Harmen Jansen

theologie, kerk en samenleving

  • Home
  • Heiligenkalender
  • Mijn publicaties
    • Mozesboek
    • Artikelen
    • Overige boeken
  • Activiteiten
  • Kerk en Theologie
    • Kerk
    • Theologie
  • Opgemerkt
  • Geschiedenis
  • Heiligenkalender januari-april
  • Heiligenkalender mei-augustus
  • Heiligenkalender september-december

Hildegard van Bingen – *1098, Bermersheim  – † 17 september 1179, Rupertsberg bij Bingen

Posted on 01/01/2017

Meer nog dan de schoonheid van de schepping moet de wijsheid worden bemind:  zij wordt door alle heilige zielen liefdevol erkend

Klopte het gerucht dat op feestdagen de nonnen met loshangend haar in het koor staan te zingen, met lange witte zijden sluiers, goudkleurige kransen op het hoofd met een kruis en een afbeelding van het Lam, en met gouden ringen aan de vingers? Zo schreef  een geschokte moeder-overste ergens in Duitsland aan Hildegard, abdis van een nonnenklooster op de Rupertsberg bij Bingen aan de Rijn. Wat een nieuwlichterij!
Zo doen ze dat, ja. In Hildegards klooster is ruimte voor creativiteit, spel en symboliek. Op feestdagen lopen de nonnen vooruit op het paradijs dat komen gaat. Stralend wit gaan zij hun Bruidegom tegemoet. En ze zingen door Hildegard zelf gecomponeerde zangen. Zeventig ervan werden pas een halve eeuw geleden gedrukt. Niet alleen de noten, maar ook de spirituele teksten waren in haar tijd vernieuwend.
Dat was de dynamische twaalfde eeuw. Vanaf haar achtste had ze in een klooster onderwijs genoten. Rond haar vijftiende trad ze in. Van jongsaf had ze visioenen. Aangemoedigd door de beroemde Bernard van Clairvaux, die ze om raad had gevraagd, begon ze die in 1141 op schrift te stellen. In een reeks boeken ontvouwde ze haar originele inzichten over God en mensen, hemel en aarde, deugden en ondeugden, natuur en geneeskunst. Vrijmoedig vanuit haar eigen vrouwelijke perspectief. Ook letterlijk kregen thema’s van het geloof een eigen inkleuring: kleurige miniaturen illustreren haar boeken.
Een van haar thema’s is de Wijsheid die God vergezelt in zijn scheppen. Ze schrijft God onomwonden ‘moederlijke barmhartigheid’  toe of een ‘bevruchtende’ aanwezigheid. Ze onderzoekt ook heel gedreven de samenhangen tussen lichaam, ziel en zintuigen, tussen natuur en geest en verwondert zich over alle krachten die er werkzaam zijn, zoals de viriditas, de groeikracht. Ze ontwikkelt therapeutische gaven.
Ondertussen leidt ze haar klooster, correspondeert ze uitgebreid met vorsten, pausen en abten, waarbij ze hen zo nodig ook de les leest over hun machtsconflicten, maakt reizen, preekt dan zelfs, onder meer in Keulen tegen de Katharen die volgens haar Gods goede schepping minachtten. De ‘Zieneres van de Rupertsberg’,  de ‘Teutoonse profetes’ werd een beroemdheid.
Pas in 2012 heeft de paus haar heilig verklaard en als kerklerares erkend. De wijsheid in onze collectieve omgang met de schepping was intussen nogal zoek geraakt. Hildegard inspireert om niet te wanhopen aan haar vindbaarheid.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, spiritualiteit, Theologie, vrouwengeschiedenis

Maarten Micron – *1523, Gent  – † 12 september 1559, Norden

Posted on 01/01/2017

´..de kinderkens zyn de sonderlickste lidtmaten der Gemeynte Christi, ende behooren hem toe, ende hebben daerom den heyligen Gheest…´

Zo staat het in het oudste doopformulier van de Nederlandstalige gereformeerden, gedrukt in 1559. Auteur is Maarten Micron, Marten de Cleijne. Ballingen die vanwege de vervolging in de Nederlandse gewesten uitgeweken waren, vormden in Londen in de regeringsperiode van koning Eduard VI (1547-1553) voor het eerst een aparte Nederduitse vluchtelingengemeente in de voormalige Augustijner kerk. Micron kwam via Straatsburg, Bazel en Zürich en stond in contact met de Zwitserse kerkhervormers Bullinger en Calvijn. In Londen predikant geworden zette hij zich onmiddellijk aan het schrijven van leerboeken voor de catechisatie en regelingen voor de liturgie. Voorbeelden van elders krijgen een eigen kleur.
Kinderen moeten dus worden gedoopt. ‘Niet in eenen hoec des Tempels, mer altijts inde ghemeine vergaderinge.’ Het kan de hele gemeente stichten. Maar zuigelingen hebben toch nog niet zelf een geloofskeuze kunnen maken? Nee, ze zijn als de ´doove ende zotten der gemeente Christi´. Onwetend en onschuldig. Maar ze horen er helemaal bij. Want de Heilige Geest is er ook vroeg bij. Die zorgt ervoor dat ze in liefde, wijsheid en geloof kunnen opgroeien. Ze hebben immers gelovige ouders. En gereformeerden staan fier in hun geloof. Wie in Londen toetreedt moet belijden  dat hij of zij zichzelf een kind van God weet, door Jezus Christus van zonden gereinigd en door de Geest tot de gehoorzaamheid aan de goddelijke geboden aangezet. Hier geen koestering van twijfels over de kans op eeuwige verlorenheid zoals later wel in ‘gereformeerde bevindelijkheid’.  En Microns eerste gedrukte boek is dus een ‘kinderleere’ (1552). Met 14 jaar mogen de jongelui aan het Avondmaal.
Na het gedwongen vertrek uit Londen zwerft de gemeente rond langs Duitse havens.  Micron voert naar de gewoonte van de tijd allerlei openbare debatten over geloofszaken, in het bijzonder met Menno Simons, leider van de ‘wederdopers’. Het gereformeerde geluid is wennen voor lutheranen en doopsgezinden. Uiteindelijk wordt Micron predikant in Norden boven Emden. De pest brengt een vroege dood.
Microns doopformulier speelde nog een grote rol in Hollandse discussies in de 20ste eeuw over de leer van een ‘veronderstelde wedergeboorte’ van pasgeboren kinderen. En de kloof tussen baptisten en alle andere kerken wat betreft de dooppraktijk is er ook nog steeds. Ook al maken protestanten steeds meer ruimte voor kinderzegening en kennen baptisten het ‘opdragen’ van kinderen.
Maar dat God een bijzonder oogje heeft op kinderen, daar kan niemand onder uit.  (2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis

Willem van St. Thierry – * plm. 1075, Luik – † 8 september 1148, Signy-I’Abbaye

Posted on 01/01/2017

Als de zoekende rede opzij wordt gezet, zal de innige liefde uitgroeien tot kennis

De Gulden Brief is een belangrijk geschrift uit de hoogtijdagen van de christelijke mystiek.  De auteur was afkomstig uit de omgeving van Luik en hij wordt daarom wel de eerste mysticus uit de Lage Landen genoemd. Willem werd monnik in de buurt van Reims. Daar werd hij tot abt gekozen van het klooster St. Thierry. Het klooster stond in de benedictijnse traditie. Hij was dus een ‘zwarte monnik’. Maar hij raakte bevriend met Bernard, de jonge cisterciënzer abt van Clairvaux, de beroemdste geestelijke van zijn tijd. Toen deze een studieverlof had bestudeerden ze samen een commentaar op het bijbelboek Hooglied van de oosterse kerkvader Chrysostomos. De mystieke interpretatie van dit bijbelboek was in deze tijd erg populair en beide droegen er met belangrijke publicaties aan bij. Samen waren ze ook tegenstander van de theoloog Abelardus – beroemd vanwege zijn affaire met Heloïse. En uit verlangen naar meer afzondering stapte hij zelf ook over naar een cisterciënzer klooster, dat van Signy in de Ardennen.
Voor de novicen van een nieuw klooster van de karthuizen schreef hij in 1144 De Gulden Brief. Het is een handleiding voor het monnikenleven en het zou de belangrijkste middeleeuwse synthese van monastieke theologie worden. Willem sloeg bruggen tussen theologie van het oosten en van het westen en tussen verschillende opvattingen over spiritueel leven in de diverse kloostertradities. Hij verdeelde het geestelijk leven in drie fasen of stadia. Het leven van de beginnelingen op de geestelijke weg noemt hij animaal of lijfelijk. De gevorderden leven bewust, ‘rationeel’. De volmaakten spiritueel. Maar de stadia lopen ook door elkaar heen. De discipline die de beginneling leert blijft levenslang de basis. De brief neemt al deze disciplines door. De handarbeid en de meditatieve tekstlezing, het gebed en de gehoorzaamheid, de strijd tegen de begeertes van lichaam en geest. Zo kan vervolgens het bewustzijn groeien, het leven met aandacht. De geest opent zich naar God. De liefdevolle hechting aan de wil van God kan tot stand komen, de eenwording met de liefde. Zo wordt het klooster schola caritatis, leerschool van liefde. En deze caritas is bij Willem genieten: God genieten! En dat is genade. Het is de Heilige Geest die in ons werkt.
Dit is andere theologische koek dan ‘God bestaat niet’. Ubi caritas, ibi deus est. Waar liefde is, is God. Het christelijke denken over de mogelijkheden om tot vervulling met goddelijke liefde te komen raakte in de twaalfde eeuw in een stroomversnelling. Vervangen we  het woord liefde door ‘compassie’ en laten we tot ons doordringen hoe fragmentarisch die vaak blijft, terwijl ons lastige kind, onze kwetsbare hoogbejaarden, onze vluchtelingen die zo hard nodig hebben: dan is duidelijk dat die oude mystici maar lef hadden door zo hoog op te geven van de mogelijkheden om met liefde vervulde mensen te worden.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, spiritualiteit

