Waar is mijn geloof? Zelfs diep van binnen is er niets dan leegte en duisternis. Mijn God, hoe pijnlijk. En de pijn houdt aan.
*26 augustus 1910, Skopje – † 5 september 1997, Calcutta
Ze waste leprozen en hield de handen vast van stervenden. Samen met duizenden zusters in dezelfde witte sari’s met blauwe rand was ze een halve eeuw lang hard werkend en biddend een getuige van het mededogen van Christus. Ze was bevriend met pausen en met Broeder Rogier van Taizé, ontving de Nobelprijs voor de Vrede en na haar dood een staatsbegrafenis in India en in 2016 een heiligverklaring. Gonxha Agnes Bojaxhiu was geboren uit Albanese ouders. Als 18-jarige trad ze in bij de Zusters van Loreto. Ze kwam te wonen in Calcutta, waar ze gelukkig was bij haar zusters en in haar werk als lerares aan een meisjesschool. Maar ze werd diep geraakt door de grote armoede, de zwerfkinderen, de daklozen en leprozen die ze in de Bengalese miljoenenstad om zich heen zag. Ze kreeg mystieke ervaringen waarin ze Jezus hoorde zeggen: ‘Kom, wees mijn licht!’ Ze begreep dat ze een nieuwe congregatie moest stichten om de allerarmsten van India met de liefde van Christus bekend te maken. In 1948 betrok ze een woning tussen de armen, het jaar dat de Britten vertrokken en onder veel etnisch-religieus geweld India en (Oost- en West-) Pakistan werden gesticht, terwijl begin 1949 Gandhi werd vermoord. In haar huizen worden moslims en hindoe’s zonder onderscheid door de zusters opgevangen. Dankzij haar organisatietalent, tomeloze inzet en consequente boodschap vindt haar werk grote weerklank. Met steun van het Vaticaan worden er overal in de wereld vestigingen van haar Zusters van de Liefde gesticht: in communistische landen, Afrika en Latijns-Amerika. Soms verzorgen de zusters wel 15.000 leprozen. En hoewel ze leven van giften komen ze nooit tekort. Voorzienigheid! Maar na haar dood blijkt uit vertrouwelijke brieven dat ze lang geplaagd is door diepe gevoelens van leegte en ongeloof. De stem van Christus sprak niet meer rechtstreeks. Ze voelde zich onwaardig en door God afgewezen. Was ze depressief? Hypocriet? Was dit de ‘nacht van de ziel’ waar mystieke geesten al eeuwen over geschreven hadden? Ze bleef bidden: de Zusters bidden minstens een uur per dag voor het altaar. Ze bleef haar werk doen. Dronk ook Christus niet uit de beker van de godverlatenheid? Het verhaal van die worstelingen maakt haar postuum menselijker. Haar vaak wel erg hooggestemde getuigenis over de liefde van Christus of de kracht van het gebed wordt er toegankelijker van. Godsvertrouwen, hoop en mededogen willen soms geen tweede natuur worden. Dan blijven het geschenken van genade waarover je niet zelf beschikt.
Mahatma Gandhi (2 oktober 1869, Porbandar, India – 30 januari 1948, New Delhi, India) verdient het dat zijn 75ste sterfdag herdacht wordt.
Een wonderlijk mens, deze kleine magere man. Levenslang fanatiek vegetariër en aanhanger van natuurgeneeswijzen. Afkerig van moderne westerse technologie, al bracht hij zijn halve leven in treinen door als hij niet gevangen zit. Probeerde de Engelse textielindustrie te beconcurreren door iedereen aan het handmatig spinnen te zetten en zat waarheen hij ook reisde zelf dagelijks minstens een uur achter het spinnewiel, halfnaakt in zijn eeuwige dhoti sinds hij ook de westerse kledij had afgezworen. Altijd een blinde vlek gehouden voor zijn aandeel als veeleisende autoritaire vader in de ontsporing van zijn oudste zoon. Wilde als oude man het nichtje dat hem verzorgde bij zich laten slapen om samen te demonstreren dat ze aan hun seksuele passies ontstegen waren. In bijna alles obsessief.
