Leuke reportage van het slot van onze openingsviering op zondagmorgen 16 februari:
http://www.tvnoord.nl/ipad/index.asp?p=130466
Veel publiciteit in allerlei media, omdat de kerk nu te boek staat als de eerste ‘groene’ dus energieneutrale kerk van minstens de PKN en wellicht zelfs heel Nederland: de site van Kerkinactie, Dagblad van het Noorden, Nederlands Dagblad, NCRV Spirit24 en Schepper % Co, Trouw.
Maar ook zonder deze primeur is het een mooi resultaat van een bijzonder proces. De protestantse gemeente is ook verbaasd over zichzelf. Wat gebeurt ons? Het is gelukt: een ingrijpende verbouwing inclusief een prijzige, maar noodzakelijke renovatie van het orgel. En zonder dat zich een koper meldde voor de aanpalende verouderde pastorie. Wat voor geest is er toch over de gemeente gekomen? Anderhalf jaar geleden leek het absoluut niet te gaan lukken om op tijd voldoende geld binnen te halen. Het bouwplan is keer op keer uitgekleed. Maar ruim een jaar later, eind 2013, is de verbouwing bijna klaar en wordt tot uitstel van de opening besloten, omdat er toch kan worden overgegaan tot totale uitvoering van het verbouwingsplan in plaats van alleen een uitgeklede versie: dus nu inclusief de afwerking van de zaal op de nieuwe zolderverdieping, de aanschaf van een lift, de vervaardiging van fraai liturgisch meubilair en van eenvoudige kunst om het licht in twee ramen te temperen. En begin 2014 werd in korte tijd ook nog het geld bijeengebracht voor nieuwe stoelen, ruim € 40.000.
Peta de Vries, voormalig kerkenraadsvoorzitter en tijdens het gehele traject voorzitter van de stuurgroep bouw, heeft bij de opening geprobeerd in zeven G’s de sleutels te benoemen van dit succes. Ik herinner me o.a.: gedragen plan, geloof, geluk, geld, gedoe. De G van gedreven en gemotiveerd leiderschap had ze daarbij nog buiten beschouwing gelaten.
Bij de openingsviering hebben we dus rood als liturgische kleur genomen. De kleur van Pinksteren en van de Heilige Geest. Die rukt aan muren dak en huis, staat er in een van de Pinksterliederen. We hieven na afloop het glas. Alcoholvrij. We hebben de geest uit de fles niet nodig om nu enthousiast te kunnen zijn.
Theologie in het publieke domein – 175 jaar FGG
Vrijdag 14 februari vierde het Fries Godgeleerd Gezelschap zijn 175-jarig bestaan met een symposium over de betekenis van theologie in het publieke domein. In mijn bijdrage aan de dag en de bundel, in reactie op een voordracht van bisschop Gerard de Korte ben ik ingegaan op het pamflet ‘Heilig vuur’ waarmee zomer 2013 door Ruard Ganzevoort een aardige knuppel in het theologische hoenderhok was gegooid. Ook gastspreker Henk de Roest betrok dit pamflet in zijn lezing.
De bijdragen van zijn gepubliceerd in It Beaken, tijdschrift van de Fryske Akademy, jaargang 2013 nr 3/4. Niet op internet.
Op deze dag werden eerste exemplaren overhandigd van een uitvoerig historisch overzicht van 175 jaar theologiebeoefening in dit gezelschap, geschreven door dr. Jan Dirk Wassenaar en eveneens verschenen als uitgave van de Fryske Akademy (afûk). Een prachtig overzicht van de geschiedenis van dit wonderbaarlijke genootschap.
Informatie over deze dag op http://www.kruspunt.nl/fr/eveneminten/175-jier-fries-godgeleerd-gezelschap.
Het Goede Leven stond er ook bij stil. Ik word er uitvoerig geciteerd, leuk!
http://www.hetgoedeleven.com/Mobiel/MobielDetail/tabid/266/IndexID/194230/Default.aspx
Gladys May Aylward (24 februari 1902 Edmonton (GB) – 3 januari 1970 Taiwan)
Ik vermag alle dingen door Christus die mij kracht geeft (Filippenzen 4: 13)
‘De Herberg van het Zesde Geluk’ met Ingrid Bergman in de hoofdrol moet een van mijn eerste filmervaringen geweest zijn. De film uit 1958 vertelt het verhaal van Gladys Aylward die in 1938 met een groep van 94 weeskinderen een barre voettocht door Chinese bergen maakt, op de vlucht voor het Japanse leger. Het werkelijke verhaal over Aylward is nog indrukwekkender dan de Hollywoodversie. Ze was in tegenstelling tot Bergman klein, met zwart haar en levenslang een Cockney accent. En er was geen liefdesaffaire. Aylward is een van de vele westerlingen die roeping kregen voor zendingswerk in China. In haar geval werkte haar komaf uit een arbeidersgezin en haar lage opleiding als een barrière. Na afwijzing door de China Inland Mission – ‘te oud is om Chinees te leren’ – gaat ze op eigen initiatief, met de Trans Siberië Expres. Omdat die door oorlogsgebied gaat moet ze een gedeelte te voet door de kou. Ze ontsnapt ternauwernood aan gevangenschap. Gedeeltelijk per muilezel komt ze tenslotte in de afgelegen Shanxi-provincie aan, bij de 73-jarige zendelinge Jeannie Lawson die al een halve eeuw in China werkt. Samen beginnen ze de Herberg van het Achtste Geluk – niet het zesde! – omdat acht in China een geluksgetal is. Handelsreizigers kunnen er met hun muilezels betaalbaar onderdak krijgen en gratis verhalen voor onderweg: verhalen over Jezus. Na het overlijden van Lawson benoemt de mandarijn haar tot inspecteur voor de wet tegen het voet inbinden van vrouwen (omdat ze zelf een vrouw met ongeschonden voeten is en kan reizen). Ze komt bij mensen thuis en brengt ook daar de verhalen. Ze draagt Chinese kleding en leert wel degelijk de taal. De Chinezen noemen haar ‘Ai-wei-de’, de ‘Deugdzame’. Ze begint een kinderweeshuis. Bij het oprukken van de Japanse legers weet ze gedaan te krijgen dat de gevangenen bij de evacuatie niet worden onthoofd, zoals gebruikelijk is. Als duidelijk wordt dat de Jappen honderd dollar op haar hoofd hebben gezet, volgt de tocht met weeskinderen naar het weeshuis in het verder gelegen Sian. Bij de Gele Rivier aangekomen zijn er geen boten. Het bidden en zingen van de groep trekt de aandacht van een Chinese patrouille en levert hen een oversteek op. Na de behouden aankomst blijkt haar gezondheid stevig aangetast. Ze blijft desondanks actief in kerkstichting en werk onder leprozen. Na een operatie in Engeland mag ze China niet meer in. De nieuwe rode machthebbers dulden geen christenen. Ze wijkt uit naar Taiwan waar ze opnieuw een weeshuis sticht en evangeliseert. Daar ligt ze ook begraven.
