Anne de Vries (22 mei 1904 Assen – 29 november 1964 Zeist)

Hij zorgt voor ons. Hij past op ons. Als wij ongehoorzaam zijn en van Hem weglopen, zoekt Hij ons altijd weer op.

Anne de Vries (2)
In de vroegste herinnering aan mijn eigen geloofsopvoeding zit ik bij mijn moeder op schoot, waarschijnlijk met een duim in de mond. Ze leest het verhaal voor van het ongehoorzame lammetje, veilig bij de Goeder Herder. Het is uit het Kleutervertelboek voor de bijbelse geschiedenis van Anne de Vries met platen van Tjeerd Bottema.
Later werd er dagelijks aan tafel voorgelezen uit de tweedelige kinderbijbel van dezelfde auteur. Zonder kleuter- en kinderbijbels geen geloofsopvoeding en zonder geloofsopvoeding geen kerk. In elk geval niet in het Nederlandse protestantisme van de 19de en 20ste eeuw. Honderden preken en urenlang catechisatie konden vaak niet veel meer veranderen aan de beeldvorming van de bijbelse geschiedenis zoals die door meestervertellers op de lagere school en thuis via de kinderbijbel tot stand was gekomen. En nog wel eens gebruikt een kindernevendienstjuf een verhaal van Anne de Vries of concurrent en tijdgenoot W.G. van der Hulst, vanwege de levendige en pakkende verteltrant. Ook al klinkt er soms een moraal en opvoedingsideaal van een voorbije tijd in door, de tijd vòòr Annie M.G. Schmidt toen lekker stout zijn nog niet echt kon. Lammetje is ongehoorzaam. De optie dat het zwarte schaapje wegliep omdat het werd gepest bestond in 1948 nog niet.
Anne de Vries werd honderdtien jaar geleden geboren op Pinksteren. Een zondagskind dus. Zijn ouders waren net ontsnapt aan de armenhuizen van de Lange Jammer, bekend uit zijn bestseller Bartje. Zijn jeugd bracht hij door op een eenzaam gelegen oude boerderij in het veld bij Assen. Als scholier schreef hij berichtjes voor de Asser Courant die hem twee kwartjes per stuk opleverden. Een kerstverhaal was een keer een rijksdaalder waard. Meester op school zag zijn intellect. Hij mocht naar de Normaalschool en werd onderwijzer aan het blindeninstituut Bartimeüs in Zeist. Net voor de bezetting verhuisde hij terug naar ‘zijn’ Drenthe om daar van de pen te leven. Wie las ook niet Jaap en Gerdientje? En Reis door de nacht en Het leven van Johannes Post droegen bij aan gekleurde beeldvorming over verraad en verzet ten tijde van de Duitse bezetting.
Niets ten nadele van Cramer-Schaap, Johanna Klink, Karel Eykman, Kees de Kort, of hun vergeten verre voorgangers. Een plaats voor Anne de Vries op een kalender van geloofsgetuigen eert mede al die anderen die zorgvuldig hervertellend en parafraserend contact legden tussen Bijbel en kinderziel. Maar iemand moet met stip op één staan.

Isaäc da Costa (14 januari 1798 Amsterdam – 28 april 1860 Amsterdam)

Da CostaZij zullen ons niet hebben de goden van deez’ eeuw

Kan een conférencier ook op een getuigenkalender staan? Een van de belangrijkste vernieuwingsbewegingen in het protestantisme van de negentiende eeuw was het Réveil. Daarvan was Da Costa de ziel. De grachtenpanden van de Réveilaanhangers uit hogere kringen waren groot genoeg voor samenkomsten: conférences. Bij de Bijbelstudies van Da Costa en zijn vrije improvisaties over allerlei onderwerpen op theologisch en maatschappelijk terrein was het vaak druk en hing men aan zijn lippen.
Isaäc da Costa was van portugees-joodse komaf. Hij studeerde rechten en letteren en schreef toneelstukken en dichtwerken. Enkele liederen kwamen in gezangenbundels. Met zijn neef Abraham Capadose had hij zich in 1823 laten dopen in de Pieterskerk in Leiden. Nog in hetzelfde jaar publiceerde hij een brochure Bezwaren tegen de geest der eeuw. Het was een reactionair protest tegen allerlei uitingen van de verlichte en liberale tijdgeest, geïnspireerd door hun leermeester Willem Bilderdijk.
Bilderdijk had niet alleen een romantisch ideaal over een calvinistisch-christelijk Nederland op hen overgebracht, maar ook liefde voor de geschiedenis van hun eigen joodse volk. Uit de pen van Da Costa kwamen dan ook niet alleen pathetische gedichten die de driehoek ‘God-Nederland-Oranje’ verheerlijkten en Nederland tot het Israël van het Westen verklaarden, maar ook een belangrijke Geschiedenis van de Joden. Da Costa bracht zijn geloofsgenoten daarmee diepe eerbied bij voor het Joodse volk als volk. Hij nam de toenemende maatschappelijke gelijkberechtiging van de Joden in Europa met instemming waar. Tegelijk hield hij vast aan het ideaal van Nederland als een christelijke natie en keek hij als ‘Bijbelgetrouw’ christen uit naar de terugkeer van het Joodse volk naar het land van de Bijbel. Zijn zionisme had al met al een nationalistische tint.
Toen in 1848 zoals hij had voorzien in Europa ‘tronen vielen, vorsten vloden’ omarmde hij de nieuwe grondwet. Dat wekte de toorn van Groen van Prinsterer, de ‘generaal’ van de antirevolutionairen. Ze verschilden ook al van mening over de weg naar herstel van de ‘vervallen’ Hervormde Kerk. Da Costa bepleitte een ‘medische’ in plaats van een ‘juridische’: liever door inhoudelijk debat dan door formele leertucht. En hij verzette zich ook niet – tot teleurstelling van Capadose – tegen de pokkeninenting. Het viel dus uiteindelijk wel mee met zijn bezwaren tegen de geest van zijn eeuw.
Toen hij begraven werd puilde de Nieuwe Kerk te Amsterdam uit. Nederland had een gepassioneerde geloofsgetuige verloren.

(Over die uitvaart schreef mijn in 2103 overleden leermeester prof. dr. Otto J. de Jong ooit een artikel. Opmerkelijk was dat er in protestantse uitvaarten niet gezonden werd, ook niet bij die van deze dichter)

12 april: Ioannes Anastasius Veluanus, de pastoor van Garderen

plm. 1520 Stroe – 1570 Bacharach

Dat ewige leven is een loon alleene vur Christus verdienst und arbeyt. Onse wercken verdienen den hemel nit.

