (wat zegt het over onze pers dat er bij die naam helemaal geen belletje bij me ging rinkelen?) Hij werd als pion geofferd in het schaakspel van Abbas met Hamas in Gaza en andere rivalen. Fayyad deed vooral niet mee met de neiging om van alles wat niet goed gaat naar de bezetter te wijzen. Het mocht onder de bezetting niet beter gaan. En al helemaal niet onder leiding van iemand die zich niet wilde laten inlijven bij de grootheden Hamas, Fatach, PLO, of een (andere) islamistische groepering.
Het boek is bewust eenzijdig. Het bestudeert alleen de politieke verdeeldheid van de Palestijnse samenleving en de lange geschiedenis ervan. Het gaat dus inderdaad voorbij aan de Israëlische bezetting en het eventuele Israëlische belang of zelfs een Israëlische rol bij de verdeeldheid en interne rivaliteit (maar laat die bezetting heus wel voelen). Maar ik ben het met haar eens dat het plaatje nooit compleet is als we vanuit het westen aan de interne cultuur voorbij kijken. Het boek laat zien hoezeer de Palestijnse samenleving inderdaad het Midden-Oosten is. Overwegend islamitisch, gestempeld door tribalisme, ‘woestijncultuur’ zoals sommige zegslieden van EvD het benoemen, op zijn hoogst halverwege het ontwikkelen van een democratische rechtstaat met een scheiding der machten, geremd door sterke islamistische sympathiën en geldstromen.
Het is dus niet het hele plaatje. Integendeel. En of ze als historica objectief genoeg was en bleef kan ik niet beoordelen. In elk geval gaat ze in mijn ogen bij de beschrijving van 1948 veel te kort door de bocht. Dat de Arabieren in Palestina de ramp, de Naqba, in 1948 over zichzelf afriepen, aldus de eerste zin van het superkorte hoofdstukje over 1946-1948, is een ongefundeerde conclusie vooraf. De interne verdeeldheid van de jaren ’30 was zeker een ramp, maar de hele aanloop naar 1948 was een optelsom van vele rampen. Het is nog maar zeer de vraag of het met grotere eensgezindheid aan Palestijns-Arabische zoveel anders was gelopen. Boeken als die van Tom Segev over het Britse mandaat van 1917-1948 of van de joodse historicus Ilan Pappe (beide wel in haar literatuurlijst) laten weinig ruimte voor de gedachte dat het joodse zionisme van de eerste helft van de vorige eeuw had kunnen uitlopen op een binationale staat met gelijkberechtiging voor beide volkeren.
Maar de hoofdlijn van haar betoog is denk ik dat het met Abbas gewoon niet goed gaat komen. Hij is een even grote ramp als Arafat was, en hoe desastreus diens leiderschap is geweest, wordt breed uitgemeten. De Nobelprijs voor vrede was volstrekt onverdiend. Wie om Palestijnen geeft moet dus niet alleen de Israëlische bezettingspolitiek bestrijden, maar ook willen dat de manier waarop er aan Palestijnen steun wordt verleend, kritisch tegen het licht wordt gehouden. Van wie zijn we bondgenoot?
Wat er ook in het plaatje ontbreekt is de samenleving op sociaal-cultureel niveau. Het gaat over de politiek en de druk van de verdeeldheid, corruptie en de onveiligheid. We horen niets over Palestijnse culturele en religieuze organisaties of hoe het leven in een dorp of stad of vluchtelingenkamp door gaat. Ook niet hoe ngo’s misschien tussen alle politieke mijnenvelden heen manoeuvreren. Ik moet hierbij denken aan een ontmoeting met Rania Murrah, enkele jaren geleden, een Palestijnse leidinggevende van het Sumud-house in Bethlehem (verhalenhuis, met steun uit Nederland tot stand gekomen). Zij schetste een beeld waarin Palestijnse vrouwen dubbel lijden: niet alleen onder de bezetting, maar ook onder een primitief Arabisch rechtssysteem waarin vrouwen minder rechten hebben dan mannen, waardoor de laatste gemakkelijk wegkomen bij huiselijk geweld.