Johann Georg Hamann – *27 augustus 1730, Koningsbergen – † 11 juni 1788, Münster

Posted on 01/01/2017

Het boek van de natuur en van de geschiedenis vormen niets dan verborgen tekens die de sleutel van de Heilige Schrift nodig hebben voor ontcijfering, en die het doel van haar ingeving is

Van beroep ambtenaar bij de douane in Koningsbergen, het pruisische universiteitsstadje dat nu in een Russische enclave ligt. Tegelijk een groot denker, een lekentheoloog. Hij vervaardigde compacte tekstcomposities waarin het wemelt van citaten uit filosofische geschriften van zijn tijd, uit oude Griekse of Romeinse auteurs, uit de Bijbel. Voor de lezer van nu volstrekt onbegrijpelijk zonder uitvoerige toelichting. Maar de ontwikkelde lezer van toen was onder de indruk van de inbreng die hier uit uitgesproken lutherse hoek op grote vraagstukken van zijn tijd geleverd werd.
Hamann had als jonge man tijdens een persoonlijke crisis een ‘hellevaart van de zelfkennis’ ervaren. Hoe volgestopt ook met literaire kennis, alleen de Heilige Schrift (een paar keer achter elkaar helemaal gelezen) had hem kunnen redden. Daarin gaat het boek open over wie we zijn. Genadige verlichting. Je mag er zijn mét al je hartstochten en impulsen.
En met deze ervaring gewapend kijkt hij naar zijn tijd. De Verlichting krijgt Europa steeds meer in de ban. Het licht van de Rede en de Natuur als onderwijzer van wat redelijk en goed is staat hoog op het voetstuk. Maar is de gezondheid van de rede niet de meest onbeschaamde roem die de mens zichzelf toezwaait? En Hamann loopt al vooruit op een moderniteit waarin de wereld en het leven uit zichzelf betekenisloos zijn geworden. Arme mens die helemaal zelf voor zingever van het universum moet gaan spelen.
Zijn commentaar is intelligent en ironisch. De ene keer speelt hij een rondvragende Socrates, de andere keer ‘ridder van het Rozenkruis’ die zijn laatste wilsbeschikking geeft (een toespeling op de vrijmetselarij, maar tegelijk op de Lutherroos) of een Sibylle, een profetes uit het antieke Rome. De denkers van zijn tijd en later waarderen het, ook al zijn ze het niet eens: Mendelssohn, Lessing, Herder, zijn plaatsgenoot Immanuël Kant, Goethe, Hegel. Maar ook minder geleerde mensen doen dat. Overal vandaan krijgt ‘de Wijze uit het Noorden’ brieven, komen mensen langs of nodigen ze hem uit voor een bezoek.
Deze hartstochtelijke minnaar van taal en schrift woonde ongehuwd samen met een analfabete vrouw, Regina. Binnen de bijbelse normen van liefde en trouw. De dominee had daar niet van terug en het Avondmaal is hem nooit geweigerd. Ook niet toen hij in zijn schrijfsels nadrukkelijk de lof zong op de seksualiteit als onderdeel van Gods goede schepping. Want aan Hamann lag het niet dat de Verlichting nog rare kinderen zou baren, zoals Victoriaanse preutsheid, dubbele seksuele moraal, vulgair exhibitionisme.
‘De meest oprechte  christen die ik ooit heb ontmoet’ schreef een bevriende gravin.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Theologie

Bernard van Clairvaux – * 1090, Bourgondië – † 20 augustus 1153, Clairvaux (Fr.)

Posted on 01/01/2017

Dan vraag ik als monnik aan andere monniken, wat heidenen aan  heidenen verweten: wat moet al dat goud in het heiligdom?

Divers abdijen, een berg en een hondenras zijn naar hem genoemd. Kloosterstichter, theoloog, abt, leider van concilies, diplomaat, kruistochtprediker. Beeldbepalend voor het christendom van de twaalfde eeuw. De Bourgondische edelman trad in bij de cisterciëncers die kort ervoor in Citeaux (Cistercium) een klooster begonnen waren dat terugkeerde naar een strakke toepassing van de Regel van Benedictus. In de kloosters van Cluny werd daar namelijk de hand mee gelicht. Monniken lieten zich er bedienen! Kort erna werd Bernard stichter en abt van een nieuw klooster toevertrouwd: Clairvaux. Het werd een groot succes. De cisterciënzers keerden terug naar ‘bid en werk’ en stichtten  hun kloosters in afgelegen gebieden om daar te leven wat hun eigen spitwerk op hun landerijen hen opbracht of het schrijfwerk in het scriptorium. Bij Bernards overlijden had Clairvaux meer dan 80 dochterstichtingen. De ‘schiere monniken’ – cisterciënzers kozen voor een licht habijt van ongeverfde wol – verschenen kort erop ook in onze streken. Klaarkamp en Aduard waren kloosters van de Clairvaux-tak. Tegen de kritiek van het jaloerse en machtige Cluny verdedigde Bernard zijn soberheid hartstochtelijk en welsprekend. Wat moeten kunstzinnig gebeeldhouwde gedrochten en gouden kroonluchters zo groot als molenstenen in kloosters? Beschilderde muren zijn misschien nuttig in parochiekerken, maar monnikenen leiden ze alleen maar van het gebed af. Cisterciëncer kloostergebouwen uit de begintijd schitteren dan ook vooral door de sobere gestrengheid van hun architectuur.
Bernard kreeg groot moreel gezag ook buiten de kloosters, met zijn inzet voor herstel van de vervallen christenheid. Politieke conflicten werden bijgelegd, het geestelijk leiderschap van de paus hersteld, machthebbers aangezet tot meer respect voor de bijbelse normen van rechtvaardigheid en barmhartigheid voor de arme. Meer dan 300 nagelaten preken en brieven getuigen van zijn strijd tegen neergang van het christendom. Ook theologisch wist hij van wanten. Minder aangenaam was Bernards optreden tegen de theologische ‘nieuwlichter’ Abelardus, bang dat de leerschool van de barmhartigheid zou gaan wijken voor geleerde nieuwsgierigheid louter om bevrediging van het intellect.
Bernard vertolkte de verschuiving van de gerichtheid van de devotie op de goddelijke verhevenheid van Christus richting zijn lijden en zijn menselijke beleving. Hier begint de ‘bloed- en wondenmystiek’ die eeuwen later in de Mattheüspassie van Bach tot een muzikale climax komt (over kunst in de kerk gesproken). Een hele serie preken is gewijd aan het Hooglied, over de mateloosheid van de liefde die uit God komt. Bij Bernard gaat dit allemaal samen met Mariaverering. Met troubadours, ridderromans en het ideaal van hoofse liefde begint Europa ‘romantisch’ te worden. Ook Bernard heeft zijn hart verpand aan een Vrouw. Vond hij in haar misschien zijn eigen diepbetreurde moeder Aleth terug?
Bernard was ook de man die op de heuvels bij de kathedraal van Vézelay in opdracht van de paus de tweede kruistocht predikte, na een noodroep van christenen uit Edessa die onder de voet gelopen werden door de Turken. Die liep volledig uit de hand, om te beginnen met verschrikkelijke jodenvervolgingen in het Rijnland. Hij heeft wel geholpen om de hoofdverantwoordelijke daarvoor aan banden te leggen. Maar Bernard is dus geen Franciscus en zelden zijn heiligen in álle opzichten navolgenswaardig.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: geschiedenis, kerkgeschiedenis, spiritualiteit

Hippolytus van Rome – * plm 170, Klein-Azië – † 235, Sardinië

Posted on 01/01/2017

… melk en honing, samen gemengd, ter vervulling van de belofte aan de vaderen van ‘een land van melk en honing’. Want met de gave van zijn lichaam voedt Christus de gelovigen, door hun bitterheid te verzachten met de zoetheid van zijn woord.