Jan Gerrits Versteghe was een voortrekker van de protestantse kerkhervorming in ons land. Het verhaal van deze ´pastoor van Garderen´ lijkt wel op dat van de bijbelse Petrus die zijn Heer verloochende.
Jan werd geboren op boerderij ‘De Steeg’ in een buurtschap onder Garderen. Dankzij een bemiddelde grootvader kon de slimme knaap doorleren bij de Broeders des Gemenen Levens in Harderwijk en de rector van de Latijnse school in Amersfoort. Deze man heeft contacten heeft met Wittenberg, het hoofdkwartier van de Lutherse kerkhervorming. Gerrit wordt hulppastoor in Garderen. Mensen lopen uren over de paden van de Veluwe om hem te horen, want hij preekt hervormingsgezind. Maar de ketterjager uit Arnhem komt erachter. En de 30-jarige pastoor wordt een gevallene, een ‘lapsus’ , zoals dat in de vroege kerke heette: iemand die niet in staat was om martelaar voor het geloof te worden. Onder druk van de inquisitie herroept hij zijn protestantse overtuiging. Hij lijdt daar vervolgens diep onder en wordt depressief. Na drie jaar harde gevangenschap komt hij onder borgtocht vrij, onder voorwaarde van het volgen van een studie onder streng toezicht aan de rooms-katholieke universiteit van Leuven. Maar hij neemt de benen naar Straatsburg. Zijn familie moet flink boete betalen, maar hij kan niet meer tegen zijn geweten ingaan.
Zijn preciese geboorte- en sterfdatum weten we niet, wel de datum van de verschijning van Der leecken wechwijser: 12 april 1554, onder de schuilnaam Anastatius Veluanus, de opgestane Veluwenaar. Het is het eerste Nederlandse geloofsboek in gereformeerde geest voor gewone gelovigen. Het was in het Gelders geschreven en werd al spoedig ook in het Hollands vertaald. Gerrits zelf werd predikant in een dorp Steeg bij Bacharach in de Palts en later ‘superintendent’, een soort inspecteur voor het doorvoeren van de Reformatie. Nog enkele boeken staan op zijn naam. Hij wordt steeds overtuigder aanhanger van de calvinistische opvatting van het Avondmaal. Maar hij bewaart afstand tot Calvijns leer van Gods eeuwige verkiezing en verwerping. Het is maar de vraag of Jan Gerrits zich thuis zou voelen in het soort calvinisme dat nu een zwaar stempel drukt op het kerkelijk leven op de Veluwe. Zo was hij geen tegenstander van muurschilderingen in de kerk of van werken op zondag na de kerkdienst. Hij was wel tegen het ketterdoden en voorstander van tolerantie voor andere stromingen dan de zijne. Behalve ten opzichte van de paapse mis.

Een bewerking van de Wegwijzer in hedendaags Nederlands is voor € 7,50 excl verzendkosten te koop bij het Nederlands Dagblad
http://www.ndwinkel.nl/kl-licht-veluanus.html
http://www.vreekamp.nl/attachments/File/Garderen_171012.pdf
http://www.theoblogie.nl/cees-den-heyer-gunt-anastasius-veluanus-voordeel-van-de-twijfel/
BLGNP II, 436v, (van Itterzon)

Digibron1

Het monument voor Veluanus is van Gerard Overeem en beeldt de verschillende krachten uit die aan Veluanus trokken
Overeem groeide net als ik op in Voorthuizen, westelijk van Garderen.

7 april: André Trocmé

Saint-Quentin, 7 apr 1901 Genève, 5 juni 1971

Het is de plicht van christenen om de wapens van de Geest te gebruiken tegen het geweld dat men onze gewetens wil opleggen

‘Ik heb weer wat oude testamenten’. In telefoontjes naar de pastorie van Le Chambon-sur-Lignon was dit codetaal om te melden dat er weer joodse kinderen aankwamen. Dankzij de film ‘la Colline aux mille enfants’ werd het verzet van een handvol dorpen in hartje Frankrijk tegen de Jodenvervolging een beroemd verhaal.
De predikant André Trocmé was zoon van een textielfabrikant en een Duitse moeder in de Elzas. Toen de Duitse soldaten kwamen liet de impulsieve André de Franse vlag in de bomen wapperen. Door wat hij in zijn jeugd van dichtbij van de Eerste Wereldoorlog gezien had werd hij pacifist, wat hem na zijn predikantsopleiding moeilijkheden bezorgde. Zijn eerste post was een dorp van mijnwerkers met veel alcoholisme. Zijn volgende plek lag nogal geïsoleerd in het hoofdzakelijk Rooms-katholieke departement Haute-Loire. Maar met collega’s werd daar een keur van initiatieven uitgewerkt, zoals vakantiedorpen voor kinderen. In de jaren ’30 had hij contact met de Bekennende Kirche van Duitse dissidenten. Hij raakte betrokken in het netwerk van internationale organisaties voor hulp aan vluchtelingen en oorlogsslachtoffers. Direct vanaf het begin van de Duitse inval in Frankrijk inspireerde hij en zijn collega Edward Theis met hun preken de protestantse bevolking van het plateau tot het tonen van uitzonderlijke moed in het laten onderduiken van joodse kinderen. Het aantal geredde kinderen wordt geschat van 2500 tot 5000. Een tijdlang zat Trocmé gevangen. Hij kwam verrassend vrij.
Na de oorlog werd hij secretaris van een internationale beweging voor verzoening in Europa. Hij deed mee aan geweldloos verzet in Algerije tegen de Franse overheersing. In 1961 schreef hij Jésus Christ et la Révolution non-violenteAndré Trocmé. Hij was net teruggekeerd in het gewone pastoraat. In Frankrijk lukte dat niet, in Genève wel. Het werd een invloedrijk boek. Zonder de pretentie een geleerde te zijn schetst Trocmé een aannemelijk beeld van het optreden en de boodschap van Jezus. Jezus is de profetische leider van een geweldloze verzetsbeweging tegen maatschappelijk onrecht, niet bang om ook het religieuze establishment tegen de haren in te strijken en de hoge persoonlijke prijs te betalen die de wereld dan meestal vraagt. Deze Christus is het ontmoetingspunt voor joden en christenen. Hij laat zien waarover het jodendom van de bijbel gaat én waar het in het christendom om moet gaan.
De dorpen samen en hun predikanten Trocmé en Theis met hun echtgenotes Magda en Mildred persoonlijk kregen de Jad va Shem onderscheiding voor het redden van Joden.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Le_Chambon-sur-Lignon
http://www.plough.com/en/ebooks/j/jesus-and-the-nonviolent-revolution’
(vrije download Jesus Christ and the non-violent revolution)

23 april: Margaret Fell

Margaret Fell

Jullie die je neus ophalen voor de boodschap die God de Heer door vrouwen brengt: wat zou er van de verlossing van de mensheid terecht gekomen zijn zonder hun boodschap van en over de opstanding?

