‘Bij ons leeft de vraag niet waar God is. Dat jullie die hebben vinden wij maar raar. Bij ons is het geloof in God juist het grote houvast. Bij ons is de vraag of er ook mensen zijn die van ons houden; waar jullie zijn’. Dit was ongeveer de reactie van een 17-jarige jongen uit Bethlehem, kerkganger uit de Geboortekerk aldaar, in de bijbelgroep van een groep tieners uit heel Europa, afgelopen zomer in Taizé. Zo vertelde vanmorgen (1-9-2024) wijkpredikant ds. Erika Hoebe in de preek. Zij had deze bijbelgroep mogen leiden.
Hij heeft gelijk. We zijn er niet.
Op de vraag waarom niet, had ik deze week net een antwoord gevonden in een prachtig, maar confronterend artikel van Mark Braverman (Joods-Israëlische Amerikaan). Het raakte me ook, omdat hij Bonhoeffer ‘redt’.
Er was namelijk een probleem met Bonhoeffer. Zijn inzet om de Holocaust tegen te gaan lijkt niet maximaal. Zijn persoonlijke inzet om Joden te redden betreft maar enkele tientallen. Bonhoeffer ging niet in de leer bij rabbijnen of joodse filosofen uit zijn tijd als Rosenzweig of Buber. En in zijn overwegingen en aanbevelingen voor nieuw christendom na de oorlog vind je niet echt een pleidooi terug voor een totale herziening van de relatie tot het jodendom en herbezinning op de joodse wortels van het christendom.
Zijn biograaf, zwager, bewonderaar en pleitbezorger Eberhardt Bethge heeft zich in alle bochten gewrongen om Bonhoeffer uit de wind van de kritiek te houden. Bonhoeffers hart zat op de goede plaats en de jodenvervolging zou een sleutelrol gespeeld hebben bij de radicalisering van zijn verzet tegen Hitler. Braverman schaart zich achter degenen die vinden dat deze verdediging toch wat mislukt is. De jodenvervolging was niet zo’n belangrijk motief.
Maar Braverman vindt het niet erg. Hij vindt de vraagstelling verkeerd. Bethge had zich de moeite kunnen besparen. De hele naoorlogse ‘theologie na Auschwitz’ zat op verkeerde spoor, omdat die zich vereenzelvigde met het jodendom dat politiek zionistisch was geworden. In plaats van de steun voor de staat Israël als lakmoesproef te gebruiken voor de mate waarin de theologie (de kerk, het christendom) de Holocaust serieus nam, had de theologie zichzelf de vraag moeten stellen waarom de kerk nog zo op zoek is naar redding van haar eigen ‘specialness’. Braverman vindt het leentjebuur willen spelen van de goddelijke uitverkiezing van Israël verdacht. En dus ook het eindeloos excuses maken voor de jodenvervolging, want wat is dat anders dan weer proberen de zegen te krijgen voor de eigen ‘specialness’?
Ik was al tegen kerkelijke en theologische opsporingsteams ter uitroeiïng van ‘vervangingstheologie’. Maar ik lees Braverman niet met trots over het theologisch gelijk van ‘Kairos-Sabeel-theologen’ die Palestijnse theologen voor het voetlicht proberen te brengen, maar opnieuw met schaamte. Dat ook ik theologisch geflirt heb met gedachten van Marquardt over ‘De Terugkeer’ als een soort Godsbewijs, jammer dan voor de Palestijnen. Dat ik het enthousiasme deelde dat op de faculteit tijdens de theologiestudie rondzinderde over de verklaring van de Evangelische Kirche van het Rijnland, die Braverman hier ook noemt: zo ver had nog niet eerder een kerk willen gaan in het omarmen van het zionisme. Etcetera.
‘Uitverkiezing’ is een moeilijk begrip. Het gevoel dat we lijken te denken ‘speciaal’ te zijn stoort ook menig niet-kerkelijk mens aan de kerk. Braverman eert Bonhoeffer als theoloog die Christus universeel maakte. God werd Mens. Aan het kruis hing hij niet speciaal omdat hij jood was, maar voor de Weg die hij koos en wees.
Een jodendom dat zichzelf het recht toekent om land toe te eigenen ten koste van een ander volk, kan de kerk niet redden. Jodendom en christendom kunnen alleen gered worden door de keuze voor het pad van recht en vrede, van compassie voor de weduwe, de wees en de vreemdeling ongeacht kleur. Die ‘specialiteit’ van Jezus en zijn uitleg van de Tora (en die van Paulus etc.) is het enige bestaansrecht van jodendom en christendom, maar zonder er patent op te hebben.
En die knaap uit Bethlehem die maar blijft hopen en geloven….
Eugenius Bossilkov
Wat er ook gebeurt, mijn plicht is bij mijn schapen te zijn
*16 november 1900, Belene – † 11 nov 1952, Sofia (Bulg.)
Bulgarije was tot 1878 deel van het Ottomaanse rijk. Tien procent van de Bulgaren is moslim. Daarnaast is er een grote Bulgaarse orthodoxe kerk. Protestanten en Rooms-katholieken vormen kleine minderheden.
Eugene Bossilkov had een lijntje met ons land. Hij was een Bulgaarse boerenzoon die al jong intrad bij de Passionisten. Deze congregatie van Rooms-katholieke broeders is ruim tweehonderd jaar geleden opgericht en heeft als belangrijke stelregel dat ze het lijden van Christus in gedachtenis houden. Bossilkov kreeg zijn vorming in België, maar ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog was er uitgeweken naar ons land. Hij leerde onze taal goed spreken en stichtte samen met Nederlandse broeders in 1924 een klooster in Bulgarije. Hij kreeg gelegenheid om door te studeren, onder andere in Rome. Terug in zijn land gaf hij de voorkeur aan het werk als priester in een dorpsparochie. In zijn parochiehuis was er veel ruimte voor de jeugd. Hij sportte met hen. Ook zette hij een koor op en stimuleerde hij her en der sportieve en culturele activiteiten en huwelijksvoorbereidingsprogramma’s. Hij was een goed redenaar en kwam met zijn toespraak bij een nationale gedenkdag in 1938 in alle kranten.
In 1941 koos Bulgarije de zijde van Hitler en Mussolini. Bossilkov moet tal van Joden beschermd hebben tegen deportatie. Toen na de bevrijding de communisten aan de macht kwamen, volgden er al snel beperkende maatregelen voor de kerken. Goederen werden onteigend. In 1947 werd hij bisschop van Nikopolis. Hij kreeg nog toestemming voor een reis naar zijn vrienden in het Westen die ooit zijn studies hadden bekostigd en een pausbezoek. Hij keerde terug ondanks de dreiging van een echte vervolging. Geestelijken uit het buitenland werden uitgezet, de overigen voor een groot deel gevangengenomen. Twee geweren uit een museumvitrine dienden als bewijs voor deelname aan een buitenlandse samenzwering tegen de staat. Met folteringen op zijn Russisch werd tevergeefs gepoogd een bekentenis af te dwingen. In een showproces werd hij samen met twee anderen ter dood veroordeeld. Internationaal protest mocht niet baten.
Bossilkov is zalig verklaard. Bij alle schandalen over misbruik door geestelijken in allerlei landen mogen ook werkelijk ‘eer waarde’ broeders van onze grote zusterkerk herinnerd worden.
Ik moet onze Bulgaarse glazenwasser maar eens vragen van welke denominatie hij is.
