Harmen Jansen

theologie, kerk en samenleving

  • Home
  • Heiligenkalender
  • Mijn publicaties
    • Mozesboek
    • Artikelen
    • Overige boeken
  • Activiteiten
  • Kerk en Theologie
    • Kerk
    • Theologie
  • Opgemerkt
  • Geschiedenis
  • Heiligenkalender januari-april
  • Heiligenkalender mei-augustus
  • Heiligenkalender september-december

Arnold A. van Ruler

Posted on 02/06/2020

De Heilige Geest is met Johan Cruijff te vergelijken. Hij pingelt overal tussendoor en komt waar hij wezen wil.


* 10 december 1908, Apeldoorn  – † 15 december 1970, Utrecht 

Nog lang na zijn dood gingen er zulke spreuken van Van Ruler rond op de theologische faculteit in Utrecht. De vroegere Hilversumse dominee was vanaf 1947 kerkelijk hoogleraar geweest bij de grootste ‘domineesfabriek’ van het land. Een kwart eeuw lang was hij een van de spraakmakendste  theologen van het land. Hij stond aan de wieg van de kerkorde van 1951 van de Nederlandse Hervormde Kerk. Daarin stond de ‘apostolaatsgedachte’ centraal, de roeping van de kerk om te werken aan een herkerstening van Nederland. Daarom ook sprak hij 25 jaar lang ‘s morgens om zeven uur voor de AVRO morgenwijdingen uit. Zo konden zieltjes zielen worden.
Een reformatorisch existentialist. Jonglerend aan de rekstok van de traditie gaf hij zijn draai aan het calvinisme. Met de theologie van grootheden als Barth, Bonhoeffer en zijn Leidse collega Miskotte kon hij niet goed uit de voeten. Hij wilde orthodox spreken over zonde en verzoening en vrolijk over de goedheid van de schepping. ‘Het kruis en de bloeiende Betuwe zijn niet tot elkaar te herleiden.’ In de natuur huist geen zonde, in mensen wel. Alleen zij moeten veranderd worden door het kruis en de Heilige Geest. Maar als het bestaan doorleefd wordt tot op Gods bedoeling kan er ook genoten worden van een pijp na de preek en het voetbal op zondagmiddag. En een christen heeft een theocratisch visioen over de doorwerking van het heil in heel het leven. De Geest werkt ook in de staat. En in de cultuur, vooral de Europese.
Zulke beseffen miste hij bij de ‘bevindelijken’. De rechterflank van ons protestantisme had de vrijzinnigen maar weinig te verwijten wat betreft ontrouw aan de Bijbel en aan de geest van de reformatie. In zijn laatste grote opstel las hij hen uitvoerig de les.
Tegelijk was hij betrokken bij de voorbereiding van Het getuigenis, een hervormd protest tegen teveel maatschappijkritiek in de kerk (1973). Verrassend, want Van Ruler was zelf ooit politiek actief geweest. Hij had ook gepleit voor rusteloos bezig zijn met bezinning om in veranderende tijden de Geest bij te kunnen blijven.  Maar nu de tijd van de Wederopbouw echt ten einde liep, had hij er moeite mee dat kerk bij de grote sociale veranderingen ook theologisch uit andere pijpjes ging roken.

1919

Posted in: Uncategorized | Tagged: Theologie

Lezers reageren op mijn boek ‘In het labyrint van Mozes’

Posted on 25/07/2019

Verschenen juni 2019, 267 blz., € 21,99 incl verzendkosten

Voor meer info en bestelling: https://www.boekscout.nl/shop2/boek.php?bid=9622

Jouw nadruk op de pastoraal-psychologische therapie van de Tora gaf mij een frisse en verrassende kijk op de Tora. Zo ook de spirituele weg, die je steeds opnieuw in de verhalen van de Tora ontdekt en op een heldere manier beschrijft a.d.h.v. de vier mystagogische modellen. Dit is voor mij een heel nieuwe manier om de Tora te lezen.
(een collega)

‘Mij trof vooral de leesbaarheid. Voor een leek als ik … ik kon soms bijna niet stoppen’

‘Ik heb er een aantal zeer aangename en inspirerende uren mee doorgebracht. Mijn hartelijke dank daarvoor!’

‘Een mooi, goed geschreven, onderhoudend en boeiend boek! Allereerst heb je me de ogen (opnieuw) geopend voor de rijkdom van de Tora. Jij opent een nieuwe wereld voor me die ik buitengewoon boeiend en inspirerend vind. Enkele hoofdstukken (zoals bijvoorbeeld hoofdstuk 6, over mystagogie) zal ik beslist herlezen en anderen te lezen aanbevelen. En ik was al evenzeer verrast door de rijkdom van taal en de speelsheid en creativiteit van denken waarmee je deze leeservaring opdient. Prachtig!’

‘Intertekstualiteit’ blijkt een instrument te zijn dat allerlei nieuwe deuren in de bijbelwetenschap opent en daardoor ruimte maakt voor avontuurlijke hermeneutische methodieken. Ik heb bewondering voor je greep op de (tekst)materie en je vermogen om met behulp van de chiastische lezing van de Tora verrassende inzichten tevoorschijn te toveren. Het was heel spannend om teksten die doorgaans in het schemerduister blijven in prediking en theologie nu ineens te zien oplichten via dwarsverbanden.

‘Ben met veel genoegen je boek ‘In het labyrint van Mozes’ aan het lezen. Geniet er enorm van!’

‘We werden door jouw boek aangezet om tijdens onze week retraite de Tora zelf te gaan lezen. Met je boek erbij gingen we zelf allerlei details in de tekst opmerken. Jammer dat de week voorbij is.’

‘Ik denk dat ieder die eenmaal deze leerroute met jou heeft doorlopen nooit meer kan vergeten hoe die beweging van liefde, hoop en geloof en weer terug: geloof, hoop en liefde, verbonden zijn met de vele verhalen uit de Thora. (…) In mijn optiek is deze omgang met de Thora voor ‘de mensen van de weg’, in deze eeuw, behulpzaam en vruchtbaar. De originaliteit van je vondsten werkt prikkelend en wekt de lust om mee te doen.’

‘Als ik op de achterflap lees, dat bij toepassing van de verborgen code zich een drieledige instructie voor spiritueel lezen opent die niet aan tijd, plaats of volk gebonden is, maakt me dat alert. (..) Kom je uit bij een soort algemene handleiding voor een goed leven, een universele levenskunst, een spirituele gids los van iedere context? Soms lijkt het inderdaad deze kant op te gaan, maar dan zijn er weer tal van teksten die dat beeld corrigeren. Ik lees je boek ook met herkenning, de mystagogische benadering kan heel zweverig worden, maar ook zeer aanspreken. En ik lees in je boek ook de oogst van een leven lang bijbellezen als dominee en als theoloog, het verlangen om je vondsten te delen.’

‘Door wat je schreef over compassie en Grote Verzoendag ben ik in een moeizame verhouding met iemand vanuit het slachtoffer-zijn naar het slachtoffer-af-zijn gestapt met alle verantwoordelijkheden van dien. Een moeilijke beslissing.’

‘Het hoofdstuk over Paulus vond ik prachtig! Ik heb er veel van geleerd en kijk nu toch anders tegen hem aan.’

‘Boeiend! De onhistorische exegese van kerkvaderlijke origine was soms zo gek nog niet. Het is bij tijde een bevindelijk boek van je geworden. Een spirituele uitleg van de Tora zoals jij die hanteert zou de abrahamitische religies weleens meer kunnen verbinden dan ze zelf voor waar houden’

Correcties op de tekst van het boek

Erick Zenger, pag. 38, was geen nieuw- maar een oudtestamenticus.
De RK hoogleraar uit Münster publiceerde veel over de Psalmen en de Tora. Hij is een van de weinige gerenommeerde bijbelwetenschappers die het chiasme van de Tora onderkende. Hij noemde het in zijn Einleitung in das Alte Testament, waarmee het bij de basiskennis hoort die een uitlegger van de Tora met zich mee moet dragen. Zijn schema was nog globaal. Mijn boek werkt het veel gedetailleerder uit waardoor het ook een groter uitlegkundig belang krijgt.

Posted in: Mozesboek | Tagged: Israël, Jezus, jodendom, Palestijnen, Paulus, spiritualiteit, Theologie, Tora

Gisbertus Voetius

Posted on 25/05/2019

Wat zal het baten subtiel over God en zijn werken ad extra en ad intra, over de Triniteit der personen en dergelijke mysteriën te hebben gedisputeerd, als wij de ware ootmoed hebben gemist?

*3 maart 1589, Heusden – † 1 november 1676, Utrecht

De Heusdense predikant Gisbert Voet werd in 1634 de eerste hoogleraar theologie aan de net gestichte Illustere School van Utrecht, naast de Dom. Twee jaar later verhieven de stedelijke magistraten hun academie tot universiteit. Met Voetius had de vroedschap een toptalent binnen gehaald. Hij nam de ontwikkeling van de theologische opleiding met vaart ter hand. Hij was een overtuigd contra-remonstrant, leerling van Gomarus. Hij had laten zien hoe je in een katholieke omgeving protestantse gemeentes kunt oprichten en het theologisch debat kunt voeren.  Met zijn vele kwaliteiten droeg hij ook bij aan een gestage uitbreiding van de plaatselijke gemeente. Utrecht werd een bolwerk van orthodoxie.
Wetenschap moest samengaan met pietas, ‘godzaligheid’. Aldus de titel van zijn inaugurele toespraak in academisch Latijn en verluchtigd met talloze citaten uit de Bijbel, antieke dichters en filosofen, grote christelijke auteurs uit vroeger eeuwen. Op zich was dit een oud en algemeen christelijk ideaal: wetenschap onder de tucht van Gods wetten en gericht op de eer van God en het heil der mensen. Vanzelf hoorden daar afkeurende woorden bij over losbandig gedrag en openbare dronkenschap van universitaire jongelingen en docenten, of over de nieuwe mode van het in brand steken van tabak. Wie goed luisterde kon ook het piëtisme horen naderen, de nieuwe gerichtheid op het innerlijk, voor het ontwaren van geestelijke groei.
De helluo librorum, ‘boekenverslinder’, met ijzeren geheugen schoeide de opleiding op klassieke leest. ‘Gereformeerde scholastiek’ kreeg later een ongunstige klank. Maar het betekende een training in stevig analyseren, argumenteren, debatteren, citeren en concluderen volgens klassieke internationale standaards. En dat werd niet alleen toegepast op leerstellige vraagstukken, maar ook op kwesties uit de kerkelijke praktijk. En op de ‘ascetiek’, de praktijk van het geestelijk leven met wat daar bij hoort aan gebed, meditatie en vele soorten ervaring van ‘geestelijke verlatingen’.
Voetius was aangestoken door de Engelse puriteinen. Hij hoorde bij de ‘preciesen’ wat betreft allerlei vraagstukken van het openbare leven: het kaarten en dobbelen, het dansen, de zondagsheiliging, de mannelijke haardracht. Maar lachen mocht. En naast de vele verplichtingen gaf hij ook nog les aan jonge weeskindertjes. Voor z’n plezier.
Zijn universiteit is nu de grootste van het land. Zijn predikantenopleiding is onlangs opgeheven. Losbandig gedrag van studenten is gebleven.  