1614 Dalton-in-Furness – 23 april 1702 Swartmoor Hall (Eng)

Het past wel bij Pasen om aandacht te vragen voor het spreekrecht van vrouwen in de kerk. Calvijn vond het al een minpunt voor mannen dat God op de paasmorgen vrouwen nodig had om het getuigenis van de opstanding de wereld in te krijgen. Maar het verbod voor vrouwen om het woord te voeren in de kerk bleef ook bij protestanten lang gelden. Pas een eeuw na Calvijn komen vrouwen voor het eerst echt in opstand. Margaret Fell schrijft in 1666 een boek waarin ze met een stevige bewijsvoering op de proppen komt. Women’s Speaking Justified. In het Nieuwe Testament mogen ook vrouwen aan het Woord komen. Als straf op de zonde met de paradijsappel is er wel sprake van vijandschap tussen het zaad van de slang en dat van de vrouw, maar er staat niet dat ze voortaan haar mond moet houden. Was het niet de zwangere Maria die het Magnificat in de mond gelegd kreeg als boodschap voor de Kerk? Heeft God volgens 1 Korintiërs 1 niet het zwakkere uitgekozen om het sterkere te beschamen? Aquila én Priscilla, medewerkers van Paulus, onderwezen Apollos over de weg van Christus.
Margaret Fell was een van de ‘moeders’ van het ‘Quakerisme’, de dissidente stroming die zich losmaakte van de officiële Kerk van Engeland. Ze was getrouwd met een vrederechter in het noorden van Engeland. Onder de indruk van een preek van George Fox, de pionier van de Quakers, sloot ze zich bij zijn beweging aan. (Jan de Hartog schreef een roman over deze ontmoeting). Ze werd er een soort secretaresse. In 1658 werd ze weduwe. Ze bepleitte publiekelijk de vrijheid van godsdienst. Maar toen ze ruim tien jaar later trouwde met George Fox, hadden beide afzonderlijk al geruime tijd in de gevangenis gezeten. Daar schreef ze diverse boeken, zoals dat over het spreekrecht van de vrouw. Ook na hun huwelijk kregen beide herhaaldelijk te maken met de sterke arm van de overheid. In 1691 overleed Fox. Langzamerhand, met ‘onze’ stadhouder Willem van Oranje en Mary Stuart op de Engelse troon, nam de vrijheid toe. De hoogbejaarde Margaret bleef zich met de beweging bemoeien, altijd in oppositie als geloofsgenoten dreigden te verstarren in hun opvattingen, bijvoorbeeld over kledingvoorschriften.
Het zou nog bijna 300 jaar duren voordat het kwartje over dat spreekrecht ook onder calvinisten begon te vallen. En nog steeds is de strijd niet gestreden. Ook in een deel van de PKN mogen vrouwen nog geen voorganger zijn. Schande.

Women’s Speaking Justified: http://www.qhpress.org/texts/fell.html

Margaret Fell (2)

30 januari: Lesslie Newbigin

Newbigin
8 december 1908, Newcastle upon Tyne (GB) – 30 januari 1998, London

Wat de Heer naliet was geen boek, geloofsbelijdenis, gedachtesysteem of leefregel, maar een levende gemeenschap

Wie missionair kerkzijn zegt, zegt al gauw Newbigin.
Newbigin was gewijd als predikant van de Church of Scotland om uitgezonden te worden naar India. Hij werd daar in 1947 benoemd tot bisschop van een Church of South India, die hij had helpen vormen door samenvoeging van verschillende protestantse kerken. Van 1959 tot 1965 had hij een functie bij de Wereldraad van Kerken, daarna keerde hij terug naar India. Tot 1974 was hij bisschop van Madras. Zijn vrouw en hij trokken daarna met twee koffers en rugzak over land terug naar Engeland. Hij werd er docent in Birmingham en pastor van een kleine kerk tegenover een gevangenis, die bezoekers van gevangenen ondersteunde. Als hij er de achterbuurt introk deed hij dat met priesterboord om, om herkenbaar te zijn voor de hindoe’s, sikhs of moslims die hij ontmoette.
Vooral door dit laatste kwart van zijn leven is hij bekend geworden. In boeken en lezingen bepleitte hij evangelisatie. Europa was post-christelijk en dus weer zendingsterrein! Door zijn krachtig leiderschap kreeg hij tot over zijn landsgrenzen de status van kerkvader. Ook in Nederland. Hier werd in 1978 het oecumenische project ‘Zending in Nederland’ uitgevoerd. Christenen van elders in de wereld werden uitgenodigd voor een visitatie aan ons land. Newbigin hielp de kloof tussen ‘oecumenischen’ en ‘evangelischen’ te overbruggen, ook al is die nog lang niet verdwenen. Hij hield een slottoespraak in de combisynode van de Samen-op-weg-kerken waarin hij opriep om vooral de verbinding van de ranken met de Wijnstok hecht in tact te laten.
Newbigin zag de moderne samenleving gebouwd op zekerheden die alleen maar aannames zijn. Dat konden wel eens valse goden zijn. Hij bedoelde met evangelisatie heel iets anders dan terugkeer naar fundamentalistisch christendom of de verzuilde samenleving van de negentiende eeuw. Hij geloofde ook niet in agressieve propaganda. Wel in de kracht van de plaatselijke gemeente, als die dan maar niet naar binnengekeerd bleef. Christenen moesten alle sectoren van de samenleving intrekken om die aan het licht van het evangelie bloot te stellen. De kerk bestaat voor de zaak van hen die geen lid zijn, ‘als teken, instrument en voorsmaak van Gods verlossende genade voor de gehele samenleving’.
In de gedachtenisdienst na zijn overlijden vertelde een vriend dat hij kort ervoor kinderen had geholpen de wereld omgekeerd te zien door zelf op zijn hoofd te gaan staan. Er was geen diploma of onderscheiding uit zijn zakken gevallen. Zijn bisschoppelijke waardigheid was intact gebleven.