Maar bovenal de man van absolute geweldloosheid als de weg bij uitstek waarmee belangrijke veranderingen kunnen worden afgedwongen, grote sociale tegenstellingen kunnen worden overbrugd, uitbarstingen van geweld kunnen worden gedempt en voorkomen. De grote inspirator van iemand als Martin Luther King en daarmee van grote geweldloze bewegingen voor burgerrechten. En tot zijn laatste adem in zijn optreden gedragen door een religieuze toewijding en gedrevenheid. Voor alles was hij de geestelijk leider van een van de grootste volkeren op aarde.
Niet fraai voor onze eigen geschiedenis: zijn kwaliteiten als leider ontdekte en ontwikkelde hij in Zuid-Afrika in gevecht tegen blank racisme en suprematie, met tegenover zich de voormalige generaal van de Boeren en vervolgens Britse gouverneur met Nederlandse voorouders Jan Smuts (1870-1950). ‘Dankzij’ Smuts die geen duimbreed toegaf, ontwikkelde Gandhi de praktijk van satyagraha en ahimsa: geweldloos burgerprotest met stakingen, een mars en bereidheid om gevangenisstraffen uit te zitten. Op het perron van het station van Pietermaritzburg wordt nog altijd de plek aangewezen waar Gandhi uit de trein was gezet omdat hij zich niet hield aan de bordjes die plaatsen alleen voor blanken reserveerden. In Zuid-Afrika stichtte Gandhi ook al een ashram, een woon- en werkgemeenschap, waar ook zijn tijdschrift werd uitgegeven. Voor de discriminatie van de zwarte – inheemse! – bevolking had hij totaal nog geen oog.
Bij zijn terugkeer naar India in 1915 genoot hij al een enorme belangstelling en populariteit. Hij kreeg de eretitel Mahatma, ‘grote ziel’, en werd al snel het boegbeeld van het verzet tegen het Britse regiment en van de grote Congrespartij. De advocaat werd levenslang pleitbezorger van de eenwording van het enorme land op basis van godsdienstige tolerantie en geloof in de waarde van de eigen cultuur. Zo probeerde hij bijvoorbeeld een brug te slaan tussen de moslim- en hindoegemeenschappen door na de val van het Turkse rijk hartstochtelijk (maar tevergeefs) mee te ijveren voor het behoud van het Turkse kalifaat.
Hij streefde een hervorming van het kastenstelsel na, waarbij de verschillende kasten zich niet meer boven elkaar verheffen, maar alleen ‘horizontaal’ in respect naast elkaar blijven bestaan. In zijn eigen ashram werd op voet van gelijkheid geleefd. Volstrekte solidair met de armsten, de ‘onaanraakbaren’ die hij ‘kinderen van God’ noemde, zag hij zich – vooral ook dankzij het optreden van de radicale Amedkar – gedwongen om tenslotte het hele kastenstelsel te bestrijden. Zoals ook zijn behandeling van vrouwen steeds meer op basis van gelijkwaardigheid plaatsvond. Al bleef hij onverbiddelijk vasthouden aan de eenmaal gemaakte keuze voor een celibatair leven binnen zijn huwelijk – nog zo’n merkwaardige obsessieve trek: zijn negatieve waardering van seks. (In andere ashrams in India zal later een andere boodschap klinken!)
Het Hindoeïsme moest in elk geval ook hervormd worden. Tekenend is dat hij zijn hele leven haast nooit in een tempel kwam, of het moest zijn om demonstratief de openstelling voor alle kasten mee te vieren. Hij reist voor die hervorming stad en steeds meer ook land af, met een missie die zich verbreedt naar integrale dorpsverbetering. En ondertussen beantwoordt hij duizenden brieven over alle mogelijke vragen die men de Mahatma (‘grote ziel’) voorlegt.
Diep geworteld in Hindhoe tradities en overtuigingen en een groot kenner van de Baghavad Ghita, verbond hij zijn religieuze opvattingen met die van andere godsdiensten, in het bijzonder met de Bergrede uit de Bijbel. Gandhi hield een dagelijks gebedsuur met teksten en liederen uit verschillende godsdienstige tradities, ook de islam. En wekelijks hield hij ook een stiltedag zonder activiteiten, hoogstens dat hij zijn oor te luisteren legt voor verhalen die niet kunnen wachten. Bijna al zijn hongerstakingen – die hij wonderbaarlijk overleefde, menige Brit dacht dat er dan dus wel gesmokkeld moest zijn met glucose – waren gericht op het uitzuiveren van wanpraktijken in zijn eigen gemeenschap of zijn achterban.