Janani Luwum (Acoli, 1922 – 12 februari 1977, Kampala, Oeganda)
‘Als ik de kans kreeg zei ik de president de dingen die de kerk afkeurt. God is mijn getuige’
Janani Luwum is een van de Afrikanen in de beeldengalerij van twintigste-eeuwse christelijke martelaren boven de westelijke ingang van de Westminster Abbey. Hij draagt er een bisschoppelijke mijter en heeft een opengeslagen bijbel in de hand.
In zijn jeugd was Luwum nog geitenhoeder geweest. Als jong onderwijzer onder zijn eigen Acoli-volk in Noord-Oeganda werd hij bekeerling van een grote Oost-Afrikaanse charismatische opwekkingsbeweging. Na verschillende theologische opleidingen, o.a. in Engeland, werd hij in 1955 priester van de Anglicaanse kerk. Vanaf 1966 was hij secretaris van de kerkprovincie van Oeganda, Rwanda, Burundi en Boga-Zaïre. Hij dwong respect af door zijn creatief, toegewijd en visionair leiderschap. In 1969 volgde zijn wijding tot bisschop van Noord-Oeganda met een openluchtviering waarin ook de chef van de legerstaf Idi Amin aanwezig was. Twee jaar later pleegde deze man een coup. Amin, een moslim, regeerde met geweld, corruptie en intimidatie. De Acoli-en Langi-stammen en vele anderen moesten het ontgelden, Aziaten werden in 1972 het land uit gezet. In deze tijd, 1974, werd Luwum gekozen tot aartsbisschop voor het hele diocees waar hij eerder secretaris van was geweest. Omwille van zijn eigen geloofwaardigheid onderhield Amin contacten met hem, omgekeerd probeerde Luwum in zijn ontmoetingen een matigende invloed uit te oefenen en te pleiten voor de slachtoffers. Tevergeefs. Toen hij publiek kritiek uitoefende in een kersttoespraak op de radio werd de uitzending afgebroken. Luwum kondigde een publieke demonstratie aan en zocht samenwerking met andere kerken. Na een huiszoeking diende Luwum een protest in tegen alle geweldsdaden van de veiligheidsdiensten. De kerkleiders werden gesommeerd naar Kampala te komen. Tegen een collega zei Luwum: ‘Ze gaan me doden. Ik ben niet bang’. Nadat de anderen waren weggestuurd werd hij beschuldigd van verraad en daarna vermoord.
Twee jaar later werd Idi Amin, ´de slachter van Afrika´, verdreven. De schattingen over het aantal slachtoffers van zijn terreurbewind lopen uiteen van 100.000 tot een half miljoen. Beschermd door Saoedi-Arabië is hij nooit berecht.
Luwum onderstreepte steeds het belang voor iedereen van een persoonlijke relatie met de God van de bijbel en leidde diverse evangelisatiecampagnes. Hij hoopte op een kerk die een sleutelrol vervulde in de samenleving en ook een bijdrage leverde aan de economische opbouw. Maar de kerk mocht zich onder geen beding conformeren aan de machten der duisternis. Zelf was hij bereid ‘te sterven in het leger van Christus’.
Dom Hélder Câmara (7 februari 1909, Fortaleza – 27 augustus 1999, Recife,Brazilië)
Als ik de armen brood geef, dan noemen ze me een heilige. Als ik vraag waarom de armen geen eten hebben, dan noemen ze me een communist
Dom Hélder Câmara was een Braziliaanse katholieke bisschop. Zijn vader vond ‘Den Helder’ een mooie naam in de atlas, vandaar de on-Portugese voornaam Hélder.
Câmara was in 1931 tot priester gewijd. Door een kennismaking met een internationaal gezelschap voor verzoening werd hij zich bewust van de geweldloze kracht die uit het Evangelie spreekt. Hij nam afstand van de fascistisch georiënteerde Katholieke Liga en koos voor de armen in hun strijd tegen onderdrukking en uitbuiting. In 1952 werd hij hulpbisschop van Rio de Janeiro. Hij richtte er onder meer een bank op die het voor armen eenvoudiger maakte om te lenen. Van 1964-1985 was hij aartsbisschop van Olinda en Recife, ten tijde van militaire dictaturen. Hij raakte bekend als tegenstander van deze dictaturen en criticus van hun onsociale politiek. De eerste Latijns-Amerikaanse bisschoppenconferentie (CELAM) was door hem georganiseerd. De bisschoppen besloten hun beleid radicaal te wijzigen en zich in te zetten voor de armen en verdrukten in Zuid-Amerika. Ten tijde van de Vietnamoorlog schreef Câmera Spiral of Violence (1971), waarin hij een verbinding legde tussen structureel onrecht, escalerende opstandigheid en daarop reagerende repressie. Hij hoopte dat jongeren deze spiraal zouden doorbreken.
De Braziliaanse overheid was niet blij met hem. Medewerkers, onder wie zijn hulpbisschop, werden gearresteerd. Kranten, radio en televisie kregen een verbod om over hem te berichten of iets van hem te publiceren. Zijn telefoon werd afgeluisterd, hij werd bedreigd, er werden moordaanslagen op hem gepleegd. En ondertussen reageerde het Vaticaan lang kritisch op de bevrijdingstheologie. Maar hij kreeg ook internationale waardering. Vooral in Europa heeft hij talrijke voordrachten gehouden, eredoctoraten en vredesprijzen gekregen.
Câmara had een grote kennis van het marxisme, maar was geen marxist. Hij was wel een herder die zich ten doel stelde de armen en verdrukten te helpen en het conservatisme van de gebruikelijke ‘naastenliefde’ te vermijden. Geweld bleef hij afwijzen. ‘In naam van het evangelie sterf ik liever duizendmaal, dan dat ik één keer iemand zou doden.’ Ook een overwinning die met wapens wordt gehaald, moet daarna weer met wapens worden verdedigd. ‘Dat is dan toch geen overwinning van vrede of van vrijheid.’