28 maart: Jan Amos Comenius

comenius
Vader der lichten, geef ons ware wetenschap, zuivere godsdienst en ontspannen politiek, dat wij wijs, heilig en in vrede in deze wereldtijd geleid worden tot wij bij U wonen

28 maart 1592 Nivniče (Moravië) – 15 november 1670 Amsterdam

Vlakbij de Grote Kerk in Naarden, bekend van uitvoeringen van Bachs Matteüspassie, staat een standbeeld van Jan Amos Comenius. Hij is er namelijk begraven in de Waalse kerk . In zijn tijd was hij wereldberoemd. Comenius (Komensky) was een Tsjech die het tot bisschop had gebracht, een getrouwde protestantse bisschop wel te verstaan. Jan was zijn doopnaam, de naam van de profeet Amos nam hij zelf aan toen hij student was. Een profetische ijver voor ‘reparatie’ van niet minder dan de hele wereld bezielde hem levenslang. Hij was naast en na elkaar theoloog, natuurwetenschapper, pastor, onderwijzer, schooldirecteur, onderwijshervormer, filosoof, kerkleider, auteur van veel boeken. De Dertigjarige Oorlog in Midden-Europa trof zijn land en zijn kerk, de Tsjechische Broeder-Uniteit, zwaar. Men moest ondergronds. Tegenwerking en teleurstelling, de noodzaak van vlucht, brand van huis en bibliotheek, verlies van zijn gezin door de pest, het viel hem allemaal overvloedig ten deel. Hij maakte vooral naam als onderwijshervormer. Hij reisde half Europa rond met zijn onderwijsideeën, maar ook om de bevrijding van zijn land van de RK Habsburgers te bepleiten en de godsdienstvrijheid terug te winnen. Tevergeefs. Net als veel andere dissidenten van zijn tijd vond hij uiteindelijk in Amsterdam een veilige haven, waar hij de laatste veertien jaar van zijn leven als bisschop in ballingschap doorbracht met zijn derde vrouw. Vele tientallen boeken kwamen uit zijn hoofd, hart en handen die internationaal grote verspreiding vonden. Een catechismus voor zijn kerk, pedagogische boeken voor moeders en leerkrachten, de eerste encyclopedie voor kinderen, theologische verhandelingen over omstreden thema’s, verdedigingen van het gereformeerde geloof. In de afgelopen eeuw werd een enorm werk teruggevonden. Het bevatte wijze plannen en profetische vergezichten voor de verbetering van de wereld. Er zouden onder meer wereldwijde Raden moeten komen. Voor de godsdienst, voor de wetenschap, voor de vrede. Om conflicten vreedzaam op te lossen, om begrip te kweken en om van elkaar te leren. School, kerk en staat zouden samen op zoek moeten naar de Wijsheid, de Waarheid en de Vrede die God zelf in Jezus Christus al aan de wereld geschonken heeft. Ter voorbereiding op de komst van Christus’ Duizendjarig Rijk. Pas drie eeuwen en vele (wereld)oorlogen later werden echte stappen in deze richting gezet, met de oprichting van organisaties als de Wereldraad van Kerken, de Verenigde Naties, de Veiligheidsraad en vormen van interreligieus overleg.
Geestelijke nazaten van Comenius zouden later de Herrnhutter Broeder-Uniteit vormen. In Suriname deden ze belangrijk zendingswerk. Surinaamse christenen in Amsterdam Zuid-Oost wonen dichter bij hun geestelijke wortels dan ze zich waarschijnlijk realiseren.

21 maart: Johann Sebastian Bach

Bach

Bach, de grote Bach, die mag de maat der engelen slaan, de lieve lange dag (Willem Barnard)

21 maart 1685 Eisenach 28 juli 1750 Leipzig

De gereformeerde theoloog Bavinck onderwees ruim een eeuw geleden dat gestorvenen niet actief een relatie met de levenden konden onderhouden. Ze hebben geen lichaam meer en de lofprijzingen van hun ziel in de hemel bereiken alleen God. We kunnen daarom geen heiligen vereren als leveranciers van goddelijke genade en dat was ook precies Bavincks bedoeling. Maar het geval Johann Sebastian Bach maakt duidelijk hoe theologie er naast kan zitten. Niet alleen is ‘JSB’ ongetwijfeld zeer actief in de hemel, ook al betwistte de theoloog Karl Barth ooit Bachs rol als hoofddirigent van het engelenkoor (Barth hield het op Mozart). Maar Bach is nog steeds ook op aarde druk in de weer om zielen te verheffen tot God of een hoger niveau van bewustzijn, gezien de nog altijd grote belangstelling voor zijn muziek. Vooral in Nederland. Nergens ter wereld is er tegen Pasen zo’n grote dichtheid aan uitvoeringen van de Mattheüs- en Johannespassion, ondanks hun lengte van minstens twee keer een zondagse kerkdienst.
Ook zonder pauselijke heiligverklaring is Bachs status als heilige onbetwist. Vriend en vijand van barokmuziek zijn het eens over de absolute kwaliteit van zijn oeuvre dat telkens weer nieuwe generaties componisten uitdaagt en nieuwe luisteraars boeit. Wie had ooit kunnen bedenken dat een land als Japan momenteel de beste uitvoerders van zijn muziek oplevert? Het zegt ook iets over de spirituele kracht van zijn muziek. Zij opent deuren naar God, naar verborgen krachten van de ziel en naar dimensies van het verhaal van de geboorte, kruis en opstanding van Jezus, die predikanten en priesters vaak niet meer open krijgen. Veel mensen zingen en beluisteren teksten die op zichzelf genomen ver van hen af staan, maar worden door de muziek geraakt.
Het verhaal van het leven en de persoon van de Thomascantor uit Leipzig is vergeleken met zijn muziek saai. Ambachtelijk musicus, liefhebbend echtgenoot, overtuigd lutheraan met theologische interesse, orgelbouwadviseur, huisvader van een groot gezin, docent van een jongenskoor, componist, uitgever, repetitor, dirigent. Jarenlang levert hij bijna elke week een complete cantate naast andere composities. Deze enorme productiviteit wordt gedragen door diep geloof, grote gedrevenheid, eerbiedige toewijding en kennelijk ook een talent voor management.
Veel uitspraken van Bach zijn er niet overgeleverd. De harmonieën, melodielijnen en ritmes bij de weloverwogen teksten vormen zijn boodschap. Met vaak aan het slot de handtekening SDG: Soli Deo Gloria, God alleen de eer.