Een vijftal kerken in ons land en een dorp dragen zijn naam en 13 augustus is zijn dag op de westerse heiligenkalender. Sinds 192 was Hippolytus priester te Rome. Hij had conflicten met verschillende opvolgers van Petrus ter plaatse. Over het ´hot item´ van de relatie tussen Christus als het Woord van God en God de Vader. En over de versoepeling van het boetebeleid. Als paus Calixtus in 217 een paar seksuele zonden aanwijst als zonden die met een boete wel weer ongedaan gemaakt kunnen worden, laat Hippolytus zich door volgelingen uitroepen tot tegenpaus.
Hij was een productief schrijver. Hij bestreed de gnostische ketters en hun neiging om meer eer te geven aan heidense filosofie dan aan de christelijke openbaring. Het oudst bekende christelijke commentaar op het bijbelboek Daniël is van zijn hand. In een geschrift over het thema van de antichrist bestreed hij het geloof in een 1000-jarig rijk. Een deel van zijn geschriften van is overigens pas in de negentiende eeuw weer ontdekt.
Een interessante informatiebron is zijn beschrijving van de liturgische praktijken en de organisatie van de kerk van Rome, de Traditio Apostolica. Nog steeds was het samen eten en drinken belangrijk, sociaal én spiritueel. Er worden niet alleen brood, wijn en water ‘geofferd’. Bij de wijding van een nieuwe voorganger komen er ook kaas en olijven op tafel. En bij doopplechtigheden melk met honing. Want het vleesgeworden Woord van God brengt je in het Beloofde Land. Dat het bij Hippolytus in de kerk zo goed mocht smaken lees je in de liturgische handboeken nooit terug.
Er flakkeren nog regelmatig christenvervolgingen op. In 235 verbant een nieuwe keizer hem samen met de nieuwe paus Pontianus naar Sardinië. De twee stierven daar, waarschijnlijk bezweken onder de onmenselijke omstandigheden in de mijnen. Al in 236 werden ze als heilige martelaars naar Rome overgebracht en begraven in de catacombe van Calixtus.
Een andere lezing is dat Hippolytus een militair was die als bewaker van de martelaar Laurentius onder de indruk raakte van de volharding van die man. Toen de keizer merkte dat ook Hippolytus tot de ‘sekte’ behoorde, liet hij hem door wilde paarden uiteen scheuren. Hippolytus werd daarom afgebeeld als ruiter of krijgsman met lans en de palmtak van overwinning, onder meer in het wapen van Middelstum. Maar deze legende lijkt verdacht veel op oude Griekse mythologie over een godenzoon Hippolytus en op de betekenis van zijn naam: ‘vernield door paarden’. Alleen ‘doet’ een bekeerde militair het natuurlijk beter dan een orthodoxe theoloog die geen water in de wijn van de christelijke leer doet en die inzet op een kerk met een eigen verhaal met eigen praktijken en duidelijke waarden.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis

Ignatius van Loyola – *24 december 1491, kasteel Loyola (Sp) – †31 juli 1556, Rome

Posted on 01/01/2017

.. dat wij in al onze activiteiten, voorzover als mogelijk, vrij zijn, op ons gemak bij onszelf en gehoorzaam aan het licht, dat in het bijzonder aan ieder is gegeven

Paus Franciscus is een Jezuïet. Oprichter van de Societas Jesu en de eerste generaal van deze orde was Ignatius, een Spaans geestelijke en auteur van de Geestelijke Oefeningen. Hij was een oudere tijdgenoot van Calvijn. Hun paden hebben elkaar in 1534 nog bijna gekruist doordat ze na elkaar in Parijs op hetzelfde instituut hebben gestudeerd. De een werd leider van de Reformatie, de ander riep het staande leger van missionarissen in het leven dat de Contra-Reformatie van de paus ging dienen. Tegenpolen dus, maar wel met eenzelfde passie om mensen tot geestelijk leven en intieme omgang met God te brengen.
Ignatius was de zoon van een Spaanse edelman, geboren in Baskenland.  Een ommekeer in het leven van de ambitieuze jongeman vond plaats toen hij diende in het Spaanse leger. Bij de Franse belegering van Pamplona in 1521 verwondde een kanonskogel zijn benen. Tijdens zijn ziekbed werd hij zich bewust van verschillende innerlijke gemoedsbewegingen bij wat hij las: behalve ridderromans ook boeken over het leven van Jezus en over heiligen zoals Franciscus van Assisi. Dit was het begin van zijn methodische ‘onderscheiding der geesten’. En hij kreeg visioenen. Eenmaal genezen hing hij zijn wapenrusting aan de kapstok bij een Mariabeeld. Met een streng ascetisch leven nam hij zichzelf stevig onder handen. Daarbij reisde hij onder meer naar Palestina.
De Geestelijke Oefeningen uit 1522-’24 vormen een stap-voor-stap-handleiding voor een vierwekentraining van bezinning en meditatie aan de hand van de thema´s zonde, het leven, het sterven en de opstanding van Christus. Het werd pas in 1548 gedrukt. Intussen had hij met enkele geestverwanten in 1534 de plechtige geloften van een monnik afgelegd. In 1540 werden de statuten van de orde goedgekeurd.
De orde groeide snel. De Jezuïeten gingen van meet af de hele wereld over en waren overal actief in onderwijs en wetenschap, kerkbouw, biecht afnemen, zorg aan pestlijders. Ze stichtten universiteiten, bouwden kerken, adviseerden en bekritiseerden overheden en stichtten de staat Paraguay. Hun politieke invloed riep ook verzet op. Onder druk van verschillende Europese hoven werd hun orde in 1773 door de paus opgeheven. Ze moesten in ballingschap tot een andere paus hen in 1814 weer de ruimte gaf.
‘Ignatiaanse’ meditatie is recent ook onder protestanten aan een opmars begonnen. Een belangrijk ´exercitie´ die Ignatius aanprees is namelijk het in werking zetten van de verbeeldingskracht bij het eerbiedig overwegen van een Bijbelgedeelte. Deze visualisering en de aandacht voor de innerlijke gewaarwordingen daarbij kan sterke effecten hebben.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, spiritualiteit

Wang Mingdao – * 25 juli 1900 Bejing  –  † 28 juli 1991 Sjanghai

Posted on 31/12/2016

Aangezien ik de Heer gehoorzaam zal ik niemands bevel dat tegen Gods wil ingaat opvolgen’.