Nikolaj Frederik Severin Grundtvig
‘Zo min als uw woord vergaat, zal het koor van die uw lof zingen teloorgaan’
*8 september 1783, Udby (Dk) – † 2 september 1872, Kopenhagen
Grundvig was een van de meest invloedrijke personen in het negentiende-eeuwse Denemarken. Al in 1803 haalde hij in Kopenhagen een graad in de theologie. Daarna bestudeerde hij de Edda en IJslandse sagen. De publicatie van een ‘Mythologie van het Noorden’ in 1808 zou gevolgd worden door veel andere boeken over oude Scandinavische en Angelsaksische literatuur, net als zijn vroege gedichten geheel in de geest van de Romantiek.
In 1811 werd hij na een geestelijke crisis predikant. In de eerste jaren die volgden schreef hij een wereldkroniek vanuit christelijk oogpunt en keerde hij zich tegen de invloed van het rationalisme in de Lutherse kerk van zijn land en in de filosofie. Het christendom was in zijn ogen een historische openbaring die ononderbroken was doorgegeven in een levende traditie van doop en avondmaal. Hij werd onder censuur gesteld en gaf zijn predikantschap op.
Hij bleef schrijven en richtte zich op het onderwijs. Grundtvig vond het onderwijs in de Deense taal en de nationale en bijbelse geschiedenis belangrijker dan de kennis van het Latijn en van de schrijvers van de antieke oudheid. Het pleidooi voor beter onderwijs voor iedereen zette hij in 1844 kracht bij door de stichting van volkshogescholen. Deze vorm van volwassenenonderwijs werd gedragen door een idee van levenslang leren en kreeg buiten Denemarken veel navolging. In 1839 had hij ook weer een aanstelling als predikant gekregen. Ook nam hij deel aan de politieke beweging die net als elders in Europa in 1849 leidde tot een democratische herziening van het parlementaire stelsel. Hij was voorstander van algemeen kiesrecht en bracht meer ruimte voor verschillende stromingen binnen de Deense Volkskerk. In 1861 volgde de benoeming als bisschop. (Misschien slaan de Denen de laatste jaren met hun nationalisme een beetje door. Dat krijg je als de correctie van het Evangelie wegvalt.)
Een recent onderwijsprogramma van de EU is naar hem vernoemd. Maar Grundtvigs mooiste erfenis wordt misschien wel gevormd door de 2000 kerkliederen waarmee hij de Deense liederenschat verrijkte. Zijn verkondigende paaslied ‘Zingt nu de Heer! Hij zag ons aan’ haalde in 2014 ook nog ons vernieuwde Liedboek. Helaas gold dan niet meer voor het innige gezang 458 uit het Liedboek van 1973: ‘Tot U is het, Heer, dat ik vlucht’. Daarin laat hij God wonen in de liederen die we soms tegen onszelf in zingen en rekent hij op de troostende nabijheid van een legerschare engelen. Die kunnen we nog steeds gebruiken.
Anne du Bourg
Het is treurig om onwetend te zijn, maar het is vreselijk om laf en verdorven te zijn
*rond 1520, Riom (Auvergne) – † 23 dec 1559, Parijs
Vlak voor zijn terechtstelling las hij het Franse parlement dat hem ter dood veroordeelde stevig de les. Door de oren te laten hangen naar de kliek rond de koning werd het land alleen maar burgeroorlogen binnen gesleurd. Voltaire bewonderde twee eeuwen later de moedige toespraak. De Franse politiek was er nog niet veel beter op geworden.
Anne du Bourg was de eerste Fransman uit hogere kringen die om zijn protestantse opvattingen op de brandstapel kwam. Halverwege de vijftiende eeuw was, aangevuurd door Calvijn vanuit Genève, de evangelische beweging in Frankrijk ondanks brandstapels gegroeid tot een derde van de bevolking. In 1558 weerklonken de Psalmen ‘op z’n Geneefs’ in de straten van Parijs. Du Bourg, een vriendelijk man, hoogleraar in de rechtsgeleerdheid in Orléans, had bij zijn benoeming tot geestelijk raadsheer in het parlement van Parijs nog de wijding als deken gekregen. Maar ook hij verdiepte zich in theologische vragen. En op Pasen 1559 ging hij bij de protestanten naar het Avondmaal. Een maand later kwam er voor het eerst in het geheim vlakbij Parijs een synode bijeen. Die stelde onder meer een Geloofsbelijdenis op die enkele jaren later ook de basis zou worden voor de Nederlandse. In juni kwam koning Hendrik II het parlement vertellen dat er nu toch echt streng opgetreden moest worden tegen die protestanten. Du Bourg verdedigde hen. Bovendien leverde hij kritiek op het hof: dat kon een puntje zuigen aan de zuiverheid van de protestantse gemeenschap!
Nog tijden de zitting werd hij gevangengenomen. Hij weigerde te tekenen voor de roomse opvatting van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het Avondmaal. De bisschop van Parijs ontnam hem zijn ambtelijke waardigheid. Op de paus wilde du Bourg zich niet beroepen: ‘die antichrist’. In de Bastille werkte hij aan een geloofsbelijdenis. Zijn ondertekening op 13 december van een dubbelzinnige belijdenis herriep hij enkele dagen later weer. Keurvorst Frederik III van de Palts wilde hem wel als professor in Heidelberg beroepen. Toen dat bekend werd, werd het proces verhaast. Nog op de dag van zijn veroordeling werd hij opgehangen.
De burgeroorlogen kwamen er en zouden Frankrijk wel dertig jaar teisteren. Met als dieptepunt de bloedige Bartolomeüsnacht van 1572 waarin 25.000 Hugenoten om het leven werden gebracht.
Politiek en integriteit vormen nog steeds vaak een moeilijke combinatie.
Jean Racine
Mijn God, gewapend tot de tanden voeren twee mannen in mij strijd
*21 december 1639, La Ferté-Milon (Fr.) – † 21 april 1699, Parijs
Gezang 88 uit het Liedboek van 1973 kreeg geen genade bij de samenstelling van de opvolger in 2013. Lag het aan de melodie? De vertaalde tekst was een bewerking van Romeinen 7, Paulus’ diepe verzuchting over het innerlijke gevecht tussen het verlangen om het goede te doen en de hardnekkige neiging het kwade te doen. Jean Racine had er twee mannen van gemaakt. ‘De één, vol geest en genade daalde uit de hemel tot mij neer’. ‘De ander, afgezant van ’t kwade wil aardse lust en eer’. Niemand minder dan koning Lodewijk XIV vond dat wel herkenbaar, evenals later de Duitse dichter Goethe die de beroemde regel smeedde over twee zielen die er in zijn borst woonden.
Racine had zelf ook de wereldse man het volle pond gegeven. Hij brak zijn theologieopleiding af. En na zijn doorbraak als toneelschrijver vervaardigde hij het ene wereldse theaterstuk na het andere en nogal ambitieus als hij was, stak hij daarbij de grootheden Molière en Pierre Corneille de loef af. Hij kwam hij in de schitterende entourage van de Zonnekoning terecht en schopte het tot lid van de Academie Française.