Paulos Farah Rahho

Wij,christenen van Mesopotamië, zijn gewend aan religieuze vervolging en druk van machthebbers

20 november 1942 Mosul – begin maart 2008, regio Mosul, Irak

Rahho
Ook de eenentwintigste eeuw heeft al vele martelaren voor het christelijk geloof gebracht. Een ervan is Paulos Faraj Rahho, geestelijke van de Chaldeese of Assyrische kerk die terug gaat op een van de oudste christelijke tradities, met een kerktaal die nauw verwant is aan de taal die Jezus ooit sprak. Zijn dood is een voorbeeld van de negatieve gevolgen van de inval van de VS in Irak in 2003 die krachten ontketende die nog steeds niet zijn beteugeld. Paulos Farah Rahho woonde het grootste gedeelte van zijn leven in de regio van de stad Mosul, waar hij ook geboren was, het bijbelse Ninevé. Hij ontving zijn seminarieopleiding in Bagdad en werkte daar kort. In de jaren ’70 voltooide hij zijn studie in Rome – de Chaldeese Kerk maakt deel uit van de Rooms-Katholieke Kerk. Vlakbij Mosul bouwde hij een kerk en opende hij een weeshuis voor gehandicapte kinderen. Farro stond bekend als een nederig en hartelijk pastor, vol met grappen. In 2001 werd hij gekozen tot aartsbisschop met verantwoordelijkheid voor 20.000 parochianen. Rahho toonde zich verontrust toen er pogingen werden ondernomen om de sharia nadrukkelijker in de grondwet van Irak op te nemen. Hij werd bedreigd. Bij het uitbreken van de oorlog werd de situatie voor christenen in Mosul precair. Eind februari 2008 werd hij gekidnapped in een actie waarbij zijn lijfwachten en chauffeurs om het leven kwamen. Zelf zou hij nog per mobieltje hebben doorgegeven dat hij niet wilde dat er losgeld voor hem betaald zou worden, omdat er met het losgeld verkeerde dingen gedaan zouden worden. De kidnappers eisten geld van christenen voor de jihad plus de vorming van een christelijke militie om het leger van de VS te bestrijden. Op 13 maart werd zijn lijk gevonden. De moord riep internationaal ontzetting op. Paus Benedictus sprak kort erna op Palmzondag een krachtige veroordeling uit van de burgeroorlog.
Een van de moordenaars werd gevonden en door het Iraakse Hoogerechtshof ter dood veroordeeld. Hij zou een leider zijn van een cel van Al-Qaida in Mosul. Maar officiële vertegenwoordigers van de Chaldeese Kerk verzetten zich tegen zijn doodstraf. In zijn testament had Rahho zelf een oproep gedaan aan zijn kerkleden om samen te werken met moslims en Yazidi (ook een religieuze groepering) en zich in te zetten voor verbinding tussen de verschillende religieuze groeperingen van het land.
Open Doors schat dat er nog hoogstens 350.000 christenen in Irak zijn. Enkele decennia geleden waren het er nog vijf maal zoveel.

15 maart: Kasper Olevianus en Zacharias Ursinus

Wat is uw enige troost in leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel, zowel in leven en sterven, niet mijzelf toebehoor, maar het eigendom ben van mijn getrouwe Heiland Jezus Christus….

Kasper Olevianus: 10 augustus 1536, Trier – † 15 maart 1587, Herborn (Hessen)
Zacharias Ursinus: 18 juli 1534, Breslau – † 6 maart 1583, Neustadt an der Weinstrasse
UrsinusOlevianus

Behalve de namen van Luther en Calvijn moest een beetje protestant op catechisatie altijd ook de namen van deze beide heren leren. Ze zijn namelijk de auteurs van de Heidelberger Catechismus (1562), 129 vragen en antwoorden om te memoriseren, eeuwenlang hét leerboekje voor de Nederlandse calvinisten en in sommige reformatorische kerken in ons land nog steeds. Het leverde stof voor duizenden zondagmiddagpreken. Nog voor het begin van de opstand tegen de Spanjaarden had het boekje zijn weg ook onder de protestanten van de Nederlanden gevonden. En vanaf de Synode van Dordrecht van 1618/19 tot en met de Kerkorde van onze Protestantse Kerk had het de status van belijdenisgeschrift.
Olevianus studeerde rechte en leerde op reis in 1558 Calvijn en zijn gereformeerde theologie kennen. In Trier begon hij daarna in reformatorische geest te preken. De bisschop wees hem uit. Keurvorst Frederik III van de Palts droeg de Reformatie een warm hart toe en benoemde hem tot professor dogmatiek aan de universiteit van Heidelberg en directeur van het predikantenseminarie. In 1562 kreeg hij de leiding van een kerk in Heidelberg. Hij hervormde de liturgie en schreef samen met zijn collega Ursinus de Catechismus. Hij wilde ook een strenge vorm van tucht in de kerk doorvoeren. Dat lukte niet. Wel had hij de hand in een onthoofding van een zekere Sylvanus wegens samenzwering met de Turken en hoogverraad.
Ursinus was geboren als Zacharias Bär in Breslau. Hij studeerde in het lutherse Wittenberg en aan de gereformeerde universiteiten in Straatsburg, Bazel, Lausanne en Genève. In Lyon en Orléans leerde hij Hebreeuws. Terug in Breslau streek hij met een pamflet over de sacramenten de lutheranen tegen de haren in. Ursinus werd verdreven en na een tussenstap in Zürich kwam ook hij in Heidelberg terecht. Na de dood van de keurvorst stak er een andere kerkelijke wind op en vertrokken beide professoren weer uit Heidelberg.
De vorm van de Catechismus was niet origineel: vragen en antwoorden over de betekenis van de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Tien Geboden en het Onze Vader. Er waren voorbeelden van Luther, Calvijn en Rooms-Katholieke theologen. Uniek is onder meer de openingsvraag. Die gaat niet zoals in andere catechismussen over onze bestemming, maar over ons houvast. ‘Wat is uw enige troost in leven en sterven?’ En het antwoord is tijdloos.

katholikos Timoteüs I (728 Hazza (Erbil) – 823 na Chr.

