Harmen Jansen

theologie, kerk en samenleving

  • Home
  • Heiligenkalender
  • Mijn publicaties
    • Mozesboek
    • Artikelen
    • Overige boeken
  • Activiteiten
  • Kerk en Theologie
    • Kerk
    • Theologie
  • Opgemerkt
  • Geschiedenis
  • Heiligenkalender januari-april
  • Heiligenkalender mei-augustus
  • Heiligenkalender september-december

Elizabeth Fry

Posted on 07/06/2020

In iedereen is iets van God, ook in criminelen. Dus als we mensen gevangen zetten, moet het zijn om te proberen ze te veranderen, niet maar om ze te straffen

*21 mei 1780, Norwich (GB) – † 12 oktober 1845, Ramsgate (GB)

Als Quaker moest ze sober gekleed gaan, terwijl ze wel hield van sieraden en kleurige kleren. Maar het was wel zo handig bij al haar werk. Stond er in de Bijbel niet iets over de sier van goede werken?

Haar bijnaam ‘engel van de gevangenissen’ dankt ze aan haar inzet voor verbetering van de leefomstandigheden in gevangenissen in tal van Europese landen. Haar betekenis reikte verder. Zij werd een voorbeeldfiguur voor aanhangers van het Réveil en andere protestanten in de negentiende eeuw voor het gedegen op touw zetten van allerlei sociaal werk.

Elizabeth Gurney was vijfde van elf kinderen van een rijke bankier en koopman die bij de Quakers hoorde. In 1800 trouwde ze zelf ook met een bankier en zakenman, Joseph Fry. Met hem kreeg ze elf kinderen. Als tiener leidde ze al een zondagsschool. Mevrouw Fry zorgde voor alleenstaande zieke buurtgenoten, hielp daklozen, spande zich met andere Quakers in voor afschaffing van de slavernij, stichtte een school voor weesmeisjes op het landgoed van de familie. Bij bezoeken aan de Newsgate gevangenis in Londen in 1813 schrok ze van de omstandigheden. Ze begon kinderen van de gevangenen te leren lezen met behulp van de Bijbel en regelde voor de vrouwen handwerkonderwijs.

In 1821 verscheen haar pleidooi voor het verbetering van het gevangeniswezen in Europa. Koningin Victoria bewonderde haar. Minister Peel nam haar voorstellen over. Voortaan werd er beter onderscheid gemaakt tussen de gestraften, kwam er voor vrouwen toezicht door vrouwen, werden er vrouwencomité’s opgericht voor hun reclassering, kwam er onderwijs en betaalde arbeid voor gevangenen. Ze bezocht gevangenissen elders in Engeland en in Schotland. Een bezoek aan Ierse ziekenhuizen leverde verbetering van de behandeling van geesteszieken op. Meer dan 100 schepen met gevangenen op transport naar Australië inspecteerde ze. Zulke gevangenen moesten ook dagelijks een goede maaltijd krijgen. In 1839 en 1840 reisde ze langs Franse gevangenissen en door België, Nederland en Pruisen om ook daar de hervormingen te stimuleren. Ze motiveerde Fliedner en Wichern om zich voor behoeftigen in te zetten. Terug in Londen stichtte ze een opleiding voor vermogende en gelovige vrouwen voor pleegzorg aan huis. Een van de leerlingen was Florence Nightingale.

(2020)

Posted in: Uncategorized | Tagged: Réveil, vrouwengeschiedenis

Jonkvrouw Magdalena Wilhelmina de Ranitz

Posted on 02/06/2020

Vrees niet, geloof alleen

*16 maart 1837, Groningen – † 1 december 1919, Groningen

Met deze woorden uit het Marcusevangelie wist Magdalena de Ranitz in 1863 anderen in haar stad Groningen te motiveren om mee te doen aan de oprichting van een vereniging voor onthouding van bedwelmende dranken. De jonkvrouw is een niet erg bekend voorbeeld van protestants-christelijk pionieren in sociaal werk in de tweede helft van de negentiende eeuw. Zij legde de basis voor jeugdzorg in de stad.

Ze was de middelste van zeven kinderen. Vader was een tijd burgemeester van de stad. Al jong werd ze lid van een Vrouwenvereniging – een initiatief van de theoloog Hofstede de Groot – die armen en zieken bezocht en ondersteunde. Het boekje ‘Uit de achterbuurt’ van J.B. Wightman hielp haar te zien hoe alcoholisme gezinnen kapot maakte. Het pand dat ze voor Bijbellezingen en drankbestrijding verwierf heette later ‘De droge kroeg’. Ze kreeg de steun van aanzienlijke orthodoxe geloofsgenoten. De Réveilman ds. Heldring uit Zetten en ds. Adama van Scheltema, een sociaal bewogen predikant in Amsterdam, waren belangrijke inspirators.

Op 19 augustus 1865 ontmoette zij het arme weesmeisje Johanna Siegers en een vrouw die ‘christelijke arbeid’ zocht. Ze huurde voor hen een huis. Johanna verdween al na 14 dagen. Maar er volgden andere meisjes en een 11- jarig kind. Het huis was al gauw te krap. Ze vond een nieuw onderkomen bij wasvrouw Betje Klamer. Waarmee ook het stevige lichamelijke werk geregeld was dat naar haar mening (en die van andere pioniers van inwendige zending in die tijd) een belangrijk middel was om ‘de verkeerde neigingen van de meisjes te bestrijden.’

In 1866 overleed haar verloofde. Ze zou zich voortaan geheel wijden aan het ‘reddingswerk’ en stak er veel eigen geld in. Het werk dijde uit. Voor de financiering werd in 1881 de ‘Vereeniging tot opbeuring van boetvaardige gevallene vrouwen’ opgericht, kortweg ‘vereniging Doorgangshuis’. In 1882 werden er drie bij elkaar gelegen panden geopend, het Kinderhuis voor verwaarloosde kinderen, het Middenhuis en het Groote Huis voor open en gesloten opvang en heropvoeding van opgroeiende meisjes. Tot 1915 kwam de Ranitz er elke dag per rijtuig naar toe. Daarna bleef ze nog in het bestuur tot een jaar voor haar dood. Ze verzette zich zo veel ze kon tegen overheidsbemoeienis.

De aanpak van het Doorgangshuis groeide met veranderende inzichten over jeugdzorg mee, maar het bleef tot in de jaren ’50 een uitsluitend hervormde aangelegenheid.

Posted in: Uncategorized | Tagged: vrouwengeschiedenis

Argula von Grumbach – * rond 1492, Burg Ehrenfels – † 23 juni 1554, Zeilitzheim (Beieren)

Posted on 29/12/2018

Het woord van God moet ons wapen zijn – niet om met wapens erop in te slaan, maar om de naaste lief te hebben en vrede onder elkaar te bewaren

Argula von Grumbach was de eerste vrouwelijke auteur die de Reformatie van Luther in het openbaar met pamfletten steunde. Toen ze in 1523 hoorde dat een 18-jarige student Seehofer van de universiteit van Ingolstadt met gevangenneming en dreiging met de brandstapel was gedwongen zijn Lutherse opvattingen te herroepen, deed ze navraag over de toedracht en klom ze in de pen. Kort achter elkaar schreef ze meerdere openbare brieven aan de keurvorst en de universiteit. Hebben Christus of de apostelen iemand ooit om het geloof het zwijgen opgelegd, in een kerker gezet of verbannen? En hoe kun je een overheid gehoorzamen die zich niets aan het gezag van Gods Woord gelegen laat liggen? Ze wilde een openbaar debat, in het Duits. En wie haar het zwijgen wilde opleggen kreeg het met Bijbelteksten om de oren. Jezus sprak met vrouwen en voerde geleerde gesprekken met hen. Ze kende de Bijbelteksten met vrouwelijke Godsbeelden. Mannen én vrouwen zijn geroepen om openlijk te getuigen van hun geloof.
Argula gaf zo invulling aan Luthers oproep tot priesterschap van alle gelovigen. Ze was van adel. Toen ze tien was had haar vader haar een Bijbel in het Duits gegeven. Kort erna was ze haar ouders door de pest verloren. Maar als jonge hofdame in München kreeg ze een behoorlijke vorming. En ze had veel Bijbelteksten paraat! Ze las alles van Luther wat er maar in het Duits gedrukt was en correspondeerde vanuit Beieren ook met hem en enkele van zijn collega’s.
Antwoord kreeg ze niet uit Ingolstadt. Wel kreeg haar man ontslag uit zijn functie als gouverneur omdat hij zijn vrouw het zwijgen niet had opgelegd. De hertog van Beieren had zijn onderdanen in 1522 toch verboden om Luthers geschriften te lezen en te bediscussiëren? Hoewel het gezin financieel aan de grond raakte, bleef Argula zich voor de Reformatie inzetten. Een van haar acht vlugschriften kreeg wel 13 drukken. In die jaren werd zo’n aantal alleen door Luther overtroffen. Ze moet wel 30.000 lezers hebben bereikt.
Na 1524 schreef ze niet veel meer. Wel bezocht ze Luther op de Coburg en zette ze zich in voor gesprekken tussen de mannen van de Reformatie die theologische onenigheid kregen over het Avondmaal. Haar man bleef rooms-katholiek. Na zijn overlijden hertrouwde ze met een protestant. ‘Een zeldzaam werktuig van Christus’, vond Luther.
(2018)