2019

Posted in: Uncategorized | Tagged: Theologie

Hugo van Sint-Victor

Posted on 25/05/2019

De geleerdste van allen is degene die van iedereen iets wil geleerd hebben. Wie van iedereen iets ontvangt, is uiteindelijk de rijkste van allen

*rond 1097 – † 11 februari 1141, Parijs

In de twaalfde eeuw werd de leergierigheid van Europeanen vooral aangewakkerd in kloosterscholen. Een voortrekkersrol vervulde de Augustijner abdij Sint Victor in Parijs, met de school die gesticht was door Willem van Champeaux. Er mochten ook leerlingen van buiten het klooster komen. Theologie was in deze tijd nog wetenschap die zo ongeveer alle andere kennis omvatte: muziek en logica, welsprekendheid en natuurkunde, kosmologie en geschiedenis. Nieuw was de ruimte voor nieuwe manieren van redeneren en bewijzen. Een aantal prominente geleerden uit deze school werden de Victorijnen genoemd. Ze vormden een belangrijke schakel in de ontwikkeling van de christelijke theologie, vooral Hugo en Richard van St. Victor.
Hugo werd na zijn scholing in het Duitse Hammersleben na zijn intrede in 1115 kanunnik van deze abdij, onderwijzer en uiteindelijk schooldirecteur. Dat hij theoloog en mysticus was, kwam tot uiting in veel van zijn publicaties. Hij werd wel de ‘Tweede Augustinus’ genoemd. Niet alleen was hij een groot kenner van deze oude kerkvader, hij ontwikkelde zijn theologie ook verder. Hugo publiceerde een reeks boeken met belangrijke gedachten over zaken als de verschillende betekenisdimensies van de Bijbel of de werking en betekenis van de sacramenten. Behalve als geleerd stond hij ook bekend als eenvoudig, liefdevol en godvruchtig. Een mysticus.
‘Leer alles.’ Zijn bekendste geschrift werd het ‘Didascalicon’ (‘Over het onderricht’)  uit 1127. Kennis kan je op weg helpen naar God! Hugo ontwierp een breed onderwijsprogramma, gericht op de ontwikkeling van persoonlijke deugden en kwaliteiten, meer dan op het verzamelen van kennis. In zijn visie hangen kennis en liefde nauw samen. Onbevangen liefde ziet scherper dan het oog dat beneveld is door wantrouwen en eigenbelang.
St. Victor was een van de scholen waaruit niet veel later de Parijse universiteit ontstond. De verschillende vakken werd steeds meer zelfstandige disciplines naast de theologie. Het ‘bachelor’ dat nu wereldwijd standaard is in het universitair onderwijs als diploma is in deze tijd in Parijs ontstaan.
Regelmatig is er fel debat over het onderwijs in ons land. ‘Wat je toetst is de vaardigheid om toetsen te maken, niet wat het kind kan en weet.’ ‘Onderwijs is geen vorming, maar vervorming.’ Er is te veel druk vanuit de overheid én van veeleisende ouders. Misschien moeten we terug naar het middeleeuwse ideaal van kennis in dienst van geestelijke en morele groei!   

2019

Posted in: Uncategorized | Tagged: onderwijs, Theologie

Prof. dr. Maarten den Dulk over Vijf stenen, vijf broden

Posted on 25/05/2019

lezing prof. dr. Maarten den Dulk, Beleefbibliotheek Drachten 5 februari 2008

I
Wat in dit boek van Harmen Jansen gebeurt is tegelijk indrukwekkend en geestig. Om bij dat laatste te beginnen. Als je halverwege dit boek bent en je denkt dat je al aardig ingewijd bent in bijbels spiritualiteit, stoot je ineens op de uitspraak: ‘Spritualiteit is een vorm van zindelijkheidstraining’ (123). Het zorgt ervoor dat je lekker ruikt. Giechelend tuimel je uit de hogere, geestelijke wereld en je valt op aarde en je weet dat je daar thuis hoort – althans volgens de bijbelse spiritualiteit. Harm Jansen krijgt het voor elkaar om je steeds weer met een enkel treffend woord, met een enkel eigentijds beeld opgewekt op aarde terug te brengen, terwijl hij toch een wijde vlucht maakt voor zijn lezers.
Die wijde vlucht maakt het boek indrukwekkend.
Als je dit boek leest voel je de thermiek van een halve eeuw theologiegeschiedenis. Daarvan maakt Harmen Jansen gebruik om met wijd gespreide vleugels zijn vlucht te maken. Daar wil ik iets over zeggen:
Een halve eeuw geleden begonnen mensen als Barnard en Van der Werf in Nederland in de protestantse kerkdienst met de doorgaande lezing van de vijf boeken van Mozes. Eindelijk vonden we aansluiting bij de gewoonte van de synagoge om de Tora als tenor van de liturgie te laten klinken. Die liturgische vondst werd gedragen door de theologie van het Oude Testament van Miskotte en door de leerhuizen van Kroon en van Meuzelaar. Zij wekten de smaak voor de aardse, maatschappelijke zin van Wet en Profeten en dat sloeg weer over op de apostolaire en politieke bewuste beweging in de kerk van de jaren zestig. Zo werden velen zich bewust van de fundamentele betekenis van de boeken van Mozes, de Hebreeuwse bijbel , voor de kerk. Ze waren niet meer alleen een opstapje voor het NT, maar ze waren het fundament zelf. Die eerste liefde bekoelde wat in de jaren tachtig. De maatschappelijke betrokkenheid keerde naar binnen en er kwam meer aandacht voor spiritualiteit. Juist in die tijd moest ik opnieuw mijn weg zien te vinden in geloof, kerk en theologie. Ik wilde de vondst van mijn leermeesters niet prijsgeven en ik ontwikkelde aan de hand van de vijf boeken van Mozes een kompas waardoor ik de weg kon vinden in de vier windstreken van de wereld, waarbij alles draaide om het midden, de ontmoeting met God. Meer kon ik er niet van maken. De levenskrachten stonden me niet meer toe. Een kompasje. Maar zie, In die tijd kruisten onze wegen elkaar en Harmen Jansen nam de zoektocht op zijn manier over en hij zag kans om in de loop van de jaren – hij moest intussen ook nog promoveren! – de oriëntatie op de vijf boeken van Mozes voort te zetten. En toen gebeurde het: Harmen pakte het project op en maakte een verbinding tussen de liturgische en maatschappelijke leeswijze van de jaren zestig en zeventig en de spirituele leeswijze van de jaren tachtig en negentig. De integratie van die twee waarvan ik alleen maar kon dromen maakt hij waar. De thermiek van die verschillende decennia theologie geven vleugels aan de vijf boeken van Mozes. En speels en vrij en tegelijk levenswijs en diepzinnig maakt Harmen zijn eigen vlucht. Zo beleef ik de vlucht van dit boek aks indrukwekkend.

II
Harmen zelf gebruikt liever een ander beeld om aan te geven wat hij beleeft aan het thema van de vijf boeken van Mozes. Hij wijst niet in de lucht, maar hij wijst op de aarde en zegt: ik beschouw die vijf boeken als een huis om in te wonen. Nauwkeuriger gezegd: als vijf huizen. Vijf gewone huizen. Dus hij denkt niet aan het Pentagon, hij droomt niet van een Vijfsterrenhotel, maar ziet gewoon vijf huizen voor zich. Vijfhuizen, zoals het plaatsje heet dat dicht bij zijn voormalige gemeente Hoofddorp ligt.
De levenswet van Mozes is voor hem een dorpje van vijf huizen, waar in je kunt wonen, waarin je in vrede kan leven en sterven, maar waar je eindeloos in kan dwalen en waar je alles tegen komt wat er in het leven van mensen voorvalt, tussen geboorte en dood. En alles wat je tegenkomt in het leven kan je een plaats geven in dit dorpje.
Dat brengt me op de methode van werken die Harmen in dit boek demonstreert. Die methode bestaat uit drie manieren van doen (kort gezegd): differentiëren, structureren en associëren. Daardoor krijgt alles een plaats en daardoor verdwaal je niet. Ik ga daar even op door.
Alles wat hij tegenkomt in het leven weet hij te differentiëren, te onderscheiden door het te verdelen over die vijf verschillende levensgebieden. Dat voorkomt dat alles wat je beleeft één grote kluwen wordt. Hij doet dat op een even speelse als lijfelijke wijze. Voor elk gebied – zegt hij – heb je een eigen zintuig nodig, het één kan je alleen horen, het ander moet je juist zien, in veelkleurigheid. En andere dingen moet je tasten of ruiken of proeven. Zo leert hij onderscheid maken tussen ervaringen en belevenissen en handelingen. Voor alles is een plaats.
Alles wat hij tegenkomt in de bijbel weet hij te structureren, te ordenen. Dat voorkomt dat je in de veelheid van bijbelse verhalen verdrinkt. Hij laat je aan de hand van die boeken van Mozes langs de boeken van de evangelisten gaan. Zo verbindt hij Oude en Nieuwe Testament op een originele manier. En op het punt waar beiden elkaar vinden laat hij de psalmen klinken, in vijfvoud. Daarmee geeft hij een waardevolle leeswijzer.
En wanneer je aldus hebt leren onderscheiden en ordenen, differentiëren en structureren, dan heb je een instrument in handen gekregen om bijbelse woorden en verhalen te associëren met levenservaringen en vice versa. Die associaties zijn maar niet toevallig en wild, ze hebben een zekere plaats en een zekere functie. Je leert op een creatieve en zinvolle manier verbindingen te zoeken tussen bijbel en leven. Hij zelf doet dat voor met een rijke voorraad aan voorbeelden en daar kan je niet genoeg van krijgen.
Harmen maakt van elk van die vijf huizen van Mozes een kunstwerk en samen vormen die huizen een dorp waarin je graag wilt wonen. Hij zet Vijfhuizen op de kaart. Wat hij doet kan hij alleen omdat hij als voorganger thuis is in de gemeente, als theoloog thuis is in de Schrift en tegelijk thuis is in de eigentijdse spiritualiteit.

III
Waarom is Mozes nu zo’n goede gids? Wat drijft Harmen om in het spoor van de synagoge die samenhang van de vijf boeken serieus te nemen?
We staan hier voor een keuze die voor onze cultuur van groot belang is. Het gaat om de vraag hoe wij als wereldburgers ons bewust worden van de problemen en de perspectieven van onze samenleving. Daarvoor zijn in de loop van onze geschiedenis verschillende instrumenten aangereikt: de grote Griekse filosofen als Aristoteles en Plato voorop, de grote ideologieën van de verlichting, de bevrijding, de revolutie daaroverheen en dan nu de eigentijdse analyses over de betekenis van de economie, de cultuur, de religie, de democratie en samenbindende en elkaar bestrijdende krachten in de samenleving. In dat maatschappelijk debat staat de levenswet Mozes als een vorm van …zindelijkheidstraining. Harmen heeft helemaal gelijk! Hier wordt ons denken zindelijk gehouden. Hoe gaat dat? Dat gaat doordat die opeenvolging van Mozes’ vijf boeken, die vijf verschillende levensthema’s, ons houden bij de hartslag van het menselijk leven. Het gaat niet over de menselijke maat heen, we worden niet over de horden gejaagd, maar we blijven bij het menselijk lijf, de bloedsomloop en stofwisseling en de hartslag, we kijken met eigen ogen en leren onze eigen oren te vertrouwen, we binden de woorden op onze handen om ze te doen en we letten op wat we te proeven krijgen. Die woorden zijn niet te hoog en te diep voor een mens. Mozes filosofeert niet met de hamer, zoals Nietsche, hij filosofeert met de menselijke adem. We leren onze gedachten te regelen naar onze eigen, broze ademtocht. Hoe?
Vanaf het begin van Mozes Tora leer je de weg van de mens te volgen:
In Genesis word je geboren en groei je op met ouderen en jongeren en met je leeftijdsgenoten
In Exodus vind je werk en worstel je in de dodelijke struggle for life
In Leviticus krijgt je even tijd om het leven te vieren en rust te nemen
Maar In Numeri ben je oud genoeg om verantwoording te nemen voor het opbouwen van de samenleving
en in Deuteronomium verzamel je de praktische levenswijsheid om die door te kunnen geven aan de volgende generatie.
Zo worden van boek tot boek je levenservaringen geordend en onderscheiden en weer met elkaar verbonden. Zo leer je de samenleving kennen vanuit de adem van de mens. En die adem komt van God en gaat naar God.
Ik ben ervan overtuigd dat het lezen en herlezen van deze boeken over de levensweg het maatschappelijk denken en handelen zindelijk maakt en dat is precies wat we nodig hebben.