Wie over de geschiedenis van het christendom in China leest stuit onvermijdelijk op Wang Mindao. Een indrukwekkende man vanwege de onverschrokken houding waarmee hij een kaarsrechte lijn getrokken heeft over de positie van de kerk ten opzichte van de opeenvolgende regimes in zijn land. Een leider die bereid was de prijs te betalen die de toewijding aan het Evangelie met zich mee kan brengen. Dat hij levenslang gekant was tegen liberaal christendom had in zijn situatie respectabele redenen.
Als tiener was hij bekeerd. Hij veranderde zijn naam van Tie-zi, ‘ijzeren wil’, in Mingdao, ‘getuige van de waarheid’. De keuze voor een herdoop in een koud riviertje betekende het einde van zijn baan als onderwijzer op een presbyteriaanse school. Tijdens een lange retraite las hij zes keer de hele Bijbel door. Hij begon thuis Bijbelstudies te houden en werd een gedreven en invloedrijk evangelist. In de jaren twintig en dertig waren er grote opwekkingsbewegingen actief in China. Wang stichtte een eigen kerk in Bejing, de Christelijke Tabernakel. In zijn eigen tijdschrift voor geestelijk voedsel onthield hij zich tijdens de Japanse bezetting van politieke uitspraken, maar hij zwichtte evenmin voor pogingen om zijn kerk aan staatscontrole te onderwerpen.
Na de nederlaag van Japan en de communistische machtsovername ontstond de Drie-Zelf-Beweging. Volgens de drie principes van zelfbestuur, zelfvoorziening en zelfvoortplanting verklaarde deze beweging de kerk van China onafhankelijk van het buitenland en onderdanig aan de communistische partij. Leidende figuren waren vaak liberaal theologisch opgeleid aan westerse instituten. Wang wees deze beweging openlijk af. Je kunt niet tegelijk kerk van Jezus Christus zijn en dienaar van een atheïstische regering. Het gevolg was dat hij in 1954 op een grote bijeenkomst van christelijke afgevaardigden publiekelijk werd aangeklaagd. Terwijl Wang zwijgend naar het plafond bleef staren werd er gestemd over doodstraf of gevangenschap. Slechts een kwart stemde voor straf. Wang kon nog even preken, voor groot publiek zelfs. Maar de Drie-Zelvers bleven doorgaan met beschuldigingen dat hij ‘imperialistisch gif’ verspreidde. In 1955 werden hij en zijn vrouw gearresteerd. Zijn kerk werd gesloten. Na een stevige hersenspoeling tekende hij een bekentenis en kwam hij weer vrij. Tijdens de gedwongen publiekelijke verontschuldiging kon hij niet veel meer dan prevelen dat hij een Judas of een Petrus was geweest. In 1958 volgde levenslange opsluiting. Hij kwam in 1980, na het einde van het Mao-tijdperk, vrij uit het werkkamp, tandeloos, bijna blind en doof. Hij is nog betrokken geweest bij de Huiskerkbeweging. ‘Oom van de huiskerken’ werd zijn erenaam. Een compensatie van de Drie-Zelf-kerk voor het geleden leed stuurde hij terug. Het plaatje over zijn soms wel erg rigide opvattingen wordt charmant verzacht door Liu Jingwen, de veel toegeeflijker vrouw aan zijn zijde die alles had meegeleefd en meegeleden.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: China, geschiedenis, kerkgeschiedenis

Oepke Noordmans – *18 juli 1871 Oosterend (Frl) – † 5 februari 1956 Lunteren

Posted on 31/12/2016

De schepping is een plek licht rondom het kruis

Zijn verzamelde werken beslaan elf banden opstellen, lezingen, preken, brieven, boeken. De Friese boerenzoon Noordmans, dominee in Idsegahuizen-Piaam, Suameer en Laren (Gld) was een van de belangrijkste protestantse theologen in ons land uit de eerste helft van de vorige eeuw. Met een heel eigen beeldende en speelse stijl van schrijven en van denken. Niet zo barok als zijn vriend Miskotte. Geen strakke systematische redeneringen in lange zinnen zoals in de dikke dogmatieken van Karl Barth, de theoloog die vanaf 1918 internationaal de toon zette van het theologisch debat. Noordmans was het wel met hen eens maar redeneerde anders. De schuchtere man werd nooit professor. Het verhaal gaat dat hij vanwege smetvrees op ziekenbezoek de patiënt zijn wandelstok de hand liet geven. Dat nam niet weg dat hij schrijvend aan de hoek van zijn keukentafel in diep contact stond met de geest van de cultuur van Europa en zijn tijd. In meditaties klinkt soms het geluid van de leeuweriken of de bastoon door van het huisorgel uit zijn Friese jeugd, maar ook de dramatiek van nazisme en oorlogsgeweld, het falen van Europa. Zijn eigen pastorie werd getroffen door een bom.
Bekend werd zijn boek ‘Herschepping’ (1934). Hierin nam hij in kort bestek de geloofsleer door met de beroemde zin ‘scheppen is scheiden’. Geschreven voor leiders van jongerenkampen, geplunderd door predikanten. Ook een bestseller werd ‘Gestalte en geest’, een bundeling van theologische meditaties die hij als pensionado had geschreven. Het weerspiegelt de hoofdlijn van zijn denken over bijbel, kerk en geloof. Hoe God geschiedenis maakt door steeds opnieuw gestalte te geven aan zijn bedoelingen, maar oude gestaltes ook te verbreken om plaats te laten maken voor betere. God leert zelf ook van de geschiedenis. Saul moet plaatsmaken voor David en hij wekt verwachting voor een betere Messias. Het meest zichtbaar is God in de gebroken gestalte van de gekruisigde Jezus. Daar licht op wat onze verlossing is. Maar ook in de vertolking voor de wereld van de betekenis van Christus gaat het zo verder. Petrus gaat en Paulus komt.
En niet aan eenmaal gegroeide vormen blijven hangen was dan ook Noordmans’ credo voor de kerk. Hij was jarenlang intensief betrokken bij pogingen tot diepgaande reorganisatie van de Hervormde Kerk, als lid van de vereniging Kerkopbouw. Pas in de ‘apostolaire’ Kerkorde van 1951 kwamen gedachten uit deze beweging tot uitvoering. En zijn idee over huisgemeentes krijgt eigenlijk pas sinds kort voet aan de grond. Eerst moest kennelijk de secularisatie verder zijn gegaan om open te staan voor andere vormen van organisatie van kerkelijk leven dan de klassieke met dominee en kerkenraad.
Noordmans leert je om niet bang te zijn als oude vormen niet meer werken en in puin gaan. En om te blijven geloven in de herscheppende krachten van een zeer menslievende Geest.

Posted in: Uncategorized | Tagged: hervormden, kerk, kerkgeschiedenis, PKN-zaken, Theologie

Pseudo-Dionysius de Areopagiet – 5e eeuw na Christus, Syrië?

Posted on 31/12/2016

juist door het niet-zien en niet-kennen geraak je waarachtig in datgene wat het zien en het kennen te boven gaat

Als de vraag is welke theoloog de mooiste naam heeft dan staat deze man met stip op één. De zangerige naam is niet zijn echte. Volgens Handelingen 17 vers 34 sloot na de toespraken van de apostel Paulus in Athene ene Dionysius, actief op de Areopagus, zich bij de christenen aan. Volgens een oude overlevering zou hij daarna bisschop van Athene zijn geworden. In de vijfde eeuw verschuilde een christelijke theoloog-filosoof zich achter deze naam. Zijn geschriften duiken dan op in Syrië. In de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling, toen bij ons de cultus van Wodan, Freya en Nehalennia nog eeuwen uitmaakte, was dit land een belangrijke leverancier van christelijke denkers en schrijvers. Het nu zo zwaar door terreur en oorlogsmisdaden geplaagde land herbergt nog steeds christenen.
De nep-Dionysius heeft zijn wijsheid wel duidelijk uit Athene gehaald. Hij moet bij Proclus gestudeerd hebben, een van de laatste grote filosofen in de traditie van het neo-platonisme. Zijn geschriften bewegen zich op het grensvlak van het Griekse speculatieve denken en het christelijk geloof. Hij schiep met zijn eigen bespiegelingen een mengvorm van beide en zo werden zijn boeken een belangrijke en gezaghebbende inspiratiebron voor de christelijke theologie tot ver voorbij de Middeleeuwen. Zijn boeken Over de hemelse hiërarchie, Over de kerkelijke hiërarchie, De goddelijke namen en Mystieke theologie en enkele brieven zijn veelvuldig overgeschreven en becommentarieerd, van oost tot west. Zijn gedachten over negen engelenkoren werden invloedrijk, net als die over de schoonheid van de aardse liturgie die de schoonheid van de hemelse liturgie weerspiegelt. Zowel de Orthodoxen als de Monofysieten (christenen die niet akkoord waren gegaan met leerbeslissingen over de twee naturen van Christus) erkenden hem als leermeester.
Pseudo-Dionysius wil de gedachten opvoeren tot aanschouwing van het ene goddelijke licht. Over God valt er wat hem betreft meer te zwijgen dan te spreken. Hij is Onbeschrijfelijk. Taal schiet te kort. Pseudo-Dionysius gebruikt ‘apofatische’ theologie: theologie waarbij je vooral ontkennende taal gebruikt. Door steeds een stap verder te gaan in het ontkennen wat of hoe God is, kom je net als Mozes op de Sinaï steeds dichter bij het Geheim.
Momenteel zien we een wijdverspreide behoefte om vooral ‘negatief’ te spreken over God en geloof. Academische theologen ontkennen publiekelijk het bestaan van een Almachtig goddelijk wezen. Bij deze oude Syriër was het ontkennen altijd de keerzijde van een bevestigend en positief spreken, van ‘katafatische’ theologie. De duisternis van het niet-weten komt bij hem voort uit verblinding door een overvloed van stromend goddelijk Licht. Hij schreef vanuit de verwondering dat zich vanuit het ontoegankelijk-goddelijke iets heel kostbaars aan de mens meedeelt.

