Harmen Jansen

theologie, kerk en samenleving

  • Home
  • Heiligenkalender
  • Mijn publicaties
    • Mozesboek
    • Artikelen
    • Overige boeken
  • Activiteiten
  • Kerk en Theologie
    • Kerk
    • Theologie
  • Opgemerkt
  • Geschiedenis
  • Heiligenkalender januari-april
  • Heiligenkalender mei-augustus
  • Heiligenkalender september-december

La Saussaye over het ambt

Posted on 06/06/2021

Fragment uit D. Chantepie de la Saussaye GEDACHTEN over het wezen en de behoeften der Kerk
1855
Uit Verzameld Werk dl 1, p. 262-273

(…) De Hervorming stelt dus ook dit algemeene priesterschap der geloovigen tot grondleggend ideaal voor de kerkvorming, tot ideaal, dus in de bewustheid dat het nog niet bereikt is. Daarom weert zij met vaste hand alle sektarische anticipaties op die toekomst af, en verklaart het luide dat zij niet is eene nieuwe sekte na de zoo velen, als in den loop der tijden ontstaan en vergaan waren; doch dat zij is vervolging van de katholische lijn. Terwijl zij niets meer wil zijn dan – niet de zuivere gemeente, maar – de zuivere katholieke kerk, is zij dit, doch op andere wijze dan zij gemeend had. Door de moederkerk (..) verstooten, en gedwongen eene inrigting te zoeken buiten haar, wordt zij zich bewust de kiemen van die inrigting reeds in zich zelve te bezitten, reeds als ligchaam te bestaan. Juist de vereeniging der geloovigen, tot hiertoe verspreid en onderdrukt, is de ligchamelijkheid der Hervorming. Door het zwaartepunt van de kerk te verplaatsen van de inrigting naar de gemeente, wordt echter het denkbeeld kerk niet opgeheven, integendeel, des te beter en zuiverder opgevat. Het ligchaam der gemeente is geestelijker geworden. Wel verre van aan de onmiddellijke gemeenschap der gemeente met haar Hoofd hinderend in den weg te staan, bevordert het veel meer deze gemeenschap, die daardoor voor het eerst in eene voor deze aardsche huishouding betrekkelijke volkomenheid ontstaat. Eene betrekkelijke volkomenheid. |89 Immers het onderscheid tusschen gemeente en kerk, dat in deze aardsche huishouding zal blijven bestaan, duidt op zich zelve eene onvolkomenheid aan. De volmaaktheid zal eerst dan gekomen zijn, wanneer wat in de Apostolische Kerk was aangeduid, die dit onderscheid niet kende en onder ekklesia zoo wel kerk als gemeente verstond, wederom werkelijkheid zal geworden zijn, d.i. wanneer ziel en ligchaam in volkomen harmonie zullen zijn, of de geest van Christus zijn volkomen adequaten vorm in de menschheid zal hebben bekomen. De betrekkelijke volkomenheid der kerk moet dus bestaan in zulk eene inrigting of ligchamelijkheid, die het wassen der gemeente tot de volheid van Christus niet alleen niet belemmert maar bevordert.
En welke nu is deze inrigting? Welke is de kerkvorm der Hervorming? Wij zeiden dat zij het algemeene priesterschap der geloovigen tot grondleggend ideaal stelt. Doch juist door het als ideaal te stellen, verwerpt zij niet het bijzondere ambt. Dit ambt evenwel is haar niet meer een priesterlijk, als of er nog een bijzondere middelaarsstand noodig ware tusschen den Heer en de gemeente. Het ambt zal zijn de verpersoonlijking der gemeente, het orgaan waardoor zij zich uitspreekt en den Geest in haar midden hoort spreken, dus zich zelve aanschouwt en te aanschouwen geeft. Het is hetzelfde denkbeeld, dat aan de uitdrukking Engel der gemeente in de Openbaring van Johannes ten grondslag ligt. Dit verband tusschen het ambt en de gemeente is echter niet een zoodanig, dat de gemeente in hare verschijning, d.i. de vereeniging der leden eener bepaalde kerkgemeenschap, aan den dienaar des Woords vermag voor te schrijven, wat hij leeren en hoe hij haar leiden zal, zoo dat hij een ambtenaar der gemeente (namelijk niet der ideële maar der konkrete) wierd en de slaafsche afhankelijkheid, waar|90in vroeger de gemeente gestaan had van het ambt nu wierd overgebragt op de betrekking van het ambt tot de gemeente. Zulk eene voorstelling gaat uit van eene volkomen miskenning van den feitelijken toestand der gemeente en eene verwarring van hare toekomstige volkomenheid met hare tegenwoordige onvolkomenheid, en zij eindigt konsequent op hetgeen men heden ten dage Darbysme noemt, namelijk het sektarisch wegwerpen van het ambt als overtollig en schadelijk. Natuurlijk: de gemeente tot haar ideaal gewassen, behoeft geen ambt meer. Neen; het verband tusschen het ambt en de gemeente is van geestelijken aard. De dienaar des Woords is de dienaar der gemeente in de liefde. Wat hij heeft is voor haar en door haar. Door en in de gemeente ontwikkelt zich de hem eigenaardige gave, door den Geest tot geestesgave geworden. Voor haar gebruikt hij die gave. Zoo is er werking en wederwerking tusschen hem en de gemeente. Deze spiegelt zich in hem af en door het Woord dat hij haar brengt en dat hij regt snijdt, d.i. in overeenstemming met hare behoeften, wordt zij door zijne werkzaamheid gelouterd en opgebouwd, even als hij door haar en in haar is gevormd. Dit onderstelt voorwaar eene gave en met de gave eene roeping. Doch zonder deze is ieder ambtsbekleeding slechts een ledige vorm, een karikatuur der waarheid. Wel is het der gemeente niet gegeven deze gave en roeping met onfeilbare juistheid te erkennen; – dit is het gevolg harer onvolmaaktheid, van het onderscheid dat er nog bestaat tusschen gemeente en kerk, – toch erkent zij de noodzakelijkheid der gave en roeping door aan de wijding tot het ambt, het sakramentelijk karakter te ontnemen, dat de roomsche kerk daaraan had toegeschreven, welke daardoor die wijding had beschouwd als eene bovennatuurlijke en dadelijke bekleeding met de ambtsgave. De Hervorming keert terug tot het apostolisch denkbeeld van het ambt als gave des Geestes (Eph. 4: 11). |91
Dit verband nu tusschen ambt en gemeente, schoon van geestelijken aard, is niet zonder een zigtbaar middenpunt. Ook hier streeft de geest naar ligchamelijkheid. Dit middenpunt is het geschreven Woord. Men onderscheide tusschen woord Gods en ingegeven schrift. Niet op rationalistische wijze, die het Woord afscheidt van de Schrift of de Schrift als een los kleed om het Woord gehangen beschouwt. Maar het Woord heeft bestaan en gewerkt vóór het in de Schrift was neêrgelegd, en ook toen de zamenhang van het Woord met de Schrift weinig was gekend en gewaardeerd. Eerst door het gewigt dat de Hervorming op het geschreven woord legde, heeft men zich rekenschap gegeven van het onderscheid tusschen het Woord, zoo als het in de Kerk was bewaard en zoo als het in de Schrift is neêrgelegd, en heeft zich de roomsche leer der overlevering gevormd, als van eene aan die der Schrift in waarde gelijke kenbron van het Woord Gods. (…)

