Overige boeken en bijdragen

Door Simon gezien. Anderhalve eeuw theologisch debat in het Nederlandse protestantisme over de opstanding van Christus. Een systematisch-theologische studie, Zoetermeer 2002 (dissertatie)

Drie preekschetsen, in: ‘Postille 2003-2004’, Zoetermeer 2003

Vijf stenen, vijf broden. Bijbelse kernwoorden van spiritualiteit. Uitg. Narratio, 2007

Zie hierbij ook de lezing van prof. dr. Maarten den Dulk, 2008




Bijdragen aan de Bijbelse Dagkalender 2015 en 2016, uitg. Boekencentrum

Alternatieve feiten? Over Pasen.

Rond Pasen wordt er in allerlei kerkbladen en christelijke tijdschriften vaak veel drukte gemaakt over de vraag of je de verhalen over het lege graf en Jezus’ opstanding uit de dood letterlijk moet nemen of niet. Ook in 2017, het jaar waarin de woordvoerder van Donald Trump de gevleugelde woorden sprak over ‘alternatieve feiten’ toen de cijfers werden weersproken over een record aantal bezoekers bij zijn inauguratie.

Soms lijkt het wel alsof christenen met hun geloof in een andere wereld leven dan niet-gelovigen. Hebben ze met hun geloof in God, schepping, opstanding en wederkomst of komst van Gods Koninkrijk ook alternatieve feiten op het oog? Vooral in het oog van menige ongelovige is dat zo. Die weet soms precies te vertellen waarin christenen zouden geloven en hij of zij zelf dus niet meer. Maar binnen de kerken is dat bepaald niet eenduidig.
Dit jaar kregen veel voorgangers een tijdje voor Pasen van de Raad van Kerken een prachtig boekje toegestuurd met de titel ‘Opgestaan!’ Een bijzonder initiatief. Het bundelt preken en meditaties van voorgangers uit de lidkerken, vaak vorig jaar gehouden. Het geeft een mooi inkijkje hoe in een belangrijk deel van christelijk Nederland de paasboodschap gepreekt wordt. Verschillende smaken PKN, Rooms-Katholiek, Vrij-evangelisch, Syrisch-orthodox, Quakers, Doopsgezind, Vrijgemaakt, noem maar op.

Ds. Wim Dekker die aan het slot commentaar mag geven, blijkt niet zo gecharmeerd van de verscheidenheid. De wegen gaan nogal ver uiteen. De een preekt over Pasen als een boodschap van eeuwig leven in het hiernamaals. De ander ziet Pasen als de boodschap van een God die bevrijding hier aanbiedt en als een opdracht om wegen tot verzoening te banen, bijvoorbeeld waar het geweld van IS bevolkingsgroepen uit elkaar speelt. Voor de een staat een lijfelijke opstanding van Jezus uit zijn graf als een historische paal boven water. Iemand haalt er zelfs een Britse jurist bij die beweert dat de historische bewijsvoering dat God deze daad gepleegd heeft, voldoet aan moderne eisen van vaststelling van feiten. God zit dan dus in de beklaagdenbank met criminelen die verdacht worden van ontvreemding van een lijk. En zowaar He dit it! In andere kerken hebben de paasverhalen vooral een rijke psychologische en symbolische betekenis. ‘Christenen geloven niet in een soort wonderdadige zombie: een lijk dat weer rondloopt’.
De scheidslijn loopt dwars door allerlei kerkverbanden heen. Orthodoxe protestanten zouden zich volgens Dekker kunnen herkennen in preken van voorgangers in kerken waarvan ze diametraal verschillen wat liturgie betreft of ambtsopvatting. Zelf ervaart hij vervreemding bij preken uit zijn eigen PKN. Volgens hem worstelen ze teveel met het moderne wereldbeeld.

Zelf zag ik dat anders. Menig voorganger neemt dat wereldbeeld gelukkig gewoon als vertrekpunt. Mens zijn van je eigen tijd is niet een jas die je even uit kunt doen. En de kerk presenteert dan geen alternatieve feiten over schepping, geschiedenis en toekomst, maar representeert een alternatieve manier van omgaan met de feiten.

Bij mij ging de prijs voor de beste preek naar Joris Vercamman, oud-katholiek aartsbisschop. Hij maakt de neiging om het paasverhaal letterlijk te lezen niet belachelijk. Maar het is een verleiding om korte metten te maken met onze sterfelijkheid middels een buitenaards antwoord. Jezus was juist de belichaming van Gods trouw doordat hij niet wegliep voor de kwetsbaarheid en het lijden. ‘Geloof heeft niet te maken met het al dan niet vinden van een dood lichaam. Geloof begint daar waar mensen wakker geschud worden omdat ze zich bewust worden dat ze door zich te distantiëren van Jezus, God zelf ernstig verraden hebben’. Juist door het aanvaarden van de kwetsbaarheid heen blijkt een God te vinden die trouw blijft en die je verbindt met kwetsbare anderen. ‘Pasen is geen stoplap’.

Kerken moeten vooral ruimte blijven bieden aan verschillende invalshoeken van betekenisgeving. We delen hetzelfde boek met hetzelfde Evangelie. Teksten roepen beelden en voorstellingen op. Maar mensen zijn verschillend. We zitten in verschillende stadia van geestelijke ontwikkeling en je kunt nooit verder springen dan de polsstok van je eigen ontwikkeling en traditie lang is. We moeten omgaan met diversiteit.