Posted in: Over mijn boeken | Tagged: Bijbel, Theologie

Thomas van Aquino

Posted on 13/01/2019

Genade heft de natuur niet op, maar veronderstelt en vervolmaakt haar

1225 of 1226, Roccasicca (It) – 7 maart 1274, Fossanova (It)

Zo gewaagd en groots als een gotische kathedraal, zo was het systeem van denken dat Thomas van Aquino had ontworpen over God, de kosmos en het menselijke leven. Het geldt als de briljant van de zogenaamde Scholastiek, de geleerdheid van de Middeleeuwen. En nog altijd staat de ‘Doctor communis’, de algemene leraar, in de Rooms-Katholieke kerk met stip op 1 als kerkleraar.
De zoon van voorname familie in de buurt van Napels was na een scholing bij de Benedictijnen als vijftienjarige al bij de jonge orde van de Dominicanen ingetreden. De ‘Predikheren’ hadden zich helemaal geworpen op onderwijs en wetenschap. Maar die intrede in een bedelorde beviel de familie niet. Thomas werd een jaar lang gegijzeld. Eenmaal weer vrij stuurde de orde hem naar Keulen voor het onderwijs bij de beste docent van die tijd, Albertus Magnus. Vervolgens doceerde hij zelf voor zijn orde en als pauselijk theoloog in Parijs, Orvieto, Viterbo en Rome, in bijbelse vakken, filosofie en dogmatiek.
De monnik was corpulent. In de koorbanken moest er voor hem een schot tussen twee zetels weggezaagd worden. Zijn nagelaten werk is met honderd boeken ook omvangrijk. In ruim twintig jaar heeft hij zeven miljoen woorden geschreven. (Met elke dag één stukje als dit zou het 46 jaar werk zijn). Daarin verwerkte hij 25.000 citaten uit de Bijbel, 2500 van de kerkvader Augustinus, en evenveel van de oude Griek Aristoteles.
Veel werken van deze antieke heidense filosoof waren pas net in het Latijn vertaald. Er was veel enthousiasme over de ‘nieuwe’ Aristotelische manier van wetenschap bedrijven, maar ook veel kritiek. Want nu dreigde de menselijke rede zich los te maken van het christelijk geloof. Thomas wist vernuftig een middenweg te bewandelen. Zijn systeem van kennis schenkt veel vertrouwen aan de menselijke denkkracht. Tegelijk heeft de mens verlichting van zijn denken en verandering van zijn wil nodig door de openbaring. Dit onderscheid tussen natuurlijke en bovennatuurlijke kwaliteiten wordt een belangrijke oplossing. Met deze twee ‘verdiepingen’ in de menselijke kennis konden geloof en theologie lang in redelijke harmonie met andere wetenschap samenleven. En het onderscheid hielp ook om staatsmacht een eigen plek te geven tegenover de kerk. ‘Het goddelijke recht dat op genade gebaseerd is, neemt het menselijke recht dat uit de rede voortkomt niet weg.’
De oude Godsbewijzen herschreef hij. Zo vond hij dat er een volledig ‘goed’ iets moet zijn waaraan andere dingen goedheid kunnen ontlenen. Dus moet God bestaan, de goedheid zelf.
Ook schreef hij enkele liederen.
Zijn dag op de heiligenkalender (RK) werd 28 januari, de dag dat zijn relieken naar Toulouse waren overgebracht, de geboortestad van zijn orde.

(2019)

Posted in: Uncategorized | Tagged: Theologie

200 jaar Daniël Chantepie de la Saussaye

Posted on 10/12/2018

Daniël Chantepie de la Saussaye in het Leeuwarder pantheon?

Zijn graf is keurig onderhouden nog altijd te vinden op de authentiek negentiende-eeuwse Zuiderbegraafplaats in Groningen. Zijn 200ste geboortedag valt samen met de vijftigste sterfdag van Karl Barth. Als twee ‘kerkvaders’ van het Nederlandse protestantisme zo’n datum delen, wordt het tijd om de Nederlander op te nemen in het pantheon van 100 belangrijke Leeuwarders, verzameld door het Historisch Centrum Leeuwarden. Er staan al wel een paar theologen, organisten en andere prominente protestanten op de lijst, tussen de sporthelden, politici, ondernemers en kunstenaars met Leeuwarder wortels of een periode van verblijf in de Fryske Haadsted. Maar ook bij de digitale uitbreiding ontbreekt zijn naam nog. Zijn tweede taal naast het Nederlands was weliswaar geen Fries, maar Frans. Maar Leeuwarden was de broedplaats van het ei waaruit een van de belangrijkste stromingen in ons vaderlandse protestantisme tevoorschijn is gekomen. 

La Saussaye sr. heeft in het derde kwart van de negentiende eeuw de koers uitgezet voor de gematigd-orthodoxe omgang met de protestantse geloofstraditie met een open oog voor de culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen. Hij bepleitte en beoefende het ‘irenische’ debat, dus de dialoog, tussen de ‘rigtingen’ van geloof entheologie die steeds verder uiteen dreven. Theologisch vond hij over de Reformatie heen aansluiting bij klassieke noties uit de Augustijnse traditie voor zijn eigentijdse antwoord op de uitdagingen van moderne wetenschap en post-revolutionaire burgermaatschappij. Hij was ook pionier van theologische verbondenheid met het jodendom onder invloed van Isaäc da Costa en Abraham Capadose. Hij liet zich theologisch al uitdagen door het zionisme toen het nog nauwelijks bestond, zonder te vervallen in ronkende christenzionistische apocalyptiek. Hij was een bekwaam beoefenaar van ‘bijbelse theologie’ of ‘theologische exegese’.
De zes jaar van zijn predikantschap in Leeuwarden (1842-1848) zijn belangrijk geweest als fase van studie en ontmoetingen die hem voorbereidden op deze pioniersrol. Hij had in de kleine Waalse gemeente ruim de tijd voor studie. Hij was het eerste Leeuwerder lid van het Friesch Godgeleerd Gezelschap waarin sinds 1838 jonge Friese theologen in een walm van tabak een soort intervisiegroep vormden die in de geest van de ‘Groninger theologie’ aan beschaving wilden werken. Zijn bijdrage ‘Eenige denkbeelden over de apologetische wetenschap’ op  6 maart 1846 is dankzij de samenvatting in het notulenboek zijn oudste bewaard gebleven uiting van theologische reflectie. Je kunt het zien als de eerste uiting van ‘ethische theologie’ die een andere koers ging. 
Veel aanhangers van de ‘ethische richting’ raakten in de loop van de twintigste eeuw onder invloed van de theologie van Barth. Prominent voorop O. Noordmans en K.H. Miskotte. Gerardus van der Leeuw, de liturgievernieuwer en na-oorlogse minister van cultuur, mag hier ook genoemd. Dankzij de ethischen is de Protestantse Kerk een  ‘belijdende kerk’ en geen ‘belijdeniskerk’, net zoals de Hervormde Kerk dat was sinds de kerkorde van 1951. 
Karl Barth zette zich af tegen de burgerlijke theologie van de negentiende eeuw. Maar hij vroeg zich ook af er in de ervaringstheologie van de grote vader van die negentiende eeuw, D.Fr. Schleiermacher, toch misschien een ’tegoed’ was dat hij niet had verwerkt. Wat Barth als waardevol erkende is ook voluit te vinden bij la Saussaye sr.: de insteek bij de geloofskennis en het geweten als plek van ‘het getuigen van de Geest met onze geest’, met een grote gevoeligheid voor de psychologie van het geloof. De waarheid komt minder autoritair ‘von Oben’. De slogan ‘de waarheid is ethisch’ betekende eerder dat de christelijke leer als mystagogie begrepen moest worden dan als ethiek.

Posted in: Kerk, Theologie | Tagged: ethischen, kerkgeschiedenis, Theologie

Franciscus Gomarus – *30 januari 1563, Brugge – † 11 januari 1641, Groningen

Posted on 24/10/2018

Sommige dingen bewerkt God alleen, andere laat hij toe om ze ten goede te keren

Als je vuile ramen hebt moet je de zon niet de schuld geven van weinig lichtinval. Maar als de kleuren van het bovenraam helder op je tapijt worden geprojecteerd, komt dat dan door je trouw ramen zemen? Of heb je die trouw misschien ook te danken aan de zon die jou verleidt om haar licht maximaal te laten schijnen?
Gomarus was de belangrijkste theoloog van de contraremonstranten. En de roemruchte Synode van Dordrecht van 1618-1619 bepaalde dat de visie van de contraremonstranten leidend zou zijn voor de ‘vaderlandse kerk’. Tijdens de eerste decennia van de Republiek der Nederlanden nam het theologisch debat een hoge vlucht. Tot in de finesses werd de leer van de rechtvaardiging door het geloof, uitverkiezing en voorbeschikking scherp geslepen. Het standpunt dat het meest de eer gaf aan de zon van Gods soevereiniteit won het.
Dit calvinisme had vanuit het zuiden ons land veroverd. François Gomaer was een Vlaming, zoon van een waard. Hij studeerde zoals studenten al eeuwen deden op diverse plaatsen: Straatsburg, Cambridge, Oxford, Heidelberg. Als predikant van de vluchtelingen in Frankfurt a.d. Main moest hij vertrekken toen lutherse predikanten de calvinisten in het nauw dreven. De jonge universiteit in Leiden wilde hem wel hebben. Maar hij kwam er rond de eeuwwisseling in conflict met zijn collega Arminius. Uit onvrede over het benoemingsbeleid vertrok hij naar Middelburg en later naar het Franse Saumur, centrum van protestantse theologie. Vanaf 1618 tot aan zijn dood was hij hoogleraar aan de nagelnieuwe universiteit in Groningen. Net als zijn derde vrouw is hij er begraven in het koor van de Martinikerk.
Stedelijke regenten van de Amsterdamse grachten zijn andere mensen dan Vlamingen die vervolging achter de rug hebben. Dit verschil speelde mee in het grote religieuze conflict dat tijdens het Twaalfjarig Bestand werd uitgevochten.
Lang niet over alle theologische geschilpunten werden in Dordrecht knopen doorgehakt. Zo schaarde Gomarus zich bij de supralapsaristen, de Bovenvaldrijvers. Maar de synode hield ook de Benedenvaldrijvers de hand boven het hoofd. En Gomarus voegde zich. Hij was wel vurig maar niet compromisloos en onverzoenlijk.
Zijn tijd in Groningen werd deels opgeslokt door het vertaalwerk voor de Statenvertaling. Hij had als revisor een groot aandeel in het Oude Testament. Hij was een groot kenner van het Hebreeuws, het Aramees en het Syrisch en verdiepte zich in de joodse Talmoed.
De laatste studie over Gomarus is van een Zuid-Koreaan. Nederlands calvinisme is een succesvol exportproduct.