Dat brengt me terug bij het citaat over de christenen. Heel even komen de christenen om de hoek kijken: omdat zij café’s in Rammallah bezitten kun je daar alcohol drinken en gemengd dansen. Dat geeft denk ik precies aan waarom de presentie van het christendom in het Midden-Oosten nodig is. Er gaat een matigende invloed van uit.
In de lectuur van de Palestijnse theologen die we als sympathisanten in Nederland lezen, komen we de analyses van hun eigen samenleving zoals Van Diggele die geeft in directe zin niet tegen. Maar wel indirect! Ik denk aan de hartstochtelijke wijze waarop Naim Ateek de weg van de geweldloze inzet en strijd om recht en verzoening bepleit, in theologie en praktijk – dus precies als Palestijns alternatief voor al het geweld zoals Van Diggele dat beschrijft als veroorzaakt door het DNA met dubbele helix van oude woestijncultuur en van islamistische ideologie. Ik denk ook aan de parallellen die Mitri Raheb, theoloog in Bethlehem, trekt tussen het leven onder Romeinse bezetting aan het begin van de christelijke jaartelling en die onder Israëlische bezetting nu. Het is een sterke en daarom riskante manier van ‘framing’. Maar het betekent niets minder dan dat de politieke verdeeldheid en machtspolitiek van nu ook heel erg lijkt op die tussen de rivaliserende facties en bendes die in het jaar 70 samen hebben geleid tot de joodse ondergang in Palestina. Als Abbas een soort koning Herodes is ziet het er gewoon somber uit voor een goede afloop van ‘de Palestijnse zaak’. Mitri Raheb bepleitte heel nadrukkelijk het achter zich laten van slachtoffergevoelens, om plaats te maken voor een ‘cultuur van het leven’. De boodschap van Jezus is superactueel.
Dus ook na Van Diggele blijft het een schandaal dat het Nederlandse christendom zich 100 jaar na Balfour niet veel vierkanter tot bondgenoot maakt van de Palestijnse christenen, van vredesbewegingen aan weerskanten van ‘de Muur’ en daarmee van het Palestijnse volk dat dubbel lijdt, zowel onder de bezetting als onder haar eigen gewelddadige tribale mannencultuur.
26/10/17
Raam was al open
(oorspronkelijke tekst ingezonden reactie Trouw 8 juni 2017)
Wat een treurig beeld schetste hoofdredacteur Cees van der Laan zaterdag 3 juni van kerkelijke gelovigen. Het is het beeld van een eilandje waarop ze zichzelf teruggetrokken hebben terwijl de zeespiegel alsmaar verder stijgt. Ze ‘zien de wereld om zich heen seculariseren, ze zien hun vertrouwde wereld kleiner worden.’ En alsof dat nog niet erg genoeg is komen dan ook nog eens ‘de theologen, de geestelijke leiders, van binnenuit een steen door de kerkramen gooien’. Met hulp van de krant natuurlijk, want Van der Laan ziet het als zijn roeping om een platform voor nieuwe ideeën te bieden.
Van der Laan gebruikt ondertussen De Lange met zijn schrijfsel over hemel en eeuwigheidsbeleving voor een eigen agenda. De Lange gooide helemaal niet agressief een steen door de ruit. Hij schreef in de wij-vorm. En omgekeerd hebben veel gelovigen heus geen hulp van theologen nodig om niet in primitieve ideeën over God en hemel te blijven hangen. Ze hebben ook tv en internet en de kanker en het terrorisme vallen hen soms ook rauw op het dak. De deuren en ramen zijn al open. Velen blijven juist in de kerk omdat er ruimte is voor kritisch nadenken en een persoonlijke spirituele zoektocht. En als ze dan wat langer vrijmoedig op hun fantasie blijven leunen dan de geharnaste atheïsten heeft dat niets met conservatisme te maken.