Zijn vele acties om meer rechten en meer politieke zelfstandigheid af te dwingen – waarvan de beroemde Zoutmars tegen de belasting op het zout maar een klein voorbeeld is – brachten hem veelvuldig achter slot en grendel. Wat was Churchill een racistische hork, evenals zijn klonen in het bestuur van India het vaak waren! De Tweede Wereldoorlog bracht Gandhi grotendeels opgesloten in een paleis door. Of de gruwelijke ernst van het nazidom (ver weg) en ook de wreedheid en de omvang van de Japanse terreur (dichtbij) wel helemaal tot hem doordrong? Zijn uitlatingen over de passiviteit van de joden tegenover Hitler zijn om begrijpelijke redenen omstreden. Helemaal afwijzend stond ook Gandhi niet tegenover leger en politie als organen van een staat. In de Boerenoorlog had hij dienst genomen in het Britse leger — als hospitaalsoldaat.
Een indrukwekkend getuigenis van de kracht van geweldloos verzet werd door Gandhi geleverd rond de tijd dat de Britten gingen vertrekken van het Aziatische subcontinent. Het was al duidelijk dat het land in tweeën zou uiteenvallen. Naast India werd een staat voor moslims in het leven geroepen: Oost- en West-Pakistan. Het uiteengaan ging met veel etnisch-godsdienstig geweld gepaard. Hij had zich hier nu juist levenslang tegen verzet. Terwijl de moslimliga en in het bijzonder Jinnah hem al decennialang wegzette als ‘hindoeleider’ had zich altijd opgeworpen als pleitbezorger van een gemengde samenleving. Maar juist op het moment dat de onderhandelingen over de naderende staatkundige zelfstandigheid tot een climax komen en men hem in New Delhi bij de onderhandelingen wil hebben, vertrekt hij naar de brandhaarden van oplaaiend etnisch geweld om zich daar tussen de mensen te vestigen. Met een hongerstaking dwingt hij – intussen tegen de 80 – in Calcutta bij de plaatselijke leiders een einde aan het geweld af. Hij wil dan naar de Punjaab, maar de noodzaak om ook Delhi met een hongerstaking te pacificeren houdt hem daarvan af. Het is echt aan deze inzet van Gandhi te danken dat er in India decennialang een veel toleranter cultureel-godsdienstig klimaat heerste dan in de nieuwe buurstaat.
Hoezeer ook Hindoes geradicaliseerd waren bleek toen hij door zo’n extremistische Hindoe werd vermoord. Tijdens een gebedsuur.
Jezus was zeker één van zijn grote voorbeelden. Het was door de lectuur van Tolstoj dat hij oog gekregen had voor de Bergrede als sleutel voor de boodschap van Jezus, het Nieuwe Testament en heel de Bijbel. Op trektocht door Bengalen las hij op kerstmis 1946 in zijn openbare gebedsuur 1 Korinthiërs 13 over de macht van de liefde! Zijn hongerstakingen waren vormen van plaatsvervangend lijden en boetedoening voor misdragingen van anderen. Hij wierp als het moest het vege lijf in de strijd. En altijd betoonde hij een ongelooflijk respect voor de persoon van zijn tegenstander, steeds op zoek ook naar de dialoog, hoe akelig diens gedrag en diens opvattingen ook waren! Menig christen in de twintigste eeuw kreeg door Gandhi’s optreden een frisse kijk op Jezus, en het heeft ook de wetenschappelijke kijk op de historische Jezus beïnvloed. Precies wat hij hoopte: dat aanhangers van andere godsdiensten dieper zouden gaan putten uit hun eigen bronnen, om Waarheid te ontdekken en die te praktiseren. En dan kun je rustig laten liggen wat je niet in praktijk kunt brengen omdat het geen Waarheid is. Wie tot God komt, gaat God – of het goddelijke, of hoe je het noemt, in Gandhi’s eigen idioom ‘Ram(a)’ – in elk ander mens, elke man of vrouw, zien, en proberen te blijven zien. En dan slaat juist godsdienst dan een brug tussen godsdiensten en tussen godsdienstige en niet-godsdienstige mensen. Godsdienst, gepraktiseerd met verstand, is naastenliefde, gebaseerd op een diep besef van waardigheid, en leidt tot vrede.