En hij wilde ook blijven bidden voor de rijken. Niet alleen de rijken in geld en goed, maar ook de rijken in macht, intelligentie, talenten, ja zelfs in deugden en heiligheid. ‘Heer God, help hen die menen dat ze rijk zijn: dat zij leren begrijpen dat zij arme rijken worden als zij de eenvoud niet op weten te brengen van hen die weten dat alles gekregen is; als zij zich niet aansluiten bij de broederschap van hen die niet vergeten dat wij allemaal zijn uitgenodigd om te delen in Uw goddelijke rijkdom en Uw scheppingsmacht.
In voetballand Brazilië leven nu minstens 32 miljoen mensen, een vijfde van de bevolking, onder de armoedegrens. De boodschap van ‘de rode bisschop’ blijft actueel.
Esther John (Named Qamar Zia) – ‘Maak je van alles los, Jezus roept’
14 oktober 1929 Madras (Brits India) – 2 februari 1960 Chichanatwi (Pakistan)
In 1998 werd er een beeldengalerij geplaatst boven de westelijke ingang van de Westminster Abbey in London. Tien levensgrote figuren in steen vullen nissen die 500 jaar leeg gebleven waren. Boven de hoofdingang van deze drukbezochte toeristische trekpleister herinneren zij aan bijzondere christenen uit de twintigste eeuw van over de gehele wereld, allemaal om het leven gekomen door geweld en onderdrukking. Indrukwekkend. De kerk zelf is vooral een monument voor nationale beroemheden. Hier rust de Britse trots. Maar bij de ingang wordt de bezoeker er zo aan herinnerd dat de navolging van Christus niet aan Britten alleen is voorbehouden: geen van deze tien is Brits. En tussen beroemdheden als Romero, King en Bonhoeffer staat daar ook Esther John.
Esther John was een van de vele slachtoffers van het etnische en religieuze geweld dat in de twintigste eeuw ook het Indiase subcontinent teisterde. Ze werd geboren in een gezin van moslims. Op haar zeventiende werd ze door haar vader naar een christelijke school in de buurt gestuurd. Ze raakte onder de indruk van het geloof van haar docenten. Bij het lezen van Jesaja 53 sloeg de vonk over. Bij de deling van Pakistan en India verhuisde ze met haar ouders naar Pakistan. Een zendeling, ingelicht door een docent van haar vroegere school, vond haar en gaf haar een Nieuw Testament. In zeven jaar tijd las ze dit in het geheim 27 keer. Om onder het huwelijk met een moslim uit te komen vluchtte ze naar de zendeling in Karachi. Bij haar doop in 1955 nam ze de naam Esther John aan. Bij de eerste aartsbisschop van Karachi vierde ze haar eerste kerstfeest. Ze werkte enkele jaren in een zendingsziekenhuis. Na een opleiding tot evangelist trok ze in 1959 naar de regio van Chichawatni waar ze met presbyteriaanse zendelingen samenwerkte. Ze trok met een fiets rond om vrouwen te leren lezen, met hen op de katoenvelden te werken en in hun dorpen te evangeliseren. Op 2 februari 1960 werd ze dood op haar bed gevonden, bruut vermoord. De moordenaars zijn nooit gevonden, de verdenking ging richting haar broers. De gemeenschap waarin ze leefde en werkte bleef haar met eerbied gedenken.
Op haar stenen beeld in Londen houdt ze een trommeltje vast en heeft ze blote voeten.
Alsof het volgen van Jezus een dans is.
George Fox, juni 1624, Fenny Drayton, Leicestershire, – 13 jan 169, Londen
De beeltenis van George Fox kan de lezer bekend voorkomen van het pak muesli op de ontbijttafel. Fox staat aan de wieg van het ‘Genootschap van Vrienden’ met de bijnaam Quakers, een kleine, maar bijzondere tak aan het wereldwijde protestantisme. Na een avondje stappen in 1643 kwam hij in een geestelijke crisis. Een tijd van rusteloos rondreizen door Engeland volgde. Wat hij zocht vond hij niet in de kerken en hun geestelijken, wel door lezing van de bijbel. Fox werd een rondreizend prediker die mensen opriep tot inkeer en tot verdieping van hun oppervlakkige christendom. Hij wilde toehoorders, ook geestelijken, letterlijk aan het trillen brengen. Vandaar de scheldnaam Quakers.
Een keer of zes zat hij in de gevangenis. De Quakers botsten net als andere ‘dissenters’ in het Engeland van zijn tijd met de gevestigde orde van kerk en staat. Ze weigerden de eed af te leggen, kerkbelasting te betalen, wapens te dragen en verwierpen kerkelijke ambten en sacramenten. Quakers zouden later voorop lopen in de strijd om gelijkberechtiging van de vrouw, afschaffing van de slavernij, gelijke burgerrechten voor zwarte Amerikanen en in het verzet tegen oorlog in Vietnam.
Bij Fox begon dit radicale christendom met een mystieke ervaring. Er was hem door de studie van de bijbel een Licht opgegaan. Fox wilde mensen brengen tot ‘hetzelfde Licht, dezelfde kracht en dezelfde geest waarin profeten en apostelen gesproken en geschreven hadden’. In de persoon, de woorden en werken van Christus klinkt een Woord dat voor ieder mens de belangrijkste leermeester is. Deze nadruk op het innerlijke licht was nieuw. Fox en zijn Quakers staan aan het begin van het tijdperk van de Verlichting. De Europese mens begon steeds nadrukkelijker en al gauw zelfs fanatiek het licht van zijn eigen inzicht over alle dingen te laten schijnen. Met het redenerende verstand, met het groeiende wetenschappelijk inzicht en het technisch vernuft zijn er grote dingen tot stand gebracht. Maar de menselijke rede op de troon waar vroeger God zat bracht ook veel ellende, van guillotine tot gaskamer. Meer eerbied voor het soort verlichting waarvan Fox getuigde kan nog steeds bepaald geen kwaad.
Deze eerbied maakte Fox letterlijk stil. In de samenkomsten van de Vrienden werd stilte een belangrijk element. ‘Om het Licht van Jezus in onze harten te kunnen laten schijnen’.