Wie de kostbare parel heeft…

In het hele eerste millennium van onze jaartelling stelde het christendom op het Aziatische continent meer voor dan op het Europese. Ook toen de Islam al lang aan zijn opmars was begonnen. Zo valt te lezen in het indrukwekkende boek Het vergeten christendom van de Amerikaanse geleerde Philip Jenkins over christendom in het Midden-Oosten, Azië en Afrika.
Een interessante verschijning in zijn verhaal is de ‘katholikos’ of patriarch Timoteüs, in het huidige Irak geboren. Als hij de vijftig al gepasseerd is wordt hij de geestelijk leider van de kerk van het Oosten (niet helemaal op een nette manier overigens). Zijn kerk bestrijkt een enorm gebied, veel uitgestrekter dan het rijk van zijn tijdgenoot Karel de Grote in Europa. Terwijl Karel bezig is om ook Nederland boven de grote rivieren aan zijn rijk en aan de Kerk van Rome toe te voegen, zendt Timoteüs missionarissen richting Kaspische Zee en China en zalft hij metropolieten (aartsbisschoppen) voor de Turken in Centraal-Azië en de Tibetanen. Hij geeft leiding aan een stuk of twintig metropolieten, van Jemen tot Armenië en Zuid-India tot de Gele Rivier. Het grootste gedeelte van zijn Nestoriaanse kerk leeft onder islamitische gezaghebbers. Maar de bevolking is nog grotendeels christelijk en in de kerkdiensten wordt er voor het welzijn van de kaliefen en hun familie gebeden. Als zijn kalief de hoofdstad verplaatst van Seleucië naar Bagdad, verhuist Timoteüs zijn zetel mee. De kalief sticht daar dan het beroemde Huis van Wijsheid. Bagdad zal het centrum van islamitische geleerdheid worden, maar op grondslagen door christenen gelegd. Timoteüs zelf bemoeit zichzelf met de bijbelwetenschap. Als hij hoort dat er bij Jericho in een grot rollen met Bijbelteksten zijn gevonden wil hij alles ervan weten. Hij wil de verbinding met oude Semitische en Joodse tradities in stand houden.
Heel anders dan toen in het Westen leefde de kerk van Timoteüs in een omgeving van allerlei beschavingen en godsdienstige overtuigingen. Een prachtig voorbeeld van de beschaafde manier van omgang met verschillen is de beroemde dialoog uit 782 met kalief al-Mahdi. Timoteüs erkent dat Mohammed een soort profeet moet zijn geweest. Maar hij vertelt ook een gelijkenis over een parel, duizend jaar voordat Lessing in Duitland met een vergelijkbaar verhaal komt. In een donker huis valt er een kostbare parel. Iedereen wil hem pakken. En iedereen die iets hards in handen heeft, denkt dat hij de trotse bezitter van die parel is. Maar pas als God het grote licht aandoet zal duidelijk worden wie de parel, wie alleen een stukje glas en wie alleen maar een klont aarde in handen hield. We kunnen nog niet bewijzen welke godsdienst ‘gelijk heeft’, des te meer worden we uitgedaagd om te laten zien wat voor ons van grote waarde is. Ongetwijfeld klinkt hier Matteüs 13: 46 in door, over de koopman die alles verkoopt voor die ene kostbare parel die hij ontdekt heeft.
Op internet kun je discussies vinden of Timoteüs en zijn collega-patriarchen nu Armeens, Assyrisch of Chaldeeuws genoemd moeten worden. Het laat zien hoe belangrijk voor de kleine nog overgebleven kerken uit het Midden-Oosten deze voorouders zijn die het Evangelie koesterden. Als we voor de ontmoeting tussen de godsdiensten een beschermheilige zoeken is heeft Jenkins een topkandidaat.

Bron: Philip Jenkins, Het vergeten christendom, de duizendjarige bloeitijd van de kerk in het Midden-Oosten, Azië en Afrika, Amsterdam 2011

Dom Hélder Câmara (7 februari 1909, Fortaleza – 27 augustus 1999, Recife,Brazilië)

Dom Helder CameraAls ik de armen brood geef, dan noemen ze me een heilige. Als ik vraag waarom de armen geen eten hebben, dan noemen ze me een communist

Dom Hélder Câmara was een Braziliaanse katholieke bisschop. Zijn vader vond ‘Den Helder’ een mooie naam in de atlas, vandaar de on-Portugese voornaam Hélder.
Câmara was in 1931 tot priester gewijd. Door een kennismaking met een internationaal gezelschap voor verzoening werd hij zich bewust van de geweldloze kracht die uit het Evangelie spreekt. Hij nam afstand van de fascistisch georiënteerde Katholieke Liga en koos voor de armen in hun strijd tegen onderdrukking en uitbuiting. In 1952 werd hij hulpbisschop van Rio de Janeiro. Hij richtte er onder meer een bank op die het voor armen eenvoudiger maakte om te lenen. Van 1964-1985 was hij aartsbisschop van Olinda en Recife, ten tijde van militaire dictaturen. Hij raakte bekend als tegenstander van deze dictaturen en criticus van hun onsociale politiek. De eerste Latijns-Amerikaanse bisschoppenconferentie (CELAM) was door hem georganiseerd. De bisschoppen besloten hun beleid radicaal te wijzigen en zich in te zetten voor de armen en verdrukten in Zuid-Amerika. Ten tijde van de Vietnamoorlog schreef Câmera Spiral of Violence (1971), waarin hij een verbinding legde tussen structureel onrecht, escalerende opstandigheid en daarop reagerende repressie. Hij hoopte dat jongeren deze spiraal zouden doorbreken.
De Braziliaanse overheid was niet blij met hem. Medewerkers, onder wie zijn hulpbisschop, werden gearresteerd. Kranten, radio en televisie kregen een verbod om over hem te berichten of iets van hem te publiceren. Zijn telefoon werd afgeluisterd, hij werd bedreigd, er werden moordaanslagen op hem gepleegd. En ondertussen reageerde het Vaticaan lang kritisch op de bevrijdingstheologie. Maar hij kreeg ook internationale waardering. Vooral in Europa heeft hij talrijke voordrachten gehouden, eredoctoraten en vredesprijzen gekregen.
Câmara had een grote kennis van het marxisme, maar was geen marxist. Hij was wel een herder die zich ten doel stelde de armen en verdrukten te helpen en het conservatisme van de gebruikelijke ‘naastenliefde’ te vermijden. Geweld bleef hij afwijzen. ‘In naam van het evangelie sterf ik liever duizendmaal, dan dat ik één keer iemand zou doden.’ Ook een overwinning die met wapens wordt gehaald, moet daarna weer met wapens worden verdedigd. ‘Dat is dan toch geen overwinning van vrede of van vrijheid.’
En hij wilde ook blijven bidden voor de rijken. Niet alleen de rijken in geld en goed, maar ook de rijken in macht, intelligentie, talenten, ja zelfs in deugden en heiligheid. ‘Heer God, help hen die menen dat ze rijk zijn: dat zij leren begrijpen dat zij arme rijken worden als zij de eenvoud niet op weten te brengen van hen die weten dat alles gekregen is; als zij zich niet aansluiten bij de broederschap van hen die niet vergeten dat wij allemaal zijn uitgenodigd om te delen in Uw goddelijke rijkdom en Uw scheppingsmacht.
In voetballand Brazilië leven nu minstens 32 miljoen mensen, een vijfde van de bevolking, onder de armoedegrens. De boodschap van ‘de rode bisschop’ blijft actueel.