Mijn voorpagina´s in de Protestantse Kerkbode van 2016
Verhulst en Tora: Bloedboek?
http://www.pgwh.nl/nl/290-dominee-harmen-jansen/472-bloedboek
Veranderde visie op Israël
http://www.pgwh.nl/nl/187-ongecategoriseerd/470-veranderde-visie-op-israel
Emigreren of pelgrimeren (over hemelvaartsdag, een boek van Gied ten Berge en omstreden praktijken van Christenen voor Israël)
http://www.pgwh.nl/nl/290-dominee-harmen-jansen/471-emigreren-of-pelgrimeren
Zijn wij niet allen landlopers? (over een schilderij van Jeroen Bosch)
http://www.pgwh.nl/nl/290-dominee-harmen-jansen/469-zijn-wij-niet-allen-landlopers
Duurzaamheid? Floreerbaarheid! (Naar aanleiding van de film ‘Cowspiracy’)
http://www.pgwh.nl/nl/290-dominee-harmen-jansen/497-duurzaamheid-floreerbaarheid
Geloofsgemeenschap? Vriendengenootschap! (naar aanleiding van een nieuwe publiciteitscampagne van de PKN)
http://www.pgwh.nl/nl/290-dominee-harmen-jansen/496-geloofsgemeenschap-vriendengenootschap
Trump: de nieuwe Luther?
De media staan bol van de analyses over het nieuwe radicalisme dat in de westerse wereld de macht grijpt. Bij de overwinning van Trump moet ik denken aan Maarten Luther. Zojuist is het jaar van de Reformatieherdenking begonnen. Of we het als protestanten en beschaafde west-europeanen nu leuk vinden of niet, er zijn nogal wat parallellen te trekken tussen de electorale revolutie van Trump en Luthers revolutie die maakte dat Noord-West Europa tot op de huidige dag door protestantisme gestempeld raakte (zelfs rooms-katholieken zijn hier protestant in hun doen en laten).
Luther was ook behoorlijk grof gebekt en kon racistisch tekeer gaan. Niet voor niets moesten we als protestanten eerst excuus aanbieden aan de wereld voor het antisemitisme van Luther voordat we ons herdenkingsjaar mochten gaan vieren.
Over vrouwen denken ze behoorlijk gelijk. Met de vrouwonvriendelijkheid van Trump valt het wel mee (in zijn eigen ondernemingen kunnen vrouwen door glazen plafonds breken) en met de vrouwvriendelijkheid van Luther valt het een beetje tegen. Katrien mocht dan wel de broek aanhebben, vrouwen in het ambt zijn pas van eeuwen later. Trump is trouwens een tijd bij Dutch Reformed protestanten ter kerke geweest.
Belangrijker is dat hun succes in brede kring totaal onverwacht was en door het ‘weldenkende deel van de natie’ niet voorzien was. We kijken naar dat van Trump zoals Erasmus keek naar Luther: vol afgrijzen over zijn platheid en ruwe optreden, niet in staat om erkenning te geven voor het feit dat Luther de veranderingen daadwerkelijk doorvoerde die in feite door Erasmus zelf in hekelteksten waren bepleit. Stel je voor dat Trump inderdaad de maatregelen neemt waar veel niet erg bemiddelde burgers al jaren na snakken?
Belangrijk is ook dat beide succesvol waren door handig gebruik te maken van nieuwe communicatiemiddelen. Luthers Reformatie leunde zwaar op de snel verbeterende boekdrukkunst waardoor in no time zijn ideeën verbreid werden en de discussie over de kerk gedemocratiseerd werd. Trump wist als geen ander de media te bespelen en met de social media om te gaan (als ik commentaren goed beluister).
Beide ontketenden krachten die een reëel gevaar voor de samenleving waren en zijn! De Boerenoorlog met massa-slachtingen en de bloedig beëindigde orgie van de ‘wederdopers’ in Münster vonden binnen twee decennia na 31 oktober 1517 plaats. Luther trok zijn handen af van deze radicalen en nam medeverantwoordelijk voor het neerslaan van de sociale opstand van de boeren, met behoud van paternalistische opvattingen over het gezag van vorsten. Trump moet nog maar zien of hij alle racistische en xenofobe krachten weer in het hok krijgt. Hij heeft er wel erg nadrukkelijk populistisch gebruik van gemaakt.