Zionistische bijbellezing maakt het Oude Testament voor Palestijnen ontoegankelijk
Janneke Stegeman verdedigde op 14 januari met succes een mooi proefschrift over Jeremia 32. Jeremia koopt een akker in Anatoth terwijl het land op het punt staat veroverd te worden. Het is een hoofdstuk dat een rol speelt in zionistische claims op het land. Janneke laat in haar verslag van leesgroepen met joodse Israëli’s en Palestijnen zien dat er een soort weegschaal bestaat tussen een lezing die de zionistische claims rechtstreeks op de bijbel fundeert en de mogelijkheid voor Palestijnen om zich in het Oude Testament te herkennen. Naarmate er in haar verslag aan joodse kant meer zelfkritiek naar boven komt, komt er aan Palestijnse kant meer ruimte om zichzelf te herkennen in de worsteling van Jeremia en de zijnen om hoop te bewaren in een situatie van kolonisatie en onderdrukking.
Tijdens de promotie en in de korte conferenties eerder dezelfde week kreeg ook Mitri Raheeb het woord, theoloog uit Bethlehem en nauw betrokken bij het Kairos-document. Hij brengt dit heel stellig onder woorden. Palestijnen hebben het recht zich nu te herkennen in de boodschap van Jeremia. Zijn nieuwe boek heet ‘Faith in the Face of Empire’.
Hier een filmpje van de inleiding dit Janneke zelf hield over haar onderzoek.http://www.youtube.com/watch?v=hwrmdWy8eI4
Een uitvoerig verslag over de conferenties, de promotie en informatie over het boek op www.kairospalestina.nl
Ida Pierson-Oyens (9-1-1808 Amsterdam 26-12-1860 Apeldoorn)
‘Zij een leven tot Uw eer/ steeds mijn streven, lieve Heer’
Ida Pierson-Oyens is de absolute moeder van het Nederlandse Réveil van de negentiende eeuw. Tussen de beroemde voormannen van deze vernieuwingsbeweging valt ze niet zo op, want ze bleef keurig binnen de marges die de conventies van haar tijd aan vrouwen stelden. Maar zij, dochter van een bankier, nam de plaats haar door God gesteld dan wel volledig in. Die plaats was vooral thuis in het Amsterdamse grachtenpand als echtgenoot van de gegoede zakenman Pierson, hoofd van de huishouding, gastvrouw en moeder van een groot gezin. Singel 326 was een soort actiecentrum van het Réveil. Er werd gelogeerd en vergaderd door de ‘Christelijke Vrienden’. Er werden ook bijbelstudieavonden belegd met sprekers als Isaac da Costa. Ze wist met menig theoloog een goed gesprek te voeren en was soms ook hun steun en toeverlaat. Een immense briefwisseling met alle gezinsleden getuigt van haar intensieve en liefdevolle betrokkenheid bij ieders wel en wee, vooral het geestelijke wel en wee. Zeker ook dankzij haar opvoeding was haar gezin een brandpunt van het Réveil. En dat betekende met diep geloof en grote betrokkenheid bij evangelisatie, zending en filantropie. Ze leidde zelf een zondagsschool, ging op pad voor tractaatverspreiding en was in de weer voor ‘boetvaardige’ prostituées. Naast haar activiteit in allerlei comité’s vond ze tijd om ook veel te schrijven, niet alleen brieven maar ook hele boeken, tractaatjes en gedichten. Stichtelijke lectuur waarin ze aandacht wekte voor het zendingswerk in Afrika, opvoedingsadviezen gaf of het geloof verdedigde tegen moderne aanvallen. Zoon Hendrik werd als predikant opvolger van O.G. Heldring in zijn gemeente en de directie van zijn Zettense instellingen. Een schoonzoon trad later als predikant in Amsterdam zij aan zij op met Abraham Kuyper in stadsevangelisatie en kerkopbouw. Ze had het er moeilijk mee dat haar jongste zoon, haar lieveling Allard, zich liet beïnvloeden door vrijzinnige theologie. Daarover werden dan indringende gesprekken gevoerd, in de salon en per brief. Maar eenmaal van zijn oprechte intenties overtuigd stond ze toch achter hem en was ze verstoord over aanvallen op zijn persoon. Zijn uittreden uit kerk en ambt maakte ze niet meer mee. Misschien heeft hij het haar willen besparen.
Al met al een nieuwe variant op de bijbelse Loïs en Eunike, moeder en grootmoeder van Timoteüs die een oprecht geloof doorgaven (2 Tim. 1:5) en een rolmodel voor talloze protestants-christelijke vrouwen tot ver in de twintigste eeuw. ‘Onvermoeid werkzaam om de haar geschonken gaven, ook in ruimeren kring, te besteden in dienst van haar Verlosser’, aldus haar mag Gregory bij haar overlijden.
Bron: P.L. Schram, ‘Een huisvrouw uit het Réveil – Ida Pierson-Oyens (1808-1860)’ in: J. van den Berg e.a. (red.), Aspecten van het Réveil, p. 210-229
5 jan Kaj Munk (Maribo 13 januari 1898 – nabij Silkeborg 4 januari 1944)
Het woord van God staat geen enkele beperking toe
Heel wat straten en scholen ook in Nederland dragen de naam van deze Deense predikant, toneelschrijver en verzetsheld. Al heel jong schreef hij toneelstukken. Ze haalden vaak het nationale theater. Na zijn studie in Kopenhagen werd hij in 1924 predikant in Vedersø, Jutland, een dorp van nog geen 700 inwoners. In zijn toneelstukken draait het vaak om sterke karakters, ten goede of ten kwade. Met zijn bewondering voor sterke persoonlijkheden duurde het even voor hij inzag welke ramp voor de mensheid Hitler en Mussolini waren, allereerst voor de Joden. Vervolgens miste hij bij veel van zijn tijdgenoten het gebrek aan vuur en trouw aan het Evangelie dat tot verzet zou leiden. Het wezen van de Bijbel en van het christelijk geloof met het nationaal-socialisme waren voor hem onverenigbaar en dat droeg hij ook na de bezetting van Denemarken voortdurend op de kansel uit. ‘Het is beter dat de relatie van de Denen met de Duitsers verslechtert, dan die met Jezus Christus’. Adviezen om ondergronds te gaan sloeg hij in de wind en een preekverbod legde hij naast zich neer. Zijn laatste preek, nieuwjaarsdag 1944, hield hij in ochtendjas en niet op de preekstoel maar ervoor, uit protest omdat sommige gemeenteleden vrijwillig voor de Duitsers werkten. 1500 studenten uit Noorwegen worden naar het concentratiekamp gesleept. Wie nu vrijwillig voor de Duitsers werkt is een Judas die zijn meester verkoopt voor zilverlingen. Waarmee hij geen haat wilde prediken, alleen trouw.