Maar het levensbeschouwelijke gesprek zou wél meer mogen plaatsvinden. Catechese en andere ontmoetingen rondom de Bijbel om dieper op vragen van interpretatie in te gaan zijn schaars geworden. Jongeren, en zij niet alleen, willen hapklare brokken en snelle antwoorden op vragen die in feite behoren tot de categorie trage vragen. Maar op vragen over dood en leven, zin en hoop en God is het antwoord nu eenmaal niet simplistisch.
Die levensbeschouwelijke antwoorden zijn niet los van een praktijk verkrijgbaar. Feit is dat de paasboodschap nu al twintig eeuwen verbonden is met christendom. En dat is vooral ook een praktijk van vieren, liturgie, gebed, diaconale en pastorale zorg, inzet voor humaniteit. Er is en wordt nog steeds wel wat teweeg gebracht! Toch alternatieve feiten. Tevoorschijn gekomen uit de dood van Jezus.

Protestantse Kerkbode, rond Pasen 2017

Eens zei ik ja, tegen iemand – of iets. Over belijdenis gedenken

Dag Hammarskjöld riep op Pinksteren 1961, kort voor zijn onverwachte dood, voor zichzelf in herinnering hoe zijn geestelijke weg ooit begonnen was met een ja-woord. Vanaf dat moment had zijn leven zin en wist hij van een doel. Het antwoord van geloof was gaan functioneren als een Ariadnedraad door het labyrint van het leven.

De Veertigdagentijd en de afsluitende paasnachtviering zijn een uitgelezen moment om ook terug te gaan naar ons eigen ja-woord. Duitse protestanten kennen daarvoor een soort kerkelijke variant op ‘Klasgenoten’. Jaren geleden raakte ik zappend met de afstandsbediening in een kerkdienst op een Duitse tv-zender verzeild. Ik verbaasde me. De camera gleed langs stijfvolle banken, ook op de galerijen. Alleen maar grijze hoofden, allemaal mensen van dezelfde leeftijd. Het bleek om een ‘Konfirmationsgedächtnisfeier’ te gaan. Informatie op internet toont hier en daar foto’s van groepen ‘Konfirmanden’ van toen, naast intussen wat kleinere groepsfoto’s van een reünie ter gelegenheid van het 50-, 55- of 60-jarige jubileum. Gemeentes houden kennelijk jaarlijks ergens in de Veertig Dagen zo’n gedachtenisweekend. Niet alleen voor wie het gouden of diamanten jubileum van zijn of haar belijdenis te vieren heeft, ook voor zilveren (25 jaar) en ijzeren (10 jaar) jubilarissen. Hier en daar houdt men in een weekend dan wel drie kerkdiensten om met iedereen ‘opnieuw Gods zegen te ontvangen en het Avondmaal te vieren’.

Zo’n gezamenlijk moment van terugblikken op je geloofsbelijdenis zal best waardevol zijn. Zoals een huwelijksjubileum verdieping kan brengen. Het kan een aanleiding zijn om je te binnen te brengen waardoor je bij elkaar gebleven bent. Je staat met verwondering stil bij de kleefkracht van wat je ooit in elkaar gezien had terwijl je zogenaamd nog maar jong en onbezonnen was.

Ergens aan een koffietafel met wat ouderen om me heen raakten we aan de praat over herinneringen aan onze belijdenis. Een echtpaar tegenover mij bleek het vormsel te hebben gekregen, rond het verlaten van de lagere school. Zij wist er niets meer van, hij wel. Een ander stel had elkaar ontmoet bij de voorbereiding op de doop door onderdompeling in een baptistengemeente. Later waren ze samen Hervormd geworden. Een vrouw was op latere leeftijd door doop toegetreden tot de Doopsgezinde gemeente. Ja, ze herlas nog wel eens de belijdenis die ze toen had geschreven. Op de dag zelf had het keihard geregend toen ze naar de kerk ging. ‘God heeft me zelf al gedoopt’, was er toen door haar heen gegaan. Ook die gedachte was haar altijd bijgebleven. We hadden even een mooie ontmoeting.

Onze kerkelijke ledenadministraties zijn niet ingericht op het oproepen van groepen van zo lang geleden. En zou ik zitten te wachten op een reünie van de catechisatiegroep van toen ik 18 was? Het contact was maar kortstondig. Die Duitse Konfirmanden waren misschien ook jaren elkaars klas- en dorpsgenoten geweest, maar mijn groepje van toen was een samenraapsel van studenten op kamers en ‘gewone’ stedelingen. Maar binnenkort is het veertig jaar geleden. En als we straks in de Paaswake stil staan bij onze doop en de geloofsbelijdenis opnieuw beamen zet ik er in gedachten een mooi lijstje omheen. Accenten zijn in de loop der jaren veranderd, stelligheden van toen afgezwakt, andere beseffen juist steeds sterker geworden. Hammerskjold schreef dat hij niet precies wist tegen wie of wat hij ja zei, want geloofstaal blijft altijd taal over een geheimenis ‘bij benadering’. Maar inderdaad: je kreeg een kostbare draad te pakken!