Wie zijn oor te luisteren legt in het huidige VMBO moet weten dat een herhaling op Nederlandse bodem van deze revolte bij de verkiezingen van volgend jaar veel reëler is dan menigeen nu nog denkt. Er zijn meer Nederlanders VMBO-er dan ‘hoger of hoog opgeleid’. En het denken in termen van ‘eenvoudige’ oplossingen als een stop op toelating van asielzoekers, AOW weer op je 65ste en niet zeuren over Zwarte Piet, zou wel eens heel breed verspreid kunnen zijn. Nee, hiermee zet ik de VMBO-er en zijn of haar ouders niet weg, ik probeer juist informatie serieus te nemen over de stand van de ziel in een groot gedeelte van onze bevolking.
Ik moet er niet aan denken dat we een Trump in onze politiek krijgen. Maar ik vrees dat we hem al hebben. Volgens mij is het daarom de hoogste tijd voor vooral twee zaken: Een. De partijen in het politieke midden moeten de handen ineen slaan. D’66, CDA, CU, Groen Links: kom op zeg, voeg jullie zaakjes bij elkaar, maak er één grote club ‘fatsoenlijk Nederland’ van en begraaf je onderlinge strijdbijlen over stokpaardjes die debatten opleveren over zaken die niets toevoegen aan de kwaliteit van de samenleving (‘voltooid leven’, Oekraïne). Vooral de dreiging dat de VS de klimaatbeheersing nu weer helemaal op zijn beloop zal laten, maakt het noodzakelijk om in Europa een sterk ‘groen’ midden in de politiek aan de macht te laten komen en te houden. We hebben veel reden om heel bezorgd te zijn over de toekomstige leefbaarheid van onze planeet voor alle geboren levens.
Daarvoor is ten tweede absolute integriteit bij de politici nodig. Hillary Clinton was dus gewoon niet fatsoenlijk en niet betrouwbaar genoeg. Ze heeft zich ook laten verleiden tot het wegzetten van tegenstanders met stigmatiserende etiketten, tot spelen op de man in plaats van alleen maar op de bal. Ik ben bereid direct te geloven dat ze daarmee een cruciaal deel van het kiezersvolk kwijt raakte. De Democraten hebben ook zelf de erfenis van Obama om zeep gebracht. Integriteit gaat over het hart volstrekt op de goede plaats hebben zitten. Over vurig gaan voor echte gerechtigheid, echte vrijheid en echte compassie voor de zwakke. Die krachten moeten we aan de macht helpen. Om te beginnen bij onszelf natuurlijk.
Dit moest ik even kwijt.
Nu even niet solidair met Israël (‘Te gast’ Leeuwarder Courant 28-11-2015)
Geachte collega Bottenbley
Maandag heeft u in Drachten een demonstratie aangevoerd om solidariteit te betuigen aan Israël. Met het zwaaien met Israëlische vlaggen liet u er geen misverstand over bestaan dat u daarmee de staat Israël bedoelde en niet alleen maar algemeen ‘alle Joden in de wereld’. De demonstratie moest volgens de LC een tegenwicht bieden tegen alle steun in Nederland aan de Palestijnen in de bezette gebieden.
Ik ben geschokt. Een prominent christen als u plaatst zich vierkant achter het huidige Israël!? Het Israël van Netanjahu dat om de zoveel jaar dood en verderf en haat zaait in Gaza om de eigen nieuwste snufjes in wapentechnologie uit te proberen – met meestal 100 x zoveel doden ten gevolge als de wapens van boze Gazanen. Israël dat als het gaat om Palestijns grondgebied stelselmatig alle VN-resoluties aan zijn laars lapt (daarom zijn het er zoveel en niet omdat de internationale gemeenschap antisemitisch is). Het Israël dat de bezetting en de ooit gesloten Oslo-akkoorden misbruikt om zoveel mogelijk land te annexeren voor Joden die het van overal in de wereld invliegt om het joodse karakter van de staat te versterken. Het Israël dat nog nooit één stad in eigen land gebouwd heeft om de Palestijnse onderdanen leefruimte te verschaffen die net zoveel kinderen krijgen als de Joodse. Het Israël dat natuurlijk niet mee doet met de opvang van de vluchtelingenstroom uit Syrië, want dan zouden er alsnog Palestijnen terugkeren in het land waar hun familie uit verdreven was. Het Israël dat elke stap van Palestijnen richting oprichting van een eigen staat genadeloos afstraft met de bouw van nog meer nederzettingen en wetgeving tegen critici van de bezettingspolitiek.