Kort commentaar (HJ)
Een van de belangrijkste ecclesiologische en ambtstheologische geschriften uit het werk van Daniël Chantepie de la Saussaye (1818-1874), spraakmakend theoloog in het derde kwart van de 19e eeuw.
Geschreven op een cruciaal moment: het is de uitwerking van zijn toespraak van oktober 1854 op het moment dat het Réveil met een knetterende ruzie tot een historisch einde kwam (in de geschiedschrijving van mw. Kluit) en la Saussaye in de voorhoede kwam van de strijd om de belijdende kerk i.p.v. een belijdeniskerk, een strijd die in zekere zin voortduurde tot 1951 (kerkorde NHK) en 2004 (fusie PKN). Dit is uitwerking van stelling 11 van 23 stellingen.
Opvallende elementen:
Het vertrekpunt van de plaatselijke gemeente als vereniging van gelovigen (in plaats van de reglementaire besturenkerk)
Hoe de gedachte van het algemeen priesterschap verbonden wordt met de mondigheid van de gelovigen, en in de context van na 1848 zal het dan ook gaan over kiesrecht.
De dualiteit tussen gemeente en kerk. De Reformatie maakt de kerk, het ‘ligchaam van Christus’, minder instituut, maar de gemeente wordt daar méér lichaam van.
De ontsacralisering van het ambt. Het is geen priesterschap. Maar wel ‘orgaan’ van de gemeente van ‘algemene priesters’ (in een eerder geschrift verbond hij het ambt vooral met de noodzaak van het tegenwicht van de gemeenschap tegenover individualisme)
De plaatsing van het ambt op de grens tussen gemeente en kerk, zonder met zoveel woorden te zeggen dat de dienaar van het Woord vertegenwoor-diger van gemeente in de kerk of van de kerk in de gemeente wordt.
Het woord ‘tegenover’ valt niet, maar wel ‘werking en wederwerking’.
Hoe het onvoltooide en onvolmaakte karakter van de gemeente onderweg naar Gods toekomst tot uitdrukking komt in het ambt dat de gemeente bij de les houdt.
Dit bijzondere ambt is dat van dienaar des Woords, de andere ambten zijn niet in beeld, ondanks het feit dat la Saussaye in Gedachten blijk geeft van gedegen studie van Calvijn Institutie boek IV.
De tucht van het Woord in plaats van het gezag van de paus.
Het accent op de feitelijke bediening en het belang daarvoor van gave en roeping, dus op de persoon, gepaard aan afwijzing van sacrale wijding. Zou hij uit de voeten kunnen met de term ‘ordinatie’?
De wisselwerking die er nodig is tussen gemeente en kerk voor het (nooit ‘onfeilbaar’) onderkennen van gave en roeping.