Zijn liefde voor het gezin en voor het leven weerhielden hem niet van zulk riskant optreden. Een paar dagen later werd hij door de Gestapo opgepakt en nog dezelfde dag doodgeschoten, 4 januari zeventig jaar geleden. De bezetter verbood om hem te gedenken. Tevergeefs. Vierduizend Denen kwamen zijn begrafenis bijwonen.
Een van zijn bekendste stukken is Ordet (Het Woord) uit 1925, in 1955 verfilmd. Een familie van boeren in allerlei gradaties van geloof komt tot verzoening met de buren nadat er een wonder is gebeurd: de jonge vrouw die het middelpunt van conflicten was staat op haar begrafenis op uit de dood. Bij Kaj Munk loopt er een regelrechte lijn van geloof in opstanding naar opstandigheid. Opstandigheid die wat hem betreft ook leidde tot grote hulpvaardigheid voor Joden, stakers, verwaarloosde kinderen, hongerlijders in de steden en op het platteland.
3 januari Basilius de Grote (rond 330 Caesarea in Cappadocië– 1 januari 379 idem)
Glorie aan de Vader met de Zoon samen met de Heilige Geest
Glorie aan de Vader met de Zoon samen met de Heilige Geest
Grieken eten op 1 januari Basiliusbrood en geven kinderen cadeautjes. Dat brood is rijk gevuld en er zit een munt in. De verhalen over de zorg van Basilius voor armen en die over bisschop Nicolaas van Myra hebben zich in de loop der eeuwen met elkaar vermengd.
Een van de toeristische topattracties in het huidige Turkije is het Göreme openluchtmuseum, werelderfgoed. In de merkwaardig gevormde krijtrotsen van Cappadocië zijn daar rotswoningen en -kerken te zien waar eeuwenlang monniken hebben geleefd. Ze getuigen van een gevarieerd kloosterleven. Er waren eremieten en stylieten (zuilzitters) die maximale eenzaamheid nastreefden. Maar de kapellen en gemeenschapsruimtes met grote tafel laten zien dat ook samen werd gevierd en gegeten. Basilius is een van de drie grote Cappadocische kerkvaders van de vierde eeuw, naast zijn broer Gregorius van Nyssa en zijn vriend Gregorius van Nazianze. Zij zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de zogenaamde ‘sociale’ triniteitsleer. In de eeuw van de grote kerkelijke concilies formuleerden zij belangrijke gedachten over de onderlinge relaties tussen de drie ‘personen’ Vader, Zoon en Geest. Teksten van Basilius maken nog altijd deel uit van de liturgieën van Oosterse kerken.
De broers kwamen uit een ontwikkeld en bemiddeld christelijk gezin in Caesarea (nu Kayseri). Twee grootouders behoorden tot de martelaren voor het geloof. Vader was redenaar. De ouders lieten hen een gedegen opleiding volgen, Basilius studeerde zo in Constantinopel en Athene. Hij raakte – mede door het voorbeeld van oudere zus Macrina – onder de indruk van het ascetische ideaal. In Egypte en Palestina bezocht hij de woestijnmonniken. Met vriend Gregorius leefde hij een tijd als kluizenaar in de buurt van een klooster. Hij vestigde daarna een eigen gemeenschap en schreef leefregels voor het monastieke leven. Vanaf nu ontwikkelde zich een monnikendom dat meer sociaal was. Net als zus Macrina was hij onder de indruk van het sociale radicalisme van Eustathius, bisschop van Sebaste. Ascese ging daarin hand in hand met de nadruk op gelijkheid van mannen en vrouwen en met veroordeling van slavernij. Het huwelijk werd veroordeeld, maar gemengde leefgemeenschappen waren toegestaan. Zorg voor armen en zieken stond hoog in het vaandel. Macrina liet dames van voorname komaf en slaven dezelfde leefstijl delen. Gedachten van Basilius werken tot op de dag van vandaag door in de kloosters van de Oosters-Orthoxoden. Maar zelf leefde Basilius maar vijf jaar als monnik, omdat hij in 364 priester werd en in 370 bisschop van Caesarea. Begaan met de armen en de zieken liet hij even buiten Caesarea een groot zorgcomplex bouwen, bijna een hospitaalstad met speciale wijken voor lepralijders, chronisch zieken, armen, vreemdelingen en mensen met geestelijke stoornissen en beperkingen. Opsporingsteams brachten de patiënten er naar toe.
Inderdaad, een rijk gevuld getuigenis, het leven van deze Basilius.
2 januari Serafim van Sarov ( 30 jul 1759 Koersk – 2 jan 1833 Sarov)
Omarm de geest van vrede en duizenden zielen om je heen zullen gered worden
Serafim staat op de Anglicaanse en Russisch-orthodoxe heiligenkalender op zijn sterfdag 2 januari. De Rooms-katholieke kalender eert zijn nagedachtenis twee weken later. Karl Jenkins laat zijn prachtige oratorium The Peacemakers (CD 2011)besluiten met een beroemde zin van Serafim: ‘Embrace the spirit of peace and thousands of souls around you will be saved.’ Omarm de geest van vrede en duizenden zielen om je heen zullen gered worden.
Wie was vader Serafim?
Hij werd geboren als Prokhor Moshin. Een paar keer in zijn leven genas hij na een verschijning van Maria in zijn dromen. Op zijn zeventiende trok hij naar Kiev om in een holenklooster te gaan wonen. Twee jaar later trad hij in in het klooster van Sarow. De naam Seraphim (die in het Hebreeuws zoiets als vurig betekent) die hij bij zijn wijding kreeg, verbond hij zelf met de vurigheid van zijn gebed. Een mysticus. Een monnik, kluizenaar, asceet. Hij trok zich terug in een zelfgebouwde vensterloze hut met een eigen groentetuintje. Er wordt verteld dat hij een beer uit zijn hand kon laten eten. Na ernstige mishandeling door rovers in 1804 – die alleen een ikoon vonden in zijn cel – moest hij de rest van zijn leven met een stok lopen. Toch nam hij het bij de rechter voor hen op. Een periode van duizend dagen bracht hij door als een soort pilaarheilige op een rots naast zijn kluizenaarsverblijf. Ook hulde hij zich drie jaar lang in zwijgen. Lange tijd las hij elke week alle vier de evangeliën.