Maar hij had nog een andere kant. Racine was jong wees geworden en opgevoed door familie die hem doorverwees naar het internaat van Port Royal. Dat was een klooster waarin jansenistische opvattingen werden gehuldigd. Genoemd naar de priester Cornelius Jansen die een boek had geschreven over de genadeleer van kerkvader Augustinus, werd deze katholieke stroming gekenmerkt door een strenge spiritualiteit gericht op de ontvangst van goddelijke genade. De abdis van het klooster was een tante van Racine en zijn leermeester in het Latijn was ook een jansenist. En toen hij in 1677 in een geestelijke crisis terecht kwam, zocht hij hernieuwd contact met zijn vroegere bekenden van Port Royal. Hij trad netjes in het huwelijk en schreef verder geen wereldse toneelstukken meer. De koning betrok hem bij het schrijven van de geschiedenis van zijn koninkrijk.
Het gedicht bij Romeinen 7 komt uit zijn gebundelde Cantiques Spirituels, teksten gebaseerd op bijbelgedeeltes en het gebedenboek van de katholieke kerk. Een andere Cantique werd beroemd dankzij de muzikale toonzetting door de componist Gabriel Fauré.
En zou wat meer bewustwording van onze innerlijke tegenstrijdigheden ons geen goed doen?
Anna Nitschmann
Mijn hart is van U, maak het nu van binnen krachtig en sterk, in Jezus’ dienst aan het werk
*24 november 1715, Kunewald (Moravië) – † 21. Mai 1760, Herrnhut
Was zij de eerste vrouwelijke protestantse bisschop? Anna Nitschmann behoorde tot de Moravische protestanten van de Broeder-Uniteit die op de vlucht voor de lange arm van het Habsburgse rijk neerstreken op het Saksische landgoed van graaf von Zinzendorf (1700-1760) en daar onder zijn leiding een bijzondere geloofsgemeenschap werden: de Hernhutters.
Liederen speelden al een belangrijke rol in het Piëtisme, maar helemaal bij de Hernhutters. Zinzendorf schreef er eindeloos veel en ook Anna droeg flink bij. Ze had als 9-jarige voor haar vader en broer in de gevangenis gezongen. Op haar veertiende werd ze gekozen tot een van de hoofdoudsten van de gemeenschap. De leefgemeenschap met andere ongehuwde zusters onder haar leiding heette een ‘koor’. Onder Zinzendorf werd op Herrnhut gestreefd naar een eigentijdse vertaling van de idealen van de eerste christengemeente. Mannen en vrouwen leefden in parallelle verbanden. De scholen van zusters moesten ‘profetenscholen’ zijn, niet alleen gericht op leren spinnen en weven maar ook op actieve deelname aan het zendingswerk. Pioniersgeest werd gecombineerd met ondernemerschap.
Uit haar liederen blijkt hoe Anna leefde ‘in het bloed uit de zijde van het Lam’. De liefde van Christus maakte haar een ‘opgewekte’ ziel die ook anderen graag ‘in hun kracht’ zette. Ze weigerde bij herhaling te trouwen, ze bleef ‘bruid van het Lam’. Toen ze wilde kiezen voor een leven van meditatie en gebed maakte Zinzendorf haar gouvernante van een dochter. En rond 1740 werd zij meegestuurd in een missie naar Pennsylvania. De datum van haar aankomst daar werd lang gememoreerd. Ze zag in de nieuwe kolonie veel ‘verlangen naar verlossing’ en wist onderlinge verbindingen te leggen tussen groepen emigranten. Ze trad er op als voorganger, richtte een ‘zusterkoor’ op en stond aan de wieg van een school. Ze begeleidde Zinzendorf op een riskante tocht naar een opperhoofd van een inheemse stam.
Weer terug in Europa werd ze de leider van de vrouwentak van de Hernhutters, de Moeder naast ‘Papa’ bisschop von Zinzendorf. Ze maakte inspectiereizen langs verschillende gemeenten. Een keer zat ze gevangen. Na het overlijden van zijn eerste vrouw werd zij Zinzendorfs tweede echtgenote. Over het huwelijk werd geheimzinnig gedaan. Vanwege het standsverschil? Ze stierven kort na elkaar. En al snel werden allerlei sporen van haar leiderschap uit de annalen gewist. Net als bij de eerste christengemeente gaf de volgende generatie toe aan de sociale druk om het bij een traditioneler rollenpatroon te houden.
Jacques-Bénigne Bossuet
Macht lijkt op een koppige wijn die ook de soberste mensen naar het hoofd stijgt
*27 september 1627, Dijon, – †12 april 1704, Parijs
Je zult maar voor een koning moeten preken die volgens jouw eigen theologie een goddelijk recht heeft om aan de top te staan van de piramide van aardse macht. Bossuet was een hoogopgeleide priester die hofprediker werd van Lodewijk XIV van Frankrijk. Zijn theologische steun voor de absolute macht van de ‘Zonnekoning’ werd beloond met het bisdom Meaux. Wiens brood men eet diens woord men spreekt?
Helemaal een slippendrager was hij toch niet. Bossuet verstond zijn verantwoordelijkheid om de koning aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid tegenover de Allerhoogste Soeverein. ‘Over ambitie’ is een preek waarin dat subtiel gebeurt. Bossuet schotelt daarin het hof een citaat van kerkvader Augustinus voor: geluk is niet alleen kunnen wat je wilt, maar ook willen wat je moet. En dan is er nogal wat beheersing van je eigen wil nodig. Maar voor zulke zelfbeheersing bestaat er geen groter obstakel dan het hebben van gezag over anderen. Je zult maar veel macht toevertrouwd gekregen hebben! En hoe kan het genot van eerbetoon en aanzien met een mens aan de haal gaan! Nee, zweer alle ambitie maar liever af. Maak verantwoord gebruik van de machtsmiddelen die God ons toevertrouwt. Besef dat de fortuin grillig is en dat eens de dag komt dat alles moet worden ingeleverd. En laat ieder in zijn positie (tot ver in de negentiende eeuw spreken predikers alleen de mannen aan) daarom maar een onbeperkte naastenliefde aan de dag leggen.
Er kwam veel volk op deze prediker af. Van de kritische filosoof Voltaire kreeg Bossuet de bijnaam ‘de arend van Meaux’. Hij had Lodewijk XIV in de ogen durven te kijken tijdens een preek over de heersende immoraliteit. En de lengte van de preken was dus geen probleem. Volgens paus Franciscus is een preek van tien, hooguit vijftien minuten lang genoeg, maar in de achttiende eeuw werd meer gelet op literaire kwaliteit. Die leverde Bossuet een lidmaatschap op van de Académie française. Zijn lijkredes werden als literair werk uitgegeven.
Minder fraai is dat Bossuet een kritisch boek over de protestanten schreef in de tijd dat Lodewijk XIV het Edict van Nantes ophief dat aan protestanten godsdienstvrijheid had geboden. En zijn correspondentie met de Duitse filosoof Leibniz over een hereniging met protestanten liep op niets uit.
Maar laat geen protestant dus zeggen dat rooms-katholieken niet kunnen preken!
Simon Kimbangu
Jullie beschuldigen mij. Satan ontnam jullie je leven, besloot dat jullie doof, blind of verlamd geboren werden en stal jullie gezonde geest. En je beschuldigt hem nergens van!
*24 september 1889, Nkamba – † 12 oktober 1951, Elisabethstad (Belgisch Kongo)
Op 6 april 1921 begon Simon Kimbangu in Belgisch Kongo op te treden als prediker, genezer en profeet van het naderende einde van het kolonialisme. Het was maar van korte duur, maar genoeg om een grote schare volgelingen te krijgen. Hij stelde twaalf apostelen aan. Binnen een paar maanden kwam het kerkelijk establishment in het geweer en werd zijn arrestatie verzocht. Het gouvernement beschuldigde hem van hekserij. Hij wist nog een tijdje onder te duiken, maar gaf zichzelf in september van hetzelfde jaar aan. De maand erop werd hij ter dood veroordeeld vanwege ordeverstoring en ondermijnende activiteiten. De doodstraf was koning Albert te gortig, maar hij bleef tot zijn dood dertig jaar later gevangen zitten.