Posted in: Kerk, Theologie | Tagged: D. Chantepie de la Saussaye

in memoriam Henri Veldhuis (1955-2018)

Posted on 19/08/2018

Als wij zelf van mening zijn dat die liefde, zoals die in Christus aan het licht gekomen is, het hart is van de theologie….

In een indrukwekkende dienst onder de prachtige pastorale leiding van Kees van der Zwaard nam de protestantse gemeente van Culemborg op 13 augustus 2018 afscheid van haar predikant. Het 25-jarig ambtsjubileum van Henri als predikant van de (eerst hervormde) Barbaragemeente was ruim een jaar ervoor gevierd. Ik was een jaargenoot van hem en onze jaarclub bestond net veertig jaar. Die jaarclub was een van zijn vele initiatieven en activiteiten die tot goede dingen geleid hebben en waardoor dit overlijden een verlies is dat verder reikt dan de gemeente Culemborg.
In september 1975 begon de studie. Henri, afkomstig uit de Noordoostpolder, oudste van tien kinderen van een fruitkweker, had er twee jaar vooropleiding opzitten omdat hij niet het juiste pakket had. Hij stimuleerde een paar a.s. theologen die elkaar intussen als aspirant-leden van de reformatorische studentenvereniging CSFR hadden leren kennen om samen op ‘Voetius’ te gaan, het theologendispuut voor studenten uit de gereformeerde gezindte. We wisten al wel dat we zelf nogal kritisch stonden tegenover onze achtergrond, maar aldus Henri: ‘op Voetius wordt het hardst gestudeerd en er is ruimte voor een kritische houding’. Op dat moment zwaaide Klaas Vos er flamboyant de voorzittershamer, dat scheelde ook (later VPRO-presentator en weer later toch weer dominee en altijd Ajax-fan). En in die jaren was het dispuut voor de vorming haast net zo belangrijk als de officiële studie. Drie jaar later, in 1978, nam Henri het initiatief om maar alvast een jaarclub te vormen die met eigen bijeenkomsten in vorm zou komen voor latere ontmoetingen na de studie. Dat betekende studeren met elkaar mét altijd een liturgische opening én na afloop de fles open. We begonnen met een stuk of zestien, de linker helft van de dertig in 1975 aangetreden dispuutsleden. Er sprak ook zendingsdrang uit. We zouden een missie te vervullen hebben in een kerkelijke en theologische context die allerminst koersvast was. Zo was Henri in die tijd er (nog) niet helemaal van overtuigd dat de theologie van Karl Barth die op dat moment in ons onderwijs dogmatiek de toon zette, voldoende van geseculariseerd denken vrij was. En wat filosofie betreft was hij ook ontevreden over ons onderwijs: teveel Angelsaksische taalfilosofie, te weinig ‘continentale filosofie’. Dus Henri liet belangstellende medestudenten kennis maken met teksten van Emanuel Levinas. Later wijdde hij een aparte doctoraalscriptie filosofie aan deze grote Frans-joodse denker. In het jaar dat hij voorzitter was van het Utrechtse dispuut van de CSFR leidde hij een voortreffelijke reeks lezingen over het jodendom die een echte ontmoeting werden.