Hoe gaan we om met zijn erfenis? Met gebroken geweren kan de Russische verovering van Oekraïne niet gestuit worden. Maar het gevaar van een eenzijdige focus op militair geweld om conflicten te beslechten blijft zonneklaar. Zoals het ook helder is dat Modhi met zijn hameren op de hindoeïstische identiteit van India de religieus-etnische onverdraagzaamheid aanwakkert en de erfenis van Gandhi verkwanselt. Waar zijn in ons land de Gandhi’s die zich fysiek tussen de conflicterende partijen werpen om vreedzaam overleg en wederzijds respect af te dwingen, als polarisatie hoogtij viert en we vergeten dat we in onze strijd om van de ander te winnen, juist de ander verliezen? Een van de vele plekken waar het belang van Gandhi op een tragische manier oplicht is wel Palestina. De afloop van het Britse bestuur van het mandaatgebied Palestina was even dramatisch en gewelddadig als die op het Aziatische subcontinent. De religieus-etnische tegenstellingen liepen even hoog op, de ‘democratische’ staten die deze dekolonisatie opleverden, hebben een vergelijkbare etnische grondslag, met een even ‘duurzaam’ conflict met de ander waarmee de staat niet werd gedeeld. Met dit verschil dat de Palestijnen geen Pakistan of Bangladesh werd gegund. Gandhi liet zien dat het anders had gekund en anders had moeten aflopen.
De voor Gandhi belangrijkste tekst uit de Bhagavad Ghita (hoofdstuk 2 vers 62 en 63) was:
Wanneer men in de voorwerpen van de zintuigen verdiept raakt, ontwikkelt men gehechtheid. Hechting leidt tot begeerte, en uit begeerte ontstaat vrees. Vrees maakt het oordeel mistig, wat resulteert in verwarring van het denken. Als het denken verward raakt, verdwaalt het verstand. En als het verstand verdwaald raakt, gaat men te gronde.
Als we ons eens bleven oefenen in onthechting …
Harmen Jansen
(met dank aan de tweedelige biografie van Ramachandra Guha)
Het is 1910. In Edinburgh, Schotland, wordt een grote Wereldzendingsconferentie gehouden. Men beraadt zich over de voortgang van de wereldwijde zending en evangelisatie. Na ‘de eeuw van de zending’ is ook op het zuidelijk halfrond het christendom gaan groeien. Toch zijn van er van de twaalfhonderd gedelegeerden slechts zeventien zelf uit dat zuiden afkomstig. Een ervan is een christelijk leider uit India, Samuël Azariah. Aangemoedigd door John Mott, de grote zendingsman van dat moment, spreekt hij zijn speech recht uit zijn hart. Beleefd maakt hij de vergadering duidelijk dat het tijd wordt dat kerken in het zuiden onafhankelijkheid krijgen. Geen vaderlijke betutteling meer, maar ondersteuning op voet van gelijkheid als broeders en zusters. ‘We hebben vrienden nodig’. Het wordt een beroemde zin. Het Zuiden van de wereld meldt het Noorden dat het andere verhoudingen wil! Pas een halve eeuw later komt er daadwerkelijk een einde aan het westerse kolonialisme, als het ene na het andere land in Azië en Afrika zich losmaakt uit de westerse voogdij van landen als Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland. En dat gaat lang niet altijd vriendelijk. Paternalisme is moeilijk af te leren. Azariah was zoon van een dorpspastor. In 1905 was hij de eerste Anglicaanse bisschop in India geworden, van het nieuwe bisdom Dornakal, Madras. Hij preekte vaak over de vier demonen Dirt, Disease, Debt, Drink: vuil, ziekte, schuld en drank. Hij maakte ook duidelijk dat het evangelie haaks staat op het kastenstelsel. De ‘onaanraakbaren’ hadden zijn grote aandacht. Op dit punt had hij ook een belangrijk meningsverschil met niemand minder dan Mahatma Gandhi. Gandhi zag ook dat het Hindoeïsme een ingrijpende verandering nodig had. Maar hij was tegen christelijke zending. Azariah vond dat er niets minder dan een bekering nodig was. Het Hindoeïsme was te nauw verbonden aan het onderdrukkende kastenstelsel. Net als in de begintijd van het christendom is het Evangelie een kracht die de wereld op zijn kop zet. Overigens nam Azariah in liturgie, kleding en kerkbouw wel allerlei elementen van de cultuur van zijn land over. Nog steeds hebben mensen en bevolkingsgroepen te lijden onder onderdrukking, uitbuiting, politieke chaos. Zien wij de ander die onze vriendschap nodig heeft? (2018)
Mijn religie is waarheid, liefde en dienst aan God en mensen
Misschien kan het een bijdrage zijn aan vrede tussen godsdiensten als we heiligen van elkaar erkennen. ´Bacha Khan´ (‘koning Khan’), een Pashtun, is dan een kandidaat. Hij was een moslim uit een regio vol etnische spanning en gewelddadig conflict, maar behoorde tot de categorie zeldzame leiders die consequent en vanuit een diep geloof geweldloosheid voorstonden. ‘Geweldloosheid is liefde en wakkert moed in mensen aan’.