Posted in: Uncategorized | Tagged: vrouwengeschiedenis

Irena Sendler – *15 februari 1910, Otwock (Polen) – † 12 mei 2008, Warschau

Posted on 24/10/2018

Ieder kind dat met mijn hulp is gered is een rechtvaardiging van mijn bestaan op aarde en geen reden voor eerbetoon

‘The Courageous Heart of Irena Sendler’ is een film uit 2009 over het moedige optreden van een Poolse zuster in het joodse getto van Warschau tijdens de Holocaust. Er was Poolse medewerking aan de Holocaust. Maar ook verzet! Irena Krzyżanowska – Sendler was de naam van de man waarmee ze twee keer getrouwd geweest is – was ziekenverzorgster voor epidemiecontrole. Haar vader was al in 1917 overleden was aan tyfus. Hij had als arts de armen van hun woonplaats vaak gratis behandeld, waaronder veel joden. Zelf had ze Poolse literatuur gestudeerd. Ze was als studente in moeilijkheden gekomen toen halverwege de jaren ’30 Poolse universiteiten de rassenscheiding doorvoerde en zij uit protest haar pasfoto van de studentenkaart had verwijderd. Toen Polen bezet werd door de Duitsers ging ze sociaal werk doen in Warschau. Ze leidde een groep die 3000 valse documenten vervaardigde voor joodse families. En ze organiseerde de kinderafdeling van de Raad voor de Ondersteuning van Joden (Żegota) die in 1942 door Polen van verschillende geloofsrichtingen en wereldbeschouwingen werd opgericht om joden te redden. Haar organisatie wist het recordaantal van 2500 joodse kinderen uit het getto te smokkelen, waarvan minstens 400 direct door haar zelf. Ze werkte nauw samen met een katholieke zustercongregatie. De kinderen kregen christelijke namen en moesten christelijke gebeden leren. Maar om een latere hereniging van de kinderen met hun ouders mogelijk te maken had Sendler versleutelde namenlijsten bijgehouden en in weckflessen onder een appelboom in een tuin verstopt.
In bezet Polen stond de doodstraf op hulp aan joden, inclusief je familie. In 1943 werd Sendler door de Gestapo gearresteerd. Ze werd gefolterd. Maar ook al werden haar voeten en benen gebroken, ze verraadde niets. Een omgekochte SS’er sloeg haar onderweg naar haar executie neer en liet haar in het bos liggen. Op borden van de bezetter kwam te staan dat ze geëxecuteerd was. Ze ging onder een valse naam door met verzetswerk.
Na de oorlog zat ze een tijd in Russische gevangenschap. En de regering van communistisch Polen is haar ook niet erg welgezind geweest. Ze kreeg later wel diverse onderscheidingen, zoals die van ‘Rechtvaardige uit de volken’. Maar voor de roem had ze het niet gedaan. Haar verhaal werd pas echt bekend nadat een paar protestantse tieners uit Kansas (VS) in 1999 een werkstuk over haar waren gaan maken dat uitmondde in een toneelstuk.

(2018)

Posted in: Uncategorized | Tagged: antisemitisme, film, geschiedenis, jodendom, Polen, vrouwengeschiedenis

Catherine Mumford – *17 januari 1829, Ashbourne, Derbyshire — † 4 oktober 1890, Clacton, Essex

Posted on 24/10/2018

De Heer wil ons vervullen met liefde en dopen met vuur

Haar man William Booth stichtte samen met haar het Leger des Heils. Ze kreeg de titel ‘Moeder van het Leger des Heils’ toen hij de functie van generaal kreeg. Ze deed meer dan de hoedjes ontwerpen.
Haar vader was een wagenmaker en lekevoorganger bij de methodisten, haar moeder was diepgelovig puriteins. Catherine was in haar jeugd gehandicapt. Ze kreeg thuisonderwijs. Er wordt verteld dat ze voor haar twaalfde de Bijbel al acht keer had gelezen. Ze werd al jong actief in de georganiseerde strijd tegen het alcoholisme. Het gezin verhuisde naar Londen. Toen er onder de Methodisten in 1850 een scheuring kwam schaarde ze zich bij de voorstanders van hervorming. Ze werd leidster van een zondagschool en ontmoette William. Ze trouwden in 1855. In 1859 schreef ze op zijn aandringen het pamflet Female Ministry ter verdediging van het preken van de Amerikaanse Phoebe Palmer. Kort en krachtig kwam ze op voor het recht van vrouwen om te preken. Vrouwen zijn niet minder dan mannen. Er is geen bijbelse grondslag voor een verbod. En wat de Heilige Geest heeft verordend en gezegend moet worden geëerbiedigd.
Het jaar erop was het voor haar zelf zover. Door het leiden van jeugdgroepen had ze geleerd haar zenuwen de baas te zijn. Haar preken werden een succes. Ze sprak heldere taal. Haar man preekte voor de armen, zij vaak voor de rijken om hun financiële steun te verwerven voor het ‘reddingswerk’ van het Leger. Ze nam geen blad voor de mond. Een van haar preken heet ‘Aggressief christendom’. Satan had het duidelijk op het christendom gemunt, gezien de deplorabele staat ervan. Je moet niet afwachten tot het mensen belieft naar je oude of nieuwe kapelletje te komen. Je moet mensen ‘dwingen om in te gaan’. De achterbuurten in met het Evangelie! Je mond openen tegenover je familie of je huispersoneel om te zeggen wat je op je hart hebt!
In 1885 nam ze deel aan een succesvolle campagne voor een wetswijziging die meisjes betere bescherming bood. De gelijkwaardigheid van man en vrouw werd nog niet zo ver doorgevoerd dat vrouwelijke officieren hun aanstelling konden behouden als ze met een mannelijke officier van het kerkgenootschap trouwden. Haar opvatting dat sacramenten niet heilsnoodzakelijk waren droeg bij aan de afschaffing van doop en avondmaal in het Leger.