(2018)

Posted in: Uncategorized | Tagged: hervormden, kerkgeschiedenis, Theologie

in memoriam Henri Veldhuis (1955-2018)

Posted on 19/08/2018

Als wij zelf van mening zijn dat die liefde, zoals die in Christus aan het licht gekomen is, het hart is van de theologie….

In een indrukwekkende dienst onder de prachtige pastorale leiding van Kees van der Zwaard nam de protestantse gemeente van Culemborg op 13 augustus 2018 afscheid van haar predikant. Het 25-jarig ambtsjubileum van Henri als predikant van de (eerst hervormde) Barbaragemeente was ruim een jaar ervoor gevierd. Ik was een jaargenoot van hem en onze jaarclub bestond net veertig jaar. Die jaarclub was een van zijn vele initiatieven en activiteiten die tot goede dingen geleid hebben en waardoor dit overlijden een verlies is dat verder reikt dan de gemeente Culemborg.
In september 1975 begon de studie. Henri, afkomstig uit de Noordoostpolder, oudste van tien kinderen van een fruitkweker, had er twee jaar vooropleiding opzitten omdat hij niet het juiste pakket had. Hij stimuleerde een paar a.s. theologen die elkaar intussen als aspirant-leden van de reformatorische studentenvereniging CSFR hadden leren kennen om samen op ‘Voetius’ te gaan, het theologendispuut voor studenten uit de gereformeerde gezindte. We wisten al wel dat we zelf nogal kritisch stonden tegenover onze achtergrond, maar aldus Henri: ‘op Voetius wordt het hardst gestudeerd en er is ruimte voor een kritische houding’. Op dat moment zwaaide Klaas Vos er flamboyant de voorzittershamer, dat scheelde ook (later VPRO-presentator en weer later toch weer dominee en altijd Ajax-fan). En in die jaren was het dispuut voor de vorming haast net zo belangrijk als de officiële studie. Drie jaar later, in 1978, nam Henri het initiatief om maar alvast een jaarclub te vormen die met eigen bijeenkomsten in vorm zou komen voor latere ontmoetingen na de studie. Dat betekende studeren met elkaar mét altijd een liturgische opening én na afloop de fles open. We begonnen met een stuk of zestien, de linker helft van de dertig in 1975 aangetreden dispuutsleden. Er sprak ook zendingsdrang uit. We zouden een missie te vervullen hebben in een kerkelijke en theologische context die allerminst koersvast was. Zo was Henri in die tijd er (nog) niet helemaal van overtuigd dat de theologie van Karl Barth die op dat moment in ons onderwijs dogmatiek de toon zette, voldoende van geseculariseerd denken vrij was. En wat filosofie betreft was hij ook ontevreden over ons onderwijs: teveel Angelsaksische taalfilosofie, te weinig ‘continentale filosofie’. Dus Henri liet belangstellende medestudenten kennis maken met teksten van Emanuel Levinas. Later wijdde hij een aparte doctoraalscriptie filosofie aan deze grote Frans-joodse denker. In het jaar dat hij voorzitter was van het Utrechtse dispuut van de CSFR leidde hij een voortreffelijke reeks lezingen over het jodendom die een echte ontmoeting werden.

Onder invloed van Klaas Vos raakte hij betrokken bij de contacten met dissidenten in Oost-Europa via Hebe Kohlbrugge. Het zou resulteren in geheime coördinatie van lezingen van filosofen en theologen voor dissidenten van de Charta-beweging in Tsjecho-Slowakije rond de latere president Vaclav Havel. In die jaren ’70 had het christen-socialisme nogal nadrukkelijk wortel geschoten onder Utrechtse theologiestudenten, waarbij kritiek op Oost-Europa ‘not done’ was. Hebe Kohlbrugge – net als deze christen-socialisten óók Barthiaan – hielp ons aan een andere kijk en stimuleerde met kracht netwerken van contacten met kritische christenen en humanisten. Helaas ontstond er verwijdering tussen Henri en Hebe, twee sterke karakters, en Henri stopte ermee. Na de val van het IJzeren Gordijn kreeg hij wel een erepenning van de Praagse Karelsuniversiteit voor zijn werk.

Daadkrachtig, voortvarend, koersvast! De gave om helder hoofdlijnen te tekenen na altijd grondige oriëntatie kwam vervolgens allereerst tot uitdrukking in zijn promotieonderzoek over een randfiguur, de belastingambtenaar uit het pruisische Koningsbergen van de achttiende eeuw toen Immanuël Kant daar aan Europa filosofische Verlichting schonk: Johann Georg Hamann. De vorige theologengeneratie kende Hamann al van het prachtige boek ‘Natuur en genade bij J.G Hamann’ van E. Jansen Schoonhoven (het stond ook in mijn vaders kast te verstoffen en ik heb het gedeeltelijk verslonden). Henri overtroefde dit met een nogal definitief boek dat deze bijzondere lutherse denker een belangrijke plaats gaf in de grote westerse traditie van Augustijns-klassiek christelijke theologie.

Kort erna gaf Henri de openingslezing op een conferentie van de hervormde dogmatici over ‘Openbaring en werkelijkheid’. Die was samen met het daaropvolgende debat met prof. Bram van de Beek instructief zowel voor Henri’s theologisch engagement als voor de mate waarin hij toen in 1994 professorabel was. Henri was hier de woordvoerder van wat een tijdlang de ‘Utrechtse School’ genoemd werd. Met Antoon Vos als leverancier van een paar belangrijke historisch-filosofische inzichten trok een groep theologen in verschillende constellaties op om samen wetenschappelijk werk te leveren. Henri raakte voor lang actief in het Duns Scotus gezelschap dat werk van deze grote middeleeuwse theoloog onderzocht en in publicaties toegankelijk maakte. Vooral dat laatste was Henri’s kwaliteit: toegankelijk maken door hoofdlijnen aan het licht te brengen. Het andere initiatief was de ‘Utrechtse Studiedagen’ waaruit een reeks publicaties voortkwam.

Maar hij was na zijn promotie – en intussen getrouwd en vader van twee kinderen – predikant in Culemborg geworden en is dat gebleven. Met hart en ziel, bewogen en creatief, kritisch en ruimhartig. Een gemeente met een grote kerkmuzikale traditie.  Als predikant legde hij grote gevoeligheid aan de dag voor pastoraal-psychologische vragen en wist hij daarover indringende diensten te houden. Hij had ook persoonlijk de nodige worstelingen doorgemaakt met hinderlijke ‘schaduwen’. En in de 26 jaar dat Henri er werkte werd de Barbaragemeente ook de thuishaven van de beweging voor bibliodrama en dans in de kerk én de moederkerk van protestantse vriendschap met Palestijnse christenen. De Stichting de 7de hemel voor bibliodrama en dans had hem tot voorzitter gemaakt en vrij onlangs ook de daaraan gelieerde werkplaats voor bibliodrama dat de verschillende stromingen in het bibliodrama bundelt.

Daarnaast bleef hij kritisch betrokken op de landelijke kerk en de samenleving en een voorvechter van de mensenrechten. Het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur waren in 1989 gevallen. Een andere Muur werd niet veel later juist opgetrokken, met nog meer beton en prikkeldraad, dwars door het gebied van het Palestijnse volk. Jeannette de Boer-de Leeuw (echtgenote van zijn filosofiedocent Theo de Boer, en destijds moderamenlid van de Hervormde Synode) opende naar zijn zeggen hem de ogen voor de mensenrechtensituatie in Israël en Palestina. En ‘Vrijstad Culemborg’ was en werd steeds meer de leverancier van deelnemers aan initiatieven als de Olijfboomcampagne, Vrienden van Sabeel, Stichting Kairos Palestina en de Vrienden van de Tent of Nations. Van dat laatste werd Henri mede-oprichter, zoals hij het eerder was samen met oud-premier Dries van Agt van The Right’s Forum dat de Nederlandse politiek bij voortduur van gedegen kritiek dient wat betreft het Palestina-Israël-beleid. Daoud Nassar, de christelijke eigenaar van de Palestijnse vredesboerderij Tent of Nations, was zijn vriend geworden, zoals tot uitdrukking kwam in de jubileumviering van Henri’s 25-jarig ambtsjubileum. Op veel conferenties van de Palestina-vriendschappen (en andere) was Henri de fotograaf. Voor ‘Kairos-Sabeel’ (toen nog niet gefuseerd) schreef hij een kleine kritische ‘Israël-theologie’ in brochurevorm die het qua toegankelijkheid én inhoud verdiende om uitgegeven te worden als officiële kerkelijke standpuntbepaling. En via zijn veelbezochte website – helemaal zelf ontwikkeld – werd hij met kritische en scherpe commentaren een belangrijke luis in de pels van kerkleiding en dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk.

Die betroffen niet alleen het Midden-Oosten-beleid dat te veel gegijzeld werd door doorgeslagen christelijke solidariteit met de staat Israël. Hij vond ook lang dat de kerkleiding in toonzetting en beleid te ver achter de feiten aanliep en struisvogelpolitiek bedreef wat betreft de doorgaande ontkerkelijking. En of de missionaire kansen om dat te keren realistisch begroot werden?
Vanuit zijn diepe doordenking van een visie op recht en onrecht vanuit het hart van het Evangelie was hij ook een gerespecteerd gesprekspartner van het justitiepastoraat. Op een van hun studiedagen pleitte hij voor integratie van strafrecht en herstelrecht, met de stelling dat schuldverwerking en herstel alleen mogelijk is op basis van hoop op liefde en ontferming.

Zijn boek Kijk op geloof (ook in het Indonesisch vertaald) liet zich lezen als een kleine geloofsleer. Het is goed bruikbaar gebleken voor gespreksgroepen in de gemeente. Het paart diepgang aan eenvoud en eerlijk geloof aan ruimte om met hem van mening te verschillen (zo was mijn gebruikerservaring). Het hoofdstukje over de ontmoeting met de islam bijvoorbeeld stijgt nog altijd uit in kwaliteit van toonzetting boven menig schrijfsel in het kerkelijke en politieke landschap dat ofwel te bang is voor islamkritiek of te bang voor hartelijke herkenning van moslims als authentieke mede-aanbidders.

Een belangrijk theologisch initiatief was ook zijn voorzitterschap van de Stichting Heruitgave Oudere Ethische Theologie. Onder zijn leiding kwamen de drie delen Verzameld Werk van Daniël Chantepie de la Saussaye (1818-1874) tot stand. Nog in onze studietijd hadden we een keer alle brochures van deze theoloog uit de universiteitsbibliotheek staan kopiëren. Van Antoon Vos hadden we geleerd om deze geestelijke vader van een stroming die meer dan een eeuw lang belangrijke theologen heeft opgeleverd, óók te zien in het kader van die grote hoofdstroom van ‘klassieke Augustijns-Anselmiaanse theologie’. De ethischen huldigden een ander vrijheidsbegrip dan de calvinistische predestinatieleer die ons in onze jeugd had geplaagd. En ze waren ook theologen voor wie de persoon van Jezus Christus het heldere en stralende middel- en vertrekpunt van geloof en theologie is.