Onder invloed van Klaas Vos raakte hij betrokken bij de contacten met dissidenten in Oost-Europa via Hebe Kohlbrugge. Het zou resulteren in geheime coördinatie van lezingen van filosofen en theologen voor dissidenten van de Charta-beweging in Tsjecho-Slowakije rond de latere president Vaclav Havel. In die jaren ’70 had het christen-socialisme nogal nadrukkelijk wortel geschoten onder Utrechtse theologiestudenten, waarbij kritiek op Oost-Europa ‘not done’ was. Hebe Kohlbrugge – net als deze christen-socialisten óók Barthiaan – hielp ons aan een andere kijk en stimuleerde met kracht netwerken van contacten met kritische christenen en humanisten. Helaas ontstond er verwijdering tussen Henri en Hebe, twee sterke karakters, en Henri stopte ermee. Na de val van het IJzeren Gordijn kreeg hij wel een erepenning van de Praagse Karelsuniversiteit voor zijn werk.

Daadkrachtig, voortvarend, koersvast! De gave om helder hoofdlijnen te tekenen na altijd grondige oriëntatie kwam vervolgens allereerst tot uitdrukking in zijn promotieonderzoek over een randfiguur, de belastingambtenaar uit het pruisische Koningsbergen van de achttiende eeuw toen Immanuël Kant daar aan Europa filosofische Verlichting schonk: Johann Georg Hamann. De vorige theologengeneratie kende Hamann al van het prachtige boek ‘Natuur en genade bij J.G Hamann’ van E. Jansen Schoonhoven (het stond ook in mijn vaders kast te verstoffen en ik heb het gedeeltelijk verslonden). Henri overtroefde dit met een nogal definitief boek dat deze bijzondere lutherse denker een belangrijke plaats gaf in de grote westerse traditie van Augustijns-klassiek christelijke theologie.

Kort erna gaf Henri de openingslezing op een conferentie van de hervormde dogmatici over ‘Openbaring en werkelijkheid’. Die was samen met het daaropvolgende debat met prof. Bram van de Beek instructief zowel voor Henri’s theologisch engagement als voor de mate waarin hij toen in 1994 professorabel was. Henri was hier de woordvoerder van wat een tijdlang de ‘Utrechtse School’ genoemd werd. Met Antoon Vos als leverancier van een paar belangrijke historisch-filosofische inzichten trok een groep theologen in verschillende constellaties op om samen wetenschappelijk werk te leveren. Henri raakte voor lang actief in het Duns Scotus gezelschap dat werk van deze grote middeleeuwse theoloog onderzocht en in publicaties toegankelijk maakte. Vooral dat laatste was Henri’s kwaliteit: toegankelijk maken door hoofdlijnen aan het licht te brengen. Het andere initiatief was de ‘Utrechtse Studiedagen’ waaruit een reeks publicaties voortkwam.

Maar hij was na zijn promotie – en intussen getrouwd en vader van twee kinderen – predikant in Culemborg geworden en is dat gebleven. Met hart en ziel, bewogen en creatief, kritisch en ruimhartig. Een gemeente met een grote kerkmuzikale traditie.  Als predikant legde hij grote gevoeligheid aan de dag voor pastoraal-psychologische vragen en wist hij daarover indringende diensten te houden. Hij had ook persoonlijk de nodige worstelingen doorgemaakt met hinderlijke ‘schaduwen’. En in de 26 jaar dat Henri er werkte werd de Barbaragemeente ook de thuishaven van de beweging voor bibliodrama en dans in de kerk én de moederkerk van protestantse vriendschap met Palestijnse christenen. De Stichting de 7de hemel voor bibliodrama en dans had hem tot voorzitter gemaakt en vrij onlangs ook de daaraan gelieerde werkplaats voor bibliodrama dat de verschillende stromingen in het bibliodrama bundelt.