En de parallellen met het Evangelie gaan verder. Mensen meenden dat ze her en der verschijningen van hem zagen. Volgelingen bleven met de gevangene in contact. En de autoriteiten gingen ook tot hun vervolging over. Enkele duizenden aanhangers werden verbannen naar uithoeken van het land of zelfs in werkkampen gezet. Menigeen bezweek.
Simon was een bekeerling die een opleiding had genoten op een missiepost van Britse baptisten. In 1915 was hij gedoopt en catecheet geworden en in 1918 waren er visioenen begonnen te komen. Terwijl de tyfus rondwaarde hoorde hij de Heer zeggen dat zijn dienaren ontrouw waren en dat Simon nu geroepen werd om voor zijn kinderen te getuigen en hen te bekeren. ‘Hoed mijn schapen’. Hij had nog een tijdje tegengestribbeld.
Het einde van de kolonialistische arrogantie tegenover Afrikaanse expressies van het geloof kwam voor hem te laat. Volgens een bewaker had hij dag en uur van zijn eigen dood in 1951 voorspeld. In 1959, het jaar van het overlijden van zijn vrouw Muilu Marie Kiawanga, werd de kerk van de Kimbanguïsten geformeerd onder leiding van de jongste zoon. De kerk belijdt de Drie-eenheid. Men leeft monogaam, gaat niet naakt in bad of naar bed, rookt en drinkt niet en doet de schoenen uit bij het bidden en in de kerk. De Bijbel heeft het hoogste gezag en de Tien Geboden moeten elke dag gelezen worden. Het Avondmaal wordt bediend op 6 april, 12 oktober en Kerstmis en kan ook door vrouwen worden geleid. De kerk trad in 1970 toe tot de Wereldraad van Kerken, kort voor de onafhankelijkheid van Kongo (Zaïre). Het ledental wordt nu geschat op 17 miljoen.
Karel Heiko Miskotte
In het tafelgebed werpen wij de suggestie van de gesloten samenhangen van natuur en arbeidsbedrijf van ons af en doorbreken we de staat van onze vernedering tot besefloze slobberwezens aan de trog van de maatschappij.
*23 sept 1894, Utrecht – † 31 aug 1976, Voorst
Volgens borden in de wei moeten we voor ons eten de boer bedanken. Miskotte leerde anders. Ik maakte kennis met zijn werk in zijn sterfjaar, via zijn kleine boekje ‘De weg van het gebed’. Een grondige beschouwing over bidden, geen eenvoudige kost. Miskotte schreef indringend, overvloedig, eigenzinnig. Toch beklijfden sommige gedachten. Zo vond hij dat je aan tafel met één keer bidden kon volstaan, want het is in de lijn van de Bijbel om dan God te zegenen om zijn gaven.
Miskotte was hervormd predikant in Kortgene, Meppel, Haarlem en Amsterdam en tenslotte kerkelijk hoogleraar in Leiden. ‘Een waaghals, een schaaldier, denkparelmoer, een parelhoen met een staart van woorden, een groot vreemd dier’, dichtte Willem Barnard in bewondering. Al vroeg bestudeerde Miskotte joodse denkers. Hij vond de dialoog met het jodendom even noodzakelijk als de confrontatie met het Germaanse denken en de ‘heiden’ in onszelf. De Zwitserse theoloog Karl Barth had in hem een vurige aanhanger. En in die lijn sprak zijn deelname aan de naoorlogse ‘Doorbraak’ van de politieke tegenstelling tussen protestanten en sociaaldemocraten haast vanzelf. Zijn werk was doortrokken van solidariteit met de geseculariseerde twintigste-eeuwse mens die God niet kan plaatsen in zijn moderne wereldbeeld, in de verschrikkingen van de geschiedenis en de harde eisen van de maatschappij. Hij erkende de verleiding van het ‘rode’ verzet om een betere wereld te scheppen, of de neiging van de ‘natuurmens’ om juist op te gaan in gevoelens van kosmische harmonie. Zo zag hij achter de moderne ‘biddeloosheid’ nog wel andere motieven dan alleen die van de verwende consument.
In de bezettingstijd werden Miskotte’s leerhuizen in Amsterdam-Zuid druk bezocht. Een wonder dat hij niet is opgepakt wegens zijn voortdurende ideologische verzet tegen het nazisme. Beroemd werd zijn gebed bij de viering van de bevrijding in de Amsterdamse Nieuwe Kerk: ‘Gods vijanden vergaan’. Ook was hij de grote motor achter de vervaardiging van de Psalmberijming van 1968 door vooraanstaande dichters. Leerlingen vormden de maatschappijkritische ‘Amsterdamse school’ voor Bijbelse theologie. Maar ook menige voorganger aan de rechterflank van de kerk was geboeid door Miskottes existentiële uitleg. Zo was zijn werk een belangrijke verbindende factor binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en later in het Samen-op-weg-proces.
Johannes Chrysostomus
Aan ieder van ons heeft God een taak toevertrouwd die belangrijker is dan de zon, belangrijker dan hemel, zee en aarde
*Plm. 345, Antiochië – †14 september 407, Pontus
Hij heeft een enorme hoeveelheid preken, brieven en verhandelingen nagelaten. Voor de oosters-orthodoxe kerken is hij een van de vier grootste kerkvaders. De Byzantijnse liturgie gaat voor een groot deel op zijn herschikking terug.
Johannes Guldenmond was na zijn scholing in welsprekendheid bij de heiden Libanius in plaats van een politicus een radicaal christen geworden. Eenmaal bisschop combineerde hij zorgvuldige schriftuitleg met duidelijkheid en durf om te zeggen waar het op stond. Zijn levendige preektrant droeg bij aan grote populariteit. Hij bewonderde Paulus, maakte zich druk over het voortbestaan van half-heidense moraal en bijgeloof en besteedde zijn vermogen aan de armen. Net als Augustinus beschermde hij het huwelijk tegenover geestelijke overwaardering van de seksuele onthouding.
Helaas maakt ook deel uit van de geschiedenis van het antisemitisme. In het najaar van 387 hield hij in Antiochië een reeks felle preken tegen de Joden. Antiochië was een grote kosmopolitische stad vol religie en wuft vermaak. Nog steeds vormden Joden er een belangrijke minderheid. En menig christen ging wel eens naar een synagoge. Er werd onderling gehuwd en gehandeld. Dat moest afgelopen zijn. ‘Duivelaanbidders zijn het!’ ‘Moordlustigen!’ ‘Synagogen zijn plekken van hoererij!’ Het jaar erop werden synagogen in het hele oostelijke deel van het Romeinse rijk getroffen door een golf van vandalisme. Maar of dat zijn schuld was? Er was veel sociale onrust. En twee decennia eerder had keizer Julianus de Afvallige een deal met de Joden gesloten om de tempel te herbouwen en was de positie van de kerk weer wankel. Het ging de kerkleiders vooral om het duidelijker afbakenen van de christelijke identiteit. Ze waren de enigen niet die in de slag om aanhangers karikaturen schiepen.
