In de zomervakantie had ik veel tijd om te lezen. Een oude wens was om een keer een goede biografie te lezen over Gandhi. Met de recent vertaalde biografie van Ramachandra Guha werd het ondanks de meer dan 1500 bladzijden bepaald geen straf. Eerder een religieuze ervaring om zo urenlang meegenomen te worden op een indrukwekkende zoektocht naar menswaardig leven in tumultueuze omstandigheden.
Mooi ingedeeld, gebaseerd op een schat aan informatie en op enorme historische kennis, zonder persoonsverheerlijking. En nog los van de werkelijk unieke persoonlijkheid van Gandhi een mooie manier om een van de grootste landen van de wereld en een veelbewogen geschiedenis een beetje beter te begrijpen (binnenkort meer inwoners dan China!).
Wat een wonderlijk mannetje was Gandhi. Inderdaad klein. En mager. Levenslang streng en fanatiek vegetariër en aanhanger van naturgeneeswijzen. Afkerig van moderne westerse technologie, al brengt hij zijn halve leven in treinen door als hij niet gevangen zit. Probeert de Engelse textielindustrie te beconcurreren door iedereen aan het handmatig spinnen te zetten. Zit waar hij ook heenreist zelf dagelijks minstens een uur achter het spinnewiel, halfnaakt in zijn eeuwige dhoti sinds hij ook de westerse kledij heeft afgezworen. Levenslang een blinde vlek voor zijn aandeel als veeleisende autoritaire vader in de ontsporing van zijn oudste zoon. Guha beschrijft de obsessies onverbloemd.
Niet fraai voor onze eigen geschiedenis is dat hij zijn kwaliteiten als leider ontdekte en leerde te ontwikkelen in gevecht tegen blank racisme en suprematie in Zuid-Afrika met tegenover zich de voormalige generaal van de Boeren en vervolgens Britse goeverneur met Nederlandse voorouders Smuts (1870-1950), die geen duimbreed toegeeft aan de eis van meer rechten. Dankzij die tegenstand ontwikkelt Gandhi de praktijk van satyagraha: geweldloos burgerprotest met stakingen, een mars en bereidheid om gevangenisstraffen uit te zitten. In Zuid-Afrika stichtte Gandhi ook al een ashram, een woon- en werkgemeenschap. Daar wordt ook zijn tijdschrift uitgegeven. Voor de discriminatie van de zwarte – inheemse! – bevolking heeft hij totaal nog geen oog. Dat wordt veel later pas anders.
Ik stond eens op het perron van Pietermaritzburg op de plek waar Gandhi uit de trein was gezet omdat hij zich niet hield aan de bordjes die plaatsen alleen voor blanken reserveerden. Maar het belang van dat moment wordt gerelativeerd door Guha, net zoals wel meer momenten die iconisch zijn geworden dankzij de film van Attenborough.
Belangrijker en interessanter is de religieuze gedrevenheid die altijd centraal staat. Diep geworteld in Hindhoe tradities en overtuigingen verbindt hij zijn religieuze opvattingen met die van andere godsdiensten, in het bijzonder met de Bergrede uit de Bijbel. Gandhi houdt een dagelijks gebedsuur met teksten en liederen uit verschillende godsdienstige tradities, ook de islam. En wekelijks ook een stiltedag zonder activiteiten, hoogstens dat hij zijn oor te luisteren legt voor verhalen die niet kunnen wachten. Voor alles was hij de geestelijk leider. Bijna al zijn hongerstakingen – die hij wonderbaarlijk overleefde, menige Brit dacht dat er dan dus wel gesmokkeld moest zijn met glucose – zijn gericht op het uitzuiveren van wanpraktijken in zijn eigen gemeenschap of zijn achterban.
Vanaf zijn terugkeer naar India in 1915 – dan begint deel 2, hij is dan al 45 – geniet hij een enorme belangstelling en populariteit. Hij wordt het boegbeeld van het verzet tegen het Britse regiment en van de grote Congrespartij. Hij is vooral de pleitbezorger van de eenwording van het ernorme land op basis van godsdienstige tolerantie en geloof in de waarde van de eigen cultuur. Zo probeert hij bijvoorbeeld een brug te slaan tussen de moslim- en hindoegemeenschappen door na de val van het Turkse rijk hartstochtelijk (maar tevergeefs) mee te ijveren voor het behoud van het Turkse kalifaat. Hij streeft een hervorming van het kastenstelsel na, waarbij de verschillende kasten zich niet meer boven elkaar verheffen, maar alleen ‘horizontaal’ in respect naast elkaar blijven bestaan. In zijn eigen ashram wordt al veel sterker op voet van gelijkheid geleefd. En hij ziet zich steeds meer genoodzaakt – vooral ook dankzij het optreden van de radicale Amedkar – om tenslotte het hele kastenstelsel te bestrijden. Zoals ook zijn behandeling van vrouwen steeds meer op basis van gelijkwaardigheid plaatsvindt. Al blijft hij onverbiddelijk vasthouden aan de eenmaal gemaakte keuze voor een celibatair leven binnen zijn huwelijk – nog zo’n merkwaardige obsessieve trek: zijn negatieve waardering van seks. (In andere ashrams in India zal later een andere boodschap klinken!)
Het Hindoeïsme moet in elk geval ook hervormd worden. Tekenend is dat hij zijn hele leven haast nooit in een tempel komt, of het moest zijn om demonstratief de openstelling voor alle kasten mee te vieren. Hij reist voor die hervorming stad en steeds meer ook land af, met een missie die zich verbreedt naar integrale dorpsverbetering. En ondertussen beantwoordt hij duizenden brieven over alle mogelijke soort vragen die men de Mahatma (‘grote ziel’) voorlegt.