(2018)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, vrouwengeschiedenis

Ida Gerhardt – *11 mei 1905, Gorinchem – † 15 augustus 1997, Warnsveld

Posted on 31/12/2017

Het raken aan de zomen van het licht

‘Dwars tegen de keer’ luidt de titel van een biografie over de dichteres Ida Gerhardt. Ze was veeleisend. Toen ze als 62-jarige in Eefde nog belijdenis van het geloof had afgelegd, stak ze daarna niet onder stoelen of banken dat ze wars was van gezellig gedoe in de kerk of van ‘blijdschap per drumband besteld’. Onder de duizenden brieven die ze nagelaten heeft zaten ook bemoeizuchtige in verband met zaken als uitbreidingsplannen van de stad Kampen ten koste van het landschap.
In perfectie ligt een hoog geluk, vond ze. Veel theologen houden van haar gedichten. Ook al zijn ze soms stug. Romantiek is ver te zoeken. Geen vlotte rijmpjes, wel heel trefzekere zinnen en prachtige beelden. Over de kracht van onkruid dat beton kan weerstaan. Over de ‘wiggen duisternis, wiggen licht’ van de vuurtoren als beeld voor het raadsel van de ouderdom: ‘het prijsgegeven zijn en alreeds vrij. Het raken aan de zomen van het licht’. Over Christus als hovenier, bij Rembrandts prent bij het paasevangelie van Johannes. Of hoe het licht op zondagochtend begint te wandelen over de tafel.
Ze was lerares klassieke talen in Kampen en Bilthoven. Haar werk verraadt haar kennis van antieke dichters: Lucretius, Vergilius, de lesbische Sappho, Plato. Samen met haar levenspartner Marie van der Zeijde vertaalde ze tussen 1966 en 1972 de 150 psalmen uit de Bijbel, rechtstreeks vanuit het Hebreeuws dat ze speciaal hiervoor had geleerd. De teksten worden nog altijd in diverse kloosters gebruikt in het dagelijkse getijdengebed.
Het is te merken dat ze opgroeide, woonde en werkte in plaatsen aan rivieren. Haar verlangen heeft verte nodig. Aan het begin van de bundel ‘Vijf vuurstenen’ kun je haar voorstellen op het rotsachtige Ierland, waar de twee dames graag verbleven. Heeft ze steentjes geraapt? In haar hand symboliseren ze harde levenservaringen. Verschillende gedichten gaan er op door. Haar suïcidale moeder, miskenning, eenzaamheid, kritiek. Volwassenen zijn in haar gedichten lang niet altijd kindvriendelijk: een moeder die met een harteloze opmerking ‘distelzaad’ in de ziel van een kind strooit, een pastor die zich vergrijpt aan een meisje. Jongeren en kinderen genieten meer haar bewondering. Het kind dat op paasmorgen de eigen naam in sterkers in de tuin ziet. De trotse jongen met lampion in de optocht die haar herinnert aan Eroos – het verlangen – uit de geschriften van Plato en uit de gedichten van haar inspirator Leopold. Maar die steentjes in haar hand weegt ze ook als kansen. God liet haar niet met lege handen staan. Worstelen met de weerbarstigheden van het leven en het volharden in haar dichtersroeping heeft ook veel goeds opgeleverd.
En de natuur breng haar ook vaak tot overgave en rust. Vooral door de meditatieve verstilling heeft menig gedicht een grote overtuigingskracht. Die is nog lang niet uitgewerkt.
(1917)

Posted in: Uncategorized | Tagged: poëzie, vrouwengeschiedenis

Josephine Butler –  *13 april 1828, Milfield –  † 30 december 1906, Wooler (GB)

Posted on 29/12/2017

God en één vrouw vormen een meerderheid

Josephine Elizabeth Grey was goed geschoold. Ze trouwde in 1852 met de leraar George Butler, actief lid van de Anglicaanse kerk. Het echtpaar huldigde liberale opvattingen. Vader was al tegen slavernij, zij ook. Niet bepaald tot ieders genoegen. Ze leerde zich te weren. Na het overlijden van een van haar kinderen na een akelige val zocht ze afleiding voor haar verdriet en schuldgevoel in sociaal werk. Er was ellende genoeg te vinden in koningin Victoria’s industriële natie. Een aantal zieke prostituées nam ze in huis op en begeleidde ze tot hun dood. Ze ergerde zich al langer aan de dubbele moraal van veel welgestelde mannen waar ze op feestjes mee moest omgaan. Ze begon mede vanuit christelijke overtuiging de strijd aan te binden tegen de reglementering van prostitutie, in het bijzonder de Wet tegen Besmettelijke Ziekten waardoor prostituées aan gedwongen lichamelijk onderzoek konden worden onderworpen terwijl hun bezoekers vrij uit hun gang konden gaan. Na jarenlange tegenslag werd deze wet uiteindelijk in 1886 afgeschaft. Daarnaast streed ze met een reeks van pamfletten en boeken voor allerlei andere verbeteringen van de positie van de vrouw. Ze bewerkte het recht van gehuwde vrouwen op behoud van bezit en de verhoging van de wettelijke leeftijdsgrens naar 14 jaar waaronder gedwongen seks strafbaar werd. Ze maakte van het bestrijden van kinderprostitutie en de omvangrijke handel in jonge vrouwen belangrijke doelen. En ze wist deze strijd ook naar het Europese continent te verbreden. In Nederland had ze veel bondgenoten onder de aanhangers van het Réveil.
Het is ontstellend te lezen wat deze feministe van het eerste uur allemaal aan smerigheid te verduren kreeg. Haar ramen zijn ingegooid, ze is met poep bekogeld, ze werd bedreigd. Ze heeft niet alleen moedig volgehouden. Ze heeft ook zichtbaar gemaakt wat er aan mogelijkheden zijn in een democratie om geweldloos te vechten voor je doelen. Het debat aangaan, lobbyen, campagnes houden, strategische allianties aangaan. Haar protestantse geloof was een belangrijke verbindingsschakel tussen haar liberale en haar feministische drijfveren.
Gek genoeg kwam ze niet los van het imperialisme van haar tijd. Ze had geen problemen met de Britse overheersing in India en Zuid-Afrika. Als hoogbejaarde fulmineerde ze nog wel tegen het racisme dat blanken superieur vindt ten opzichte van mensen van andere kleur. Maar ze vond het Britse rijk altijd nog een van de meest verlichte landen ter wereld.
Vrouwenhandel en kinderprostitutie hebben door internet en open grenzen weer toegenomen kansen en nieuwe vormen gekregen. Schattingen van aantallen slachtoffers lopen door verschillen in definitie erg uiteen. De strijd blijft dus nodig, ook in onze ‘beschaafde’ landen.

(2017)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kinderen, vrouwengeschiedenis

Elisabeth Cruciger – *plm. 1500, Meseritz   – † 2 mei 1535, Wittenberg

Posted on 29/12/2017

Cranach-Altar

Wil dan tot u bekeren ons hart en zijn begeren

Nummer 1 in het Erfurt Enchiridion uit 1524, Luthers eerste liedboek, is van een vrouw. Herr Christ, der einig Gotts Sohn. Elisabeth Cruciger had het geschreven voor de kersttijd: een beknopt maar krachtig lied van aanbidding voor de glanzende Morgenster van Christus die nieuw leven in onze harten wekt. Er klinkt een oude latijnse hymne in door. De melodie is van een oud liefdeslied. Bach gebruikte het gezang later in een van zijn cantates. In 1534 was het lied al vertaald in het Engels. Het staat als lied 517 in het Liedboek, vertaald door Sytze de Vries. In het vorige liedboek stond het als gezang 158, herdicht door Ad den Besten.
Dankzij haar adellijke komaf kreeg Elisabeth von Meseritz een gedegen opleiding in een klooster bij Treptov in Pommeren. In de regio werd de boodschap van de Reformatie verspreid door Johannes Bugenhagen, werkzaam op een naburige school. Bugenhagen werd stadspredikant in Wittenberg. Toen de jonge non uit haar klooster vluchtte vond ze bij hem onderdak. In 1524 trouwde ze met de theoloog Caspar Cruciger. Bugenhagen bedelde toen bij keurvorst Frederik om een flinke bijdrage voor een groot huwelijksfeest voor zijn beschermelinge, ter compensatie voor het verdriet om de afwezigheid van de katholieke familieleden.
Het echtpaar hoorde tot het circuit van vrienden en collega’s van Maarten en Käthe Luther. Caspar hielp Luther bij zijn bijbelvertaalwerk. Else komt voor in de notities van Luthers Tafelgesprekken in het klooster van het gezin Luther. Een van haar twee kinderen trouwde met zoon Hans Luther. Maar toen was ze al overleden.
Haar vraag aan tafel was hoe een gelovig christen zich moet gedragen in een kerk waarin een katholiek priester de mis opdraagt. Dacht ze nog aan haar familie die niet bij haar trouwen had willen zijn? Luther antwoordde dat je best mee mocht doen aan een publieke mis als daar het geloof in de tegenwoordigheid van Christus in het altaarsacrament beleden werd.
Haar lied verscheen tot 1532 anoniem. Dat ook een vrouw taal leverde voor de verkondiging, al was het maar in een lied, werd vervolgens wel als een teken van de Eindtijd begroet, een vervulling van de profetie uit Joël 2 dat de Heilige Geest in het laatste der dagen ook dochters laat profeteren, net zoals ook het optreden van de Reformator werd gezien als een teken van Gods ingrijpen. Maar er was ook verzet: lang is haar lied in diverse bundels onder een mannelijke naam herdrukt.