(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Theologie

David à Doreslaer – * Enkhuizen 1610 † Zierikzee 1671

Posted on 31/12/2016

Aller ogen zullen later deze sportzomer op Brazilië gericht zijn. Ooit was de oostelijke punt van dit enorme land in Nederlands bezit. Nadat Piet Hein de Zilvervloot had gewonnen verdreven de Hollanders er de Portugezen. Tussen 1630 en 1654 had de Westindische Compagnie hier een kolonie met Recife als hoofdstad, met Johan Maurits van Nassau-Siegen (die van het Mauritshuis) van 1637-1644 als gouverneur. Nog altijd liggen er Hollandse forten. Op het hoogtepunt was dit een kolonie van 90.000 mensen: Hollanders, Portugezen, Afrikaanse slaven en Brazilindianen. Joden uit Amsterdam, actief in de handel, bouwden er synagoges. De Jezuïeten werden verdreven, maar verder bestond er in de kolonie godsdienstvrijheid, in deze vorm totaal nieuw voor Zuid-Amerika. De slavernij bleef grotendeels intact. Hollanders gingen zich van hieruit juist steeds meer toeleggen op de internationale slavenhandel.
Er werden ook protestantse kerken gesticht. Zo’n twintig gemeentes vormden de eerste overzeese classis. Niet alleen voor eigen mensen. Om het ‘rijk van Christus’ uit te breiden moest de katholieke invloed van de Portugezen op slaven en in het bijzonder de indianen protestants worden beconcurreerd. Hier werd David a Doreslaer, predikantszoon uit Enkhuizen, in 1638 de eerste echte zendingspredikant onder de Tupi-indianen. Werkend vanuit hun dorp Mauricia zag hij hun grote sterfteoverschot door ziekte, drank en de permanente oorlogssituatie. Hij bepleitte met succes de naleving van de grondwettelijke vrijheid van slavernij voor deze indianen, zorgde voor diaconale hulp in de vorm van medicijnen, kleding om hun naaktheid te bedekken en vierde er in 1640 voor het eerst Avondmaal. Dat betekende vertaalwerk. Maar zijn catechisatieboekje met liturgieën in het Tupi, het Hollands en het Portugees veroorzaakte in Holland, waar het gedrukt werd, veel gedoe. Wat gebeurde hier met de Formulieren van Enigheid? Werd er in het eenvoudige Avondmaalsformulier niet teveel weggelaten? Ondanks de kerkelijke protesten uit Holland verscheepte de Compagnie de boekjes naar Brasil. Doreslaer stuurde een Apologie. Hij verdedigde de oordeelsbevoegdheid van de overzeese classis en benoemde de moeilijkheden van het vertalen van de boodschap van het geloof in een andere taal en een andere omgeving. Typisch een discussie die altijd speelt rond missionair pionierswerk. 
Vrede tussen Nederland en Portugal betekende vanaf 1641 het vertrek van de Hollandse militairen. Doreslaer kwam ook terug naar Nederland. De partij ‘vraagboekjes’ verschimmelde in een magazijn. Het verzet van de Portugezen gecombineerd met religieuze haatmotieven bracht uiteindelijk het Hollandse bestuur ten val. De kolonie werd verkocht. De protestantse indianen sloegen op de vlucht ver het binnenland in. Ze zouden tegen het einde van de 17de eeuw totaal zijn uitgeroeid. Ook de joden moesten vertrekken. Doreslaer had nog een mooie predikantenloopbaan. Zijn lakzegel had een indiaanse pijl en boog.

(2016) Afbeelding lakzegel met dank aan het Zeeuws Museum

 

Posted in: Uncategorized | Tagged: geschiedenis, kerkgeschiedenis, Zuid-Amerika

Blaise Pascal – *19 juni 1623, Clermont-Ferrand – † 19 augustus 1662, Parijs

Posted on 31/12/2016

Het hart heeft zijn redenen die het verstand niet kent

Pascal bewees het bestaan van het vacuüm en het onderscheid in luchtdrukverschillen. Druk wordt sindsdien uitgedrukt in eenheden pascal. Nog maar zestien jaar oud had hij ook al een meetkundige stelling geformuleerd voor veelhoeken. Hij bouwde de eerste rekenmachine voor zijn vader: belastingambtenaar. En bedacht een openbaar-vervoersysteem met koetsen.
Na Pascals dood vond men in de voering van een kledingstuk een getuigenis in tweevoud op perkament en papier. Dit Mémorial begint zo: ‘Het genadejaar 1654. Maandag 23 november. Vanaf ongeveer half elf ’s avonds tot ongeveer half één ’s nachts. VUUR. God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van Jezus Christus.’ Na die ervaring was hij vaak in het klooster te vinden geweest, Port-Royal bij Parijs, waar een zus was ingetreden. Dit stond in het centrum van heftige debatten over de genadeleer van kerkvader Augustinus. Pascal raakte ook geïnteresseerd. Om zijn vele pijnklachten te verdringen studeerde hij veel. In anonieme ‘Brieven van een provinciaal’ schaarde hij zich achter de ‘Jansenisten’ van Port-Royal tegenover de Jezuïeten, de paus en de Zonnekoning. Maar hij bleef zijn kerk trouw en werkte aan een groots opgezet boek om het christelijk geloof te verdedigen tegen de sceptici. Het kwam niet verder dan een verzameling losse notities, de Gedachten.
Niemand minder dan Nietsche, de dwarse filosoof ‘met de hamer’, bewonderde twee eeuwen Pascals verdiepte kijk op de mens. Pascal benoemt zowel de nietigheid en misère als de ‘grandeur’ van de mens. De ene kant verwijst naar de zondeval, de ontkenning van zijn bestemming en roeping. De andere kant verwijst juist naar de grootheid en liefde van de Schepper. Dat geldt ook van de verveling waarin de mens zich soms bevindt. Die kan voortkomen uit zijn ongehoorzaamheid. Maar ook uit de trekkracht van het verlangen dat God in de mens heeft geplant, het verlangen naar de verloren vrede.
De net afgetreden scriba van onze synode dr Arjan Plaisier was gepromoveerd op een studie over Pascal en Nietszche. In acht jaar synodeschrijfwerk zijn we als kerk ongemerkt ook verrijkt met eenheden Pascal. Desondanks groeide het vacuüm in onze samenleving als het gaat om Godsbesef toch gestaag verder.
Bij Pascal denk ik altijd ook aan een opmerking van Hans Küng: terwijl Pascal zijn gedachten formuleerde over de grootheid en nietigheid van de mens liet Zonnekoning Lodewijk XIV honderden arbeiders om het leven komen in de moerassen van Versailles om er tuinen aan te leggen. De daden van het christendom blijven vaak achter bij de woorden.
(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: filosofie, kerkgeschiedenis, Theologie

Wynfreth/ Bonifatius – *672 Wessex – † 5 juni 754 Dokkum

Posted on 31/12/2016

Tracht door uw vrome gebeden te bereiken dat onze God en Heer Jezus Christus, die wil dat alle mensen behouden worden en tot erkenning van God komen, de harten van de heidense Saksen tot het katholieke geloof bekeert