Daarnaast bleef hij kritisch betrokken op de landelijke kerk en de samenleving en een voorvechter van de mensenrechten. Het IJzeren Gordijn en de Berlijnse Muur waren in 1989 gevallen. Een andere Muur werd niet veel later juist opgetrokken, met nog meer beton en prikkeldraad, dwars door het gebied van het Palestijnse volk. Jeannette de Boer-de Leeuw (echtgenote van zijn filosofiedocent Theo de Boer, en destijds moderamenlid van de Hervormde Synode) opende naar zijn zeggen hem de ogen voor de mensenrechtensituatie in Israël en Palestina. En ‘Vrijstad Culemborg’ was en werd steeds meer de leverancier van deelnemers aan initiatieven als de Olijfboomcampagne, Vrienden van Sabeel, Stichting Kairos Palestina en de Vrienden van de Tent of Nations. Van dat laatste werd Henri mede-oprichter, zoals hij het eerder was samen met oud-premier Dries van Agt van The Right’s Forum dat de Nederlandse politiek bij voortduur van gedegen kritiek dient wat betreft het Palestina-Israël-beleid. Daoud Nassar, de christelijke eigenaar van de Palestijnse vredesboerderij Tent of Nations, was zijn vriend geworden, zoals tot uitdrukking kwam in de jubileumviering van Henri’s 25-jarig ambtsjubileum. Op veel conferenties van de Palestina-vriendschappen (en andere) was Henri de fotograaf. Voor ‘Kairos-Sabeel’ (toen nog niet gefuseerd) schreef hij een kleine kritische ‘Israël-theologie’ in brochurevorm die het qua toegankelijkheid én inhoud verdiende om uitgegeven te worden als officiële kerkelijke standpuntbepaling. En via zijn veelbezochte website – helemaal zelf ontwikkeld – werd hij met kritische en scherpe commentaren een belangrijke luis in de pels van kerkleiding en dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk.

Die betroffen niet alleen het Midden-Oosten-beleid dat te veel gegijzeld werd door doorgeslagen christelijke solidariteit met de staat Israël. Hij vond ook lang dat de kerkleiding in toonzetting en beleid te ver achter de feiten aanliep en struisvogelpolitiek bedreef wat betreft de doorgaande ontkerkelijking. En of de missionaire kansen om dat te keren realistisch begroot werden?
Vanuit zijn diepe doordenking van een visie op recht en onrecht vanuit het hart van het Evangelie was hij ook een gerespecteerd gesprekspartner van het justitiepastoraat. Op een van hun studiedagen pleitte hij voor integratie van strafrecht en herstelrecht, met de stelling dat schuldverwerking en herstel alleen mogelijk is op basis van hoop op liefde en ontferming.

Zijn boek Kijk op geloof (ook in het Indonesisch vertaald) liet zich lezen als een kleine geloofsleer. Het is goed bruikbaar gebleken voor gespreksgroepen in de gemeente. Het paart diepgang aan eenvoud en eerlijk geloof aan ruimte om met hem van mening te verschillen (zo was mijn gebruikerservaring). Het hoofdstukje over de ontmoeting met de islam bijvoorbeeld stijgt nog altijd uit in kwaliteit van toonzetting boven menig schrijfsel in het kerkelijke en politieke landschap dat ofwel te bang is voor islamkritiek of te bang voor hartelijke herkenning van moslims als authentieke mede-aanbidders.

Een belangrijk theologisch initiatief was ook zijn voorzitterschap van de Stichting Heruitgave Oudere Ethische Theologie. Onder zijn leiding kwamen de drie delen Verzameld Werk van Daniël Chantepie de la Saussaye (1818-1874) tot stand. Nog in onze studietijd hadden we een keer alle brochures van deze theoloog uit de universiteitsbibliotheek staan kopiëren. Van Antoon Vos hadden we geleerd om deze geestelijke vader van een stroming die meer dan een eeuw lang belangrijke theologen heeft opgeleverd, óók te zien in het kader van die grote hoofdstroom van ‘klassieke Augustijns-Anselmiaanse theologie’. De ethischen huldigden een ander vrijheidsbegrip dan de calvinistische predestinatieleer die ons in onze jeugd had geplaagd. En ze waren ook theologen voor wie de persoon van Jezus Christus het heldere en stralende middel- en vertrekpunt van geloof en theologie is.