Onze kerkleiding is de afgelopen jaren het belang van een jaarlijkse doopgedachtenis zwaar gaan beklemtonen in verband met discussies over de kinderdoop. Maar van die doop herinneren de meesten zich niets. We kunnen wel uit persoonlijke herinnering gedenken hoe ons eigen antwoord wakker geroepen is. En in de paasnachtviering hernieuwen we vooral ook dat antwoord. Met de kennis en het inzicht van nu, in de omstandigheden van nu. Geloof, hoop en liefde krijgen er jaarringen bij. En in aansluiting op oude tradities doen we dan misschien ook aan ‘verzaking van de duivel’ in eigentijdse taal. We leggen gemeenschappelijk de gelofte af dat we zullen strijden tegen krachten van buiten en binnen die het kostbare geschenk van het leven beschadigen. Voor de tijd die we mogen krijgen. Samen. Je mag in anderen hetzelfde ‘ja’ terug zien en terug horen. Je staat er niet alleen voor.

Protestantse Kerkbode voorjaar 2017

 


Flirten met Rome. Hertrouwen?

Poetsen we ter gelegenheid van 500 jaar protestantisme de verschillen weer eens op tussen protestants en rooms? Het kan ook een aanleiding zijn om samen het kleiner worden van de verschillen te vieren. Het motto zou kunnen zijn: niet nog eens 500 jaar scheiding. Protestanten zijn in elk geval stevig aan het flirten. Wordt het hertrouwen?

In een halve eeuw kan er veel veranderen. In het dorp van mijn vroege jeugd stond ook een grote Rooms-katholieke kerk. We hoorden de klokken luiden en zagen elkaar naar de kerk gaan. We zagen de versieringen op het kerkhof op Allerzielen. Alles was gescheiden: kerk, school en politiek. Alleen de burgemeester verwelkomen deden de pastoor en de dominee samen. Mijn buurjongetje had thuis tv, ik niet. Een reden om vriendjes te zijn. Zo maakte ik al vroeg kennis met een andere spiritualiteit. Mijn vriendje kon uit zijn hoofd een veel langer gebed bidden dan ik. Maria kwam er in voor. Er brandde altijd een rood lampje voor haar beeld.

De lijst van ‘Roomse’ verschijnselen die intussen hun intrede hebben gedaan in menige protestantse kerkdienst is lang. Samen hardop het Onze Vader bidden, bloemen in de kerk, een paaskaars en andere kaarsen, liturgische beurtspraak en gezongen responsies, een leesrooster met meerdere lezingen in plaats van maar één naar de willekeur van de dominee, liturgische kleuren, Aswoensdag, Veertig Dagen, paaswake, lichte liturgische gewaden in plaats van de zwarte geleerdentoga met baret. En kloosterbezoeken en retraites vormen onderdeel van menig activiteitenprogramma naast meditatieve vieringen met vooral stilte, gebed en kaarslicht.

Overigens kwamen deze veranderingen eerder voort uit toenadering van de calvinisten tot de lutheranen en uit bewondering voor de Anglicaanse kerk dan uit invloed van de paus. Anglicanen en lutheranen hebben minder gebroken met liturgische en spirituele tradities dan calvinisten, maar wel met zaken als het verplicht ongehuwde priesterschap, het pauselijk gezag en de kloosterordes.

Niet alle protestanten gingen flirten. In traditionele reformatorische gemeentes tref je nog geen bloem in de kerk aan. En wie zich evangelisch of baptist noemt, doet ook echt niet aan al die liturgische ‘fratsen’. Maar juist uit de hoek van de kleine gereformeerde kerken komt het boekje Flirten met Rome. Almatine Leene is vrijgemaakt-gereformeerd, predikant in Stellenbosch (ZA). Ze had eerder dit jaar een aandeel aan onze provinciale viering van 500 jaar protestantisme. In haar boekje uitten een aantal prominente protestanten hun bewondering voor Roomse zaken.
Andries Knevel is dus weg van paus Franciscus. Theologe Ciska Stark raakt echt ontroerd van de toewijding van de bedevaartgangers in Lourdes. Herman de Vries doet aan Mariadevotie en betoogt dat protestanten hun misverstanden over de betekenis van beelden in de kerk echt kunnen opruimen. Hans Kronenburg heeft steekhoudende argumenten voor het bisschoppelijke element in de kerk. Het gereformeerde ambtssysteem is wel democratisch, maar soms ook heel traag en stroperig. Het gaf en geeft nogal eens aanleiding tot heel onverkwikkelijke machtsstrijd om de meerderheid te halen. Een geestelijke supervisor in de regio betekent kansen voor minder verdeeldheid en meer eenheid met de Kerk met een grote K. En Rien van den Berg, predikant en journalist, is bijna niet te houden om het klooster in te gaan, geraakt door alle ontmoetingen met geestelijken en gelovigen. ‘Luisterend leven’ is voor hem de boodschap van de katholieke traditie. Protestanten praten teveel, redeneren teveel en willen alles kunnen snappen.