Op de laatste studiedagen van onze jaarclub hadden we samen op zijn voorstel delen uit de evangelist Marcus gelezen. Deze keer voor ’t eerst in onze veertig jaar geen wetenschappelijk boek of cultureel thema maar rechtstreeks de Bijbel en dan de oudste evangelist. Dichter bij de Heer kun je niet komen. Voor de vaste filmavond – zoals altijd met Henri’s uitstekende apparatuur – had hij deze keer oude tv-opnames opgeduikeld met Karl Barth en met K.H. Miskotte over Barth. We konden niet vermoeden hoezeer hiermee een belangrijke cirkel van Henri’s leven rond gemaakt werd.
De vijftigste sterfdag van Barth valt op 10 december a.s. precies samen met de tweehonderdste geboortedag van Daniël Chantepie de la Saussaye.  Henri zal het niet meer meemaken. Tijdens een wandelvakantie in Engeland stond zijn hart plotseling stil.

Posted in: Theologie | Tagged: D. Chantepie de la Saussaye, ethischen, filosofie, hervormden, Palestijnen, PKN-zaken, Theologie

Fundamentele theologische bestrijding van het christenzionisme

Posted on 27/06/2018

Steven Paas (red.), Het Israëlisme en de plaats van Christus, uitg. Bc-bs, 2017, 327 blz., € 22,50

Steven Paas (1942) is christelijk-gereformeerd theoloog die met deze publicatie opnieuw ten strijde trekt tegen het christenzionisme. Voor dit boek hebben theologen uit orthodox-gereformeerde, Anglicaanse en evangelische kerken in binnen- en buitenland een bijdrage geleverd. Paas zelf schreef een uitvoerig eerste hoofdstuk, prof. Wido van Peursen (VU) een inleiding. Het boek is begin 2018 ook in het Engels verschenen.

Voor lezers bij wie de theologische wind uit een andere hoek waait, is de inzet en de stijl van dit boek wennen. ‘Israëlisme’ is de eigenzinnige term van Paas voor het verschijnsel dat er ‘na Christus’ nog een heel eigen plaats aan Israël – volk, land en godsdienst – in het handelen van God wordt toegekend. Wat hier op de korrel wordt genomen is de theologie van de nog niet vervulde oudtestamentische profetieën over Israël die pas na 1948 met de oprichting van de staat Israël in vervulling zouden zijn gegaan. Het gaat om de theologische kern van dat christenzionisme. Het Israëlisme zet Israël in feite in de plaats waar Christus altijd stond in het christelijk geloof. De terugkeer van joden en hun staatsrechtelijke eigendom van het land der vaderen is theologisch gesproken heilsnoodzakelijk geworden. Zonder Israël geen Koninkrijk van God op aarde, daarom zou het de missie van de Kerk moeten zijn om de wereld tot Israël te bekeren en dit herstel van de natie te bevorderen.

Dit boek gaat minutieus na hoe het zit met die oudtestamentische profetieën en hun vervulling of onvervuldheid. Het maakt het boek dik en omslachtig. Toch groeide al lezend mijn sympathie. Hier wordt het vak bijbelse theologie ouderwets gedegen beoefend. Bijbelse theologie die uitgaat van de eenheid van de Schrift en die de Schrift eerbiedig leest als Stem van de Ene, met respect voor de eigen kleur van de auteurs en met grote aandacht voor de historische context. Steen voor steen wordt zo het Israëlisme ontmanteld. De lezer krijgt stevige lessen nieuwtestamentisch interpreteren van het Oude Testament, naast ook gewoon in beter lezen wat er staat. De landbeloften, de beloftes van een vernieuwing van Israël of van het opnieuw wonen van God te midden van zijn volk in zijn vernieuwde tempel, zijn al in Christus vervuld, of aan hun vervulling begonnen. Jezus is samen met zijn gemeente die ‘tempel’, God wonend onder mensen. Joden en niet-joden vormen daarbij samen Gods volk. En dat breidt zich uit over de hele wereld. De hele aarde is bestemd om ‘hof van Eden’ te worden. De missie van de Kerk is dan om wereldwijd de mensen te winnen om deel te worden van de nieuwe tempelgemeenschap van joden en niet-joden die samen leven in eerbied voor de Eeuwige. Er wordt geen ánder Koninkrijk verwacht dan het Koningschap van Christus, dus niet daarnaast nog een ‘herstel van het koninkrijk van David’. Da Costa in de 19de eeuw en alle christenzionistische uitleggers na hem lezen op dit punt Handelingen 1 niet goed. En om de ‘terugkeer’ vanaf 1880 (en niet pas in 1948) en wat er verder historisch volgde in het land van de Bijbel in bijbelsche schema’s te passen moeten Restaurationisten en Chiliasten of hoe ze ook mogen heten, wel erg veel water in de bijbelse wijn doen. Staat er in dat Oude Testament niet nadrukkelijk en bij herhaling dat ommekeer tot de Heer en zijn geboden de voorwaarde is om te mogen terugkeren? Christenzionisten hebben het helemaal omgedraaid: terugkeer en (met hulp van christenen) terug brengen de Joden gaat vooraf aan hun verhoopte bekering ooit eens wellicht toch tot de Messias. En over de visioenen van Ezechiël of Zacharia 14 worden de bladzijden soms sarcastisch, uit verbazing over het vrome maar ideologische geknutsel met teksten om de contemporaine geschiedenis er in terug te kunnen lezen.

Deze theologen gaan dus door het vuur voor de klassieke christelijke vervullingsgedachte. Jezus Christus is het centrum van Gods openbaring, maatgevend voor de uitleg van het Oude Testament. In het Nieuwe Testament worden de beloftes uit het Oude Testament niet ‘vergeestelijkt’, maar ze worden ‘geuniversaliseerd’. Met deze op zich lelijke term – gebruikt door christen-Palestijnse leerlingen van N.T. Wright en hier door anderen ook overgenomen – wordt aandacht gevraagd voor de manier waarop het Nieuwe Testament heel de taal van het Oude gebruikt om te belichten wat de betekenis is van de verschijning van Christus. Je kunt overal op aarde en ongeacht je etniciteit deel hebben aan datgene wat in het Oude Testament werd toegezegd. ‘De plaats van echte aanbidding is geuniversaliseerd tot elke plaats waar de Geest woont in echte aanbidding’ (95), aldus het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw in Joh.4, een passage die veel wordt aangehaald. Omdat Jezus zelf het Israël van God is geworden – lijfelijk en aards – ‘erft’ hij niet alleen het land, maar de hele aarde als terrein van zijn koningschap. Een andere tekst die herhaaldelijk terugkeert is de zaligspreking uit Mt. 5 waarin Jezus de armen van geest niet het land maar de aarde laat beërven. De tijd van de ‘wederoprichting van alle dingen’ is bij Lucas al lang voor 1948 begonnen, namelijk op Pinksteren (157). Nergens in het NT staat een profetie over een joodse terugkeer uit ballingschap. Laat staan over een herbouw van de tempel.

Sommige uitspraken zijn echt gewaagd, als je oren gewend zijn aan de retoriek van de theologie van de ‘onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’. Laten Joden maar blij zijn dat God hun speciale oudtestamentische positie niet heeft gehandhaafd, de ‘verbondsoordelen’ geprofeteerd tot de Joden treffen hen dan ook niet in meerdere mate dan andere volken (39). Israël is niet langer hét uitverkoren volk van God waarmee Hij nog bijzondere bedoelingen heeft (10). Het onderscheid tussen Israël en de volken is niet meer theologisch relevant (209 voetnoot). Je hoeft van deze auteurs ook niet eerst in de leerschool bij joodse denkers en joodse schriftgeleerdheid om de Bijbel te kunnen uitleggen: de enige bladzijden over het na-christelijke religieuze jodendom gaan over de verschillende vormgevingen van het messianisme sinds de opkomst van het moderne zionisme. En een beetje joodse feesten gaan vieren in de Kerk of toeristische gemeentereisjes naar Jeruzalem betitelen als ‘pelgrimeren’ kan na lezing van de bijdrage van Theo Pleizier (PTHU) ook niet meer. Als het Avondmaal de belangrijkste ceremoniële praktijk is van de christelijke spiritualiteit, gaat er iets mis met de spirituele focus op Christus als je dit gaat mengen met het joodse Pesach. De Kerk is het joodse volk niet (p. 216). En bij de geografie van diezelfde spiritualiteit hoort dat we de Heer ontmoeten in de lokale gemeente. Reizen naar Jeruzalem brengt niet dichter bij de Heer. Religieus toerisme moeten we niet verwarren met pelgrimage, want de pelgrim naar het Koninkrijk van God zal meer interesse hebben in mensen (Joden én Palestijnen) dan in dode stenen. En over de eschatologie van de christelijke spiritualiteit wil hij vooral benadrukken dat die het probeert uit te houden in de mist van de geschiedenis en géén eenduidig licht heeft over de vraag aan welke kant God staat in allerlei politieke conflicten. Amen.

Aan politiek wordt in dit boek nauwelijks gedaan. Bekommernis over de ernstige schending van mensenrechten en specifiek van de volkerenrechtelijke positie van de Palestijnen ben ik eigenlijk niet expliciet tegengekomen. Over de islam wordt vooral negatief gesproken: moslims zijn verslaafd aan hun slachtofferrol en niet alleen de joden maar de ook Palestijnse christenen hebben niet veel goeds van hen te verwachten (Miller, 204v). Gelukkig brengt de opmerking van Jos Strengholt dan weer evenwicht, dat het jezelf verliezen in eschatologische bespiegelingen ook slecht is voor het zicht op Gods liefde voor de wereld, inclusief het islamitische deel ervan (311). Dat het moderne zionisme een seculiere beweging is en dat de staat Israël een seculiere natiestaat is, wordt wel onderstreept. De restaurationalisten, chiliasten en christenzionisme die er eschatologische chocola van maken zijn niet alleen knutselaars en neo-gnostici maar ook gevaarlijk. Dat ook. ‘De politieke implicaties van het Dispensationalisme zijn enorm’ (200). Sizer legt er de vinger bij dat het christenzionisme niet alleen ideologisch maar ook financieel verbonden is met joodse groeperingen die gevaarlijke plannen hebben met de moslimheiligdommen op de tempelberg (278vv).

Maar deze theologische en spirituele terughoudendheid ten opzichte van grote politieke visioenen is precies wat nu urgent is. Het optreden van Trump en zijn doordenderende pro-Israëlpolitiek waarbij de VS nu zelfs de mensenrechtencommissie van de VN verlaat, laat zien hoe belangrijk zulke theologie is. Trump leunt op een brede christenzionistische achterban, die ook in Nederland de politiek telkens weer aardig weet te gijzelen als het om de Israëlpolitiek gaat. Het is echt belangrijk dat orthodox-protestantse en evangelische theologen en kerken in beweging komen. Zij die in hetzelfde taalveld van heilshistorische theologie zitten kunnen de missie van bestrijding van het politiek verderfelijke christenzionisme beter vervullen dan zij die dat niet zitten. En dat Paas deze koe bij de horens vat maakt dit een belangrijk boek.

Waarin verschilt deze theologie van die van bijvoorbeeld veel sympathisanten van Kairos-Sabeel? Ik kan het misschien illustreren aan de hand van de bijdrage van G.K. Beale. Aan het slot ervan wordt die nogal vermoeiend als hij wil uitleggen dat de fysieke vervulling van de landbeloften in het Nieuwe Testament begint met de lichamelijke opstanding van Christus. Het wordt een gegoochel met de begrippen geestelijk, fysiek en lichamelijk. Ik zou zeggen: wat is er lijfelijker en fysieker dan een historische Jezus van Nazareth die het brood eerlijk verdeelt zodat de hongerige wordt gevoed en die een nieuwe sociale samenhang sticht waarin kinderen weer onbekommerd mogen spelen, vrouwen niet worden onderdrukt en armen niet worden uitgebuit? Authentieke vervullingstheologie kan ook wel met minder stellige grote woorden. En doe mij vooral maar heel veel van wat Theo Pleizier bepleit: ‘ernaar streven in het hier en nu, met aandacht voor het alledaagse en het gewone, recht te zoeken, dienstbaar te zijn en lief te hebben’ (224).