Protestanten doen mee met de jaarlijkse herdenking van de moord op Bonifatius.
Hij moet nog een Bijbel boven zijn hoofd gehouden hebben om zich te verweren tegen de Friese zwaarden. 1300 jaar geleden arriveerde Wynfreth in Dorestad voor een missie in de gebieden van de Friese koning Radboud. Al snel keerde hij wegens mislukking teleurgesteld naar zijn Benedictijner klooster op het Britse eiland terug. Niet voor lang. Wynfreth was al lang genoeg honkvast geweest. Als kind was hij vanwege een gelofte van zijn vader tijdens een ziekte aan het klooster afgestaan. Hij had er snel carrière gemaakt als priester, leider van een kloosterschool, diplomaat, prediker, biechtvader van veel mannen en vrouwen. Maar de stijgende roem was hem gaan benauwen. Bang als hij was om tekort te schieten wilde hij zijn dienst aan God intensiveren.
Na de eerste mislukte Friezenzending trok hij opnieuw naar het vasteland. Van de paus kreeg hij de opdracht tot zending onder de Germanen. Het tweede deel van zijn leven is hij voornamelijk in Duitsland werkzaam geweest, het Oostfrankische rijk, onder bescherming van verschillende hertogen en vorsten en onder rechtstreeks gezag van de paus die hem in 719 de naam Bonifatius geeft. Waar hij rondreist treft hij vaak een kerkelijk leven aan dat in zijn ogen verbetering behoeft. Waar mogelijk probeert hij de kerk te verbeteren en te vernieuwen. Daarvoor moet hij invloed uitoefenen op vorsten en hun benoemingsbeleid van bisschoppen. Ze moeten meewerken aan het bijeenroepen van synodes en de uitvoering van synodebesluiten. Zijn kerkpolitiek roept vaak verzet op. Hij is soms roomser dan de paus. En niet bang. In een van zijn langste brieven schuwt hij niet om een vorst stevig de les te lezen over zijn levenswijze. De grote kring van vertrouwelingen om hem heen, monniken en nonnen vaak net als hij van overzee, kennen ook zijn zorgen en angsten. Veel van zijn brieven zijn eigenlijk gebedsbrieven.
Vorst Karloman weet hij te bewegen kloosterling te worden. Bonifatius wil mensen een geestelijk leven laten leiden. Maar zou het Frankische rijk niet beter afgeweest zijn met een christelijk vorst die op zijn post bleef? Zo vroeg biograaf Auke Jelsma.
In 754 ging de grijsaard nog een keer op missie naar de noordgrens van zijn territorium. Waardig te paard en met een legertje metgezellen. Want Saksen en Friezen moet je imponeren met uitstraling van autoriteit. Deze keer werkt het niet. Hij is begraven op zijn basisstation, het klooster van Fulda. In no time gold hij als een heilige. Geen knuffelheilige. Wel respectabel om zijn volstrekte toewijding aan het Evangelie.

(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis

Mary Barrett Dyer – *plm 1611, Engeland – †1 jun 1660, Boston

Posted on 30/12/2016

Mijn leven telde voor mij niet vergeleken met de vrijheid van de waarheid van de levende God

Vrijheid van godsdienst is een grondrecht dat pas heel langzaam is uitgevonden. In grote delen van de wereld geldt het nog steeds niet volledig, in sommige landen is het zelfs weer afgeschaft. Ook protestanten die zelf een geschiedenis van lijden om het geloof achter zich hadden, vonden het niet zomaar vanzelfsprekend. Als puriteinen en anderen zich omwille van vrije uitoefening van het geloof in een van de Britse koloniën aan de Amerikaanse oostkust vestigden, bleek ook in de zeventiende eeuw de religieuze intolerantie soms nog meegelift te zijn in de grote zeilschepen. De ophanging van de Quaker activiste Mary Dyer in Boston op 1 juni 1660 is een typisch voorbeeld van de ‘Willibrordprocessie’ die de godsdienstvrijheid in Amerika doormaakte: een stap achteruit, twee stappen vooruit. De koning greep in en zulke executies werden verboden in de staat Massachussets. Mary heeft er sinds een halve eeuw een standbeeld voor het parlement van de staat.
Kort na hun huwelijk in 1635 in Engeland was het echtpaar Mary en William Dyer overgestoken. Ze werden als Puriteinen lid van de kerk in Boston. Ze waren beide goed ontwikkeld. William kreeg belangrijke functies. Ze raakten al snel actief betrokken bij een conflict binnen de kerk van Boston over de theologie van de genade. Een vrouw, Anne Hutchinson, speelde in de beweging een grote rol. Er werden bij haar thuis Bijbellezingen georganiseerd. Rond de tijd dat er processen tegen deze ‘ketters’ werden aangespannen beviel Mary van een doodgeboren kind, dat stiekem werd begraven. Het was namelijk mismaakt. En dat gold als een straf van God. Toen de gouverneur er lucht van kreeg werd het lijkje opgegraven. Dit was koren op zijn molen. De misvormingen van de opgegraven foetus werden schriftelijk breed uitgemeten. Nog tientallen jaren later deed het de ronde. En de ergste ‘ketters’ werden uit de kolonie verbannen. Elders, op Rhode Island, kreeg het echtpaar nog een reeks gezonde kinderen.
Dan is het een tijd stil rond hen. In 1652 zijn de Dyers weer in Engeland. Daar hoort Mary de stichter van de Quakers, George Fox. Ze ontmoet hem ten huize van zijn latere echtgenote Margaret Fell. Quakers vormden gemeenschappen zonder ambtsdragers en sacramenten, met een belangrijke rol voor stilte in de samenkomsten, en voor ieder het recht van getuigenis over wat het ‘innerlijk Licht van Christus’ hen ingaf. Dit sloot nauw aan op de visies die Mary in Boston al had omarmd. Ze wordt een Quaker missionaris.
Als ze in 1657 weer in New England aanlandt zijn er net anti-quaker-wetten aangenomen. Ze gaat linea recta de gevangenis in. Haar man heeft aanzien en weet haar vrij te krijgen, op voorwaarde dat hij haar thuis op Rhode Island stil houdt. Het verhaal wordt dan verder een aaneenschakeling van arrestaties, veroordelingen en verbanningen en een toch weer op verboden terrein opduikende Mary die gevangen Quakers bezoekt, het voor hen opneemt en weigert haar overtuiging af te zweren. Als ze in 1660 weer in Massachussets de wetten tegen de Quakers komt bestrijden is de maat vol. Ze moet nu echt hangen. Maar haar geweldloze verzet heeft dus vrucht gedragen.

Posted in: Uncategorized | Tagged: geschiedenis, kerkgeschiedenis, politiek, vrouwengeschiedenis

Johan de Heer – *23 mei 1866 Rotterdam †16 maart 1961 Driebergen

Posted on 30/12/2016

Geestelijke spijze moest ik van over-de-zee wegnemen om in Nederland uit te delen

Hij vervaardigde en verkocht harmoniums, runde een uitgeverij met als voornaamste product zijn eigen zangbundel, en hij trad op als evangelist die de wederkomst van de Heer verkondigde via zijn evangelisatiebeweging ‘Maranatha’ en het tijdschrift ‘het Zoeklicht’ . In 1924 was hij mede-oprichter van de NCRV. Voor de microfoon zong hij jarenlang begeleid op zijn eigen harmonium zijn eigen liederen.
Johan de Heer was grotendeels een autodidact. De opdracht om liederen uit Engeland te importeren leidde hij af uit het feit dat een bijbeltekst over ‘het op vlotten over de zee doen voeren’ lang in zijn hoofd was blijven zeuren, tot hij in een Londense boekwinkel een goedkope liedbundel zag liggen. Engeland trok hem vanwege de grote religieuze opwekkingen.
Niet iedereen was van zijn zangkunst gecharmeerd. De dichterlijke en muzikale kwaliteiten van zijn liederen liet te wensen over. Theologisch gezien was zijn boodschap nogal eenzijdig. Maar Johan de Heer koesterde zijn handelsmerk van eenvoud en herkenbaarheid voor de gewone man.
De blauwe bundel met het gouden kerkraam voorop verscheen in twee versies: met en zonder noten. Het begon in 1905 met ‘Sankey-liederen’, liederen afkomstig uit het Leger des Heils, een selectie Psalmen, Gezangen en eigengemaakte evangelisatieliederen. En die mix is altijd kenmerkend gebleven, ook al verdwenen er bij elke nieuwe uitgave liederen en kwamen er andere voor in de plaats. Zoals het harmonium het deftige broertje was van het accordeon en de mondharmonica, zo waren deze liederen het antwoord op de volksmuziek en de marsliederen van andere bevolkingsdelen. In een eeuw tijd zijn er vele honderdduizenden bundels verkocht en ook vaak versleten.
De harmoniums zijn intussen uit de huiskamers verdwenen. De liederen haalden haast geen enkele kerkelijke liedbundel. Zijn boodschap over het Duizendjarig Rijk bleek met een korreltje zout genomen te moeten worden. De daarmee verbonden liefde voor de joodse staat Israël bleef te lang blind voor de feilen ervan.
Maar als geen ander had hij het voor elkaar gekregen dat hele generaties protestanten opgroeiden met het samen luidop zingen van reeksen liederen, bij de afwas of op zondagavond in de huiskamer geschaard rond het harmonium, vaak meerstemmig. Op de verenigingen voor jongens en meisjes, mannen en vrouwen van alle orthodoxe protestanten werd ook veel ‘JdH’ gezongen. Het een stimuleerde het ander. De limiet die kinderen op muziekles toch minstens moesten halen was dat ze de akkoorden van Johan de Heer konden spelen.
‘s Nachts klinkt een lied in mij op’ staat er in Psalm 42: 9. Liederen die je bij zijn gebleven kunnen van groot belang zijn om in turbulente tijden het emotionele roer recht te kunnen houden. De Heer begreep dat.