Het gaat dus om veel meer dan gevoel hebben voor kaarsen, gebrandschilderde ramen of de gregoriaanse mis van Herman Finkers. ‘Rome’ maakt nieuwsgierig door een toegevoegde waarde die zich niet eenvoudig op de staart laat trappen.  Ethicus Theo de Boer probeert het door een terugblik op de protestantse inbreng in debatten over euthanasie, nu weer actueel in verband met ‘voltooid leven’. Protestanten zwaaien graag met het grote gebod van de naastenliefde, maar waaien vervolgens dan gemakkelijk met de tijdgeest mee, terwijl de conservatieven onder hen blijven steken in Bijbelteksten. De katholieke ethiek steekt eerder in bij vastliggende waarden. En waarden zijn beter herkenbaar voor niet-gelovigen dan losse Bijbelteksten. Terwijl het bovendien geen kwaad kan om ook meer te geloven in het vastliggen van die waarden. Net zoals je feiten ook maar zo niet opzij wilt laten schuiven door ‘alternatieve feiten’.

De protestantse klik gaat zo dus over eerbied voor traditie, voor wat anderen vòòr je hebben gedaan en bedacht, ontdekt en opgeschreven. ‘Voor de gelovige katholiek is de verbinding met de kerk en het geloof meer een kwestie van invoegen in traditie van gebed en gemeenschap dan van zelf creëren, belijden en beamen’, aldus vat Ciska Stark samen. Amen. Het gebed mag dan écht wel uit een boekje komen en van papier worden voorgelezen. Geen angst voor ‘geheimtaal’ in de liturgie en voor een bisschoppelijk figuur in elke classis. En Maria in huis? Dan natuurlijk ook een heel stel andere geloofsgetuigen als heiligen die helpen om tot God te komen. Franciscus, Teresia, Bonhoeffer. En op het jaarprogramma een aanbod van pelgrimagereizen naar plekken waar het heilige ‘gebeurt’, zoals Andries Knevel met verbazing constateert in Assisi. Misschien wel samen met andere gemeentes, met hulp van de ‘bisschop’, de classispredikant.

Gaan we ooit weer trouwen? De consecratie in de mis die brood en wijn écht verandert in lichaam en bloed van Christus is niet het voornaamste knelpunt. Wel de mannenmacht, het gebrek aan democratie, het celibaat, het eenhoofdige pausdom. Maar in Rome schijnt er tegenwoordig een Lutherstraat te zijn. Wie weet. Zij die geloven haasten niet.

(Prot. kerkbode zomer 2017)

 

Eucharistische kwaliteit

Hoeveel betekent het Avondmaal vieren voor ons? Uit respect voor de  traditie en de Bijbel houden we het in ere. Avondmaalszilver wordt gekoesterd. Diakenen omgeven vieringen met gepaste zorg. Voorgangers putten uit een rijkdom aan teksten en muziek voor de liturgie. Voor een bezinning over het vieren en het beleven ervan vindt de kerkenraad met een beetje geluk af en toe wel enthousiastelingen. Gaan we binnenkort een ophoging van de frequentie en een intensivering van de Avondmaalsbeleving meemaken?

Onze kerkleiding hoopt erop. In 2016 werd het Avondmaal speerpunt van beleid. Er werd een synodezitting aan gewijd, waarbij mooie gesprekken ontstonden. Scriba de Reuver twitterde over allerlei initiatieven rond het thema. De scheidende hoogleraar Jan Muis schreef een heldere en toegankelijke brochure over het wezen en de betekenis van het Avondmaal. Kerkenraden worden gestimuleerd om hiermee aan de slag te gaan in de gemeente.

Ja, voor menigeen is het Avondmaal speciaal. Laat het maar bijzonder blijven, zeggen ze dan. Spelen herinneringen nog een rol aan tijden dat de noodzaak van plechtige eerbied tot te grote hoogte was opgevoerd? Nauwelijks. Maar als je elke dag luxe dineert is het al gauw niet bijzonder meer. Een protestant vreest onnadenkendheid als het afhalen van het ouweltje bij de voorganger een wekelijkse routine zou zijn. Soms tonen we ons wel gevoelig voor de bevreemding van Rooms-Katholieke zijde dat het Avondmaal bij ons slechts incidenteel wordt gevierd, op een paar grote-stadskerken na. ‘Calvijn wilde eigenlijk ook een wekelijkse viering’. Maar dit schuldgevoel ebt meestal gauw weer weg.

In geheel van het christendom zijn we als protestanten een uitzondering. In alle oudere  takken van de christenheid is een kerkdienst zonder de eucharistie ondenkbaar.  Ook Luther dacht niet anders. Voor de leer dat Christus écht ontmoet wordt in brood en wijn ging hij ‘vol op het orgel’. Maar de Reformatie bracht wel een verschuiving naar de verkondiging als brandpunt van ontmoeting met God. Intussen zijn we wel weer gevoeliger geworden voor de betekenis van liturgie, muziek en symbolen dan onze gereformeerde voorvaderen. Maar van lange tijd geen Avondmaal zal menigeen niet gauw het gevoel krijgen van geestelijk droogstand.

Vanuit de Bijbel gezien heeft de Maaltijd van de Heer een veelheid van betekenissen, zeker als we ook het Oude Testament laten meeklinken: Abraham die brood en wijn krijgt van Melchizedek, Pesach bij de Sinaï, de profetendroom over een Maaltijd van de volkeren. Teveel om alles tegelijk te beleven: hartversterking voor ‘onderweg’, een feestelijk pauzemoment, viering van het Geheim van de liefde, zegening met vrede, voorsmaak van eeuwigheid, genieten van wat aarde en arbeid opbrengen, middelen van bestaan delen, lijden en verlossing uit lijden gedenken, het offer van Een vieren en de offers van anderen, vergeving, vriendschap, vrijheid.