In 398 werd hij tegen zijn zin patriarch in Constantinopel, dicht bij de keizerlijke troon van Theodosius I. Daar heeft hij ook bijgedragen aan verdere inperking van de rechten van de Joden. Maar de keizerlijke gunst betekende niet dat hij een blad voor de mond nam als het gedrag van het hof hem niet aanstond. Toen dit keizerin Eudoxia te gortig werd leverde hem dat afzetting en verbanning op. Het volk reageerde woedend met het in brand steken van de basiliek van Constantijn.
Hoe dan ook een man die de lat hoog legde.
Robert Morrison
De boom van kennis die wij planten is niet alleen voor individueel gebruik, maar voor de heelwording van de volken rondom ons.
*5 januari 1782 Buller’s Green, Northumberland (GB) – † 1 augustus 1834, Guangzhou (Ch)
Op 4 september 1807 landde hij in Macau, na lange dagen op ruwe zee. Hiermee vond de entree plaats van het protestantisme in China. Geduld, vasthoudendheid en diplomatiek optreden brachten hem ver.
Morrison had presbyteriaanse ouders. Op zijn twaalfde kon hij Psalm 119 uit het hoofd opzeggen. Op zijn zestiende begon hij – heel methodistisch – het werk in de laarzenmakerij van zijn vader te combineren met bijbelstudie, gebed en het bijhouden van dagboek over zijn eigen innerlijke ontwikkeling. Hij nam les in Latijn, Grieks en Hebreeuws. Kort na moeders overlijden werd hij toegelaten tot de Londen Missionary Society. Hij bad om uitzending naar een gebied met de grootste moeilijkheden, liep stage in een ziekenhuis en studeerde astronomie en theologie. Met hulp van een Kantonees leerde hij Chinees aan de hand van een manuscript van een vertaling van de Evangeliën in het Mandarijn.
China was erg gesloten. Alleen handelscontacten waren toegestaan en uitsluitend in Guangzhou (Kanton) en Macau. Het was Chinezen verboden om hun taal aan buitenlanders te leren en de Portugese autoriteiten van Macau duldden geen protestantisme. Met toestemming van ‘Londen’ trad Morrison als vertaler in dienst van de Britse Oost-Indische Compagnie. Naast zijn werk begon hij vertalingen en christelijke traktaten in grote oplagen te laten drukken en te verspreiden onder de handelaars. Dat was iets nieuws.
Zijn grote Chinese woordenboek was een enorme wetenschappelijke prestatie, evenals de complete Bijbelvertaling samen met collega William Milne. Omgekeerd verrichtte hij in Europa ‘zendingswerk’ voor de kennis van China. Bij zijn verlof in 1823 bracht hij tienduizend Chinese boeken mee. Hij zorgde voor de uitgave van vertaalde Chinese literatuur en de oprichting van een taleninstituut. Voor dit werk kreeg hij een eredoctoraat. Ook was hij betrokken bij de stichting van een Brits-Chinese hogeschool in Malakka (nu in Hong Kong) en de ontwikkeling van medische zorg. Maar hij bleef vooral zendeling, ook al heeft hij slechts tien mensen gedoopt. Een ervan was Liang Fa, de eerste Chinese evangelist. En gaandeweg kwam er vooral uit Amerika medewerking.
Toen Morrison in 1807 in de VS aan boord ging had een officier bij het zien van de reisdocumenten gevraagd of hij dacht indruk te gaan maken op de Chinezen. Zijn antwoord was: ‘Nee. Maar God wel!’ China telt nu miljoenen christenen, ook al lijden gelovigen er bij tijden aan onderdrukking en gedwongen aanpassing (zoals nu de islamitische Oigoeren).
Arsenius
Van mijn spreken heb ik dikwijls spijt gehad, van mijn zwijgen nooit.
*plm. 354, Rome – † plm. 440, Troë bij Memphis (Eg.)
Arsenius was een woestijnvader uit het begin van de christelijke kloostertraditie. Hij was diaken toen hij een aanstelling kreeg aan het hof in Constantinopel van keizer Theodosius de Grote, de man die het christendom tot staatsgodsdienst van het Romeinse rijk uitriep. Hij moest de prinsen onderwijzen. Maar de riante positie en het luxe bestaan bevielen hem steeds minder. ‘Zwijg en bewaar de stilte’ kreeg hij als antwoord op zijn gebed om redding. Rond zijn vijftigste vertrok hij naar Alexandrië, aangetrokken door de roep van de monniken in de Egyptische woestijn. Zijn roem snelde hem vooruit. Maar toen hij in de deur verscheen van Johannes de Dwerg die hem zou begeleiden, keurde deze abt hem geen groet of blik waardig. Na een tijdje wierp hij hem een stuk brood voor de voeten. Arsenius schrok er niet voor terug. Precies wat hij zocht.
De manier waarop Egyptische monniken en zusters hun egocentrische verlangens te lijf gingen nam soms bizarre vormen aan. Arsenius leefde ook sober, maar niet extreem. Een andere monnik uitte een keer daarover verbazing. Waarop deze als antwoord kreeg dat menig monnik in zijn vorige leven herder of boer geweest was en dus gewend aan slapen op de grond, maar dat Arsenius zijn halve leven tussen linnen lakens op zachte bedden had geslapen.
Arsenius liet gemakkelijk tranen lopen. Bijvoorbeeld over het gedrag van zijn vroegere leerlingen toen ze keizer waren geworden.
Maar de beroemde geleerde werd vooral een echte hesychast: kluizenaar die stilte (hesychia) zoekt. In een van de verhalen zit hij alleen met de Heilige Geest in een boot. Zijn zwijgen is de keerzijde van zijn poging om steeds in contact te blijven met de innerlijke Bron. Daarin is hij ongemakkelijk. Hij jaagt mensen weg. ‘Als jullie horen dat Arsenius ergens is, kom dan niet in zijn buurt’. Zo’n behoefte aan stilte en rust kan ook egocentrisch zijn. Deze stilte gaat niet over angst voor kritiek, afwijzing of spot. Of over gebrek aan interesse voor anderen. Arsenius dwingt vooral om na te denken over ons spreken. Worden onze woorden geboren uit luisteren: naar jezelf, naar je eigen ‘beter weten’, naar wat iemand echt vroeg, naar wat de ander tussen de regels door zegt of schrijft of chat, naar de Ander? Het hart ligt vaak gauw op de tong, maar wat voor een hart? En Arsenius is dan extra lastig voor dienaren van het Woord: zij die van spreken en schrijven hun beroep hebben gemaakt en vanwege hun opleiding en ervaring menen wel eens iets te weten.
Maximilian Kolbe
Laat mij zijn plaats innemen
*7 januari 1894, Zdúnska Wola (Pl) – † 14 augustus 1941, Auschwitz
Plaatsvervanging of plaatsbekleding is een veel bediscussieerd thema uit het christelijk geloof. Was Christus niet voor ons gestorven, waardoor wij zondaren de dans van de goddelijke veroordeling ontspringen? Het losgeld is betaald, voel je vrij. Pater Kolbe heeft in de hel van Auschwitz met een concrete daad van opoffering een andere diepte aan dit motief gegeven. Vrijspelen uit de dodelijke greep van het kwaad vraagt navolgers van Christus die ook bereid zijn het offer van hun leven te brengen!