Posted in: Uncategorized | Tagged: hervormden, kerkgeschiedenis, muziek

Madathiparamil Mammen Thomas – *15 mei 1916, Kozhencherry, Kerala  – † 3 december 1996, Manjadi, Kerala (India)

Posted on 30/12/2016

Christus is aanwezig en werkzaam in de wereld van vandaag, met zijn Wet en met zijn Liefde

Indisch eten kan pittig zijn. Madathiparamil Mammen Thomas was in de jaren ´60 en ´70 een hoofdrolspeler in de internationale oecumenische beweging. De Wereldraad van Kerken stond op het hoogtepunt van haar invloed. Mede door hem was dat met een pittige boodschap. In toespraken als voorzitter van het Centraal Comité tijdens de grote Assemblees van de Wereldraad en in een stroom van publicaties bepleitte hij een sociaal getuigenis van de kerken in de samenlevingen. Op allerlei manieren zag hij de wereld ‘in revolutie’. En dat bood kansen voor Gods revolutie. Kerken moesten zich sterk maken tegen apartheid en racisme en op de bres staan voor de mensenrechten, maar ook voor een eerlijke economie.
‘M.M.’ zoals zijn naam algemeen werd afgekort, een vriendelijke dwarsligger met een hoge stem, was eigenlijk een chemicus. Hij kwam uit de Syro-Malabaarse Kerk van India die zegt terug te gaan op het werk van de apostel Thomas.  Al in de 19de eeuw was er onder de Thomaschristenen van India onder invloed van Britse zending een geest van vernieuwing gaan waaien. Zo werd men onder meer kritischer tegenover het kastenstelsel.
Reeds als student sympathiseerde ´M.M.` met Ghandi en zijn onafhankelijkheidsbeweging.
Maar ook met de leer van Karl Marx. Op een keer vroeg hij zowel toelating tot het ambt in zijn kerk als het lidmaatschap van de communistische partij. Beide werden hem geweigerd. De partij vond hem te christelijk, de kerk te marxistisch. Van het marxistisch leninisme zou hij radicaal afstand nemen, van de kerk niet. Zijn sociale bewogenheid was en bleef levenslang diep geworteld in zijn christelijk geloof. In India gaf hij leiding aan een instituut in India voor bezinning op de grote maatschappelijke veranderingen.
Op de Wereldzendingsconferentie in Bangkok in 1973 zei hij over zendelingen: ze hebben stammen en dorpelingen verlost van de overheersing door de geesten van het heelal, zon, maan sterren, bergen en bomen, en van het fatalisme dat armoede in stand houdt. Ze hebben de heiligheid van de koe laten overgaan op de mens en een avondmaalsgemeenschap geprobeerd te stichten die de kasten overschrijdt. Maar de leer van de Wereldraad over Jezus als enige Heer en Redder van de wereld mocht van hem wel wat ruimer. Ook ‘ buren’ zoals hindoes, boeddhisten en moslims zijn, als ze innerlijk vernieuwd zijn, deelgenoten in de brede gemeenschap van Christus. Christus werkt ook buiten de kerk.
Wegens verschil van mening met de centrale Indiase regering over corruptie was zijn optreden als gouverneur van een regio maar van korte duur. Tot op hoge leeftijd bleef hij wereldwijd een veelgevraagd spreker en gastdocent. De Universiteit van Leiden gaf de goeroe in 1975 een eredoctoraat.
Een jongere broer herinnerde zich levenslang hoe Thomas hem eens tot de orde geroepen had met de woorden “wie is belangrijk, jij of God?’  Aan zijn muur hing altijd een poster met een gekruisigde Christus en de woorden: ‘Als jij niet liefhebt, wie dan?’

(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, oecumene

Arsenius – *plm 354, Rome †rond 440, Troë bij Memphis

Posted on 30/12/2016

Arsenius is een woestijnvader uit het begin van de christelijke kloostertraditie. Hij was diaken toen hij een aanstelling kreeg aan het hof in Constantinopel van keizer Theodosius de Grote, de man die het christendom tot staatsgodsdienst van het Romeinse rijk uitriep. Hij moest de prinsen onderwijzen. Maar de riante positie en het luxe bestaan bevielen hem steeds minder. ‘Zwijg en bewaar de stilte’ kreeg hij als antwoord op zijn gebed om redding. Rond zijn vijftigste vertrok hij naar Alexandrië, aangetrokken door de roep van de monniken in de Egyptische woestijn. Zijn roem snelde hem vooruit. Maar toen hij in de deur verscheen van Johannes de Dwerg die hem zou begeleiden, keurde deze abt hem geen groet of blik waardig. Na een tijdje wierp hij hem een stuk brood voor de voeten. Arsenius schrok er niet voor terug. Precies wat hij zocht.
De manier waarop Egyptische monniken en zusters hun egocentrische verlangens te lijf gingen nam soms bizarre vormen aan. Arsenius leefde ook sober, maar niet extreem. Een andere monnik uitte een keer daarover verbazing. Waarop deze als antwoord kreeg dat menig monnik in zijn vorige leven herder of boer geweest was en dus gewend aan slapen op de grond, maar dat Arsenius zijn halve leven tussen linnen lakens op zachte bedden had geslapen.
Arsenius liet gemakkelijk tranen lopen. Bijvoorbeeld over het gedrag van zijn vroegere leerlingen toen ze keizer waren geworden.
Maar de beroemde geleerde werd een echte hesychast: kluizenaar die stilte (hesychia) zoekt. In een van de verhalen zit hij alleen met de Heilige Geest in een boot. Zijn zwijgen is de keerzijde van zijn poging om steeds in contact te blijven met de innerlijke Bron. Daarin is hij ongemakkelijk. Hij jaagt mensen weg. ‘Als jullie horen dat Arsenius ergens is, kom dan niet in zijn buurt’. Zo’n behoefte aan stilte en rust kan ook egocentrisch zijn. Deze stilte gaat niet over angst voor kritiek, afwijzing of spot. Of over gebrek aan interesse voor anderen. Arsenius dwingt vooral om na te denken over ons spreken. Worden onze woorden geboren uit luisteren: naar jezelf, naar je eigen ‘beter weten’, naar wat iemand echt vroeg, naar wat de ander tussen de regels door zegt of schrijft of chat, naar de Ander? Het hart ligt vaak gauw op de tong, maar wat voor een hart? En Arsenius is dan extra lastig voor dienaren van het Woord: zij die van spreken en schrijven hun beroep hebben gemaakt en vanwege hun opleiding en ervaring menen wel eens iets te weten.

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, spiritualiteit

Alje Klamer – * 25 april 1923, Groningen – † 1 juli 1986, Hilversum

Posted on 30/12/2016

alje-klamer

Gods gedachten zijn gelukkig anders dan de gedachten van de mensen

De IKON is niet meer. De omroeporganisatie van een aantal samenwerkende kerken is opgegaan in de EO. Voorganger de IKOR was in 1946 opgericht zodat de kerken zich via de radio tot de samenleving konden gaan richten. Omroeppastor Alje Klamer was in de jaren ’60 en ’70 een van de boegbeelden. Van de vrijheid die kerkelijke zendgemachtigden zonder leden hadden werd ruim gebruik gemaakt om thema’s aan de orde te stellen waar velen binnen en buiten de kerken nog geen oor naar hadden.
Klamer was een kruidenierszoon uit Groningen. In de oorlog zat hij ondergedoken in Delfzijl omdat hij de Ariërverklaring niet wilde tekenen. Hij kwam weer tevoorschijn toen zijn ouders er om bedreigd werden. Hij werd in Berlijn te werk gesteld. Met TBC kwam hij weer terug. In 1949 voltooide hij zijn theologiestudie in Groningen, trouwde hij en werd hij hervormd predikant te Westernieland-Saaxumhuizen. In 1953 vertrok hij naar Maastricht. Voor de radio viel hij op als ´die man die zo gewoon sprak´. ‘Hij was een man met de gave van het woord, een retorisch talent. Ik ging vaak mee naar de kerk, er heerste daar een vreemd soort opwinding, hij maakte iets los bij mensen,´ aldus zijn zoon Ronald die bij het toneel ging. In 1959 begon het werk als radiopastor in Hilversum. Interkerkelijk dus. Van het een kwam het ander. Zoals de oecumenische Pinkster-appèls waarbij eens duizend gasten aan vijftig tafels in de Haagse Dierentuin een agapè-maal hielden. Hij was voorganger bij de eerste inzegening van ‘gemengde huwelijken’.
In 1961 pleitte hij voor de radio en in de pers voor mededogen met homoseksuelen. Het maakte enorm veel los. Hij raakte betrokken bij de start van ‘contactgroepen’ . Dit initiatief zou uitlopen tot een landelijk netwerk. Dat is ruim twee decennia voordat de Remonstrantse Broederschap als eerste kerkgenootschap ter wereld het kerkelijk homohuwelijk aanvaardde (1989). Ook andere taboes stelde hij aan de orde. Transseksuelen en incestslachtoffers kregen gehoor. De kinderen van vroegere NSB’ers met hun problemen. Allerlei lotgenotengroepen werden in het leven geroepen of van advies gediend. In 1976 stelde hij ook het clichébeeld over pedofielen aan de kaak. Dáárvoor kreeg hij maar weinig begrip.
Het optreden voor radio en later ook tv ging steeds vergezeld van brochures, bulletins en bijdragen in boeken en bladen als ‘De Open Deur’. In de ‘Margriet’ verzorgde hij een deel van de adviesrubriek voor lezers. In 1986 kreeg hij de Spaansprijs voor al dit publicitaire werk. ‘Niet een propagandist van iets, maar meer een gids, een meegaander’ noemde hij zichzelf. Steeds waren de verhalen van Jezus’ omgang met mensen zijn inspiratiebron gebleven.