Zijn vele acties om meer rechten en meer politieke zelfstandigheid af te dwingen – waarvan de beroemde Zoutmars tegen de belasting op het zout maar een klein voorbeeld is – brengen hem veelvuldig achter slot en grendel. Wat was Churchill een racistische hork, evenals zijn klonen in het bestuur van India het vaak waren! De Tweede Wereldoorlog brengt Gandhi grotendeels opgesloten in een paleis door. Of de gruwelijke ernst van het nazidom (ver weg) en ook de wreedheid en de omvang van de Japanse terreur (dichtbij) wel helemaal tot hem doordrong? Ik aarzel. Ook de biograaf heeft hier misschien zelfs nog een te roze bril op, met zijn ‘wat als’- gedachte-experiment n.a.v. het voorgenomen maar gecancelde bezoek van Bonhoeffer aan Gandhi’s ashrams. Helemaal afwijzend stond ook Gandhi tenslotte niet tegenover leger en politie als organen van een staat.
Het meest indrukwekkende getuigenis van de kracht van geweldloos verzet wordt denk ik door Gandhi geleverd rond de tijd dat de Britten gaan vertrekken. Het is duidelijk dat het land in tweeën uiteenvalt. Naast India wordt een staat voor moslims in het leven geroepen: Oost- en West-Pakistan. Het uiteengaan gaat met veel etnisch (?) godsdienstig (?) geweld gepaard. Hij had zich hier nu juist levenslang tegen verzet. Terwijl de moslimliga en in het bijzonder Jinnah hem al decennialang wegzette als ‘hindoeleider’ bleef hij zich altijd opwerpen als pleitbezorger van een gemengde samenleving. Maar juist als de onderhandelingen over de naderende staatkundige zelfstandigheid tot een climax komen en men hem in New Delhi bij de onderhandelingen wil hebben, vertrekt hij naar de brandhaarden van oplaaiend etnisch geweld om zich daar tussen de mensen te vestigen. Met een hongerstaking dwingt hij – intussen tegen de 80 – in Calcutta bij de plaatselijke leiders een einde aan het geweld af. Hij wil dan naar de Punjaab, maar de noodzaak om ook Delhi met een hongerstaking te pacificeren houdt hem daarvan af.
Hoezeer ook Hindoes geradicaliseerd waren bleek toen hij door zo’n radicale Hindoe werd vermoord. Tijdens een gebedsuur.
Het is echt aan deze offers van Gandhi te danken dat er in India decennialang een veel toleranter cultureel-godsdienstig klimaat heerste dan in de nieuwe buurstaat.
Een nieuwe Jezus? Jezus was zeker één van zijn grote voorbeelden. Op trektocht door Bengalen las hij op kerstmis 1946 in zijn openbare gebedsuur 1 Corinthiërs 13 over de macht van de liefde! Zijn hongerstakingen waren vormen van plaatsvervangend lijden en boetedoening voor misdragingen van anderen. Hij wierp als het moest het vege lijf in de strijd, om de boodschap van zijn magische blikken. En altijd betoonde hij een ongelooflijk respect voor de persoon van zijn tegenstander, altijd op zoek ook naar de dialoog, hoe akelig diens gedrag en diens opvattingen ook waren!
Nee, in trekkers die op snelwegen spookrijden kan ik maar moeilijk een vreedzaam protest ontdekken. Intimidatie is ook een vorm van geweld. Onze regering zou ik ook niet willen vergelijken met het Britse koloniale regime. Wel zou je in ons oververhitte land verlangen naar een Gandhi, die zich fysiek tussen de conflicterende partijen werpt om vreedzaam overleg en wederzijds respect af te dwingen. Om mensen te winnen, niet om van mensen te winnen. Naast Gandhi steken onze Haagse politici bleekjes af. De tactloze lancering van een ingrijpend plan, gevolgd door het op vakantiereces gaan en het benoemen van een ‘besmette’ bemiddelaar die ook eerst even geen tijd heeft: daarmee neem je in elk geval geen criticasters voor je in, terwijl je ze nodig hebt om samen een grote transitie vorm te geven. En met een incidenteel obligaat boerderijbezoek in overhemd en laarzen neem je het beeld van een regenteske aanpak echt niet weg. Zouden kerken misschien een collectief vasten, een hongerstaking (niet alleen even geen vlees en zuivel, ook geen granen en bonen en vleesvervangers) moeten uitroepen om de verschillende belangengroeperingen te dwingen al polderend tot een duurzaam vergelijk te komen?
En de Palestijnen? Het moderne zionisme, de Balfour declaration, het Britse besuur over Palestina, joden en Arabieren met elkaar en met het Britse bestuur in conflict en tegenslotte het geweld rond de stichting van de staat Israël: het loopt allemaal parallel met dit verhaal van Gandhi, India en Pakistan. Er had kortom een andere staat kunnen ontstaan in het o zo (on)heilige land.
Buber had zoiets gewild. Zijn homeland zionisme beoogde een staat voor twee volken. Maar toch verbleekt de glans van deze eerbiedwaardige Jood voor mij bij die van Gandhi. In zijn brief aan Gandhi (dl 2, pag. 573) ontpopt hij zich met neerbuigende opmerkingen over Arabieren als een aanhanger van de leer van de superioriteit van zijn volk, om niet te zeggen als een racist. En bijna 75 jaar later hebben racisme en extremisme het daar alleen maar meer voor het zeggen gekregen, net als helaas zoals het lijkt ook in het India van Modhi.