De manier waarop tijdens uw demonstratie Palestijnen werden weggezet als een volk dat zijn jongeren opruit om de messen te trekken, is gespeend van elke compassie en krijgt racistische trekken als het over één kam wordt geschoren met al het internationale terrorisme dat door extreme islam geïnspireerd wordt. Luistert u liever eens naar de verhalen van een organisatie als Gate 48 over de voortdurende razzia’s van Israëlische militairen tegen jongeren en over hun hardvochtige opsluiting, opnieuw tegen internationale afspraken in. Wie pleegt daar de terreur?
U betrok ook een rabbijn in uw solidariteitsactie. Maar er zijn heel wat joodse Israëli’s en joden in de wereld die een afschuw hebben van de bezetting, van de Israëlische politiek en van zionistische prietpraat over goddelijk eigendomsrecht van joden op Judea en Samaria. Zij helpen Palestijnse boeren met olijven plukken achter de bezettingsmuur en hun behuizingen overeind te zetten als de Israëlische bulldozers weer langs geweest zijn. Zijn deze joden het niet vooral die ons bondgenootschap verdienen? En kent u uw evangelische medebroeders en -zusters van ‘Christ at the Checkpoint’ niet? In hun kersverse manifest wijzen zij een exclusief recht op ‘het land van de Bijbel’ ondubbelzinnig af. Zij stellen zich op naast de christenen van Palestina die de bezetting als het kernprobleem zien voor het voortbestaan van het christendom in het land van de Bijbel.
En in het bijzonder voor ons Friesland was uw demonstratie slecht getimed. Binnenkort rijden er misschien Israëlische bussen door onze Drachtster straten, en over een jaar of zes in heel Friesland, van een firma die er zijn hand niet voor omdraait om lijnen te exploiteren ‘alleen voor Joden’.
U zou in mijn bewondering stijgen als u over uw christen-zionistische schaduw heen zou stappen en ook publiekelijk nee zou zeggen tegen een medeplichtig OV!
Uw protestantse collega ds Harmen Jansen (woonachtig in Drachten)
zie voor de actie tegen EBS-bussen in Friesland: http://www.docp.nl/zeg-nee-tegen-medeplichtig-ov/
De regiobisschop komt eraan! Kerk 2025
In ´Kerk 2025´, het beleidsvoorstel dat de synode PKN in november a.s. gaat bespreken, wordt het voorstel gedaan om acht protestantse regiobisschoppen te gaan aanstellen. Eindelijk! De functie heet nog wel niet zo: ‘pastor pastorum’ is Latijn om de kerk niet teveel te laten opschrikken. Maar ‘Herder van herders’ is precies wat een bisschop van oorsprong is. Een bovenplaatselijke figuur die gezicht geeft aan de kerk in de regio. Hij/zij bouwt een vertrouwensrelatie op met de voorgangers en kerkenraden in de regio, werkt nauw samen met de regionale kerkvergadering (nieuwe superclassis), vliegt conflictbegeleiders in (visitatie, commissie bijzondere zorg) en voert gesprekken met predikanten en kerkenraden als het tijd wordt voor de predikant om te verkassen. Verder geeft de bisschop leiding aan nieuwe initiatieven van kerk-zijn in de regio en begeleidt het stopzetten van niet meer levensvatbare gemeentes.