(juni 2018)

Posted in: Theologie | Tagged: bijbeluitleg, Israël, Palestijnen, Theologie

Anselmus van Canterbury – *1033, Aosta (It) –  † 21 april 1109, Canterbury

Posted on 29/12/2017

Je hebt het gewicht van de zonde niet voldoende gewogen

De zin over het gewicht van de zonde komt uit de mond van Anselmus tegen zijn fictieve gesprekspartner Boso, in het tractaat Cur deus homo: waarom God mens werd. De monnik, abt en latere aartsbisschop Anselmus formuleerde daarin kort na het begin van het tweede christelijke millennium de zogenaamde ‘juridische verzoeningsleer’. Boso vroeg waarom God niet kon vergeven zonder kruis. Anselmus ontvouwt dan de betekenis van het offer van Christus met begrippen als schuld, straf, genoegdoening, plaatsvervanging, vergeving. Deze zijn ontleend aan het Nieuwe Testament, maar ook aan de rechtspraak van zijn tijd. Daarin speelden geschonden eer en eerherstel een grote rol.
Niet alleen in de praktijken van boete en biecht, de liturgie en de theologie van de Middeleeuwen werkte dit door. Ook de verzoeningsleer van de Reformatie is Anselmiaans van toonzetting. Zoals veel protestantse kerkliederen, de Mattheüspassie van Bach of de liederen van Johan de Heer dat zijn. Anselmus heeft voor een heel millennium school gemaakt. De westerse verzoeningsleer is een culturele prestatie van even groot formaat als de gothische kathedralen.
Deze verzoeningsleer is langzaam maar zeker in diskrediet geraakt. Niet alleen door de  extreme uitwerkingen, waardoor het Evangelie van verzoening door voldoening degenereerde tot een evangelie van betutteling, schuldgevoel en aangeleerde depressiviteit. ‘Jezus voor onze zonden gestorven’ werd teveel een gestolde formule. En een begrip als genoegdoening werkt niet meer in een cultuur die eerwraak achter zich gelaten heeft.
Maar midden in dat geschrift staat een kleine gelijkenis, een parel van een parabel vanwege het prachtige Godsbeeld, bijna vrouwelijk. Iemand staat stil, bukt zich om iets heel kleins, maar o zo kostbaars op te rapen uit de modder waarin het gevallen was. Dat is min of meer wat de Kerk van Oost en West het eerste millennium had geleerd: hoe de goddelijke verlossing mensen optilt uit verlorenheid en verstriktheid in zonde. Maar er gebeurt nog iets. De parel van grote waarde (de mens met zijn ziel) wordt gewassen om zijn oorspronkelijke zuiverheid te laten zien. Het is Gods eer te na om zijn kostbaarheden niet te laten schitteren.
Anselmus schreef nog veel meer. Met hem begon de wetenschappelijke theologiebeoefening. Hij ontwikkelde standaarden van disputeren en argumenteren. Daarbij was het theologiseren nog helemaal ingebed in het Benedictijnse kloosterleven, met zijn dagelijkse ritmes van liturgisch gebed en meditatie. Een van zijn andere beroemde formules is ‘Geloof zoekt begrip’. Theologie moet beoefend worden als een vorm van liefde die dieper wil leren kennen. En deze gedachte kan evenals die gelijkenis van de parel nóg wel een millennium mee.

(2017)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Theologie

Dominicus de Guzmán – *plm. 1170, Caleruega (Castilië) – † 6 augustus 1221, Bologna

Posted on 07/01/2017

Hij was altijd vrolijk en lachend, behalve als hij zich ontfermde over de ellende van zijn naasten

Op 22 december is het achthonderd jaar geleden dat Dominicus de Guzman pauselijke goedkeuring kreeg voor de leefregel van zijn zestien ´predikheren´. Daarmee was de stichting van de orde van de Dominicanen een feit. Dominicanen waren net als Franciscanen een bedelorde en beide ordes maakten nog tijdens het leven van hun stichter een snelle groei door. In 1232 ontstond de eerste vestiging in ons land. Het verdwenen Dominicaner klooster in Winsum ontstond in 1276 en zou in functie blijven tot de Beeldenstorm van 1566.
Over Dominicus gaan mooie verhalen. Op een keer kwamen de broeders die erop uitgestuurd waren om een ontbijt bij elkaar te bedelen, terug met hoogstens de helft van wat nodig was. Dominicus werd daar niet treurig van. Integendeel, hij begon een dans en prees God. Het werkte aanstekelijk op de broeders. Een vrouw die passeerde dacht dat ze een stel dronken mannen zag. Maar toen ze beter geïnformeerd was ging ze naar huis en kwam terug met wijn, brood en kaas. Als ze God al konden danken voor een miserabel hongerloontje, dan wilde ze graag bijdragen aan nog meer van zulke vreugde.
Dominicus en Franciscus hebben elkaar meermalen ontmoet. Dominicus bewonderde Franciscus en zou bij hun laatste ontmoeting als aandenken om het koord van zijn pij hebben gevraagd. Hun achtergronden waren heel verschillend en dat werkte door. Dominicanen preekten vaak langer en geleerder, de Franciscanen korter en eenvoudiger. Dominicus was van Castiliaanse adel en een geschoold theoloog. Hij had in Zuid-Frankrijk rondgetrokken om daar in urenlange openbare discussies de kathaarse Albigenzen van hun gedachten te bekeren. Deze ‘ketters’ hechtten grote waarde aan bijbelteksten over armoede en kuisheid. Het bestrijden van ketterij en bevordering van de eenheid van de Kerk was een van de doelen van het belangrijke Lateraans Concilie van 1215. Dominicus en zijn gezellen kregen de opdracht tot prediking, biecht horen, zielzorg en geloofsverdediging. Daarvoor was goed theologisch onderwijs nodig. Uit de gelederen van de Dominicanen kwamen zo de grootste theologen van de Middeleeuwen voort, maar ook belangrijke mystici, en in de afgelopen eeuw enkele Nobelprijswinnaars. Helaas werd ook de inquisitie hun terrein, het onderzoek naar de leer. En als de Reformatoren van de zestiende eeuw stevige tegenspraak kregen, kwam dat vaak van Dominicanen. Hun naam werd wel gelezen als ‘Domini Canes’: honden van de Heer.
Van Dominicus´ hand is slechts één briefje bewaard. Uit dat klooster in Winsum is wel iets bijzonders bewaard gebleven: het oudste Nederlandse handschrift met orgelmuziek, geheel in stijl gebonden achterin een prekenbundel.  (2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, muziek, Theologie

Maarten Luther – 10 november 1483 Eisleben – 18 februari 1546 Eisleben

Posted on 07/01/2017

Die twee horen samen: geloof en God. Waaraan je hart hangt en waarop je vertrouwt, dat is eigenlijk je god

Luther. Zoon van mijnbouwer. Scholier in Mansfeld, Magdeburg en Eisenach. Filosofiestudent in Erfurt. Magister. Studie rechten. Neurotische trekken. Depressies. Augustijner monnik. Biechtvader Spalatinus. Wittenberg. Eigen bijbel. Professor moraaltheologie. Ries naar Rome. Doctor in de theologie. Colleges over de brief aan de Romeinen en de Psalmen. Darmklachten en obstipatie. Verzet tegen de aflaat. Stellingen tegen de Aristotelische scholastiek. Vijfennegentig stellingen op een kerkdeur. Een steen gaat rollen. Keurvorst Frederik de Wijze. Disputaties. Babylonische gevangenschap van de kerk. De vrijheid van een christenmens. Priesters moeten mogen trouwen. Pauselijk vonnis publiekelijk in het vuur. Keizer Karel V. Rijksdag in Worms. ´Hier sta ik, ik kan niet anders.´ Verdwijning. Ridder met baard en zonder tonsuur op kasteel de Wartburg. ´Mijn Patmos.` Bijbelvertaling. Vormgever van de Duitse taal. Radicalen en opstandelingen. Terug in Wittenberg. Hervorming van de mis. Volgelingen in Antwerpen op brandstapel. Liederen. Boerenoorlog. Overheid draagt zwaard niet tevergeefs. Katharina von Bora. Huwelijk. ‘Mijn Heer Käthe’. Kinderen, studenten en gasten. Bierbrouwerij en boerderij. Tafelgesprekken. Rozenliefhebber. Waanzinnige vorsten. Twee-rijkenleer. Landskerken. Liever verbanning dan doodstraf voor sectariërs. Kleine en grote Catechismus. De verborgen en de openbare God. Colleges over Psalmen, profeten en Paulus. Duizenden preken. Pennestrijd met Erasmus over de vrije en de geknechte wil en de overmacht van de genade. Mens tussen God en duivel. Profeet van God in apocalyptische tijd. Aanvechtingen. ‘Ik ben gedoopt!’. Conferenties en conflicten met andere reformatoren. Aanwezigheid van Christus in brood en wijn. Zwingli geen broeder. Schuldbelijdenis en genadeverkondiging. Biecht niet afgeschaft maar hervormd. Vrienden, volgelingen, vijanden. Rijksdag van Augsburg. Augsburgse confessie. Schmalkaldische artikelen. Verdriet om overlijden dochter Leentje. Turken voor Wenen. Gesel van God. Geen kruistocht. Een vaste burcht is onze God. Jezus Christus een geboren Jood. Joden bekeren zich niet: neurotische woede. Antisemitisme. Grofheden. Zwaarmoedigheid. Humor. Colleges over Genesis. Moe. Bemiddelaar bij conflicten in Eisleben. ‘Wij zijn bedelaars. Hoc est verum. Dat is waar’. Dood.
Doen protestanten niet aan heiligenverering? Meer dan levensgrote standbeelden voor reformatoren van Berlijn tot Genève. Mooie zinnen in zijn catechismus voor kinderen en andere beginnelingen. Beginnend bij de Tien Geboden, het Evangelie in de Wet. Zoveel geloof als je aan de God van het Evangelie geeft, zoveel God ‘heb’ je dan. Ergens anders: ‘zoveel geloof, zoveel lach.’
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Reformatie, Theologie

Johannes Duns Scotus – 1266, Duns (Schotland) – 8 november 1308, Keulen

Posted on 07/01/2017

Gods schepping van de dingen kwam niet voort uit een of andere noodzakelijkheid, maar uit een pure vrijheid, en niet aangezet of beperkt door iets externs