Een gevangene uit zijn barak werd verdacht van een ontsnappingspoging. Als represaillemaatregel veroordeelde de SS tien mannen tot de hongerdood in een bunker. Op dat moment bood Kolbe zich aan als plaatsvervanger voor één van de tien. Hij was tenslotte oud en de andere man had vrouw en kinderen. Het tiental werd op 31 juli 1941 ingesloten. Kolbe hield het uitzonderlijk lang vol. De kampbeulen gaven hem tenslotte een dodelijke injectie. Hij was nog bij bewustzijn.
Raymund Kolbe zou een visioen hebben gehad van de Heilige Maagd Maria. Zij zou hem de opdracht hebben gegeven in te treden bij de Orde der Minderbroeders Conventuelen. Bij zijn intrede nam hij de kloosternaam Maximilian Maria aan. De frater studeerde in Krakau en Rome, promoveerde twee keer, werd tot priester werd gewijd en stichtte kloosters in Polen, Japan en India. Het Japanse klooster was gevestigd in Nagasaki en bleef overeind staan bij de Amerikaanse atoombomaanval van 1945. Het Poolse noemde hij Niepokalanow, Stad van de Onbevlekte. In 1939 telde het bijna 800 bewoners en was daarmee het grootste klooster ter wereld. Het werd een bloeiend centrum van de katholieke media. De broeders hadden er hun eigen medische faciliteiten, brandweer, vliegveld. Kolbe voerde met zijn ‘soldaten en ridders van de Onbevlekte’ een kruistocht tegen alle mogelijke vormen van zonde. Hij ging heftig tekeer tegen vrijmetselarij, communisme, liberalisme, kapitalisme. Ook veroordeelde hij het zionisme. Na de Duitse inval herbergde het klooster zo’n 3000 vluchtelingen, waarvan twee-derde joods was. Omdat het verspreiden van anti-naziboodschappen maar doorging werd Kolbe in 1939 gearresteerd. Na zijn tweede arrestatie in 1941 kwam hij in Auschwitz I, het oorspronkelijke concentratiekamp waar 70.000 mensen zijn vermoord, veelal Poolse intellectuelen en Russische krijgsgevangenen.
Toen Kolbe in 1982 werd heilig verklaard door de paus was ook Franz Gajowniczek erbij, de man in wiens plaats Maximiliaan was gestorven.
Dag Hammarskjöld
Eens zei ik ‘ja’, tegen iemand – of iets. Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat mijn leven in onderwerping een doel heeft.
*29 juli 1905, Jönköping (Zweden) – † 18 september 1961, Congo
Hij kwam om het leven bij een vliegtuigongeluk. Neergeschoten? De Zweed was vanaf 1953 secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Het waren woelige jaren met veel oorlogen en politieke crises. Na zijn dood bleek een uitwerking van zijn dagboekaantekeningen voor publiciteit klaar te liggen. Hammarskjold had het vele reizen als politicus en diplomaat gecombineerd met wat hij de langste reis noemde: de tocht naar binnen, de tocht naar zijn eigen bodem. De VN was geleid door een mysticus. ‘Merkstenen’ werd een van de belangrijkste spirituele geschriften van de twintigste eeuw.
In de splinternieuwe gebouwen van de VN in New York had hij in 1957 een stilteruimte laten aanbrengen. In het huis van werk en overleg ten dienste van het leven in vrede moest er één ruimte gewijd zijn aan de stilte ‘waar alleen gedachten zullen spreken’. ‘Wij allen hebben in ons een kern van stilheid, omgeven door stilte’. Midden in de ruimte kwam een blok ruw ijzererts uit zijn geboorteland, als een leeg altaar. Niet leeg omdat er geen God is, ook geen altaar voor een onbekende God, maar gewijd ‘aan de God die mensen aanbidden onder vele namen en in vele vormen’.
Hammerskjold kwam uit een Lutherse familie. Onbaatzuchtige dienstbaarheid aan het land zat al generaties lang in de familie van vaderskant. Van moeders kant had hij het diepe besef geërfd dat alle mensen gelijk waren als kinderen van God. Zijn benoeming door de VN beleefde hij als echte roeping die zijn geestelijke zoektocht verder intensiveerde. De dagboekoverpeinzingen verraden zijn kennis van mystieke en moderne schrijvers en de psalmen, zijn verankering in de liturgie en het kerkelijk jaar, zijn intense beleving van de wind en het licht en de panorama’s tijdens bergwandelingen, het gegrepen zijn door Christus. Hij toont zich een veeleisend mens die tegelijk van overgave weet.
Overgave aan God? ‘God sterft niet op de dag dat we niet meer in een persoonlijke godheid geloven, maar wij sterven op de dag dat het leven voor ons niet meer doorstraald wordt door de schittering van het steeds opnieuw geschonken wonder, vanuit bronnen die ieder verstand te boven gaan.’
Waarom schrikken zoveel mensen terug voor de reis waar geen QR code voor nodig is?
Paul Schneider
We moeten niet vergeten om de tuin van ons hart vlijtig te bearbeiden, opdat de vruchten des Geestes openbaar komen
*29 aug 1897, Pferdsfeld – † 18 juli 1939, Buchenwald
In het uitgestrekte bos vlak bij de stad Weimar zijn de resten van het concentratiekamp Buchenwald te bezoeken: gevangeniscellen, barakken, het crematorium. Hier wordt Paul Schneider herdacht. Zijn cel is te bezichtigen en er staat een borstbeeld. Hij was er in 1937 een van de eerste dwangarbeiders. Zijn misdaad was niet groter dan dat hij uit vaderlandsliefde en orthodox-protestantse geloofsovertuiging zich de mond niet liet snoeren.
Na militaire dienst in de Eerste Wereldoorlog, theologiestudie, een stage in de hoogovens en werk voor de stadszending in Berlijn, was hij zijn vader als predikant opgevolgd in Hochelheim en getrouwd. Zijn bewondering voor Hitler duurde maar een paar weken. Hij wilde de klokken niet luiden voor Hitlers machtsovername en werd direct in 1934 lid van de Belijdende Kerk. Hij tekende publiek protest aan tegen minachtende opmerkingen van een SA-chef over christenen. Het leverde hem een gedwongen overplaatsing naar een meer afgelegen gemeente in de Hunsrück op. Daar sprak hij bij de uitvaart van een jongen uit de Hitlerjugend de jeugdleider tegen die de jongen de hemelse Horst Wessel beweging in prees. Schneider kende die hemel niet. Hij moest op verhoor komen. Later negeerde hij het verbod op voorlezing van een kanselboodschap van de Belijdende Kerk tegen de rassenleer. Bij de verkiezing van 1936 bleef hij thuis. Vrienden vroegen hem voorzichtiger te zijn. Maar zijn taak was om mensen voor te bereiden op het eeuwige leven, niet op een tijdelijke welvaart. Na een volgende arrestatie kwam hij vrij met een preekverbod. Voor de oogstdiensten keerde hij toch terug naar zijn gemeente. Op persoonlijk bevel van de Führer werd hij nu afgevoerd naar Buchenwald. Hij werd geïsoleerd en mishandeld, want voor de nazivlag deed hij zijn pet niet af en de Hitlergroet bracht hij ook niet. Op paasmorgen riep hij door de tralies heen zijn medegevangenen toe die buiten luisterden: ‘Hier wordt gemarteld en gemoord. Zo spreekt de Heer: Ik ben de Opstanding en het Leven’. De schoonmaker had hem nog aangeraden de orders van de bewaking niet naast zich neer te leggen. Na weigering om een belofte van stilzwijgen te tekenen werd ‘de dominee van Buchenwald’ met een injectie om het leven gebracht. Zijn begrafenis werd massaal bijgewoond. Er liepen 170 predikanten in toga.