Al vanaf 1910 was hij actief in het onderwijs en het stichten van scholen. In 1929, na de pelgrimage naar Mekka gemaakt te hebben, stichtte hij de Khudai Khidmatgar (dienaren van God), herkenbaar aan rode shirts. Ze kregen met keiharde bestrijding door het Britse regime te maken. De democratische beweging voor sociale hervorming streefde naar onderwijs voor jongens én meisjes, ontwikkeling en uitbanning van bloedwraak. In de jaren ’30 werd hij een van Gandhi’s naaste bondgenoten. Ze stonden zij aan zij in het verzet tegen de Britse overheersing, maar ook tegen de opdeling van het Aziatische subcontinent langs etnisch-godsdienstige lijnen. Hij bleef de Congresbeweging van Gandhi en Neru trouw, ook toen de moslimliga steeds meer afstand nam uit angst dat na vertrek van de Britten de moslims zouden worden onderdrukt door de hindoe’s. De Britten gaven feitelijk steun aan deze islamitische afscheiding. Ze zetten de top van het Congres tot het einde van de Tweede Wereldoorlog gevangen. Het was zijn zoveelste Britse gevangenschap.
De Pashtun raakten in 1947 bij de deling van Brits India over verschillende landen verdeeld. Bacha Khan ging in het Pakistaanse deel wonen, erkende de staat en zette zich politiek in voor meer autonomie van zijn Pashtun. Zonder resultaat. Hij werd tot aan het einde van zijn leven gedwarsboomd, gevangen gezet of verbannen, nu door de regering van Pakistan. Al met al zat hij een derde van zijn lange leven gevangen. In 1963 was hij Amnesty Internation als gewetensgevange van het jaar. Tijdens een jubileum van de Congresparij in India werd hij geëerd met een bijzondere onderscheiding. Hij werd ook voorgedragen voor de Nobelprijs voor de vrede. Zijn begrafenis in Afghanistan werd bijgewoond door 200.000 mensen. De oorlog die er op dat moment in Afghanistan woedde werd er zelfs voor stil gelegd.
Bij haar toespraak voor de VN door de Pakistaanse Malala noemde zij Bacha Khan als een van haar drie helden, naast Mandela en Moeder Teresa. Onder de Taliban is hij gehaat.
14 oktober 1929 Madras (Brits India) – 2 februari 1960 Chichanatwi (Pakistan)
In 1998 werd er een beeldengalerij geplaatst boven de westelijke ingang van de Westminster Abbey in London. Tien levensgrote figuren in steen vullen nissen die 500 jaar leeg gebleven waren. Boven de hoofdingang van deze drukbezochte toeristische trekpleister herinneren zij aan bijzondere christenen uit de twintigste eeuw van over de gehele wereld, allemaal om het leven gekomen door geweld en onderdrukking. Indrukwekkend. De kerk zelf is vooral een monument voor nationale beroemheden. Hier rust de Britse trots. Maar bij de ingang wordt de bezoeker er zo aan herinnerd dat de navolging van Christus niet aan Britten alleen is voorbehouden: geen van deze tien is Brits. En tussen beroemdheden als Romero, King en Bonhoeffer staat daar ook Esther John.