Ida Pierson-Oyens (9-1-1808 Amsterdam 26-12-1860 Apeldoorn)

Ida_Pierson_Oyens ‘Zij een leven tot Uw eer/ steeds mijn streven, lieve Heer’

Ida Pierson-Oyens is de absolute moeder van het Nederlandse Réveil van de negentiende eeuw. Tussen de beroemde voormannen van deze vernieuwingsbeweging valt ze niet zo op, want ze bleef keurig binnen de marges die de conventies van haar tijd aan vrouwen stelden. Maar zij, dochter van een bankier, nam de plaats haar door God gesteld dan wel volledig in. Die plaats was vooral thuis in het Amsterdamse grachtenpand als echtgenoot van de gegoede zakenman Pierson, hoofd van de huishouding, gastvrouw en moeder van een groot gezin. Singel 326 was een soort actiecentrum van het Réveil. Er werd gelogeerd en vergaderd door de ‘Christelijke Vrienden’. Er werden ook bijbelstudieavonden belegd met sprekers als Isaac da Costa. Ze wist met menig theoloog een goed gesprek te voeren en was soms ook hun steun en toeverlaat. Een immense briefwisseling met alle gezinsleden getuigt van haar intensieve en liefdevolle betrokkenheid bij ieders wel en wee, vooral het geestelijke wel en wee. Zeker ook dankzij haar opvoeding was haar gezin een brandpunt van het Réveil. En dat betekende met diep geloof en grote betrokkenheid bij evangelisatie, zending en filantropie. Ze leidde zelf een zondagsschool, ging op pad voor tractaatverspreiding en was in de weer voor ‘boetvaardige’ prostituées. Naast haar activiteit in allerlei comité’s vond ze tijd om ook veel te schrijven, niet alleen brieven maar ook hele boeken, tractaatjes en gedichten. Stichtelijke lectuur waarin ze aandacht wekte voor het zendingswerk in Afrika, opvoedingsadviezen gaf of het geloof verdedigde tegen moderne aanvallen. Zoon Hendrik werd als predikant opvolger van O.G. Heldring in zijn gemeente en de directie van zijn Zettense instellingen. Een schoonzoon trad later als predikant in Amsterdam zij aan zij op met Abraham Kuyper in stadsevangelisatie en kerkopbouw. Ze had het er moeilijk mee dat haar jongste zoon, haar lieveling Allard, zich liet beïnvloeden door vrijzinnige theologie. Daarover werden dan indringende gesprekken gevoerd, in de salon en per brief. Maar eenmaal van zijn oprechte intenties overtuigd stond ze toch achter hem en was ze verstoord over aanvallen op zijn persoon. Zijn uittreden uit kerk en ambt maakte ze niet meer mee. Misschien heeft hij het haar willen besparen.
Al met al een nieuwe variant op de bijbelse Loïs en Eunike, moeder en grootmoeder van Timoteüs die een oprecht geloof doorgaven (2 Tim. 1:5) en een rolmodel voor talloze protestants-christelijke vrouwen tot ver in de twintigste eeuw. ‘Onvermoeid werkzaam om de haar geschonken gaven, ook in ruimeren kring, te besteden in dienst van haar Verlosser’, aldus haar mag Gregory bij haar overlijden. 

Bron: P.L. Schram, ‘Een huisvrouw uit het Réveil – Ida Pierson-Oyens (1808-1860)’ in: J. van den Berg e.a. (red.), Aspecten van het Réveil, p. 210-229

5 jan Kaj Munk (Maribo 13 januari 1898 – nabij Silkeborg 4 januari 1944)

Kaj_MunkHet woord van God staat geen enkele beperking toe

Heel wat straten en scholen ook in Nederland dragen de naam van deze Deense predikant,  toneelschrijver en verzetsheld.  Al heel jong schreef hij toneelstukken. Ze haalden vaak het nationale theater. Na zijn studie in Kopenhagen werd hij in 1924 predikant in Vedersø, Jutland, een dorp van nog geen 700 inwoners. In zijn toneelstukken draait het vaak om sterke karakters, ten goede of ten kwade. Met zijn bewondering voor sterke persoonlijkheden duurde het even voor hij inzag welke ramp voor de mensheid Hitler en Mussolini waren, allereerst voor de Joden. Vervolgens miste hij bij veel van zijn tijdgenoten het gebrek aan vuur en trouw aan het Evangelie dat tot verzet zou leiden. Het wezen van de Bijbel en van het christelijk geloof met het nationaal-socialisme waren voor hem onverenigbaar en dat droeg hij ook na de bezetting van Denemarken voortdurend op de kansel uit. ‘Het is beter dat de relatie van de Denen met de Duitsers verslechtert, dan die met Jezus Christus’. Adviezen om ondergronds te gaan sloeg hij in de wind en een preekverbod legde hij naast zich neer. Zijn laatste preek, nieuwjaarsdag 1944, hield hij in ochtendjas en niet op de preekstoel maar ervoor, uit  protest omdat sommige gemeenteleden vrijwillig voor de Duitsers werkten. 1500 studenten uit Noorwegen worden naar het concentratiekamp gesleept. Wie nu vrijwillig voor de Duitsers werkt is een Judas die zijn meester verkoopt voor zilverlingen. Waarmee hij geen haat wilde prediken, alleen trouw. 

Zijn liefde voor het gezin en voor het leven weerhielden hem niet van zulk riskant optreden. Een paar dagen later werd hij door de Gestapo opgepakt en nog dezelfde dag doodgeschoten, 4 januari zeventig jaar geleden. De bezetter verbood om hem te gedenken. Tevergeefs. Vierduizend Denen kwamen zijn begrafenis bijwonen.

Een van zijn bekendste stukken is Ordet (Het Woord) uit 1925, in 1955 verfilmd. Een familie van boeren in allerlei gradaties van geloof komt tot verzoening met de buren nadat er een wonder is gebeurd: de jonge vrouw die het middelpunt van conflicten was staat op haar begrafenis op uit de dood. Bij Kaj Munk loopt er een regelrechte lijn van geloof in opstanding naar opstandigheid. Opstandigheid die wat hem betreft ook leidde tot grote hulpvaardigheid voor Joden, stakers, verwaarloosde kinderen, hongerlijders in de steden en op het platteland.

3 januari Basilius de Grote (rond 330 Caesarea in Cappadocië– 1 januari 379 idem)