Driekwart eeuw na de dood van Franciscus van Assisi bracht zijn beweging een absolute ster in de geschiedenis van de christelijke theologie voort. Hij werd maar 42 jaar oud, maar dat was genoeg om bij de top drie van middeleeuwse geleerden terecht te komen. Dat is wel verrassend. Franciscus was zelf absoluut niet hoog geschoold en theologisch onderlegd en verzette zich aanvankelijk tegen theologisch onderwijs van zijn broeders. Maar eenmaal overstag voor een goede opleiding van predikers zorgden juist de omvangrijke nieuwe bedelordes voor een hoge vlucht van de theologie en daarmee van de universiteiten: de Dominicanen en de Franciscanen. Wetenschap door monniken betekende dat ook de theoloog de pen van zijn ingewikkelde redenering om de zoveel uur moest neerleggen om zich bij de broeders in de kerk of de kapel te voegen voor het gebed en de eucharistie. Theologie werd letterlijk geboren uit aanbidding. Maar de dertiende eeuw bracht een snelle groei van de universiteiten in heel Europa. En de oude Griekse filosofie in het bijzonder die van Aristoteles maakt een grote opmars in de filosofische opleiding. En daarmee lijkt ook een ‘heidense’ visie op de mens en de werkelijkheid vat te krijgen op de intelligentsia en ook de theologie. Daardoor gealarmeerd waren er in de jeugd van Scotus op de universiteit van Parijs onder invloed van vooral Franciscaanse theologen een aantal stellingen veroordeeld. Determinisme en ´noodzakelijkheidsdenken´ moesten worden geweerd uit het onderwijs. Maar afwijzen en een goed alternatief bieden zijn twee verschillende zaken. Scotus bleek de aangewezen persoon om het werken aan een christelijke filosofie met succes voort te zetten.
De geboren Schot was als tiener bij de Franciscanen gekomen. Na zijn priesterwijding en de gebruikelijke lange studie van de onderbouw van de wetenschappen (de artes) studeerde hij theologie te Oxford. In 1297 begon zijn vierjarige ‘baccalaureus’. Dat betekende les geven over het belangrijkste dogmatische handboek van die tijd. Met zijn cursus maakte hij direct naam. Vanaf 1302 doceerde hij in Parijs, om politieke redenen onderbroken, en later in Keulen. Doctor subtilis werd zijn bijnaam, meester in subtiliteit, vanwege zijn logische precisie en scherpzinnige redeneringen waarin allerlei denk- en redeneerfouten werden ontmaskerd.
Gods vrijheid in zijn scheppend handelen was het centrale punt van zijn denken. En een opvallend element in zijn theologie was de gedachte dat God ook zonder de ´zondeval´ mens geworden zou zijn. Vanuit een dringende wil om zijn schepselen nabij te komen en zijn goedheid te openbaren. Hoe zou dit anders kunnen dan van mens tot mens?
De subtiliteiten van Scotus raakten in de eeuwen daarna nogal zoek. Sommige debatten en leerstellige conflicten zouden wellicht anders verlopen zijn en tot minder drama geleid hebben als hij beter begrepen was. In onze tijd kunnen we denken aan weinig subtiele redeneringen als ´wij zijn ons brein´ of ‘God bestaat niet’ die wel enige intelligente tegenspraak zouden kunnen gebruiken.

Posted in: Uncategorized | Tagged: filosofie, kerkgeschiedenis, Theologie

Kazoh Kitamori – *1916, Kumamoto  – †september 1998, Tokyo

Posted on 01/01/2017

God met pijn is de God die onze menselijke pijn verlicht met de zijne. Jezus Christus is de Heer die onze menselijke wonden heelt met de zijne.

Lijdt God ook pijn? Meestal heeft de mensheid zijn goden ver weg gehouden van het menselijk leed. De goden op de Griekse Olympus, de ‘onbewogen beweger’ van de antieke wijsbegeerte die vrij is van menselijke passies en de ‘impassibile’  God volgens de filosoof Hegel in de moderne tijd zijn niet erg betrokken. En christenen vonden ‘patripassianisme’ vaak een ketterij: de gedachte dat de Vader meelijdt in de passie van de Zoon.
Pijn is een prikkel die vermijdgedrag oproept. Ongevoeligheid, onaangedaanheid, onkwetsbaarheid lijkt ook in allerlei spiritualiteit het hoogste doel te zijn. Geen wonder dat dit ook vaak aan God als Hoogste Wezen wordt toegeschreven.
In 1946 maakte de Japanse theoloog Kitamori korte metten met de gedachte van een pijnloze God in een spraakmakend boek over ‘de pijn van God’. Maar voor christenen is het ‘woord van het kruis’ het absolute uitgangspunt van het denken en spreken over God. God is in deze wereld in pijn. En navolging van Christus kan niet zonder lijden. Brengt juist de pijnlijke strijd tegen je egocentrie je niet dichter bij God? Of de klappen die je oploopt als je je nek uitsteekt voor een ander? Hoe belangrijk is naar een woord van Luther voor een kerk het ‘con-dolere’, het delen in een anders leed! In pijn kan juist een bron van vreugde en geluk open gaan. Maar dan luistert het besef van verschillende soorten pijn nauw.

Theologie uit Japan? Ja, ook in Japan zijn er christenen. In 1638 hadden de shuguns het land gesloten voor buitenlanders, priesters en missionarissen waren ook daarvoor al soms verdreven of vermoord. ‘Buitenlandse’ godsdiensten moesten ondergronds. In 1853 ging het land weer open en in 1871 kwam er godsdienstvrijheid. Slechts een klein percentage van het land behoort bij een van de vele kerkgenootschappen. Dat maakt ze niet onbelangrijk. Al acht  keer had een premier een christelijke achtergrond.
Kitamori was de eerste Japanner die een theologisch boek schreef. Het verscheen een jaar na de atoombommen op Nagasaki en Hiroshima en het einde  van de Tweede Wereldoorlog. Japan had net miljoenen mensenlevens onder soldatenlaarzen vermorzeld, maar was vervolgens zelf de afschrikwekkende proeftuin geworden voor het ergste wapentuig dat de mensheid ooit had uitgevonden. Het boek oefende in vertaling een tijdlang wereldwijd grote invloed uit in de theologie.
Uit de Bijbel trokken Jeremia en Paulus Kitamori’s bijzondere aandacht, uit de christelijke theologie waren Luther en Kierkegaard zijn favorieten. Hij liet ook verschillen en overeenkomsten zien met de eigen cultuur. Zo kent Japan vanouds de waarde van tsurasa, zelfopoffering, maar niet met de diepte van het Evangelie over het offer voor de zwakke en de zondaar. Dankzij een paper over Luther was Kitamori op de middelbare school tot de keuze voor theologie gekomen. Naast theologie studeerde Kitamori filosofie en literatuurwetenschap. Tot op hoge leeftijd was hij theologieprofessor, vernieuwend kerkleider, pastor en voorganger.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: geschiedenis, kerkgeschiedenis, Theologie

Hildegard van Bingen – *1098, Bermersheim  – † 17 september 1179, Rupertsberg bij Bingen

Posted on 01/01/2017

Meer nog dan de schoonheid van de schepping moet de wijsheid worden bemind:  zij wordt door alle heilige zielen liefdevol erkend

Klopte het gerucht dat op feestdagen de nonnen met loshangend haar in het koor staan te zingen, met lange witte zijden sluiers, goudkleurige kransen op het hoofd met een kruis en een afbeelding van het Lam, en met gouden ringen aan de vingers? Zo schreef  een geschokte moeder-overste ergens in Duitsland aan Hildegard, abdis van een nonnenklooster op de Rupertsberg bij Bingen aan de Rijn. Wat een nieuwlichterij!
Zo doen ze dat, ja. In Hildegards klooster is ruimte voor creativiteit, spel en symboliek. Op feestdagen lopen de nonnen vooruit op het paradijs dat komen gaat. Stralend wit gaan zij hun Bruidegom tegemoet. En ze zingen door Hildegard zelf gecomponeerde zangen. Zeventig ervan werden pas een halve eeuw geleden gedrukt. Niet alleen de noten, maar ook de spirituele teksten waren in haar tijd vernieuwend.
Dat was de dynamische twaalfde eeuw. Vanaf haar achtste had ze in een klooster onderwijs genoten. Rond haar vijftiende trad ze in. Van jongsaf had ze visioenen. Aangemoedigd door de beroemde Bernard van Clairvaux, die ze om raad had gevraagd, begon ze die in 1141 op schrift te stellen. In een reeks boeken ontvouwde ze haar originele inzichten over God en mensen, hemel en aarde, deugden en ondeugden, natuur en geneeskunst. Vrijmoedig vanuit haar eigen vrouwelijke perspectief. Ook letterlijk kregen thema’s van het geloof een eigen inkleuring: kleurige miniaturen illustreren haar boeken.
Een van haar thema’s is de Wijsheid die God vergezelt in zijn scheppen. Ze schrijft God onomwonden ‘moederlijke barmhartigheid’  toe of een ‘bevruchtende’ aanwezigheid. Ze onderzoekt ook heel gedreven de samenhangen tussen lichaam, ziel en zintuigen, tussen natuur en geest en verwondert zich over alle krachten die er werkzaam zijn, zoals de viriditas, de groeikracht. Ze ontwikkelt therapeutische gaven.
Ondertussen leidt ze haar klooster, correspondeert ze uitgebreid met vorsten, pausen en abten, waarbij ze hen zo nodig ook de les leest over hun machtsconflicten, maakt reizen, preekt dan zelfs, onder meer in Keulen tegen de Katharen die volgens haar Gods goede schepping minachtten. De ‘Zieneres van de Rupertsberg’,  de ‘Teutoonse profetes’ werd een beroemdheid.
Pas in 2012 heeft de paus haar heilig verklaard en als kerklerares erkend. De wijsheid in onze collectieve omgang met de schepping was intussen nogal zoek geraakt. Hildegard inspireert om niet te wanhopen aan haar vindbaarheid.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, spiritualiteit, Theologie, vrouwengeschiedenis

Johann Georg Hamann – *27 augustus 1730, Koningsbergen – † 11 juni 1788, Münster

Posted on 01/01/2017

Het boek van de natuur en van de geschiedenis vormen niets dan verborgen tekens die de sleutel van de Heilige Schrift nodig hebben voor ontcijfering, en die het doel van haar ingeving is

Van beroep ambtenaar bij de douane in Koningsbergen, het pruisische universiteitsstadje dat nu in een Russische enclave ligt. Tegelijk een groot denker, een lekentheoloog. Hij vervaardigde compacte tekstcomposities waarin het wemelt van citaten uit filosofische geschriften van zijn tijd, uit oude Griekse of Romeinse auteurs, uit de Bijbel. Voor de lezer van nu volstrekt onbegrijpelijk zonder uitvoerige toelichting. Maar de ontwikkelde lezer van toen was onder de indruk van de inbreng die hier uit uitgesproken lutherse hoek op grote vraagstukken van zijn tijd geleverd werd.
Hamann had als jonge man tijdens een persoonlijke crisis een ‘hellevaart van de zelfkennis’ ervaren. Hoe volgestopt ook met literaire kennis, alleen de Heilige Schrift (een paar keer achter elkaar helemaal gelezen) had hem kunnen redden. Daarin gaat het boek open over wie we zijn. Genadige verlichting. Je mag er zijn mét al je hartstochten en impulsen.
En met deze ervaring gewapend kijkt hij naar zijn tijd. De Verlichting krijgt Europa steeds meer in de ban. Het licht van de Rede en de Natuur als onderwijzer van wat redelijk en goed is staat hoog op het voetstuk. Maar is de gezondheid van de rede niet de meest onbeschaamde roem die de mens zichzelf toezwaait? En Hamann loopt al vooruit op een moderniteit waarin de wereld en het leven uit zichzelf betekenisloos zijn geworden. Arme mens die helemaal zelf voor zingever van het universum moet gaan spelen.
Zijn commentaar is intelligent en ironisch. De ene keer speelt hij een rondvragende Socrates, de andere keer ‘ridder van het Rozenkruis’ die zijn laatste wilsbeschikking geeft (een toespeling op de vrijmetselarij, maar tegelijk op de Lutherroos) of een Sibylle, een profetes uit het antieke Rome. De denkers van zijn tijd en later waarderen het, ook al zijn ze het niet eens: Mendelssohn, Lessing, Herder, zijn plaatsgenoot Immanuël Kant, Goethe, Hegel. Maar ook minder geleerde mensen doen dat. Overal vandaan krijgt ‘de Wijze uit het Noorden’ brieven, komen mensen langs of nodigen ze hem uit voor een bezoek.
Deze hartstochtelijke minnaar van taal en schrift woonde ongehuwd samen met een analfabete vrouw, Regina. Binnen de bijbelse normen van liefde en trouw. De dominee had daar niet van terug en het Avondmaal is hem nooit geweigerd. Ook niet toen hij in zijn schrijfsels nadrukkelijk de lof zong op de seksualiteit als onderdeel van Gods goede schepping. Want aan Hamann lag het niet dat de Verlichting nog rare kinderen zou baren, zoals Victoriaanse preutsheid, dubbele seksuele moraal, vulgair exhibitionisme.
‘De meest oprechte  christen die ik ooit heb ontmoet’ schreef een bevriende gravin.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Theologie