Na opnieuw een visioen van Maria begreep hij dat het zijn roeping was om een oudste te worden, een zieleherder. Vanaf 25 november 1825 stelde hij zijn cel voor bezoekers open. Er kwam langzaam maar zeker een enorme bezoekersstroom op gang van allerlei slag volk dat zijn geestelijke leiding zocht. Hij begroette ze met: ‘Mijn vreugde, Christus is opgestaan!’ Hij boog voor zijn gasten op de grond en kuste hun handen. Vaak doorzag hij al zonder dat er woorden gevallen waren waar iemands geestelijke behoeften lagen. Tientallen spreuken bleven bewaard, waarin hij getuigde van zijn liefde voor Christus, de grootheid van de vervulling door de Geest en zijn bewondering voor de bijbel. Hij was ook pleitbezorger van het Jezusgebed, het veelvuldig herhalen van de woorden, ‘Jezus Christus, Zoon van God, heb medelijden met mij, een zondaar’. De warmte van zijn naam klinkt nog altijd door in zijn spreuken.
‘Het lezen van Gods woord moet in eenzaamheid worden gedaan, opdat de hele geest van de lezer kan worden ondergedompeld in de waarheden van de Heilige Schrift en hij daardoor warmte ontvangt die in eenzaamheid tranen opwekt; zo wordt een mens helemaal verwarmd en vervuld met geestelijke gaven, die geest en hart meer vreugde brengen dan welk woord dan ook’.
‘God is een vuur dat warmte geeft en hart en ingewanden aansteekt. Dus als wij in onze harten de kou voelen die van de duivel komt – want de duivel is koud – laten we de Heer aanroepen. Hij zal komen om ons hart te verwarmen met zuivere liefde, niet alleen voor hem maar ook voor onze naaste. En de kou van hem die het goede haat, zal wijken voor de gloed van zijn Aangezicht.’
Na zijn dood werd ondanks zijn populariteit zijn heiligverklaring door de kerkleiding lang tegengehouden. Cynisch is dat het klooster van Sarow in 1946 werd omgebouwd tot Sowjet-Russisch centrum van kernonderzoek. Ook een naamsverandering van de plaats moest bijdragen aan de vergetelheid van Serafim en zijn pleidooi voor een heel ander soort ‘kernonderzoek’! Pas een eeuw na zijn heiligverklaring, in 2003, kreeg de stad weer zijn oorspronkelijke naam terug. En ondertussen werden ook de verloren gewaande relieken teruggevonden. Opnieuw een wonder.
21 januari Theodor Fliedner (21 jan 1800 – 4 okt 1864)
‘Als wantoestanden ten hemel schreien’
Theodor Fliedner
21 jan 1800 Epstein – 4 oktober 1864 Kaiserswert
In het evangelieverhaal van de zussen Marta en Maria in Betanië lijkt Marta’s drukke bedienen – ‘diakonein’ staat er – er niet goed vanaf te komen. Fliedner heeft dit woord een nieuwe inhoud gegeven toen hij veel ‘ten hemel schreiende wantoestanden’ aantrof. Hij was de grondlegger van een hele rij instellingen op het terrein van armen- en ziekenzorg in binnen- en buitenland. Zijn diaconessen waren een noviteit in het protestantisme en een belangrijke stap in de professionalisering van de verpleging.
Theodor Fliedner was zoon van een predikant. Tijdens zijn theologiestudie in Göttingen kwm hij onder invloed van de toen nieuwe opwekkingstheologie. In 1822 werd hij predikant in het kleine stadje Kaiserswerth. De bijstand die hij gaf aan gemeenteleden toen er een crisis toesloeg bracht zijn gemeente aan de rand van de financiële afgrond. Op reis om fondsen te werven deed hij toen ook Nederland aan. Hij zag vrouwen in Amsterdam werkzaam onder armen en zieken en was verrast dat ziekenhuizen hier Godshuizen werden genoemd. In Engeland maakte hij kennis met het werk van Elisabeth Fry voor (ex-)gevangenen. Terug in Kaiserswerth zette hij zich eerst in voor de verbetering van de omstandigheden voor gevangen. Hij ging ook voor hen preken. In een tehuis voor verwaarloosde kinderen vond hij de getalenteerde vrouw die hij zocht, Friederike Münster. Met haar stichtte hij een ‘asiel’ voor vrouwen die uit de gevangenis waren ontslagen. Dankzij zijn strategisch inzicht en organisatietalent werd dit het moederhuis in een snel groeiend netwerk van instellingen, om te beginnen kleuter- en volksscholen en opleidingen voor leerkrachten, maar al snel ook verpleegstersopleidingen. Tot dan beperkte de verpleging zich vaak tot oppaswerk. De diacones werd de spil van zijn vernieuwing van de ziekenzorg. Diaconessen waren in zijn visie drievoudig dienstbaar: ‘dienaressen van de Heer Jezus, dienaressen van de zieken om Jezus’ wil en dienaressen van elkaar’. Zij kregen een fatsoenlijk inkomen, een uniform, onderdak en zorg bij ziekte en ouderdom. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote werd zijn tweede, Caroline Bertheau, duidelijk ook geselecteerd op leidinggevende kwaliteiten. Bij zijn dood in 1864 waren er 425 diaconessen werkzaam in 115 instellingen met over de 1000 personeelsleden in de hele wereld, waaronder ook in Turkije en Palestina, waar hij op bezoek was geweest. Florence Nigthingale werd een van zijn beroemdste leerlingen. Het eerste Diaconessenhuis in ons land werd in 1844 in Utrecht gesticht. Marta was in ere hersteld.
PS In dat Utrechtse Diaconessenhuis onderging ik als zevenjarige mijn eerste en tot nog toe enige operatie. Het liep goed af. Als student zat ik later op kamers bij mevr. van Melle, weduwe van een van de laatste geneesheerdirecteuren. Zij leefde zolang zo kon mee met de nog levende gepensioneerde diaconessen.
http://www.glaubensstimme.de/doku.php?id=autoren:f:fliedner_t:fliedner-diakonie
(de zin over de ten hemel schreiende wantoestanden komt uit Fliedners eigen terugblik op de stichting van het moederhuis in Kaiserswerth)
http://www.heiligenlexikon.de/BiographienT/Theodor_Fliedner.html
http://www.rheinische-geschichte.lvr.de/persoenlichkeiten/F/Seiten/TheodorFliedner.aspx
Vedanayagam Samuel Azariah (17 augustus 1874 – 1 januari 1945)
We hebben vrienden nodig!