Ik heb jaren geleden al voor deze functionaris gepleit. Helemaal goed dus. Zoals ik het ook van harte eens ben met ‘wit laten op de kaart’ van postcodegebieden waar de gemeente moest worden opgeheven. Geen eindeloze fusies tot steeds grotere streekgemeentes met steeds langere lijnen. En natuurlijk moet de periodieke visitatie worden afgeschaft. De enigen die er nog in geloofden zijn al jaren lang alleen de visitatoren zelf.
Ook goed aan het rapport is dat er flink gas terug genomen is ten opzichte van het eerdere schot voor de boeg dat predikantsaanstellingen beperkt zouden moeten worden tot twee keer vier jaar. Dat was een onuitvoerbaar en bot plan. De ideeën die nu worden geopperd om de mobiliteit te bevorderen klinken een stuk realistischer. Met een begeleidende rol voor die regiobisschop. Twaalf jaar is een redelijke limiet.
Veel meer staat er eigenlijk niet in het rapport. Maar dat is niet erg. De kerk wordt ook niet van boven af gemaakt. Kerkleiding en bovenplaatselijke organisatie moet eerder ‘onder’ de gemeentes en de andere vormen van kerkzijn in het land staan, dragend en voedend. Nu stevig insteken op het opnieuw vormgeven van de regionale ’tussenlaag’ , mét budget, lijkt me een prima keuze.
Het rapport laat ook zien dat kerkbestuur en kerkorde altijd achter de feiten aanlopen. De ingrepen op het bestuurlijke tussenniveau waren al veel langer noodzakelijk. Ook zonder krimp was het model van 75 classes met colleges van visitatoren achterhaald en de functie van RACV (regionaal adviseur classicale vergaderingen náást gemeente-adviseurs) een ongemakkelijke noodoplossing. En dat de kerk moet durven ‘verkleuren’ door meer samenwerking met SKIN-kerken zou ook los van eigen krimp in ons multiculturele land een opdracht moeten zijn.
Wat mij betreft zou het hier en daar zelfs nog wel een tandje gedurfder mogen zijn. Het kan nog oecumenischer. De mobiliteitsrevolutie en de digitale revolutie zouden nog meer verdisconteerd kunnen worden. ‘Witte plekken’ denkt nog teveel vanuit een monopoliegedachte. Maar de kaart van Nederland kent nog heel veel andere kerkgenootschappen. Met sommige ervan zijn er plaatselijke samenwerkingsconstructies. En in de digitale wereld bestaan er geen postcodes. De internetkerk kan overal in het land en zelfs daarbuiten leden hebben.
Ik pleit ook voor de mogelijkheid van volwaardig dubbellidmaatschap, verder gaand dan gastlidmaatschap. Ik zie steeds meer gemeenteleden nu al in meerdere (vaak aangrenzende) gemeentes actief betrokken: ze bezoeken soms kerkdiensten elders omdat de liturgie er traditioneler is of juist ‘hoger liturgisch’ – sturen kinderen naar een club of gaan zelf naar een gespreksgroep die er in de eigen gemeente niet is – blijven na verhuizing nog penningmeester in de oude gemeente omdat er geen opvolger is. Dit dubbellidmaatschap zou ook open moeten staan voor leden van andere kerken. Door twee of meer vakjes rood te maken op de lijst met kerken waarmee je verbonden bent zou je stem niet ongeldig mogen worden. (Omdat kerken hun ledenbestanden niet uitwisselen denk ik dat het nu ook al kan).
En waar is toch dat oude idee van een soort landelijke ‘studentenkerk’ gebleven? Iedere student die op kamers gaat wordt in principe overgeschreven naar de stad van kamerbewoning, tenzij hij/zij weer teruggeschreven wordt naar de thuisgemeente. En die stadsgemeente kan al die studenten niet langsfietsen. De PKN zou deze jongeren gedurende hun studietijd kunnen ‘parkeren’ in een aparte studentenkerk. Deze moet dan natuurlijk vooral als internetkerk vormgegeven worden, met nauwe banden met de studentenpastores in de desbetreffende steden. Gekoppeld aan het dubbellidmaatschap kan er desgewenst een relatie blijven met de thuisgemeente of een nieuwe gelegd worden met de gewone gemeente in de stad. Het belangrijkste is dat de kerk dan meer doet dan nu om de jongeren die zich losmaken van thuis te prikkelen en met andere mogelijkheden van kerk-zijn te confronteren dan die ene die ze nu misschien al te goed kennen en achter zich willen laten.