(2017)

Posted in: Uncategorized | Tagged: vrouwengeschiedenis

Walburga – *710, Devonshire – † 25 februari 779, Heidenheim

Posted on 27/12/2017

Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Ze is meer waard dan edelstenen – Spreuken 31: 10

Walburga was in de vroege middeleeuwen behalve in Duitsland ook hier een populaire heilige. Ze was de patrones van de boeren, de zeevarenden en de huisdieren en op afroep beschikbaar tegen beten van hondsdolle huisdieren. Minstens op zeven plaatsen was er in ons land een kerk aan haar gewijd. Een ervan stond in Groningen vlakbij de Martinikerk. Deze kerk in Romaanse centraalbouw werd in 1629 gesloopt. Al eerder was lood van het dak omgesmolten tot kogels in de strijd tegen prins Maurits.
Koningsdochter Walburga behoorde tot het gezelschap vrouwen dat in 748 op uitnodiging van Wynfreth (Bonifatius) vanuit Engeland was overgestoken om zijn missiewerk te ondersteunen met het stichten van nieuwe kloosters. Ze was in 710 geboren in het graafschap Dorset in Zuid-Engeland. Ze was een nichtje van Bonifatius. Samen met haar broers Winnibald en Willibald reisde ze, mogelijk via Katwijk, naar Zuid-Duitsland. Ze werd abdis in Heidenheim in het nonnenklooster dat broer Winnibald daar stichtte. Toen deze stierf werd ze ook abdis van het aanpalende mannenklooster. Wat in later eeuwen bepaald niet meer kon: een vrouw die de leiding had over mannen. De Angelsaksische missionarissen die samen aan klooster- en kerkplanting deden onder de Germanen brachten een cultuur met zich mee waarin waarde werd gehecht aan een goede opvoeding van meisjes, evengoed als van jongens. Er kwam een kloosterschool tot bloei. Ze moet sterke leiderschapskwaliteiten hebben gehad.
Ze werd de dagheilige van 25 februari, haar sterfdag in 779. Haar heiligverklaring vond een eeuw later plaats bij de overbrenging van haar relieken naar de kerk in Eichstätt, de bisschopskerk van haar broer Willibald, 1 mei 870. Door die datum van 1 mei kwam haar nagedachtenis in verbinding met oude voorjaarsrituelen van de Germanen. Volgens volksgeloof was de nacht van 30 april op 1 mei een nacht vol magie. De goden Wodan en Freya verdreven dan de winterdemonen om de lente te begroeten. Heksen komen uit alle hoeken en gaten tevoorschijn om op bezemstelen, kattenstaarten, rieken en dorsvlegels door de lucht te suizen, geïrriteerd door de reinheid van Walpurga. De Duitse dichter Goethe heeft aan het einde van de achttiende eeuw stevig bijgedragen aan een herleving van de Walpurgisnacht.
En de stenen rond haar graf zouden de eeuwen door ieder jaar een bijzondere vloeistof afscheiden, de geneeskrachtige Walpurgisolie. Volgens Anselm Grün staat dit symbool voor de helende kracht die er van haar uit gaat. Want ze wist krachtig leiderschap met vrouwelijke fijngevoeligheid te verbinden en in harmonie met zichzelf te zijn. Mooie gedachte.

(2017)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, spiritualiteit, vrouwengeschiedenis

Carolina Fliedner – Bertheau (26 januari 1811, Hamburg – 15 april 1892, Kaiserswerth)

Posted on 26/12/2017

Het ligt voor de hand dat een leven zonder beroep ons vanwege onze neiging tot zelfzuchtigheid ons veel meer ellende brengt dan een stevige arbeidstaak die ons van ons ellendige ik afleidt

‘Haar Heer en Meester, die zij nu ononderbroken dag en nacht voor zijn troon dient, heeft haar de genade gegeven om tijdens haar lange pelgrimstijd niet karig, maar met zegen te zaaien en haar uitnemende gaven met onvermoeibare trouw en zichzelf wegcijferende overgave tot zijn eer en tot vreugde en stichting van de evangelische christenheid en tot heil van alle soorten noodlijdenden te gebruiken’.
Carolina Bertheau was het negende kind van een wijnhandelaar met een familie van Hugenoten. Aangestoken door de Opwekkingsbeweging werd ze actief in de armen- en ziekenzorg in Hamburg. Na het overlijden van zijn eerste vrouw werd zij in 1843 de tweede echtgenote van Theodor Fliedner. In 1836 hadden Theoder en Friederike Fliedner in Kaiserswerth het allereerste diaconnessenhuis gesticht. Theodor zocht en vond opnieuw een gelovige echtgenote die van wanten wist. Fliedner en zijn echtgenotes waren de absolute pioniers van protestants diaconaal werk met een professionele aanpak. Kaiserswerth groeide uit tot een groot en wijdvertakt netwerk van instellingen en stond model voor initiatieven van geestverwanten elders, ook in Nederland. Dat betekende dat de Moeder van Kaiserswerth zelf ook rolmodel werd voor andere vrouwen aan het hoofd van de diverse zusterhuizen.
Ze combineerde de zorg voor het gezin met tien kinderen met de leiding van de diaconesssen. Bij afwezigheid van haar man verving zij hem. De instructies en taakomschrijvingen getuigen van het zoeken naar maximale ruimte voor zelfstandige beslissingsbevoegdheden, binnen een maatschappelijke en religieuze context waarin het gezag van de man bovenaan staat.
Ze overleefde haar man zevenentwintig jaar en bleef bij de leiding betrokken, maar ze koos er bewust voor om niet op de stoel van directeur te gaan zitten. Ze werkte in Berlijn in de Charité (nog altijd de naam van het een groot ziekenhuis) en bezocht andere huizen in het land. Kaiserswerth had uiteindelijk meer dan duizend medewerkers.
Moederlijke leiding betekende dat ze van de zusters absolute loyaliteit aan de gezamenlijke opdracht en de regels vroeg, maar van haar kant ook zorgzame aandacht voor ieders geestelijke en lichamelijke welbevinden betoonde. Uit de talloze brieven aan de zusters is af te lezen dat toen haar gezag eenmaal gevestigd was, ze steeds meer groeide in hartelijkheid en het vermogen om haar zusters tot grote dienstbaarheid te motiveren. Liever voorkwam ze problemen dan dat ze die met disciplinaire maatregelen moest oplossen.
Dienend leiderschap waarbij je je eigenheid als vrouw of man bewaart blijft in allerlei posities en omstandigheden een spannende missie.

(2017)

Posted in: Uncategorized | Tagged: vrouwengeschiedenis

Margaretha Wijnanda Maclaine Pont (*1 januari 1852, Hasselt – † 21 februari 1928, Den Haag)