Het is 1910. In Edinburgh, Schotland, wordt een grote Wereldzendingsconferentie gehouden. Men beraadt zich over de voortgang van de wereldwijde zending en evangelisatie. Na ‘de eeuw van de zending’ is ook op het zuidelijk halfrond het christendom gaan groeien. Toch zijn van er van de twaalfhonderd gedelegeerden slechts zeventien zelf uit dat zuiden afkomstig. Een ervan is een christelijk leider uit India, Samuël Azariah. Aangemoedigd door John Mott, de grote zendingsman van dat moment, spreekt hij zijn speech recht uit zijn hart. Beleefd maakt hij de vergadering duidelijk dat het tijd wordt dat kerken in het zuiden onafhankelijkheid krijgen. Geen vaderlijke betutteling meer, maar ondersteuning op voet van gelijkheid als broeders en zusters. ‘We hebben vrienden nodig’.
Het wordt een beroemde zin. Het Zuiden van de wereld meldt het Noorden dat het andere verhoudingen wil! Pas een halve eeuw later komt er daadwerkelijk een einde aan het westerse kolonialisme, als het ene na het andere land in Azië en Afrika zich losmaakt uit de westerse voogdij van landen als Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland. En dat gaat lang niet altijd vriendelijk.
Azariah was zoon van een dorpspastor. In 1905 was hij de eerste Anglicaanse bisschop in India geworden, van het nieuwe bisdom Dornakal, Madras. Hij preekte vaak over de vier demonen Dirt, Disease, Debt, Drink: vuil, ziekte, schuld en drank. Hij maakte ook duidelijk dat het evangelie haaks staat op het kastenstelsel. De ‘onaanraakbaren’ hadden zijn grote aandacht. Op dit punt had hij ook een belangrijk meningsverschil met niemand minder dan Mahatma Gandhi. Gandhi zag ook dat het Hindoeïsme een ingrijpende verandering nodig had. Maar hij was tegen christelijke zending. Azariah vond dat er niets minder dan een bekering nodig was. Het Hindoeïsme was te nauw verbonden aan het onderdrukkende kastenstelsel. Net als in de begintijd van het christendom is het Evangelie een kracht die de wereld op zijn kop zet. Overigens nam Azariah wel allerlei elementen van de cultuur van zijn land over in liturgie en kerkbouw.
Op de Anglicaanse heiligenkalender staat hij op 2 januari. Nog steeds hebben mensen en bevolkingsgroepen te lijden onder onderdrukking, uitbuiting, politieke chaos. Misschien is vriendschap ook nu de naam voor een tegenkracht van fundamenteel belang.
Concert vernieuwd orgel Centrumkerk 12 april
Een nieuwe ruimte, een nieuw geluid.
De verbouwing van de Centrumkerk in Winsum is achter de rug. Ook het orgel heeft een grote onderhoudsbeurt gekregen. Die bleek dringend noodzakelijk.
Er heeft een kleine wijziging in de dispositie plaatsgevonden en het orgel is grondig geherintoneerd. Gecombineerd met de totaal veranderde accoustische omstandigheden is het nu een heel ander geluid. Het speelplezier is voor de organisten toegenomen, het luister plezier voor de hoorders.
Het orgel is gebouwd door de firma Mense Ruiter. De reparatie en wijziging van nu werd uitgevoerd door de nieuw gevormde Noord-Nederlandse Orgelbouwerscombinatie.
Op zaterdag 12 april is er van 15.00-17.00 u een ontvangst met toelichting gevolgd door een concert door Pieter Pilon en Gerwin Hoekstra
Voor meer informatie over de kerk zie www.pgwo.nl
Geen koudwatervrees voor het Liedboek nodig
De nadering van het Liedboek maakt de nodige discussie los. Voorgangers durven niet blindelings hun gemeente op te roepen de bundel aan te schaffen. Moet je niet eerst beoordelen of het boek wel goed genoeg is?
Mij lijkt er genoeg informatie voorhanden. Het proefbundeltje dat op de site van het Liedboek zichtbaar is, lijkt me heel representatief. (http://www.liedboek.nl/voorbeelden/proefbundel) Het is met zorg samengesteld.
Ik zie het zo. Neem de 150 Psalmen uit het Liedboek, een flink deel van de gezangen van 1973, zeker de bekende die het in veel gemeentes nog goed doen, voeg daarbij maximaal de helft van Tussentijds, leng het aan met Iona- en Taizéliederen, wat mooie nummers uit de verschillende bundels Zingend Geloven die Tussentijds niet gehaald hadden, een of twee handen vol Opwekking en een handjevol Psalmen voor Nu (‘zwart’ gemaakt door Dirk Zwart, helaas), een paar uit Hoop van alle volken. Stel je ook in op de teleurstelling dat hierbij wel een paar van jouw darlings gekilled zijn (net dat gezang uit ZG of TT dat je zo mooi vond, weer niet dat ene Johan de Heer lied dat er altijd in had gemoeten en toch niet die prachtige melodie van Oomens bij de tekst van Oosterhuis in plaats van de Geneefse psalmmelodie). Reken vooral ook op menige verrassing dat er buitenlandse en nieuwe Nederlandse liederen in staan die volslagen onbekend maar inspirerend zijn. Reken op golden oldies uit Alles Wordt Nieuw, op niet erg veel Elly en Rikkert (maar wie weet wel een paar van hun kinderliedjes), verwacht ook liturgische refreinen, onberijmde psalmteksten op noten, een stel Oosterhuisliederen, canons, en een flink aantal teksten zonder noten om te bidden of te mediteren.
Genoeg wat mij betreft om ‘blindelings’ te kunnen besluiten om het Liedboek, Tussentijds, AWN en ELB en al die eigengemaakte gemeentebundels (auteursrechten lang niet altijd afgekocht, vrees ik) in dozen op de kerkzolder te leggen. We krijgen eindelijk weer een echt goed basisboek voor de liturgie. Uit en thuis. Ook voor de opening of sluiting van een vergadering, een kring. Eindelijk niet steeds weer bij het bladeren in het Liedboek stuiten op teveel sterk verouderde gezangen. Het meeste dat je als voorganger graag wil ‘inzetten’ in de liturgie onder handbereik in één bundel. Meer dan 1100 nummers. Bijna twee keer zoveel als het oude liedboek dus. Tel uit je winst.