Tenslotte: ik verbaas me erover dat Kerk 2025 overal waar ‘predikant’ staat niet ook de kerkelijk werker wordt genoemd. Die moet natuurlijk net zo goed ‘gemobiliseerd’ worden en aan de geestelijke begeleiding van de regiobisschop worden blootgesteld.
Adresloos danken?
Filosoof Ger Groot schreef in Trouw een mooie column over dankbaarheid: ‘Ook zonder God mogen we ons gelukkig prijzen’. Hij verdedigt de mogelijkheid van jezelf gelukkig prijzen zonder God. Want atheïsten moeten ook dankbaar kunnen zijn voor het geschenk van het leven, ook al heeft hun dank geen adres.
Mij bekroop de vraag of Groot hier niet juist het hybride karakter van atheïstische levenskunst bloot legt. Danken, loven en prijzen zijn nogal religieuze handelingen. Voor veel gelovigen zijn ze zelfs de kern van hun levenskunst. En adresloos danken is ook taalkundig iets raars. Bij het werkwoord danken hoort een dativus, een tegenover. Religie zet daarom God als stip op de horizon als perspectivisch verdwijnpunt voor de gevoelens en daden van dank, lof, vertrouwen, hoop, en niet te vergeten ook de twijfel, de wanhoop, het protest en de schuldbelijdenis. Hij is de spijker aan de muur waaraan we het allemaal ophangen. De theoloog Schleiermacher noemde hem twee eeuwen geleden het ‘Woher’ van dat allemaal, het waarvandaan.
Maar theologie begint al gauw te stamelen als er meer gezegd moet worden. God ‘is’ er dus, maar hij is geen wezen, geen zijnde. Achter de horizon kan ook een gelovige niet kijken. Het theïsme van de gelovige blijft ook hybride. In het heilige van tabernakel en tempel staat geen godsbeeld. En bij al te veel gepraat over God in de derde persoon en zijn al of niet bestaan vlucht de gelovige daarom graag vaak terug naar de religieuze praktijk van het spreken in de tweede persoon. Met behulp van verhalen, liederen, gebeden en andere rituelen proberen we in een relatie te blijven tot een ‘Gij’ (of tutoyeren een Jij). Een gelovige weet dat de voornaamste functie van het woordje ‘God’ is om juist die datief te zijn: de instantie om ‘U’ tegen te zeggen.
Maar als dankbare theïsten en atheïsten in feite hetzelfde doen en het enige verschil is dat de een zijn of haar levenskunst ophangt aan een gat waar de ander nog altijd de spijker ‘God’ heeft zitten, waarom dan niet gewoon samen? Als predikant heb ik in de loop der jaren de geboortekaartjes radicaal zien veranderen van ‘met dank aan God’ naar ‘met dankbaarheid geven we kennis van’ naar ‘hallo hier ben ik’ waar je gevoelens van ouders moet raden uit de bonte uitmonstering van de giga kaart. Toch kloppen ook de laatste ouders nog wel eens aan voor een kinderdoop. De kerk waarin God-gelovigen en God-betwijfelenden samen hun dankbaarheid vieren bestaat al lang. Groot, kom weer eens langs!
(tot zover mijn niet door Trouw geplaatste reactie)
Ongeloof hoef je niet bij de ingang van de kerk in te leveren, integendeel. De viering is er juist om geloof te activeren dat sluimerde en sliep. Soms even kun je er dan het ongeloof er achterlaten. (Bijvoorbeeld in de collectezak, het moment waarop we dankbaarheid in klinkende munt uitbetalen). Maar als dat niet lukt: elke week is er een herkansing. En ook bij de uitgang is er geen controle op de metafysische voorstellingen waarmee je door het leven gaat.