Oepke Noordmans – *18 juli 1871 Oosterend (Frl) – † 5 februari 1956 Lunteren

Posted on 31/12/2016

De schepping is een plek licht rondom het kruis

Zijn verzamelde werken beslaan elf banden opstellen, lezingen, preken, brieven, boeken. De Friese boerenzoon Noordmans, dominee in Idsegahuizen-Piaam, Suameer en Laren (Gld) was een van de belangrijkste protestantse theologen in ons land uit de eerste helft van de vorige eeuw. Met een heel eigen beeldende en speelse stijl van schrijven en van denken. Niet zo barok als zijn vriend Miskotte. Geen strakke systematische redeneringen in lange zinnen zoals in de dikke dogmatieken van Karl Barth, de theoloog die vanaf 1918 internationaal de toon zette van het theologisch debat. Noordmans was het wel met hen eens maar redeneerde anders. De schuchtere man werd nooit professor. Het verhaal gaat dat hij vanwege smetvrees op ziekenbezoek de patiënt zijn wandelstok de hand liet geven. Dat nam niet weg dat hij schrijvend aan de hoek van zijn keukentafel in diep contact stond met de geest van de cultuur van Europa en zijn tijd. In meditaties klinkt soms het geluid van de leeuweriken of de bastoon door van het huisorgel uit zijn Friese jeugd, maar ook de dramatiek van nazisme en oorlogsgeweld, het falen van Europa. Zijn eigen pastorie werd getroffen door een bom.
Bekend werd zijn boek ‘Herschepping’ (1934). Hierin nam hij in kort bestek de geloofsleer door met de beroemde zin ‘scheppen is scheiden’. Geschreven voor leiders van jongerenkampen, geplunderd door predikanten. Ook een bestseller werd ‘Gestalte en geest’, een bundeling van theologische meditaties die hij als pensionado had geschreven. Het weerspiegelt de hoofdlijn van zijn denken over bijbel, kerk en geloof. Hoe God geschiedenis maakt door steeds opnieuw gestalte te geven aan zijn bedoelingen, maar oude gestaltes ook te verbreken om plaats te laten maken voor betere. God leert zelf ook van de geschiedenis. Saul moet plaatsmaken voor David en hij wekt verwachting voor een betere Messias. Het meest zichtbaar is God in de gebroken gestalte van de gekruisigde Jezus. Daar licht op wat onze verlossing is. Maar ook in de vertolking voor de wereld van de betekenis van Christus gaat het zo verder. Petrus gaat en Paulus komt.
En niet aan eenmaal gegroeide vormen blijven hangen was dan ook Noordmans’ credo voor de kerk. Hij was jarenlang intensief betrokken bij pogingen tot diepgaande reorganisatie van de Hervormde Kerk, als lid van de vereniging Kerkopbouw. Pas in de ‘apostolaire’ Kerkorde van 1951 kwamen gedachten uit deze beweging tot uitvoering. En zijn idee over huisgemeentes krijgt eigenlijk pas sinds kort voet aan de grond. Eerst moest kennelijk de secularisatie verder zijn gegaan om open te staan voor andere vormen van organisatie van kerkelijk leven dan de klassieke met dominee en kerkenraad.
Noordmans leert je om niet bang te zijn als oude vormen niet meer werken en in puin gaan. En om te blijven geloven in de herscheppende krachten van een zeer menslievende Geest.

Posted in: Uncategorized | Tagged: hervormden, kerk, kerkgeschiedenis, PKN-zaken, Theologie

Pseudo-Dionysius de Areopagiet – 5e eeuw na Christus, Syrië?

Posted on 31/12/2016

juist door het niet-zien en niet-kennen geraak je waarachtig in datgene wat het zien en het kennen te boven gaat

Als de vraag is welke theoloog de mooiste naam heeft dan staat deze man met stip op één. De zangerige naam is niet zijn echte. Volgens Handelingen 17 vers 34 sloot na de toespraken van de apostel Paulus in Athene ene Dionysius, actief op de Areopagus, zich bij de christenen aan. Volgens een oude overlevering zou hij daarna bisschop van Athene zijn geworden. In de vijfde eeuw verschuilde een christelijke theoloog-filosoof zich achter deze naam. Zijn geschriften duiken dan op in Syrië. In de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling, toen bij ons de cultus van Wodan, Freya en Nehalennia nog eeuwen uitmaakte, was dit land een belangrijke leverancier van christelijke denkers en schrijvers. Het nu zo zwaar door terreur en oorlogsmisdaden geplaagde land herbergt nog steeds christenen.
De nep-Dionysius heeft zijn wijsheid wel duidelijk uit Athene gehaald. Hij moet bij Proclus gestudeerd hebben, een van de laatste grote filosofen in de traditie van het neo-platonisme. Zijn geschriften bewegen zich op het grensvlak van het Griekse speculatieve denken en het christelijk geloof. Hij schiep met zijn eigen bespiegelingen een mengvorm van beide en zo werden zijn boeken een belangrijke en gezaghebbende inspiratiebron voor de christelijke theologie tot ver voorbij de Middeleeuwen. Zijn boeken Over de hemelse hiërarchie, Over de kerkelijke hiërarchie, De goddelijke namen en Mystieke theologie en enkele brieven zijn veelvuldig overgeschreven en becommentarieerd, van oost tot west. Zijn gedachten over negen engelenkoren werden invloedrijk, net als die over de schoonheid van de aardse liturgie die de schoonheid van de hemelse liturgie weerspiegelt. Zowel de Orthodoxen als de Monofysieten (christenen die niet akkoord waren gegaan met leerbeslissingen over de twee naturen van Christus) erkenden hem als leermeester.
Pseudo-Dionysius wil de gedachten opvoeren tot aanschouwing van het ene goddelijke licht. Over God valt er wat hem betreft meer te zwijgen dan te spreken. Hij is Onbeschrijfelijk. Taal schiet te kort. Pseudo-Dionysius gebruikt ‘apofatische’ theologie: theologie waarbij je vooral ontkennende taal gebruikt. Door steeds een stap verder te gaan in het ontkennen wat of hoe God is, kom je net als Mozes op de Sinaï steeds dichter bij het Geheim.
Momenteel zien we een wijdverspreide behoefte om vooral ‘negatief’ te spreken over God en geloof. Academische theologen ontkennen publiekelijk het bestaan van een Almachtig goddelijk wezen. Bij deze oude Syriër was het ontkennen altijd de keerzijde van een bevestigend en positief spreken, van ‘katafatische’ theologie. De duisternis van het niet-weten komt bij hem voort uit verblinding door een overvloed van stromend goddelijk Licht. Hij schreef vanuit de verwondering dat zich vanuit het ontoegankelijk-goddelijke iets heel kostbaars aan de mens meedeelt.

(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Theologie

Blaise Pascal – *19 juni 1623, Clermont-Ferrand – † 19 augustus 1662, Parijs

Posted on 31/12/2016

Het hart heeft zijn redenen die het verstand niet kent

Pascal bewees het bestaan van het vacuüm en het onderscheid in luchtdrukverschillen. Druk wordt sindsdien uitgedrukt in eenheden pascal. Nog maar zestien jaar oud had hij ook al een meetkundige stelling geformuleerd voor veelhoeken. Hij bouwde de eerste rekenmachine voor zijn vader: belastingambtenaar. En bedacht een openbaar-vervoersysteem met koetsen.
Na Pascals dood vond men in de voering van een kledingstuk een getuigenis in tweevoud op perkament en papier. Dit Mémorial begint zo: ‘Het genadejaar 1654. Maandag 23 november. Vanaf ongeveer half elf ’s avonds tot ongeveer half één ’s nachts. VUUR. God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van Jezus Christus.’ Na die ervaring was hij vaak in het klooster te vinden geweest, Port-Royal bij Parijs, waar een zus was ingetreden. Dit stond in het centrum van heftige debatten over de genadeleer van kerkvader Augustinus. Pascal raakte ook geïnteresseerd. Om zijn vele pijnklachten te verdringen studeerde hij veel. In anonieme ‘Brieven van een provinciaal’ schaarde hij zich achter de ‘Jansenisten’ van Port-Royal tegenover de Jezuïeten, de paus en de Zonnekoning. Maar hij bleef zijn kerk trouw en werkte aan een groots opgezet boek om het christelijk geloof te verdedigen tegen de sceptici. Het kwam niet verder dan een verzameling losse notities, de Gedachten.
Niemand minder dan Nietsche, de dwarse filosoof ‘met de hamer’, bewonderde twee eeuwen Pascals verdiepte kijk op de mens. Pascal benoemt zowel de nietigheid en misère als de ‘grandeur’ van de mens. De ene kant verwijst naar de zondeval, de ontkenning van zijn bestemming en roeping. De andere kant verwijst juist naar de grootheid en liefde van de Schepper. Dat geldt ook van de verveling waarin de mens zich soms bevindt. Die kan voortkomen uit zijn ongehoorzaamheid. Maar ook uit de trekkracht van het verlangen dat God in de mens heeft geplant, het verlangen naar de verloren vrede.
De net afgetreden scriba van onze synode dr Arjan Plaisier was gepromoveerd op een studie over Pascal en Nietszche. In acht jaar synodeschrijfwerk zijn we als kerk ongemerkt ook verrijkt met eenheden Pascal. Desondanks groeide het vacuüm in onze samenleving als het gaat om Godsbesef toch gestaag verder.
Bij Pascal denk ik altijd ook aan een opmerking van Hans Küng: terwijl Pascal zijn gedachten formuleerde over de grootheid en nietigheid van de mens liet Zonnekoning Lodewijk XIV honderden arbeiders om het leven komen in de moerassen van Versailles om er tuinen aan te leggen. De daden van het christendom blijven vaak achter bij de woorden.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: filosofie, kerkgeschiedenis, Theologie
1 2 Volgende »

Welkom op de weblog van Harmen Jansen
theoloog, predikant van de Protestantse gemeente te Winsum-Halfambt (Gr.)

Tweets by @HarmenGJzn Follow @HarmenGJzn

Heiligenkalender bevat de schrijfsels uit de rubriek 'Geloofsgetuigen' in Geandewei en Protestantse Kerkbode. Op alfabetische volgorde en kalendervolgorde. Gestart 1-1-2014

Email: dshjansen@gmail.com

portret verkleind

Copyright © 2023 Harmen Jansen.

Theme by ThemeHall.