Posted on 26/12/2017

Het moederhart: het onvervreemdbare eigendom van de vrouw

Geboren in Overijsel groeide ze op in Alkmaar, waar haar vader burgemeester werd toen ze zes was. Ze was intelligent, maar meisjes mochten nog niet naar de pas opgerichte HBS. Ze kreeg wel uitstekend privé-onderwijs. Haar moeder wakkerde de grote interesses van haar dochter die de gevolgen van kinderverlamming met zich mee droeg van harte aan. Het zorgeloze leven van een jonge vrouw uit de gegoede burgerij werd overhoop gehaald toen ze in 1873 een lezing hoorde van Mina Kruseman. Deze schrijfster klaagde het doelloze leven aan waarin veel vrouwen leefden, alsof het huwelijk de enige zingeving was. Het ontketende haar eigen behoefte aan zinvol werk. Ze moest meer doen met haar schrijftalent! Een sprookjesboek voor kinderen dat lange tijd goed verkocht werd leverde haar het eerste eigen honorarium. Eerst onder pseudoniem, later onder eigen naam publiceerde ze allerlei korte verhalen, novelles en romans. In een van haar romans voert ze een theoloog op die worstelt met allerlei vragen in verband met de wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, maar zonder sceptisch te worden. Ze volgde met belangstelling de maatschappelijke ontwikkelingen op het terrein van de vrouwenemancipatie.
Haar inkomsten gaven haar bewegingsvrijheid. Zo kwam ze in aanraking met de directeur van de Heldring-stichtingen in het Betuwse Zetten, ds. Hendrik Pierson en zijn vrouw. Er was een klik en het werd een roeping. De liberaal-hervormde vrouw werd op 13 oktober 1883 de Algemeen Secretares van deze stichtingen, Piersons rechterhand. Net in een tijd dat de (internationale) strijd tegen prostitutie veel extra werk vroeg in de publiciteit en Pierson een nieuw ‘reddingshuis’ toevoegde aan de stichtingen, voor ongehuwde aanstaande moeders en even later een kindertehuis en opleidingsscholen. Ze zette vol ijver haar journalistieke gaven in voor de verdediging van de plannen en voor fondsenwerving. Tot aan haar dood schreef ze maandelijks het blad de Bode vol waarmee de protestantse achterban op de hoogte bleef van het reilen en zeilen van de Heldring-stichtingen. Ze publiceerde ook her en der over allerlei praktijken van kinderhandel, verwaarlozing en uitbuiting van kinderen en ongehuwde vrouwen, misbruik van ouderlijke macht. Het belang ervan voor het tot stand komen van Kinderwetten in 1905 en daarna werd gehonoreerd met een ridderorde. Daarnaast bleef ze historische romans en ander literair werk produceren en was ze enige tijd directrice van een opleiding in Zetten. Zo creëerde dus ook het diaconale en missionaire elan van het orthodoxe protestantisme nieuwe beroepen en nieuwe kansen voor vrouwen.

(1/2017)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kinderbescherming, Réveil, vrouwengeschiedenis

Wibrandis Rosenblatt – *1504, Säckingen – † 1 november 1564, Bazel

Posted on 02/01/2017

Uw dienaar in de Heer

Luthers boek over het huwelijk werd in 1522 ook in Bazel gedrukt. Grote kans dat Wibrandis Rosenblatt het daar gelezen heeft. Na het overlijden van haar eerste man is ze achtereenvolgens met wel drie reformatoren getrouwd geweest. Eerst, in 1527, de Bazeler predikant Oecolampadius – twintig jaar ouder en door plaatsgenoot Erasmus hierover bespot. Hun drie kinderen krijgen de naam van een kerkvader en van de deugden Irene (vrede) en Aletheia (waarheid). ‘Ze is in Christus goed onderlegd, niet praatziek of uithuizig en doet het huishouden ijverig’ schrijft haar man lovend. Het is de tijd van een beeldenstorm in Bazel. De stadsregering weifelt over steun aan de Reformatie. Haar man krijgt dankzij haar officieel burgerrecht. Na vijf jaar huwelijk sterft hij. Het huishouden verplaatst zich naar Straatsburg, want ze trouwt met Wolgang Capito, oudere weduwnaar met zes kinderen en met schulden. Ze krijgt nu vijf kinderen. De volgende pastorie wordt na zijn overlijden die van Martin Bucer (de ‘uitvinder’ van de protestantse ouderling en van grote invloed op Calvijn). Ook een veel oudere weduwnaar, met een gehandicapte zoon. Haar negende en tiende kind worden geboren.
De vrouwen van de reformatoren verrichtten pionierswerk. Tegen een stroom van kritiek en spot in kozen zij voor een ‘priesterhuwelijk’. Luther had het celibaat opgeheven, evenals de scheiding tussen priesters en leken. En hij bepleitte een hoge mate van gelijkwaardigheid van man en vrouw. Wibrandis heeft haar rol en positie duidelijk verstaan als diaconaat. Maria en Marta ineen. Ze heeft grote huishoudingen gerund vlak bij de kerken die toen het epicentrum van de Reformatie vormden. Met samengestelde gezinnen met veel kinderen. Ouders die inwoonden. Gasten die over de vloer kwamen, waaronder veel collega-reformatoren. Vluchtelingen die geherbergd moesten worden. Het zijn woelige tijden. Kort na het huwelijk met Bucer wordt hij verbannen. Hij krijgt een functie in Cambridge. Even later volgt zij met het huishouden om haar man tot zijn dood te verzorgen. Even terug in Straatsburg weigert ze gehoor te geven aan een inbeslaglegging en een oproep voor verhoor. Onverschrokken. Uit brieven van anderen komt ze naar voren als innemend en doortastend. In een brief aan haar zoon die theologie studeert uit ze haar zorgen over de koers die hij vaart en geeft ze bijbels vermaan – voortaan ook typisch gedrag voor veel moeders van opgroeiende domineeskinderen.
En dan is er de pest. Die heeft in de loop der jaren al zoveel slachtoffers gemaakt in de gezinnen van haar en haar mannen. In 1564 wordt ze er zelf door geveld. Ze ligt begraven in de Bazelse Münster bij haar tweede man. Hij met grafschrift, zij zonder.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Reformatie, vrouwengeschiedenis

Sara Nevius – 16 oktober 1632 Zoelen – 24 januari 1706 Rotterdam

Posted on 02/01/2017

Zeer gelukkig zijn die christenen, die door de Heere Jezus Zelf geleerd worden, door de onderwijzing van zijn Geest, zonder hulp van mensen

Sara Nevius was getrouwd met Wilhelmus à Brakel, een van de meest gelezen auteurs uit het vaderlandse protestantisme van de Gouden Eeuw. Zijn dikke tweedelige geloofsleer Redelijke Godsdienst uit 1700 stond tot ver in de twintigste eeuw in menig huiskamer vlakbij de Statenbijbel. Voorin staat een ‘Opwekking voor den lezer’ op rijm. ‘Zoek wezenlijk profijt, bizonder dat uw hart/ in waarheid zij voor God, en niet bedrogen wordt’. Ondertekend Sara Nevius. Ze kon dus dichten. Maar dat niet alleen. Zelf zou ze postuum vooral bekend met een boekje over haar geloofsleven dat eveneens tot ver in de afgelopen eeuw zou worden herdrukt.
Sara was een predikantsdochter die voor haar tijd een veelzijdige scholing kreeg. Ze huwde ook een predikant, maar werd al jong weduwe. Via haar moeder in Kampen trok ze naar Utrecht. Dat is dan het centrum van de Nadere Reformatie, de beweging voor innerlijke hervorming in aanvulling op de hervorming van kerk, samenleving en verkondiging. In het circuit rond de theoloog Voetius raakt ze bevriend met Anna Maria van Schurman die haar leert dichten. In 1664 wordt Wilhelmus à Brakel, leerling van Voetius, haar tweede man. Ze verhuizen van de ene Friese pastorie naar de andere tot ze in 1683 in Rotterdam komen. Ze krijgen kinderen, maar van de in totaal zeven kinderen uit beide huwelijken wordt er maar één volwassen.
Naast gelegenheidsgedichten schrijft ze vanaf ongeveer 1673 haar meditaties op, ‘opdat ze niet slaperig, dof, lusteloos verward of lui zou worden’. Een bevriende predikant die ze om begeleiding had gevraagd in verband met de staat van haar ziel had haar doorverwezen naar de Meester zelf. Er hoefde dus geen man tussen haar en de Heer te zitten. Zo schrijft ze dan ook. ‘Alle leermeesters van de wereld zijn met Hem niet te vergelijken. Hij is de wijsheid Gods en alle schatten der wijsheid en der kennis zijn in Hem verborgen. Alles wat Hij leert, haalt Hij uit Zijn eigen schatkamer.’
Ze is actief in kringen met vrouwen en meisjes. De predikanten van de Nadere Reformatie moedigen het samenkomen in kleine gezelschappen aan om daarin geloofservaringen te bespreken. Deze conventikels van gelovige mannen en/of vrouwen zijn in de volgende twee eeuwen vaak bespot en bestreden en soms ook verboden door kerkenraden of overheden. Het zouden broeinesten van dweperij en godsdienstfanatisme zijn. Dat was soms ook zo. Maar zo konden vrouwen wel tot een eigen expressie van geloof en spiritualiteit komen. Het betekende een vergroting van het vrouwelijke domein en een relativering van de mannelijke autoriteit van kerkenraden en dominees. Hier kwamen ze letterlijk aan het Woord.
Kort na haar overlijden ontdekt haar man dankzij een vriendin de schrijfsels. Hij stelt een boekje samen: Een aandachtig leerling van de Heere Jezus, door Hemzelf geleerd, zonder hulp van mensen. Willem schrijft over haar: ‘haar lichaam was zeer welgemaakt, ook was zij schoon van gedaante, had een heldere oogopslag en een doordringend aangezicht. Zij bezat een doorluchtig verstand en was daarmee bevoorrecht zeer begerig naar kennis van goddelijke zaken. De Bijbel had zij als opgegeten. Deftigheid straalde door in haar gedrag. Zij sprak weinig, maar nauwkeurig.’ Even moet ik bij deze liefdevolle opmerkzaamheid voor innerlijke en uiterlijke schoonheid denken aan de portretkunst van Rembrandt.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, vrouwengeschiedenis