Op de laatste studiedagen van onze jaarclub hadden we samen op zijn voorstel delen uit de evangelist Marcus gelezen. Deze keer voor ’t eerst in onze veertig jaar geen wetenschappelijk boek of cultureel thema maar rechtstreeks de Bijbel en dan de oudste evangelist. Dichter bij de Heer kun je niet komen. Voor de vaste filmavond – zoals altijd met Henri’s uitstekende apparatuur – had hij deze keer oude tv-opnames opgeduikeld met Karl Barth en met K.H. Miskotte over Barth. We konden niet vermoeden hoezeer hiermee een belangrijke cirkel van Henri’s leven rond gemaakt werd.
De vijftigste sterfdag van Barth valt op 10 december a.s. precies samen met de tweehonderdste geboortedag van Daniël Chantepie de la Saussaye.  Henri zal het niet meer meemaken. Tijdens een wandelvakantie in Engeland stond zijn hart plotseling stil.

Posted in: Theologie | Tagged: D. Chantepie de la Saussaye, ethischen, filosofie, hervormden, Palestijnen, PKN-zaken, Theologie

D. Chantepie de la Saussaye – theologie na Darwin

Posted on 05/08/2009

Een van de belangrijkste predikanten van de 19de eeuw, initiator van de zogenaamde ‘ethische theologie’, naast zijn vriend Nicolaas Beets ‘voorman’  op de linker vleugel van de christendemocratische beweging in de eerste periode na de grondwetswijziging van 1848. Leefde van 1818-1874, was student in Leiden, predikant van de Waalse gemeentes te Leeuwarden en Leiden en van de Hervormde gemeente te Rotterdam voordat hij in 1872 hoogleraar werd in Groningen. Bewonderaar maar vooral ook criticus en tegenstander van Groen van Prinsterer en later ook Abraham Kuyper. Sloeg in zijn theologie een brug tussen gereformeerde orthodoxie en moderniteit. Zo heeft hij nauwelijks meegedaan aan protest of verzet tegen Darwin, gaf daarentegen in zijn korte professoraat juist college over het bijbelse scheppingsbegrip onder erkenning van de wetenschappelijkheid van de evolutieleer. En toen jonge predikanten de historiciteit van het opstandingsverhaal begonnen te ontkennen, schreef hij een heel intrigerend essay waarin hij openlijk brak met de manier waarop een theoloog als Doedes, met wie hij overigens nauw had samengewerkt, juist de historiciteit van de bijbelse wonderverhalen overeind probeerde te houden. Ik vind dit essay – Een Woord van Toelichting –  een van de hoogtepunten in zijn oeuvre. Het verscheen in dezelfde tijd als Darwins’ Origin, najaar 1859. In mijn proefschrift Door Simon gezien neemt de analyse van dit geschrift een centrale plaats in. Al lang voor het optreden van Abraham Kuyper en zijn fundamentalistische benadering van het vraagstuk van geloof en moderne wetenschap had La Saussaye de gebreken van dit fundamentalisme doorzien.

Posted in: Geschiedenis, Theologie | Tagged: D. Chantepie de la Saussaye, ethischen, fundamentalisme, geschiedenis, kerkgeschiedenis, Theologie

Welkom op de weblog van Harmen Jansen
theoloog, predikant van de Protestantse gemeente te Winsum-Halfambt (Gr.)

Tweets by @HarmenGJzn Follow @HarmenGJzn

Heiligenkalender bevat de schrijfsels uit de rubriek 'Geloofsgetuigen' in Geandewei en Protestantse Kerkbode. Op alfabetische volgorde en kalendervolgorde. Gestart 1-1-2014

Email: dshjansen@gmail.com

portret verkleind

Copyright © 2023 Harmen Jansen.

Theme by ThemeHall.