EW vecht tegen een windmolen
Het Evangelisch Werkverband neemt bij monde van Hans Maat het komende nieuwe Liedboek evangelisch de maat en heeft het te licht bevonden. Er staan wel mooie liederen in, maar de bundel als geheel is niet goed genoeg. Te weinig wat in zijn ogen ‘mainstream’ is = zeg maar Johan de Heer en Opwekking. Het Liedboek moet maar geen monopoliepositie krijgen. Bij die term knipperen mijn ogen. Had het Liedboek-1973 dan een monopoliepositie? Nooit gemerkt. In grote delen van de Hervormde Kerk bleef men heel lang oude psalmen 1773 zingen, of de bundel 1938. Met dank aan de modaliteitsorganisaties van toen en vooral ook de EO die tezelfdertijd werd opgericht en tot in lengte van jaren het Liedboek systematisch boycotte, dus zeg maar de onvrede over het Liedboek commercieel exploiteerde, ik stel het maar even scherp.
Gelukkig zet Maat nu de toon niet zo scherp. Het Liedboek 2013 heeft ook van fouten van 1973 willen leren en dat weet hij. Maar de zin dat het EW niet voldoende ‘grip’ heeft kunnen krijgen op het proces en het eindproduct onthult een machtshonger die als de ISK daaraan had toegegeven nooit tot een Liedboek had geleid. Allerlei belangengroeperingen wilden wel een stevig stuk van de koek. Met de enorme verscheidenheid aan liedculturen, spiritualiteiten en muzikale voorkeuren is een nieuw Liedboek een kwetsbaar product – met of zonder het onsje meer of minder van het een of het ander. De vraag in de huidige kerkelijke praktijk is niet of het huidige liedboek een monopoliepositie krijgt. Want die krijgt het toch niet. De vraag is of het Liedboek wel een positie krijgt. Of we onze plaatselijke en persoonlijke voorkeuren en kerkelijke subculturen met vaak allerlei muzikale eendagsvliegen, willen overstijgen in plaats van erin te blijven hangen en daarmee het Liedboek bij voorbaat al afserveren, zoals ik gedurende de afgelopen jaren om heen links én rechtszag gebeuren. Er is veel meer en veel breder overleg voorafgegaan aan de totstandkoming van dit Liedboek dan bij de keuze van paus Franciscus. Laat ook het EW de Geest de kans gunnen dat Hij (Zij?) misschien was meegeglipt bij het uiteindelijke redactionele conclaaf.
(gepost op Linked-in, 22 maart 2013)
Onverzoenlijkheid als verkiezingsboodschap
Op de avond van 12 september 2012 zag ik Mark Rutte op het tv-scherm het applaus van zijn partij in ontvangst nemen voor de mega zetelwinst van zijn partij. Mijn oog viel op de poster op de achtergrond. Eerder diezelfde dag was hij me al opgevallen in een weiland langs de snelweg – die dankzij de VVD nu met 130 km mag worden bereden… – en waarover ik had zitten te mijmeren vanwege de voorbereiding van een preek over ‘de kunst van het vergeten’. Meeleven met slachtoffers, niet met daders. De harde boodschap trof mij als een stomp in de maag. Ik heb persoonlijk geen strafblad, maar hoor bijna wekelijks in gesprekken het verdriet van mensen over de onverzoenlijke opstelling van anderen. Het wemelt van mensen die niet bereid zijn de brug weer te slaan na incidenten en aanvaringen uit het verleden. Niet voor niets dat het EO-programma Het familiediner al jarenlang draait. Eenmaal vastgeraakt in je woede lukt het uit jezelf soms maar moeilijk meer om tot mededogen met die ander, ‘de dader’, te komen.
Recent was er grote opschudding in België, vanwege de bereidheid van een klooster om de ex-vrouw van Marc Dutroux in het klooster op te nemen. Er moest politie aan te pas komen om de woede te beteugelen. Geen genade voor veroordeelde zedendelinquenten?
Ik hoor in de bijbel een andere opdracht. Een moeilijke, maar geen onmogelijke. In verkiezingspostertaal luidt de opdracht denk ik: meeleven, eerst met slachtoffers, maar ook met daders. Tenslotte zijn we op zijn tijd allemaal op de een of andere manier ook daders. En in elke dader schuilt ook wel ergens een slachtoffer. ‘Vader, vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen’, bad Jezus aan het kruis.
Ik ken nabestaanden van bijvoorbeeld verkeersdoden die wel degelijk ook mededogen wisten te ontwikkelen voor de persoon die het leed veroorzaakte. Ook al bewaren ze om begrijpelijke reden afstand, ze gunnen ook de dader een leefbare toekomst, te meer als ze ook echte spijt hebben mogen opmerken. Het is een grote vooruitgang dat er in de vorm van slachtofferhulp en ‘herstelrecht’ steeds meer aandacht is, ook bij Justitie, voor het persoonlijke leed van slachtoffers. Maar het is niet alleen goed voor het slachtoffer, maar ook voor de dader. En tenslotte voor de gemeenschap, de samenleving. Daar moet tenslotte ook weer plaats zijn voor veroordeelde zedendelinquenten.
Toch wel een beetje zorgelijk, dat er in dit land om de grootste partij te worden, populistische taal gebezigd moet worden die op gespannen voet staat met het Evangelie.
Kerkelijke toenadering rond de kinderdoop mislukt
De poging van de Raad van Kerken om toenadering te bewerken tussen kerken met en kerken zonder kinderdoop beschouw ik als in hoge mate mislukt. De baptisten en doopsgezinden tekenen niet voor erkenning van de kinderdoop. En de meeste reformatorische kerken (chr. geref., vrijgemaakt geref., de anderen zoals de HHK en de GGiN deden kennelijk niet met de gesprekken mee!) tekenen zelfs nog niet eens voor de erkenning van de kinderdoop in een andere kerk dan hun eigen. Dus ik ben nog iet erg onder de indruk van de ondertekeningen van verklaringen op 29 mei a.s. in Heiloo.
De PKN heeft zich bij de discussies in 2009 over herdoop en doopherdenking gecommitteerd aan het nastreven van erkenning van de kinderdoop bij overgang naar andere kerken, vanuit de leer van de eenmaligheid van de doop. De conclusie kan zijn dat dit niet gaat lukken. De PKN kan beter haar huiswerk over gaan doen. In mijn ogen betekent dat niet minder dan het loslaten van de eenmaligheid van de doop in het geval deze als kinderdoop was bediend, en het erkennen van de rechtmatigheid van ‘overdoop’ op het moment dat iemand als volwassene of jongere zelf een bewuste geloofskeuze wil markeren met de geloofsbelijdenis.