Hildegard van Bingen – *1098, Bermersheim  – † 17 september 1179, Rupertsberg bij Bingen

Posted on 01/01/2017

Meer nog dan de schoonheid van de schepping moet de wijsheid worden bemind:  zij wordt door alle heilige zielen liefdevol erkend

Klopte het gerucht dat op feestdagen de nonnen met loshangend haar in het koor staan te zingen, met lange witte zijden sluiers, goudkleurige kransen op het hoofd met een kruis en een afbeelding van het Lam, en met gouden ringen aan de vingers? Zo schreef  een geschokte moeder-overste ergens in Duitsland aan Hildegard, abdis van een nonnenklooster op de Rupertsberg bij Bingen aan de Rijn. Wat een nieuwlichterij!
Zo doen ze dat, ja. In Hildegards klooster is ruimte voor creativiteit, spel en symboliek. Op feestdagen lopen de nonnen vooruit op het paradijs dat komen gaat. Stralend wit gaan zij hun Bruidegom tegemoet. En ze zingen door Hildegard zelf gecomponeerde zangen. Zeventig ervan werden pas een halve eeuw geleden gedrukt. Niet alleen de noten, maar ook de spirituele teksten waren in haar tijd vernieuwend.
Dat was de dynamische twaalfde eeuw. Vanaf haar achtste had ze in een klooster onderwijs genoten. Rond haar vijftiende trad ze in. Van jongsaf had ze visioenen. Aangemoedigd door de beroemde Bernard van Clairvaux, die ze om raad had gevraagd, begon ze die in 1141 op schrift te stellen. In een reeks boeken ontvouwde ze haar originele inzichten over God en mensen, hemel en aarde, deugden en ondeugden, natuur en geneeskunst. Vrijmoedig vanuit haar eigen vrouwelijke perspectief. Ook letterlijk kregen thema’s van het geloof een eigen inkleuring: kleurige miniaturen illustreren haar boeken.
Een van haar thema’s is de Wijsheid die God vergezelt in zijn scheppen. Ze schrijft God onomwonden ‘moederlijke barmhartigheid’  toe of een ‘bevruchtende’ aanwezigheid. Ze onderzoekt ook heel gedreven de samenhangen tussen lichaam, ziel en zintuigen, tussen natuur en geest en verwondert zich over alle krachten die er werkzaam zijn, zoals de viriditas, de groeikracht. Ze ontwikkelt therapeutische gaven.
Ondertussen leidt ze haar klooster, correspondeert ze uitgebreid met vorsten, pausen en abten, waarbij ze hen zo nodig ook de les leest over hun machtsconflicten, maakt reizen, preekt dan zelfs, onder meer in Keulen tegen de Katharen die volgens haar Gods goede schepping minachtten. De ‘Zieneres van de Rupertsberg’,  de ‘Teutoonse profetes’ werd een beroemdheid.
Pas in 2012 heeft de paus haar heilig verklaard en als kerklerares erkend. De wijsheid in onze collectieve omgang met de schepping was intussen nogal zoek geraakt. Hildegard inspireert om niet te wanhopen aan haar vindbaarheid.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, spiritualiteit, Theologie, vrouwengeschiedenis

Harriet Beecher Stowe *14 juni 1811 Litchfield (Connecticut) – † 1 juli 1896 Hartford (Connecticut)

Posted on 31/12/2016

Het is een kwestie van de kant van de zwakken tegen de sterken kiezen. Iets dat de beste mensen altijd gedaan hebben.

De hut van Oom Tom van Harriet Beecher Stowe is een van de bekendste boeken uit de Amerikaanse literatuur. Uncle Tom’s cabin vormde een aanklacht tegen de slavernij. Het verscheen in 1851 en 1852 zoals toen vaak gebruikelijk was in afleveringen. Het eerste Amerikaanse boek met een Afro als hoofdpersoon tekende het harde slavenbestaan onder gewelddadige meesters en meedogenloze handelaren. Het was geïnspireerd op de biografie van de voormalige slaaf Josiah Henson en de ervaringen van een predikant bij de Undergound Railroad, de organisatie die slaven hielp te ontsnappen. Ze schreef het tussen het koken en andere huishoudelijke bezigheden door. Het was alsof God haar rechtstreeks de woorden dicteerde, schreef ze later. Ze moest spreken voor de onderdrukten die niet zelf konden spreken.
Het boek ondervond direct en ook later wel scherpe kritiek. De vrome Tom die zich liever liet doodmartelen dan zelf een zweep ter hand te nemen zou met zijn lijdzaamheid niet representatief zijn. Het boek zou te sentimenteel zijn. Maar het had internationaal een enorme impact. Het is vertaald in wel zestig talen. Ook in het Nederlands. Hier verscheen het al in 1852. En het heeft flink bijdragen aan de afschaffing van de slavernij en volgens menigeen ook aan het uitbreken van de Amerikaanse burgeroorlog.
De kleine vrouw die een grote oorlog teweeg had gebracht met een boek kwam uit het grote en geëngageerde gezin van de gerespecteerde predikant Beecher in Boston. Ze had als tiener ‘haar leven aan Jezus gegeven’. Toen ze het haar vader meedeelde concludeerde hij: ‘wel, dan is er vandaag een nieuwe bloem in Gods koninkrijk gaan bloeien’. Het gezin verhuisde in 1832 naar Cincinnatti waar de anti-slavernijbeweging stevig voet aan de grond had. Ze had een gelukkig huwelijk met professor Calvin Stowe die haar ook aanmoedigde in haar schrijversloopbaan. Hun huis was een station op de vluchtroute voor slaven.
Ze schreef ook geloofsliederen. ‘Still, still with The’ (stil bij U) raakte wijd verbreid dankzij de verbinding met een Lied ohne Worte van F Mendelssohn-Bartholdy. Een intiem en mystiek lied dat de beleving van het ontwaken van de natuur bij het ochtendgloren verbindt met het gevoel van een diepe rust door de verbinding met God. Ze stond vaak al om half vijf op om het ochtendgloren mee te maken. In woorden van de progressieve theologe Dorothee Sölle: ‘Harriet Beecher Stowe is een vrouw die de eenheid belichaamt van wat mystiek en verzet kunnen betekenen.’

