Meer aan je eigen vordering werken, minder aan de mening van anderen!
3 februari 1809, Hamburg, – 4 november 1847, Leipzig
Felix Mendelssohn-Bartholdy is een van mijn favoriete componisten. Zijn orgelwerken of zijn Lieder ohne Worte voor piano liggen binnen het bereik van de gevorderde amateur. Zijn religieuze koormuziek ligt goed in het gehoor. Zijn grote oratoria Elias en Paulus brachten belangrijke bijbelse figuren in de concertzaal met een avondvullend programma. Maar zijn belangrijkste daad is misschien wel dat hij de Mattheuspassion van zijn verre voorganger Johann Sebastian Bach onder het stof vandaan haalde. Op 11 maart 1829 vond de eerste uitvoering sinds Bachs dood plaats, in de concertzaal. Aangepast aan de instrumenten en de smaak van zijn tijd, met veel meer zangers en instrumenten dan Bach zelf ooit had, en veel langzamer. Het succes duurt nog steeds voort. Zo kun je een Mattheüspassie-christen zijn, eentje die nooit naar een kerkdienst gaat en niet ‘gelooft’ maar wel jaarlijks in de lijdenstijd voor Pasen het hele muzikale epos van Jezus’ lijden en sterven toch zich door laat dringen. En dat is niet niks.
Felix was een kleinzoon van de beroemde Moses Mendelssohn die in de achttiende eeuw het joodse geloof had verenigd met Verlichtingsfilosofie en zo de grondlegger van de Haskala was, het geassimileerde jodendom. Ondanks dat Joden her en der ook meer burgerrechten kregen, lieten verschillende nakomelingen zich toch dopen. Zo ook zoon Abraham, een rijke bankier, met zijn gezin in 1816 in Berlijn.
Felix zat toen al op muziekles, muzikaal wonderkind als hij was. Daardoor heeft hij in zijn relatief korte leven enorm veel muziek geschreven. Onbegrijpelijk hoe hij al dat componeren heeft kunnen verenigen met een drukke concert- en lespraktijk, een internationale carrière als dirigent, de oprichting van het conservatorium van Leipzig, de stad van Bach. Ondertussen trouwde hij met een protestants meisje en kregen ze vijf kinderen. En dan ook nog eens perfectionist zijn! Hij overleed al jong, overspannen en treurend om de dood van Fanny, zijn zus.
Het heeft hem niet geholpen dat hij gedoopt christen was en zijn muzikale talent zo groots had ingezet om de boodschap van Oud én Nieuw Testament voor het voetlicht te brengen. Al in 1850 begonnen de antisemitische aanvallen van Richard Wagner. In Hitlers rijk was zijn muziek zelfs totaal taboe en werden zijn standbeelden vernield.
En na de oorlog werd zijn muziek nog lang weggezet als te romantisch, religieuze kitsch, te braaf. Gelukkig is dat allemaal geschiedenis.