Christian de Chergé
Omdat wij op dezelfde einder afgaan, is het van levensbelang dat we leren samen op te trekken.
⁕18 januari 1937, Colmar – † 21 mei 1996, Algerije
Op 21 mei 1996 werden zeven broeders van het klooster Thibirine in het Algerijnse Atlasgebergte terechtgesteld door een terreurgroep. Er ging een schok door de wereld. Het verhaal is vooral bekend geworden door de prachtige film ‘Des Hommes et des Dieux’. Heel waarheidsgetrouw schildert het de nauwe contacten die deze trappisten onderhielden met de naburige dorpelingen, allemaal islamitisch. Ze hadden hun vertrouwen gewonnen. Er werd samen tuinbouw bedreven. Broeder Luc behandelde dagelijks met beperkte middelen tientallen zieken. De monniken waren bezield door de opdracht om in de Algerijnse samenleving van de barmhartigheid van Christus te getuigen door een leven in nabijheid en naastenliefde. En broeder Christian was hun leider.
Als kind van een Frans militair in Algerije had hij op de knieën van zijn moeder het Evangelie geleerd. Later als dienstplichtig militair weer terug in het land was zijn leven een keer gered door een bevriende moslim, toen hij in een hinderlaag liep. De man had het voor hem opgenomen, maar was vervolgens zelf daarom om het leven gebracht. Na de onafhankelijkheidoorlog tegen Frankrijk waren deze broeders, alle van Franse oorsprong, gebleven of juist gekomen. Onder hen was Christian het diepst vervuld van het ideaal om dicht bij de ‘islam van het hart’ te komen. Hij wilde de islamitische weg naar God van binnen uit en zonder vooroordeel verkennen. Meer dan vijftien jaar bood hij gastvrijheid in het klooster aan een gebeds- en meditatiegroep met een broederschap van soefi’s: moslims met een mystieke inslag. Twee keer per jaar werd er intensief samen gebeden en met elkaar gesproken. En het kerkelijk verbod om in de gedachtenis van de overledenen tijdens de eucharistie ook anderen dan alleen geloofsgenoten te noemen legde hij naast zich neer.
Begin jaren ’90 werd het land meegezogen in een enorme geweldsspiraal. De terreurdreiging gericht tegen alle buitenlanders bracht hevige onrust in het klooster. Maar de overtuiging groeide dat ze niet weg konden. De gelofte van stabiliteit (blijven waar je geroepen bent) woog zwaar. Christian las het gebod ‘Gij zult niet doden’ ook als opdracht om de aanwezigheid van de kerk in dit land niet te doden of door voortijdig vertrek het zieke land al dood te verklaren. De eerste zin van zijn testament luidt dat hij herinnerd moest worden als iemand die zijn leven gegeven had aan God en aan dit land.
John Stott
We moeten niet vragen wat er mis is met de wereld. Die diagnose is al geleverd. We moeten eerder vragen wat er met het zout en het licht is gebeurd.
⁕27 april 1921 Londen – † 27 juli 2011 Lingfield (Surrey)
John Robert Walmsley Stott werd bij zijn overlijden door de aartsbisschop van Canterbury geprezen als de man die het gezicht van de internationale evangelische beweging veranderde. Hij wilde dat het Evangelie alle gebieden van het leven raakte en was een gedreven uitlegger van de Bijbel.
Johns vader was een atheïst, zijn moeder bezocht de kerk. Op de kostschool werd hij in 1938 getroffen door een preek over de tekst uit Openbaring 3: ‘Ik sta voor de deur en klop aan’. Hij realiseerde zich dat hij Christus altijd op een armlengte afstand had gehouden. Dat zou veranderen. Stott studeerde Franse taal en theologie in Cambridge. In 1945 werd hij hulppredikant en in 1950 hoofdpredikant van de Londense All Souls Church, de kerk van zijn jeugd. Zijn hele leven bleef hij ongehuwd. Hij was kapelaan van de Britse vorstin.
In 1966 heeft hij als voorzitter van een Britse nationale vergadering van evangelikalen verzet aangetekend toen onverwachts de oproep klonk dat alle evangelikalen zich moesten verzamelen in één kerk. Stott wilde aan deze polarisatie niet meedoen. Een jaar later spraken evangelikalen binnen de Anglicaanse Kerk uit dat zij zich volledig wilden inzetten binnen die kerk. In 1977 was hij betrokken bij een belangrijke verklaring dat diezelfde Anglicanen ook Rooms-Katholieken als broeders en zusters zagen.
Stott werd vooral bekend als de auteur van de Lausanne Verklaring. Hij en zijn vriend Billy Graham brachten in 1974 de Lausanne Conferentie tot stand, een beweging van kerken en organisaties die zich niet konden vinden in de koers van de Wereldraad van Kerken. Stott wijdde zich daarna geheel aan het internationale werk. Hij stimuleerde het ontwikkelen van cursussen over het geloof in een seculiere context. Zelf schreef hij ruim 50 boeken, waarvan er veel ook vertaald zijn. In 2005 werd hij opgenomen in de lijst van het blad Time van honderd meest invloedrijke mensen.
Tegenover het christenzionisme stond hij afwijzend, want het ware Israël wordt gevormd door de gelovigen in de Messias, joods en niet-joods.
En hij geloofde niet in de hel. Niet-christenen zouden bij hun dood eenvoudig ophouden te bestaan. Het verklaart ook iets van zijn gedrevenheid. Maar het is wellicht niet groot genoeg van God gedacht. En gelukkig blijken ook evangelische standpunten wel eens voor revisie vatbaar.
Philipp Melanchthon
Ten onrechte worden de onzen ervan beschuldigd dat zij goede werken verbieden
*Bretten (de Palts), 16 februari 1497 – † Wittenberg, 19 april 1560
Hij hoort in het rijtje achter Luther, Zwingli en Calvijn. Melanchthon is Grieks voor zijn achternaam Schwarzerdt (‘zwartaarde’). Grieks was ook een van zijn leeropdrachten toen hij in 1518 naar de universiteit van Wittenberg werd gehaald. Hij werd al snel Luthers belangrijkste medewerker en plaatsvervanger. Luther leerde bij hem de grondtaal van het Nieuwe Testament en betrok hem bij zijn Bijbelvertaalwerk. Omgekeerd liet Melanchthon zich levenslang diepgaand door Luther beïnvloeden. Predikant wilde hij nooit worden. Maar in 1521 schreef hij de eerste samenvatting van de geloofsleer zoals die nu in Wittenberg verkondigd werd, de Loci communes (‘Grondgedachten’). Luther was er erg blij mee. ‘Ik ben de ruwe houthakker, die moet opruimen om het pad vrij te maken. Maar meester Philippus komt achter mij aan, nauwgezet en rustig als hij is. Hij bouwt en plant, zaait en bevochtigt met voorspoed, in overeenstemming met de talenten die God hem rijkelijk gegeven heeft’. Met zijn briljante talent om zaken helder op formule te brengen was Melanchthon vaak woordvoerder bij godsdienstgesprekken waar de zaak van de Reformatie op het spel stond. Hij bracht nuance aan in de opvattingen van Luther en sloeg bruggen naar humanisten en naar theologen als Calvijn en de Zwinglianen over heikele kwesties als de vrije wil of de tegenwoordigheid van Christus in het Avondmaal. Hij kreeg bijnamen als ‘de Duitse Erasmus’ en ‘de opvoeder van Duitsland’.