Posted in: Uncategorized | Tagged: geschiedenis, vrouwengeschiedenis

Mary Barrett Dyer – *plm 1611, Engeland – †1 jun 1660, Boston

Posted on 30/12/2016

Mijn leven telde voor mij niet vergeleken met de vrijheid van de waarheid van de levende God

Vrijheid van godsdienst is een grondrecht dat pas heel langzaam is uitgevonden. In grote delen van de wereld geldt het nog steeds niet volledig, in sommige landen is het zelfs weer afgeschaft. Ook protestanten die zelf een geschiedenis van lijden om het geloof achter zich hadden, vonden het niet zomaar vanzelfsprekend. Als puriteinen en anderen zich omwille van vrije uitoefening van het geloof in een van de Britse koloniën aan de Amerikaanse oostkust vestigden, bleek ook in de zeventiende eeuw de religieuze intolerantie soms nog meegelift te zijn in de grote zeilschepen. De ophanging van de Quaker activiste Mary Dyer in Boston op 1 juni 1660 is een typisch voorbeeld van de ‘Willibrordprocessie’ die de godsdienstvrijheid in Amerika doormaakte: een stap achteruit, twee stappen vooruit. De koning greep in en zulke executies werden verboden in de staat Massachussets. Mary heeft er sinds een halve eeuw een standbeeld voor het parlement van de staat.
Kort na hun huwelijk in 1635 in Engeland was het echtpaar Mary en William Dyer overgestoken. Ze werden als Puriteinen lid van de kerk in Boston. Ze waren beide goed ontwikkeld. William kreeg belangrijke functies. Ze raakten al snel actief betrokken bij een conflict binnen de kerk van Boston over de theologie van de genade. Een vrouw, Anne Hutchinson, speelde in de beweging een grote rol. Er werden bij haar thuis Bijbellezingen georganiseerd. Rond de tijd dat er processen tegen deze ‘ketters’ werden aangespannen beviel Mary van een doodgeboren kind, dat stiekem werd begraven. Het was namelijk mismaakt. En dat gold als een straf van God. Toen de gouverneur er lucht van kreeg werd het lijkje opgegraven. Dit was koren op zijn molen. De misvormingen van de opgegraven foetus werden schriftelijk breed uitgemeten. Nog tientallen jaren later deed het de ronde. En de ergste ‘ketters’ werden uit de kolonie verbannen. Elders, op Rhode Island, kreeg het echtpaar nog een reeks gezonde kinderen.
Dan is het een tijd stil rond hen. In 1652 zijn de Dyers weer in Engeland. Daar hoort Mary de stichter van de Quakers, George Fox. Ze ontmoet hem ten huize van zijn latere echtgenote Margaret Fell. Quakers vormden gemeenschappen zonder ambtsdragers en sacramenten, met een belangrijke rol voor stilte in de samenkomsten, en voor ieder het recht van getuigenis over wat het ‘innerlijk Licht van Christus’ hen ingaf. Dit sloot nauw aan op de visies die Mary in Boston al had omarmd. Ze wordt een Quaker missionaris.
Als ze in 1657 weer in New England aanlandt zijn er net anti-quaker-wetten aangenomen. Ze gaat linea recta de gevangenis in. Haar man heeft aanzien en weet haar vrij te krijgen, op voorwaarde dat hij haar thuis op Rhode Island stil houdt. Het verhaal wordt dan verder een aaneenschakeling van arrestaties, veroordelingen en verbanningen en een toch weer op verboden terrein opduikende Mary die gevangen Quakers bezoekt, het voor hen opneemt en weigert haar overtuiging af te zweren. Als ze in 1660 weer in Massachussets de wetten tegen de Quakers komt bestrijden is de maat vol. Ze moet nu echt hangen. Maar haar geweldloze verzet heeft dus vrucht gedragen.

Posted in: Uncategorized | Tagged: geschiedenis, kerkgeschiedenis, politiek, vrouwengeschiedenis

Petronella Voûte – *6 november 1804, Amsterdam –  † 18 april 1877, Zetten

Posted on 30/12/2016

voute‘Houd juffrouw Voûte in ere, zij doet een goed werk en heeft er veel voor over.’

Tussen de vele honderden levensverhalen in het zesdelige Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme staat zij slecht met één regeltje vermeld. Onterecht, gezien het pionierswerk dat zij verrichtte bij het Réveil van de negentiende eeuw.
Zij stamde af van protestantse vluchtelingen uit Frankrijk. Vader was een welgesteld koopman in Amsterdam. In 1845 werd ze diacones in het net opgerichte Utrechtse Diaconessenhuis, waar ze een jaar later adjunct-directrice werd. Niet voor lang. Talentenjager ds. Otto Gerhard Heldring, predikant in het Betuwse Hemmen, betrok haar in 1847 bij zijn plan om een opvangtehuis voor ‘gevallen vrouwen’ op te richten. Ooit was hem gevraagd om een opvangadres voor een verwaarloosd meisje. Al snel had hij zo’n dertig meisjes ondergebracht in huishoudens in de omgeving, maar niet alle meisjes waren geschikt voor het gezinsleven. Sommige kwamen uit de gevangenis en dreigden (weer) in bordelen terecht te komen. Daarom wilde hij voorzien in een tehuis voor de opvang en het onderwijs van zulke meisjes en van ongehuwde moeders en ontslagen vrouwelijke gevangenen. Hij had al een voormalige bierbrouwerij in Zetten opgekocht. Daarvoor had hij nu een bestemming. Op 1 januari 1848 opende Asyl Steenbeek zijn deuren. Op die dag werd Petronella Voûte er door Heldring heengebracht, over het ijs. Zij moest het splinternieuwe beroep van instellingsdirectrice gestalte geven.
Petronella Voûte zou er bijna dertig jaar wonen. Het werk nam haar van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in beslag. Zij voerde persoonlijk de kennismakingsgesprekken met nieuwe meisjes en legde hun levensgeschiedenissen vast. Ook leidde zij zelf de ochtend- en avondsluiting en de wekelijkse catechisatie. Alles onbezoldigd. In het begin betaalde zij zelfs kostgeld. Vrijwel haar hele vermogen investeerde zij in de Heldring-stichtingen. Heldring had met Steenbeek de smaak te pakken gekregen van het oprichten van instellingen om de ‘inwendige zending’ in Nederland vorm te geven. De donateurs van Steenbeek ontvingen van Heldring jaarlijks een smaakvol jaarboekje Magdalena. Met deze bijbelse naam pareerde hij de soms stevige weerstand die het Asyl Steenbeek opriep. Werk voor ‘gevallen vrouwen’ gold als onfatsoenlijk voor dames van stand.
Ze straalde gezag uit. Ze had vaak overleg met ds. Heldring op het stille kerkplein van Hemmen. Hij met pet en pijp, zij ‘met de wapperende linten van haar muts als een soort aureool om het energieke gezicht.’ Ze verschilden vaak van mening, maar hun goede verstandhouding werd nooit verbroken. Toen er op 14 april 1877 brand uitbrak op Steenbeek lag zij op haar sterfbed. Ze had bijna duizend meisjes onder haar hoede gehad.

(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Réveil, vrouwengeschiedenis

Harriet Tubman – *Plm. 1820, Dorchester County, Maryland – † 10 maart 1913, Auburn, New York

Posted on 30/12/2016

harriettubman‘Ik heb duizend slaven bevrijd. Ik had er nog duizend kunnen bevrijden als ze wisten dat ze slaven waren’

Ze had Ashanti voorouders, geïmporteerd uit Ghana. Haar bijnaam was Mozes. En net als hij werd ze geboren in slavernij. Ze wist er in 1849 aan te ontsnappen. Vanuit het ‘vrije’ Philadelphia ondernam ze vervolgens negentien keer uiterst riskante tochten weer terug naar het zuidelijker deel van de Verenigde Staten om andere slaven te helpen ontsnappen richting Canada, te beginnen met familie en vrienden. Ze was de bekendste medewerker van de Underground Railroad. Liederen – negro spirituals – werden daarbij soms gebruikt om geheime boodschappen over te brengen. Van de groepen die zij begeleidde is er nooit iemand gevangen genomen of om het leven gekomen. Wel heeft ze eens iemand het pistool op het hoofd gezet die de neiging had terug te keren.
Ze was ongeletterd opgegroeid. Bijbelverhalen kende ze door wat haar moeder had verteld. Mannen die haar in een trein meenden te herkennen zette ze ooit eens op het verkeerde been door achter een krant weg te duiken. Want de echte Harriet T. kon toch niet lezen?
Als jonge slavin was ze zwaar op het hoofd geslagen. Daardoor had ze levenslang last van epileptische verschijnselen en hoofdpijn. Dat ze visioenen kreeg zal er ook verband mee hebben gehouden. Dat ze zich liet leiden door de ‘boodschappen van God’ die ze daarin kreeg pakte overigens niet verkeerd uit.
Toen Abraham Lincoln eindelijk bij wet het einde van de slavernij afkondigde en de Burgeroorlog uitbrak sloot ze zich aan bij de Noordelijke legers als verpleegster, spion en gewapende gids. Ze was betrokken bij een grootschalige bevrijdingsactie in 1863: 750 ontsnapten in één keer.
Een Mozes dus. Na de Burgeroorlog bleef ze actief voor de zwarte bevolking. En toen de suffragettes begonnen te strijden voor vrouwenkiesrecht steunde ze ook hen. Lang bleef ze arm. Ze werd nog een keer in elkaar geslagen en beroofd. En ze doorstond onverdoofd een hersenoperatie. Vrienden zorgden door het uitgeven van een biografie dat haar verhaal van moed bekendheid kreeg. Dat zorgde voor verbetering van haar financiële positie. Ze werd een beroemdheid. Obama tekende in 2014 voor de komst van een nationaal park met haar naam.
In de bijbelse paasverhalen van Mozes en Mirjam, Jezus en de Maria’s die hem vergezelden gaat het al niet zachtzinnig toe. De strijd tegen slavernij en voor gelijke burgerrechten heeft ook veel grote offers gevergd. En nog steeds is er slavernij, discriminatie en uitbuiting. Ook in onwetendheid van wegkijkers.