Maar die betekenissen kunnen ook op andere manieren beleefd worden. En dat moet ook. Discussies over het Avondmaal kosten soms veel energie die weinig oplevert. Het gevaar is dat we focussen op de vorm, de kwantiteit en de beleving terwijl we een andere vraag uit het oog verliezen. De vraag naar de kwaliteit van ons kerk-zijn als geheel. En of die kwaliteit ook eucharistisch is.

Eucharistie is Grieks voor dankzeggen of lofprijzen. Eucharistische kwaliteit gaat over bidden en zingen, geloven en hopen! En het Avondmaal vieren is niet alleen iets mét symbolen, het is zelf symbool voor wat kerkzijn is. Dan gaat het in het bijzonder ook over mededeelzaamheid met de geschonken gaven, zowel de materiële als de geestelijke. Over niemand te kort laten komen.

Menige gemeente houdt tegenwoordig allerlei laagdrempelige maaltijdontmoetingen. Samen eten en drinken is van gemeentezondag tot einde-seizoens-borrel in die van mij in elk geval een belangrijk bindmiddel. Verder is participeren in vrijwilligerswerk aan de arme kant en de voedselbank voor velen een belangrijke doordeweekse activiteit. We zijn een ‘groene’ kerk. We hebben hartelijke pastorale ontmoetingen. En we vieren Avondmaal, in verschillende vormen, een keer of zes per jaar. Maar dat laatste is dus niet per se de graadmeter voor onze eucharistische kwaliteit!

Op de lijstjes succesfactoren van nieuwe kerkelijke initiatieven gaat het ook veel over zulke dingen: echte persoonlijke ontmoetingen, diaconaal delen. Zelden over Avondmaal vieren. Delen en ontmoeten zijn denk ik de sleutelwoorden die voor verbinding kunnen zorgen tussen het een en het ander: de liturgie en de diaconale inzet voor anderen, de pastorale zorg voor elkaar. Symbolisch delen heeft alleen zin in verbinding met daadwerkelijk delen.

Maar dan kan het een het ander versterken. Zeker als we ook onze vaste routines af en toe eens creatief durven te doorbreken. Een van mijn onvergetelijke Avondmaalsmomenten? Het was een paar jaar geleden op een Duitse protestantse Kirchentag. Een viering ter nagedachtenis aan het werk van theologe Dorothee Sölle, bij leven een belangrijke inspirator voor dit tweejaarlijkse evenement.  Honderden mensen in een grote jaarbeurshal. Mooie woorden. Een puike band maakte de liederen smaakvol tot meezingers. Er werd ook brood gedeeld. Maar vervolgens werden we uitgenodigd om onze zitjes (van karton) te draaien en even de ontmoeting aan te gaan met onze naaste buren, allemaal wildvreemd voor elkaar. Er gingen mandjes rond met wortel en komkommer en flesjes water voor iedereen. Het levendige geroezemoes werd weer stil toen tenslotte de wijn rondging. Het knisperde van een mooie energie!

(Prot. kerkbode zomer 2017)

Nog een keer Kuitert (1924-2017)

Vorige maand is Harry Kuitert overleden. De invloedrijkste theoloog van ons vaderland in de afgelopen eeuw, zo overdreef ‘Trouw’. Decennia lang heeft hij een stevig stempel gedrukt op debatten over de kerk en het christelijk geloof. Ook ver buiten zijn eigen kerkgenootschap. Hij was een van ‘de Achttien’ die begin jaren ’60 het startschot gaven voor het Samen-op-Weg-proces. Veel van zijn boeken werden bestsellers. Maar nog bij zijn leven werd Kuitert ook al als ‘passé’ beschouwd. Of was dat misschien te voorbarig?

Broodnodige vernieuwer
Ergens begin jaren’ 70 was er flink gekrakeel in de familie. Ooms en tantes waren het onderling duidelijk niet eens. Het kwam door Kuiterts boekjes ‘Verstaat gij wat gij leest?’ en ‘Zonder geloof vaart niemand wel’. De discussie ging langs me heen. Maar het is wel tekenend. Wij waren hervormd. Kuitert hielp niet alleen zijn eigen gereformeerden de deur open te zetten naar een ‘liberale’ omgang met het erfgoed van de geloofstraditie. Ook hervormden konden de debatten over geloof fervent en fel voeren. Je bent principieel of je bent geen christen! Het was de tijd dat het Reformatorisch Dagblad werd opgericht en dat de Evangelische Omroep iedereen verzamelde die tegen het nieuwe Liedboek (1973) was en tegen evolutieleer, euthanasie, abortus en vrouwen in het ambt. En dus ook tegen nieuwe theologie. Kuitert had al vele jaren eerder zijn eerste ijsje op zondag gekocht en later de tv-kijker kennis laten maken met progressieve theologen als Dorothee Sölle die in Duitsland politieke avondgebeden hield tegen de wapenwedloop en de oorlog in Vietnam en de kolonels in Zuid-Amerika. De grote veranderingen van de jaren ’60 konden niet aan de kerk voorbijgaan. Kuitert hielp om de zwarte streepjesbroek uit te trekken. Met frisse taal en een pakkende manier van schrijven ging hij voorop in een vrije omgang met de traditie.