Esther John was een van de vele slachtoffers van het etnische en religieuze geweld dat in de twintigste eeuw ook het Indiase subcontinent teisterde. Ze werd geboren in een gezin van moslims. Op haar zeventiende werd ze door haar vader naar een christelijke school in de buurt gestuurd. Ze raakte onder de indruk van het geloof van haar docenten. Bij het lezen van Jesaja 53 sloeg de vonk over. Bij de deling van Pakistan en India verhuisde ze met haar ouders naar Pakistan. Een zendeling, ingelicht door een docent van haar vroegere school, vond haar en gaf haar een Nieuw Testament. In zeven jaar tijd las ze dit in het geheim 27 keer. Om onder het huwelijk met een moslim uit te komen vluchtte ze naar de zendeling in Karachi. Bij haar doop in 1955 nam ze de naam Esther John aan. Bij de eerste aartsbisschop van Karachi vierde ze haar eerste kerstfeest. Ze werkte enkele jaren in een zendingsziekenhuis. Na een opleiding tot evangelist trok ze in 1959 naar de regio van Chichawatni waar ze met presbyteriaanse zendelingen samenwerkte. Ze trok met een fiets rond om vrouwen te leren lezen, met hen op de katoenvelden te werken en in hun dorpen te evangeliseren. Op 2 februari 1960 werd ze dood op haar bed gevonden, bruut vermoord. De moordenaars zijn nooit gevonden, de verdenking ging richting haar broers. De gemeenschap waarin ze leefde en werkte bleef haar met eerbied gedenken.
Op haar stenen beeld in Londen houdt ze een trommeltje vast en heeft ze blote voeten.
Alsof het volgen van Jezus een dans is.
Het is 1910. In Edinburgh, Schotland, wordt een grote Wereldzendingsconferentie gehouden. Men beraadt zich over de voortgang van de wereldwijde zending en evangelisatie. Na ‘de eeuw van de zending’ is ook op het zuidelijk halfrond het christendom gaan groeien. Toch zijn van er van de twaalfhonderd gedelegeerden slechts zeventien zelf uit dat zuiden afkomstig. Een ervan is een christelijk leider uit India, Samuël Azariah. Aangemoedigd door John Mott, de grote zendingsman van dat moment, spreekt hij zijn speech recht uit zijn hart. Beleefd maakt hij de vergadering duidelijk dat het tijd wordt dat kerken in het zuiden onafhankelijkheid krijgen. Geen vaderlijke betutteling meer, maar ondersteuning op voet van gelijkheid als broeders en zusters. ‘We hebben vrienden nodig’. Het wordt een beroemde zin. Het Zuiden van de wereld meldt het Noorden dat het andere verhoudingen wil! Pas een halve eeuw later komt er daadwerkelijk een einde aan het westerse kolonialisme, als het ene na het andere land in Azië en Afrika zich losmaakt uit de westerse voogdij van landen als Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland. En dat gaat lang niet altijd vriendelijk.
Azariah was zoon van een dorpspastor. In 1905 was hij de eerste Anglicaanse bisschop in India geworden, van het nieuwe bisdom Dornakal, Madras. Hij preekte vaak over de vier demonen Dirt, Disease, Debt, Drink: vuil, ziekte, schuld en drank. Hij maakte ook duidelijk dat het evangelie haaks staat op het kastenstelsel. De ‘onaanraakbaren’ hadden zijn grote aandacht. Op dit punt had hij ook een belangrijk meningsverschil met niemand minder dan Mahatma Gandhi. Gandhi zag ook dat het Hindoeïsme een ingrijpende verandering nodig had. Maar hij was tegen christelijke zending. Azariah vond dat er niets minder dan een bekering nodig was. Het Hindoeïsme was te nauw verbonden aan het onderdrukkende kastenstelsel. Net als in de begintijd van het christendom is het Evangelie een kracht die de wereld op zijn kop zet. Overigens nam Azariah wel allerlei elementen van de cultuur van zijn land over in liturgie en kerkbouw.
Op de Anglicaanse heiligenkalender staat hij op 2 januari. Nog steeds hebben mensen en bevolkingsgroepen te lijden onder onderdrukking, uitbuiting, politieke chaos. Misschien is vriendschap ook nu de naam voor een tegenkracht van fundamenteel belang.