Posted in: Uncategorized | Tagged: geschiedenis, vrouwengeschiedenis

Henriëtte Swellengrebel – 10 februari 1810 Utrecht – 30 mei 1874 Utrecht

Posted on 30/12/2016

swellengrebelliefde, zelfverloochening, oplettendheid en bedaardheid

Toen ik negen was moest ik worden geopereerd. Zo lag ik een week in het Utrechtse Diaconessenhuis. Diaconessenhuizen stonden in veel steden. Ze waren ontstaan in de negentiende eeuw. Het beroep van diacones bood protestantse ongehuwde vrouwen een nieuwe kans een maatschappelijke functie uit te oefenen.
Henriëtte Swellengrebel was de eerste. Ze was geboren met de gouden lepel in de mond. Haar vader was officier van justitie en vervulde diverse bestuurlijke functies, haar moeder was actief in de liefdadigheid. Het protestantse gezin had acht kinderen. Een rol in de liefdadigheid lag voor de hand. In 1843 hoorde ze over de in Duitsland en Parijs opgerichte inrichtingen van Diaconessen, op initiatief van Theodor Fliedner. Net als op Florence Nightingale maakte het veel indruk op de 33-jarige Henriëtte. Ziekenverpleging moest als vak nog uitgevonden worden.
Vanaf het begin neemt ze deel aan de vergaderingen waarin de vestiging van het eerste Diaconessenhuis in Nederland wordt voorbereid. Met giften en contributies wordt een klein huis in Utrecht gehuurd en kan het werk van start gaan. Het bestuur bestaat uit vier heren en vier dames. Het plan is dat het toezicht bij toerbeurt wordt uitgeoefend. Henriëtte neemt als eerste de taak op zich. Maar al in 1845 verzoekt het bestuur haar de betrekking van directrice of ‘besturende zuster’ op zich te nemen. Ze mag van thuis, als ze wel thuis blijft wonen. De Diaconessen zijn afkomstig uit alle lagen van de bevolking. Ze werken vrijwillig, met gratis kost en inwoning en verzorging in het huis bij ziekte of ouderdom. Hun zorg lijkt eerst vooral op wijkverpleging, maar al snel beginnen de opnames in het eigen pand, eerst alleen van vrouwen en kinderen.
De beginjaren zijn zwaar: geldzorgen, hoge werkdruk, overlijden van Diaconessen door besmetting met tyfus en tering. Henriëtte regelt de huishouding, verzorgt de administratie, neemt Diaconessen en andere personeelsleden aan, verdeelt het werk en beoordeelt de aanvragen voor verpleging. Belangstellenden uit binnen- en buitenland moeten worden rondgeleid, waaronder koningin Sophie. Nadat zij haar functie als directrice heeft neergelegd richt zij zich op de organisatie van godsdienstoefeningen in het Diaconessenhuis. Vanaf 1865 leidt zij die zelf.
‘Levenslang een sieraad dezer gemeente, en dertig jaren lang de toevlucht, de hulp en troost der kranken’, zo roemt Nicolaas Beets op de zondag na haar begrafenis in 1874 zijn stadsgenote. Zus Sara Swellengrebel was haar opvolgster. Meer dan anderhalve eeuw hebben honderden zusters met liefde en toewijding het spoor van deze twee gevolgd.

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Réveil, vrouwengeschiedenis

Manche Masemola – * plm.1913 – † 4 februari 1928, Sekhukhuneland (ZA)

Posted on 30/12/2016

Er zijn dus drie getuigen: de Geest, het water en het bloed, en het getuigenis van deze drie is eensluidend’ (1 Joh. 5: 7-8)

De beeldengalerij in het westelijke portaal van de Westminster Abbey in Londen kwam hier al vaker in beeld. Er staan tien martelaren voor het geloof uit de twintigste eeuw. Tussen grote beroemdheden staat er ook een eenvoudig Zuid-Afrikaans meisje uit de Transvaal.

Manche Masemola was daar rond 1913 geboren. Ze maakte deel uit van het Pedi-volk dat daar in een soort reservaat leefde. Een minderheid van de Pedi was door het werk van Duitse en Engelse zendelingen tot het christendom overgegaan, argwanend bekeken door de rest die de tribale godsdienst trouw bleef. Manche ging niet naar school, maar werkte mee op het land. Met een nichtje ging ze mee naar preken van de zendeling Moeka. Vervolgens ging ze bij hem op catechisatie omdat ze zich wilde laten dopen. Maar thuis ondervond ze tegenstand. Haar ouders vreesden dat ze behekst werd. Ze werd meegenomen naar een traditionele priester-medicijnman. Op zijn gezag dwongen haar ouders haar met harde slagen de voorgeschreven toverkruiden tot zich te nemen. Op 4 februari 1928 bezweek ze hieraan. Ze had zelf voorspeld dat ze gedoopt zou worden in bloed.

Het verhaal houdt hier niet op. Kort erna werd een zusje ziek. Ze werd naast haar begraven. Hun vader plaatste een paar Euphorbia’s bij hun graf. Al vanaf 1935 vonden er pelgrimages naar dit graf plaats. Het werd een bedevaartsplek. De Church of Southern Africa nam haar op onder haar heiligen. En moeder die altijd was blijven ontkennen dat ze haar dochter vermoord had, liet zich veertig jaar na dato ook dopen.

Dit is een riskant verhaal. Door haar te betitelen als martelaar voor het christelijk geloof lijkt er een zwart-wit-tegenstelling tussen christendom en ‘primitieve’ stamgodsdiensten te ontstaan. Het zou zelfs kunnen lijken dat die in de ogen van de Kerk (in dit geval de Anglicaanse) even erg zijn als het nazidom waar anderen in de beeldenrij onder hebben geleden. Zendingsverhalen zijn om begrijpelijke reden niet meer zo populair als ze wel geweest zijn. En zeker verdienen ook de ouders en misschien zelfs de priester uit dit verhaal mededogen. Ze zijn ook slachtoffer van een proces van culturele verandering en aanpassing aan nieuwe omstandigheden. En ook in ‘christelijke’ landen zijn kinderen niet altijd veilig in het gezin van hun ouders en lopen er heel wat mensen met blauwe plekken op hun ziel vanwege de veroordeling die ze in hun familie ondergingen toen ze kozen voor een andere kerk of een ander geloof. Maar dan blijft het dus van belang dat zulke verhalen verteld blijven worden: hoe een eenvoudig tienermeisje de stem van haar hart volgde en hoe onveilig de wereld dan kan zijn.manche-masemola

Posted in: Uncategorized | Tagged: Afrika, kerkgeschiedenis, vrouwengeschiedenis, Zuid-Afrika
1 2 Volgende »

Welkom op de weblog van Harmen Jansen
theoloog, predikant van de Protestantse gemeente te Winsum-Halfambt (Gr.)

Tweets by @HarmenGJzn Follow @HarmenGJzn

Heiligenkalender bevat de schrijfsels uit de rubriek 'Geloofsgetuigen' in Geandewei en Protestantse Kerkbode. Op alfabetische volgorde en kalendervolgorde. Gestart 1-1-2014

Email: dshjansen@gmail.com

portret verkleind

Copyright © 2021 Harmen Jansen.

Theme by ThemeHall.