Politiek is niet alles
Eenmaal benoemd aan de Amsterdamse Vrije Universiteit voor onderwijs in de ethiek nam hij het op voor de verruiming van de euthanasiewetgeving. Mondigheid en zelfbeslissingsrecht konden voor een christen niet langer taboe zijn. We beïnvloedden steeds meer zelf de kwaliteit en de lengte van het leven. Wat is er nog ‘natuurlijk’ aan de dood? De titel van een ander boek op het terrein van de ethiek werd een gevleugelde zin: ‘Alles is politiek, maar politiek is niet alles’. Daarmee streek Kuitert tegen andere haren in, nu vooral ter linkerzijde. Er vloeit niet maar zo één voor iedereen geldig standpunt uit het geloof voort. En de kerk is er ook nog eens voor andere dimensies van ons leven dan voor de politieke vormgeving van de samenleving. We zaten midden in de kernwapendiscussie die in de gemeenten niet altijd even subtiel gevoerd werd.
En even later deed Kuitert er nog een schepje bovenop door Karl Barth op de korrel te nemen, de grootste theoloog van de twintigste eeuw. In de leer van Barth worden onze menselijke gedachten over God uiteindelijk door God zelf ingegeven. Kuitert vond dat de christen-socialisten, die zich graag op Barth beriepen, daar maar erg onverdraagzaam van werden.

Alles is van beneden
De rode draad van zijn werk zit al verpakt in de titel van zijn proefschrift: ‘De mensvormigheid Gods’. Zijn beroemdste zin werd ‘Alle spreken over Boven komt van beneden’. Alle theologie, alle voorstellingen over God en zijn wegen met mensen, alle beeldvorming over de hemel is mensenwerk. Een volwassen gelovige ‘heeft het Sinterklaaspak op zolder zien hangen’. Dat was niet cynisch bedoeld. Integendeel. En voor meer dan één generatie protestanten heeft het bevrijdend gewerkt. Religie is een menselijke aangelegenheid. Het is aan zingeving doen. Het pakket rituelen, praktijken en overtuigingen dat we uit de traditie ontvangen en na wijziging en hergebruik doorgeven is een ‘zoekontwerp’. We zoeken er wegen door het leven mee, we geven of ontdekken zin en beleven daarin misschien ‘God’. En Kuitert nam de vrijheid om heel wat voorstellingen kritisch onder de loep te nemen. ‘Het Algemeen Betwijfeld Christelijk Geloof’ kreeg een herziening (1992), gevolgd door een stevige opfrisbeurt van de leer over Jezus, de christologie (1998). Maar bij elk volgend boek van de emeritus hoogleraar bleef er wel steeds minder over van de klassieke voorstellingen. Het werd ‘boven’ steeds stiller. ‘De verbeeldingswereld van de christelijke religie is failliet’ luidde zijn conclusie in 2002. Maar niet getreurd, de mens is heel goed in staat om woorden te vinden die hem en haar helpen om zinvol en waardevol te leven en in vrede te sterven. En dichters werden in Kuiterts boeken de belangrijkste bondgenoten op weg naar de onvermijdelijke dood.

Andere afslag
Een columnist verbaasde zich erover dat er na Kuitert nog steeds kerken zijn. Hij had iedereen toch voorgerekend hoe het met God zat? Dus! Maar je kunt ook een andere afslag nemen op de weg die hij had uitgetekend voor geloof en religie. Kuitert heeft de secularisatie beleefd als een onvermijdelijke Beeldenstorm en er ook aan meegedaan. Maar na alle kaalslag kwam er meer behoefte aan een omgekeerde beweging: een herwaardering van de teksten, de rituelen en symbolen, de gebeden en de muziek uit de héle christelijke traditie en ook uit andere religies. Juist omdat ze ‘mythisch-religieus’ zijn, God zij dank. Het wiel van zingeving hoeft niet steeds opnieuw te worden uitgevonden. En zo hebben we de Bijbel op de Zuid-as, tegen Pasen ‘The Passion’ op grote stadspleinen, pop-up-kerken en prominenten die openlijk flirten met God. Want over ‘Boven’ valt veel te zeggen, te zingen, te vieren en te verbeelden.

(bijdrage Prot. Kerkbode, oktober 2017)

Heruitgave Ethische Theologie voltooid

Blaukapel  In het Noordoostelijke puntje van Utrecht, ingeklemd tussen autosnelwegen en spoorbaan, ligt verstild fort Blauwkapel. Tussen oude huizen staat het fraaie middeleeuwse kerkje. Hier was J.H. Gunning jr tussen 1854 en 1857 predikant. Het was zijn eerste gemeente. Hij verdiende bij met kamerverhuur en lesgeven aan inwonende studenten. Zelf studeerde hij ook hard.