Posted in: Uncategorized | Tagged: geschiedenis, kerk, kerkgeschiedenis

Petronella Voûte – *6 november 1804, Amsterdam –  † 18 april 1877, Zetten

Posted on 30/12/2016

voute‘Houd juffrouw Voûte in ere, zij doet een goed werk en heeft er veel voor over.’

Tussen de vele honderden levensverhalen in het zesdelige Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme staat zij slecht met één regeltje vermeld. Onterecht, gezien het pionierswerk dat zij verrichtte bij het Réveil van de negentiende eeuw.
Zij stamde af van protestantse vluchtelingen uit Frankrijk. Vader was een welgesteld koopman in Amsterdam. In 1845 werd ze diacones in het net opgerichte Utrechtse Diaconessenhuis, waar ze een jaar later adjunct-directrice werd. Niet voor lang. Talentenjager ds. Otto Gerhard Heldring, predikant in het Betuwse Hemmen, betrok haar in 1847 bij zijn plan om een opvangtehuis voor ‘gevallen vrouwen’ op te richten. Ooit was hem gevraagd om een opvangadres voor een verwaarloosd meisje. Al snel had hij zo’n dertig meisjes ondergebracht in huishoudens in de omgeving, maar niet alle meisjes waren geschikt voor het gezinsleven. Sommige kwamen uit de gevangenis en dreigden (weer) in bordelen terecht te komen. Daarom wilde hij voorzien in een tehuis voor de opvang en het onderwijs van zulke meisjes en van ongehuwde moeders en ontslagen vrouwelijke gevangenen. Hij had al een voormalige bierbrouwerij in Zetten opgekocht. Daarvoor had hij nu een bestemming. Op 1 januari 1848 opende Asyl Steenbeek zijn deuren. Op die dag werd Petronella Voûte er door Heldring heengebracht, over het ijs. Zij moest het splinternieuwe beroep van instellingsdirectrice gestalte geven.
Petronella Voûte zou er bijna dertig jaar wonen. Het werk nam haar van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in beslag. Zij voerde persoonlijk de kennismakingsgesprekken met nieuwe meisjes en legde hun levensgeschiedenissen vast. Ook leidde zij zelf de ochtend- en avondsluiting en de wekelijkse catechisatie. Alles onbezoldigd. In het begin betaalde zij zelfs kostgeld. Vrijwel haar hele vermogen investeerde zij in de Heldring-stichtingen. Heldring had met Steenbeek de smaak te pakken gekregen van het oprichten van instellingen om de ‘inwendige zending’ in Nederland vorm te geven. De donateurs van Steenbeek ontvingen van Heldring jaarlijks een smaakvol jaarboekje Magdalena. Met deze bijbelse naam pareerde hij de soms stevige weerstand die het Asyl Steenbeek opriep. Werk voor ‘gevallen vrouwen’ gold als onfatsoenlijk voor dames van stand.
Ze straalde gezag uit. Ze had vaak overleg met ds. Heldring op het stille kerkplein van Hemmen. Hij met pet en pijp, zij ‘met de wapperende linten van haar muts als een soort aureool om het energieke gezicht.’ Ze verschilden vaak van mening, maar hun goede verstandhouding werd nooit verbroken. Toen er op 14 april 1877 brand uitbrak op Steenbeek lag zij op haar sterfbed. Ze had bijna duizend meisjes onder haar hoede gehad.

(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Réveil, vrouwengeschiedenis

William Booth – * 10 april 1829, Sneinton – † 20 augustus 1912, Hadley Wood (Londen)

Posted on 30/12/2016

boothwilliamSoupe, soap, salvation

Nog altijd valt het Leger des Heils op met een uitgebreid netwerk van instellingen voor welzijn- en gezondheidszorg. Daklozen, verslaafden en prostituees kloppen zelden tevergeefs aan. The Salvation Army werd in 1878 in Londen gesticht door William Booth. Het is de tijd van enorme maatschappelijke tegenstellingen en van arbeidersbewegingen die de maatschappelijke revolutie preken. Aanvankelijk was hij, geschoold als methodistische lekeprediker, niet meer dan een van de vele evangelisten die in de ellende van Londens East End de boodschap van Gods liefde verkondigde en met anderen liefdadigheid verrichtte. Maar hij zag dat het dweilen met de kraan open was. Veel hulp zette te weinig zoden aan de dijk. In zijn boek In Darkest England and the Way Out van 1890 liet hij zien dat Engeland voor veel mensen erger was dan een ontwikkelingsland, gezien de ellende die de industriële revolutie had veroorzaakt. Hij ontwikkelde een ambitieus plan van aanpak. Het karakter en het gedrag van mensen moest worden veranderd om hen niet langer tot verliezers in de strijd om het bestaan te maken. Daartoe moesten de omstandigheden aangepakt worden waarop mensen zelf geen greep hebben. De kracht van de aanpak moest afgestemd zijn op de ernst en het gewicht van de problematiek. Vaak zou de aanpak daarom langdurig moeten zijn, in de praktijk uitvoerbaar en echt helpend. En zonder schade toe te brengen aan andere groepen in de samenleving. Zo ontstonden gaarkeukens en opvangmogelijkheden voor dak- en thuislozen, boerderijen voor stedelijke paupers om hen te trainen in landbouw, scholingsmogelijkheden, huizen voor ‘gevallen’ vrouwen, hulp aan ex-gedetineerden, verslaafdenzorg. In heel veel landen. Booth zelf vestigde al posten in 58 landen, dat aantal zou bijna verdubbelen. Nederland zit er sinds 1887 bij. Wat ´generaal´ William Booth, zijn vrouw Catherine Mumford en hun ‘soldaten’ en ‘officieren’ betreft was het allemaal vanuit een diep verlangen om mensen de liefde van God te laten voelen en proeven. Helpen waar geen hulp genoeg is. Soep, zeep en heil. In die combinatie maar ook in die volgorde. Want zo zei Booth: ‘een lege maag heeft geen oren’.
Organisatorisch staan de hulpverleningsprojecten apart van het kerkgenootschap dat het Leger ook is. Bekend werd de grote rol van koperblazers bij de ‘heilsmuziek’. Bij het Leger ontbreken de sacramenten van Doop en Avondmaal. Booth wilde de theologische discussies over de betekenis en de toegankelijkheid van de sacramenten omzeilen.
In 1878 wilde Booth zijn secretaris eerst laten schrijven dat ze een leger van vrijwilligers gingen vormen. ‘Ik ben geen vrijwilliger, ik ben in vaste dienst’, riep de Booth junior die het aanhoorde. En zo werd het ‘salvation army’. Het is ook maar wat je vrijwillig noemt als je door de Heer of door de ellende van je medemensen, of allebei, bij de lurven bent gepakt.

(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis
« Vorige 1 2 3 4 Volgende »

Welkom op de weblog van Harmen Jansen
theoloog, predikant van de Protestantse gemeente te Winsum-Halfambt (Gr.)

Tweets by @HarmenGJzn Follow @HarmenGJzn

Heiligenkalender bevat de schrijfsels uit de rubriek 'Geloofsgetuigen' in Geandewei en Protestantse Kerkbode. Op alfabetische volgorde en kalendervolgorde. Gestart 1-1-2014

Email: dshjansen@gmail.com

portret verkleind

Copyright © 2023 Harmen Jansen.

Theme by ThemeHall.