BasiliusGlorie aan de Vader met de Zoon samen met de Heilige Geest

Glorie aan de Vader met de Zoon samen met de Heilige Geest

Grieken eten op 1 januari Basiliusbrood en geven kinderen cadeautjes. Dat brood is rijk gevuld en er zit een munt in. De verhalen over de zorg van Basilius voor armen en die over bisschop Nicolaas van Myra hebben zich in de loop der eeuwen met elkaar vermengd.
Een van de toeristische topattracties in het huidige Turkije is het Göreme openluchtmuseum, werelderfgoed. In de merkwaardig gevormde krijtrotsen van Cappadocië zijn daar rotswoningen en -kerken te zien waar eeuwenlang monniken hebben geleefd. Ze getuigen van een gevarieerd kloosterleven. Er waren eremieten en stylieten (zuilzitters) die maximale eenzaamheid nastreefden. Maar de kapellen en gemeenschapsruimtes met grote tafel laten zien dat ook samen werd gevierd en gegeten. Basilius is een van de drie grote Cappadocische kerkvaders van de vierde eeuw, naast zijn broer Gregorius van Nyssa en zijn vriend Gregorius van Nazianze. Zij zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de zogenaamde ‘sociale’ triniteitsleer. In de eeuw van de grote kerkelijke concilies formuleerden zij belangrijke gedachten over de onderlinge relaties tussen de drie ‘personen’ Vader, Zoon en Geest. Teksten van Basilius maken nog altijd deel uit van de liturgieën van Oosterse kerken.
De broers kwamen uit een ontwikkeld en bemiddeld christelijk gezin in Caesarea (nu Kayseri). Twee grootouders behoorden tot de martelaren voor het geloof. Vader was redenaar. De ouders lieten hen een gedegen opleiding volgen, Basilius studeerde zo in Constantinopel en Athene. Hij raakte – mede door het voorbeeld van oudere zus Macrina – onder de indruk van het ascetische ideaal. In Egypte en Palestina bezocht hij de woestijnmonniken. Met vriend Gregorius leefde hij een tijd als kluizenaar in de buurt van een klooster. Hij vestigde daarna een eigen gemeenschap en schreef leefregels voor het monastieke leven. Vanaf nu ontwikkelde zich een monnikendom dat meer sociaal was. Net als zus Macrina was hij onder de indruk van het sociale radicalisme van Eustathius, bisschop van Sebaste. Ascese ging daarin hand in hand met de nadruk op gelijkheid van mannen en vrouwen en met veroordeling van slavernij. Het huwelijk werd veroordeeld, maar gemengde leefgemeenschappen waren toegestaan. Zorg voor armen en zieken stond hoog in het vaandel. Macrina liet dames van voorname komaf en slaven dezelfde leefstijl delen. Gedachten van Basilius werken tot op de dag van vandaag door in de kloosters van de Oosters-Orthoxoden. Maar zelf leefde Basilius maar vijf jaar als monnik, omdat hij in 364 priester werd en in 370 bisschop van Caesarea. Begaan met de armen en de zieken liet hij even buiten Caesarea een groot zorgcomplex bouwen, bijna een hospitaalstad met speciale wijken voor lepralijders, chronisch zieken, armen, vreemdelingen en mensen met geestelijke stoornissen en beperkingen. Opsporingsteams brachten de patiënten er naar toe.
Inderdaad, een rijk gevuld getuigenis, het leven van deze Basilius.

2 januari Serafim van Sarov ( 30 jul 1759 Koersk – 2 jan 1833 Sarov)

Seraphim SarovskyOmarm de geest van vrede en duizenden zielen om je heen zullen gered worden

Serafim staat op de Anglicaanse en Russisch-orthodoxe heiligenkalender op zijn sterfdag 2 januari. De Rooms-katholieke kalender eert zijn nagedachtenis twee weken later. Karl Jenkins laat zijn prachtige oratorium The Peacemakers (CD 2011)besluiten met een beroemde zin van Serafim: ‘Embrace the spirit of peace and thousands of souls around you will be saved.’ Omarm de geest van vrede en duizenden zielen om je heen zullen gered worden.

Wie was vader Serafim?
Hij werd geboren als Prokhor Moshin. Een paar keer in zijn leven genas hij na een verschijning van Maria in zijn dromen. Op zijn zeventiende trok hij naar Kiev om in een holenklooster te gaan wonen. Twee jaar later trad hij in in het klooster van Sarow. De naam Seraphim (die in het Hebreeuws zoiets als vurig betekent) die hij bij zijn wijding kreeg, verbond hij zelf met de vurigheid van zijn gebed. Een mysticus. Een monnik, kluizenaar, asceet. Hij trok zich terug in een zelfgebouwde vensterloze hut met een eigen groentetuintje. Er wordt verteld dat hij een beer uit zijn hand kon laten eten. Na ernstige mishandeling door rovers in 1804 – die alleen een ikoon vonden in zijn cel – moest hij de rest van zijn leven met een stok lopen. Toch nam hij het bij de rechter voor hen op. Een periode van duizend dagen bracht hij door als een soort pilaarheilige op een rots naast zijn kluizenaarsverblijf. Ook hulde hij zich drie jaar lang in zwijgen. Lange tijd las hij elke week alle vier de evangeliën.
Na opnieuw een visioen van Maria begreep hij dat het zijn roeping was om een oudste te worden, een zieleherder. Vanaf 25 november 1825 stelde hij zijn cel voor bezoekers open. Er kwam langzaam maar zeker een enorme bezoekersstroom op gang van allerlei slag volk dat zijn geestelijke leiding zocht. Hij begroette ze met: ‘Mijn vreugde, Christus is opgestaan!’ Hij boog voor zijn gasten op de grond en kuste hun handen. Vaak doorzag hij al zonder dat er woorden gevallen waren waar iemands geestelijke behoeften lagen. Tientallen spreuken bleven bewaard, waarin hij getuigde van zijn liefde voor Christus, de grootheid van de vervulling door de Geest en zijn bewondering voor de bijbel. Hij was ook pleitbezorger van het Jezusgebed, het veelvuldig herhalen van de woorden, ‘Jezus Christus, Zoon van God, heb medelijden met mij, een zondaar’. De warmte van zijn naam klinkt nog altijd door in zijn spreuken.

‘Het lezen van Gods woord moet in eenzaamheid worden gedaan, opdat de hele geest van de lezer kan worden ondergedompeld in de waarheden van de Heilige Schrift en hij daardoor warmte ontvangt die in eenzaamheid tranen opwekt; zo wordt een mens helemaal verwarmd en vervuld met geestelijke gaven, die geest en hart meer vreugde brengen dan welk woord dan ook’.

‘God is een vuur dat warmte geeft en hart en ingewanden aansteekt. Dus als wij in onze harten de kou voelen die van de duivel komt – want de duivel is koud – laten we de Heer aanroepen. Hij zal komen om ons hart te verwarmen met zuivere liefde, niet alleen voor hem maar ook voor onze naaste. En de kou van hem die het goede haat, zal wijken voor de gloed van zijn Aangezicht.’

Na zijn dood werd ondanks zijn populariteit zijn heiligverklaring door de kerkleiding lang tegengehouden. Cynisch is dat het klooster van Sarow in 1946 werd omgebouwd tot Sowjet-Russisch centrum van kernonderzoek.  Ook een naamsverandering van de plaats moest bijdragen aan de vergetelheid van Serafim en zijn pleidooi voor een heel ander soort ‘kernonderzoek’! Pas een eeuw na zijn heiligverklaring, in 2003, kreeg de stad weer zijn oorspronkelijke naam terug. En ondertussen werden ook de verloren gewaande relieken teruggevonden. Opnieuw een wonder.