In dit kerkje vond op 10 december 2015 de presentatie plaats van het derde, tevens laatste deel van het Verzameld Werk van deze J.H. Gunning jr. Drie interessante lezingen door de hoogleraren Nico den Bok, Willem Drees en Rinze Reeling Brouwer vergezelden de presentatie. Zij belichtten Gunnings relatie tot de ‘schone letteren’ en zijn discussie met de filosofie van Spinoza. Dr. Leo Mietus, die deze heruitgave had verzorgd, presenteerde ook de aparte uitgave van een interessant collegedictaat dat een inkijkje bood in de manier waarop hij met studenten de beroemde Ethica van Spinoza behandelde, eind 19de eeuw. Op tafel stond het beeldje van Dante dat gedurende heel zijn loopbaan op het bureau van Gunning had gestaan.Dante Gunning

Met deze band Verzameld Werk is een enorm project voltooid. Een wetenschappelijke prestatie van formaat onder steeds moeilijker omstandigheden. Gunning jr (1829-1905) hoort samen met zijn oudere collega Daniël Chantepie de la Sausssaye (1818-1874) tot de eerste generatie theologen van de zogenaamde Ethische richting. In zes dikke banden zijn hun voornaamste geschriften met uitstekend notenapparaat opnieuw en blijvend toegankelijk gemaakt. Hulde aan uitgeverij Boekencentrum. De Stichting Heruitgave Oudere Ethische Theologie hief zichzelf op. Aan deze heruitgave gingen twee andere grote projecten vooraf: de bij uitgeverij Kok verschenen series Verzamelde Werken van  K.H. Miskottte en O. Noordmans, theologen uit het midden van de vorige eeuw. Ook werd nog gerefereerd aan de recente uitgave van de na-oorlogse hervormde theoloog A. A. van Ruler die sterk beïnvloed was door La Saussaye sr en Noordmans.

Meer dan eeuw lang leverden de Ethischen het voornaamste alternatief voor de gereformeerde ‘neo-calvinistische’ theologie. Zij waren van meetaf – 1849 was het jaar van de eerste publicatie van la Saussaye sr – wars van fundamentalisme in de uitleg van de Bijbel en van leerdwang op grond van de belijdenisgeschriften in de kerk. Zij vormden met hun grote openheid naar ontwikkelingen in de wetenschap, de cultuur en de samenleving ook altijd een rem op de verzuiling. Ethische dominees gingen in de jaren ’30 met hun catechisanten wel naar de bioscoop en deden na 1945 vaak me aan ‘de Doorbraak’. Tegelijk vormden zij ook altijd het alternatief voor vrijzinnigheid die een streep zetten door belangrijke principes van christelijk geloof.

De heruitgave van de werken van Miskotte en Noordmans in het laatste kwart van de vorige eeuw (vanaf 1978) was een gezamenlijk project van gereformeerde en hervormde – veelal ook nog jonge – theologen. Dat kwam omdat de gereformeerden waren uitgekeken op de insteek van Kuyper, Bavinck en ook Berkouwer. En dit flankeerde en stimuleerde in belangrijke mate het Samen-op-weg-proces van beider kerken. De theologie was niet kerkscheidend meer en de hervormde kerkorde van 1951 die in belangrijke mate door de ethischen was beïnvloed kon het uitgangspunt worden voor de kerkorde van de te vormen PKN.
De heruitgave van de oudere ethische theologie vanaf 1997 was merkwaardig genoeg vooral een Utrechts ‘hervormd’ project. De fijngevoelige openheid van deze theologen voor psychologie en cultuur zou goed hebben kunnen aansluiten op de verschuiving van kerkelijke focus naar spiritualiteit en beleving na de jaren van veel discussie over ethische en politieke vraagstukken (kernwapens, emancipatie, homoseksualiteit, abortus en euthanasie). Mogelijk dat het geduld dat hun werk en de interpretatie ervan vereist, teveel gevraagd was bij de toenemende druk op predikanten door de secularisatie en de ontkerkelijking.

Hoe dan ook staan deze monumenten voor een vijftal hervormde theologen als een huis. Maar de studiedag werd slechts bezocht door enkele tientallen meest oudere en zelfs bejaarde theologen. Henri Veldhuis benoemde in zijn toespraak t.g.v. de opheffing van de Stichting de voortschrijdende ontkerkelijking en sprak kritische woorden over het verlies van de christocentrische oriëntatie zoals de ethischen die voorstonden. In de kerk zouden we zelfs niet meer zeker weten of we nog wel christelijk willen zijn en niet liever algemeen-religieus. Feit is dat er nu nog nauwelijks institutionele inbedding is voor verdere bestudering van de ethischen. Terwijl het werk niet klaar is. De middengeneratie ethischen zijn nauwelijks toegankelijk en verdienen ook ontsluiting van hun belangrijkste geschriften, al was het maar digitaal: P.D Chantepie de la Saussaye, J.J. Valeton jr , Is. van Dijk en de predikant J.G. Gerretsen (die Juliana mocht dopen). Een goed wetenschappelijk totaaloverzicht ontbreekt van een eeuw lang beïnvloeding van kerk, wetenschap, cultuur en samenleving, vanaf de grondwet van 1848. Hun biografieën zijn meestal in aanzetten blijven steken. Zonder goed historisch inzicht hebben we niet alleen in de kerk maar ook – vooral! – in de samenleving in feite een scheef beeld van onze eigen geschiedenis. Te vrezen valt dat het beeld van het eigen religieuze verleden steeds ongenuanceerder gaat worden. Het echte verhaal gaat niet alleen over gereformeerd fundamentalisme en triomfantelijk katholicisme waartegenover door  het licht van liberale redelijkheid en socialistische gelijkheid langzaam maar zeker het pad gebaand werd naar de heilsstaat van onze moderne seculiere samenleving.