De Augsburgse Confessie is ook van zijn hand, de eerste grote belijdenis van de Reformatie. In deze toespraak voor keizer Karel V op de rijksdag te Augsburg in 1530 worden veel oude kerkvaders aangehaald om de juistheid te verdedigen van wat in de hervormingsgezinde gemeenten onder geloof werd verstaan. ‘Bij ons leert men…’ In 2004 werd het een van de elf belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk.
Melanchthon en Luther stonden elkaar ook bij in persoonlijke moeilijkheden. Al was er soms onenigheid. Melanchton geloofde heilig in de waarde van astrologie, tot hilariteit van Luther. Maar Luthers sterke gevoel voor de macht van de duivel had hij dan weer niet.
Ze liggen ook naast elkaar begraven in de slotkapel van Wittenberg. En in 2017 kwamen ze samen op een postzegel van het Vaticaan. Het fraaie huis dat Wittenberg voor hem bouwde om hem niet aan een andere universiteit te verliezen is nog altijd een pronkjuweel.
Ambrosius van Milaan
Kom , verlosser van de volken!
*plm. 340, Trier (?) – † 4 april 397, Milaan
Kerkvader Ambrosius heeft geen onverdeeld gunstige pers. In zijn tijd werd het christendom steeds meer staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Ambrosius is er medeverantwoordelijk voor dat dit niet gunstig uitpakte voor de joodse minderheid. Toen er ergens bij rellen synagoges in brand waren gestoken vond hij het niet nodig dat keizer Theodosius medewerking verleende aan de wederopbouw. Een verkeerde toon was gezet.
Toen de keizer op een keer een stel opstandige Grieken ongenadig had afgeslacht legde Ambrosius hem wel een publieke boetedoening op, waaraan de keizer gehoorzaamde. Ambrosius was tegen de doodstraf, zette zich in voor de armen en was een voorbeeld van sober leven. Dat allemaal wel.
Volgens een legende zoemde er een zwerm bijen boven de pasgeboren baby en legden ze honing in zijn kleine mond. Zo werd hij hun beschermheilige. Zijn vader zou het hebben opgevat als een teken van toekomstige welsprekendheid. De legende kan afgeleid zijn van zijn naam, Ambrosius betekent zoiets als godenspijs. Inderdaad ontwikkelde hij zich tot een goede spreker. En toen hij bij een conflict over een bisschopsbenoeming in rijkshoofdstad Milaan als rijksfunctionaris wilde bemiddelen, riepen de aanwezigen in de kerk ‘Ambrosius bisschop.’ Vox populi vox dei was de regel: de stem van het volk is de stem van God. Waarop hij zich na enige aandrang liet dopen (gedoopt zijn ging nog wat moeilijk samen met het dragen van een overheidsambt) en het ambt aanvaardde. Hij kon goed Grieks lezen en schrijven, waardoor hij zich de theologie van zijn tijd snel eigen kon maken en met collega’s elders corresponderen. En zijn preken werkten op menigeen betoverend, waarop niemand minder dan de latere kerkvader Augustinus zich door hem liet dopen.
Hij schreef ook een reeks theologische verhandelingen. Maar zijn belangwekkendste bijdrage aan de kerk werden zijn liederen. Ambrosius stimuleerde het zingen van de gemeente. Niet alles wat als ‘Ambrosiaans lofgezang’ wordt gezongen is van hem afkomstig. Mogelijk wel de tekst van het Te Deum. En in elk geval de tekst en de muziek van enkele geslaagde strofische liederen. Met stip op één staat Veni redemptor gentium. Het is ons oudste kerstlied. Luther heeft met succes ervoor gezorgd dat het ruim een millennium later een tweede leven kreeg in de vorm van het lied ‘Nun komm der Heiden Heiland’, ‘Kom tot ons, de wereld wacht’ (lied 433). En vervolgens schreef Bach daar weer wonderschone muziek bij.
Luther liet een paar strofen over de maagdelijkheid van Maria weg, een stokpaardje van Ambrosius. Sommige vaders lieten hun dochters thuis uit angst dat ze onder de invloed van zijn preken zouden kiezen voor levenslang behoud van hun maagdelijk staat. Het was kennelijk ook Luther te gortig. Van hem hoefde het celibaat en het ongehuwde leven als monnik of non niet meer.
Maar tegen hemelse bijstand voor onze bijen kunnen we moeilijk bezwaar maken. Ze hebben het slecht. En dus is het misschien toch niet zo erg dat Ambrosius in Milaan nog steeds een grote naam is.
Jonathan Edwards
Hoe kun je verwachten voorgoed bij God te wonen, als je hier zo aan hem voorbij gaat?
*5 oktober 1703, East Windsor (Connecticut) – † 22 maart 1758, Princeton (New Jersey)
Edwards liet de hel stevig branden in zijn preek op 8 juli 1741. ‘Zondaars in de handen van een toornende God’ werd een van de beroemdste preken ooit op Amerikaanse bodem gehouden. De kleurrijke schildering van de hel moest hoorders ertoe bewegen om meer ernst te maken met een christelijk leven. Het werkte. Edwards stond midden in de grote religieuze opwekkingen in de Amerikaanse koloniën rond 1730 en 1740. Hij was een erfgenaam van de calvinisten van de 16de eeuw en van de puriteinen van de 17de eeuw en vreesde dat het oude vuur uitgeblust begon te raken.
Met Edwards begon de ‘evangelicale’ afslag van het protestantisme zich verder af te tekenen. Een vast element werd zijn geloof in een Duizendjarig Rijk en een spoedige wederkomst van Christus. Bij hem ging dat gepaard met stevig calvinistisch gedachtegoed over goddelijke uitverkiezing en de onvrije wil. Hij was een creatief denker die aan het Yale College goed op de hoogte was geraakt van de natuurwetenschap en filosofie van zijn tijd. Hij heeft meer dan 100.000 bladzijden volgeschreven. Menig boek werd voor aanstaande voorgangers over de hele wereld verplichte kost. Als eerste grote Amerikaanse theoloog kreeg hij een voetstuk dat vaak hoger is dan dat van Calvijn.
In 1750 had Edwards na 25 jaar predikantschap zijn gemeente in Northampton, Massachusetts, moeten verlaten wegens onenigheid over het lidmaatschap. Vanuit een nieuwe gemeente werd hij zendeling onder Mohikanen en Mohawks. Hij verdedigde hun rechten. Een smetje is dat hij slaven hield, ook al vond hij de slavenhandel wreed en zag hij slaven in geestelijk opzicht wel als gelijken.
Opwekkingen werden een internationaal verschijnsel. Ons land kende de ‘Nijkerkse beroerten’ die net als in Amerika gepaard gingen met schudden en beven van kerkgangers. Ze duurden van 1749 tot 1752, toen de overheid er een stokje voor stak. Het opwekkingsvirus bereikte ook plaatsen als Gorredijk en de stad Groningen.
Het aanwakkeren van angstgevoelens kan dus helpen om mensen een zetje in de goede richting te geven. Misschien hebben we nog meer schrikbeelden nodig over de gevolgen van klimaatverandering en over de hel op aarde in kampen van migranten, voordat we echt klimaatbewust gaan leven? Maar het gevaar van populistisch misbruik ligt vlak om de hoek.