Wat er nog over is van kerk oriënteert zich vooral op Britse en Amerikaanse ‘evangelical’ theologie en kerk. Daarbij komen we soms in discussies terecht die al veel eerder waren gevoerd en tot een goed einde waren gebracht. We vinden wielen opnieuw uit die al eerder draaiden. En met een meer ‘ethische’ inslag was de nieuwe dogmatiek van Vd Kooij/ vd Brink minder neo-orthodox uitgevallen.

Ik idealiseer de ethischen allesbehalve. Het duurde veel te lang tot de sociale vragen van arbeid, armoede en ongelijkheid echt werden opgepakt. Aan de emancipatie van de vrouw hebben de heren ook niet veel bijgedragen. En op deze studiedag werd ook hoorbaar dat het antwoord van Gunning op Spinoza tekort schoot. Anders gezegd: we kunnen de antwoorden van vroeger op de uitdaging van de moderne kijk op de wereld om ons heen en op onszelf, niet kopiëren. En dat geldt volgens mij ook van hun christologie (die door de tijd heen ook aan verandering onderhevig was)! Het is eerder om hun ‘drive’ en hun grondhouding waarmee zij in kerk en samenleving stonden dat zij een blijvende inspiratiebron zijn.

(toespraak Henri Veldhuis op http://www.henriveldhuis.nl/LocalFiles/SaussayePageFiles/SHOET_Symposium_Groenekan_10dec2015.pdf)

 

Geloven onder bezetting

IMG_1415  klus geklaard:
Jacqueline Smits (Rotterdam) , ds Hans Baart (Driebergen), beide de vertalers en ik als ‘coördinator’ van de werkgroep theologie van Vrienden van Sabeel Nl/ Kairos Palestina Nl samen met auteur ds. Mitri Raheb (Bethlehem) tijdens de boekpresentatie met minisymposium in De Nieuwe Liefde in Amsterdam op 9 oktober 2015.

Adresloos danken?

Filosoof Ger Groot schreef in Trouw een mooie column over dankbaarheid: ‘Ook zonder God mogen we ons gelukkig prijzen’. Hij verdedigt de mogelijkheid van jezelf gelukkig prijzen zonder God. Want atheïsten moeten ook dankbaar kunnen zijn voor het geschenk van het leven, ook al heeft hun dank geen adres.
Mij bekroop de vraag of Groot hier niet juist het hybride karakter van atheïstische levenskunst bloot legt. Danken, loven en prijzen zijn nogal religieuze handelingen. Voor veel gelovigen zijn ze zelfs de kern van hun levenskunst. En adresloos danken is ook taalkundig iets raars. Bij het werkwoord danken hoort een dativus, een tegenover. Religie zet daarom God als stip op de horizon als perspectivisch verdwijnpunt voor de gevoelens en daden van dank, lof, vertrouwen, hoop, en niet te vergeten ook de twijfel, de wanhoop, het protest en de schuldbelijdenis. Hij is de spijker aan de muur waaraan we het allemaal ophangen. De theoloog Schleiermacher noemde hem twee eeuwen geleden het ‘Woher’ van dat allemaal, het waarvandaan.
Maar theologie begint al gauw te stamelen als er meer gezegd moet worden. God ‘is’ er dus, maar hij is geen wezen, geen zijnde. Achter de horizon kan ook een gelovige niet kijken. Het theïsme van de gelovige blijft ook hybride. In het heilige van tabernakel en tempel staat geen godsbeeld. En bij al te veel gepraat over God in de derde persoon en zijn al of niet bestaan vlucht de gelovige daarom graag vaak terug naar de religieuze praktijk van het spreken in de tweede persoon. Met behulp van verhalen, liederen, gebeden en andere rituelen proberen we in een relatie te blijven tot een ‘Gij’ (of tutoyeren een Jij). Een gelovige weet dat de voornaamste functie van het woordje ‘God’ is om juist die datief te zijn: de instantie om ‘U’ tegen te zeggen.
Maar als dankbare theïsten en atheïsten in feite hetzelfde doen en het enige verschil is dat de een zijn of haar levenskunst ophangt aan een gat waar de ander nog altijd de spijker ‘God’ heeft zitten, waarom dan niet gewoon samen? Als predikant heb ik in de loop der jaren de geboortekaartjes radicaal zien veranderen van ‘met dank aan God’ naar ‘met dankbaarheid geven we kennis van’ naar ‘hallo hier ben ik’ waar je gevoelens van ouders moet raden uit de bonte uitmonstering van de giga kaart. Toch kloppen ook de laatste ouders nog wel eens aan voor een kinderdoop. De kerk waarin God-gelovigen en God-betwijfelenden samen hun dankbaarheid vieren bestaat al lang. Groot, kom weer eens langs!

(tot zover mijn niet door Trouw geplaatste reactie)

Ongeloof hoef je niet bij de ingang van de kerk in te leveren, integendeel. De viering is er juist om geloof te activeren dat sluimerde en sliep. Soms even kun je er dan het ongeloof er achterlaten. (Bijvoorbeeld in de collectezak, het moment waarop we dankbaarheid in klinkende munt uitbetalen). Maar als dat niet lukt: elke week is er een herkansing. En ook bij de uitgang is er geen controle op de metafysische voorstellingen waarmee je door het leven gaat.