Terwijl de fractievoorzitters van CDA, VVD en PVV praten over een nieuw kabinet met gedoogsteun ontspint zich in Amsterdam een discussie over een subsidie door een stadsdeelraad voor islamitische weekendscholen. De afgelopen weken was ik net bezig om het boek van Tariq Ramadan, ‘Westerse moslims en de toekomst van de islam’ te lezen (2003, vertaling 2005). Hij pleit daarin nadrukkelijk voor een westerse vorm van islam die durft te breken met allerlei cultureel bepaalde vormgeving van de islam. Een cruciale rol wordt dan gespeeld door het onderwijs. Ramadan betoont zich geen voorstander van islamitische scholen. Liever deelname aan het Europese openbare onderwijs, aangevuld met islamitische bijscholing in weekendscholen. Het leek mij een overtuigend betoog. Goede scholing in hun eigen godsdienst op de manier van Ramadan zou wel eens meer kunnen bijdragen aan de integratie van allochtone moslims, dan het gedreig en getreiter van de PVV (of van Sarkozy of de Lega Nord). Maar bij het Amsterdamse debat denk ik: subsidie aan dergelijke scholen past niet bij onze scheiding tussen kerk en staat. Prima dat dit onderwijs er is, maar het is dan net zoiets als kerkelijke catechese. Voor hun catechese krijgen kerken ook geen subsidie. Iets anders is het levensbeschouwelijk onderwijs op openbare scholen. Wettelijk hoort een (basis)school daarvoor ruimte te bieden. De vergoeding die de overheid (gemeentebestuur) daarvoor gaf is altijd minimaal geweest en de laatste decennia moest er voortdurend voor de instandhouding van die subsidie worden gevochten. De laatste jaren was er juist een stroomlijning van die subsidie (ook voor humanistisch onderwijs). Er is dus een grondwettelijke ruimte, een subsidiestroom en een kaderstelling voor levensbeschouwelijk onderwijs op openbare scholen voor kinderen waarvan ouders dat wensen. Wat daar bovenuit gaat, christelijke of islamitische catechese, valt daar niet onder. Voor de financiering van dergelijke activiteiten kunnen particuliere giftgevers gebruik maken van belastingaftrek. Ook dat behoort bij onze burgerrechten. Amsterdam: gelijke monniken, gelijke kappen!
Christelijke vaderlanders
Annemarie Houkes schreef een heel goed leesbaar historisch proefschrift: Christelijke vaderlanders. Godsdienst, burgerschap en de Nederlandse natie (1850-1900). Het verscheen in 2009. ISBN 9 789028 422803. Ze laat zien hoe de protestanten,de grootste maatschappelijke groepering van midden 19de eeuw, want half Nederland hoort er dan nog bij, zich langzaam maar zeker als groepering in de openbare ruimte begint te bewegen en organiseren. Ze zetten allerlei organisaties op om “inwendige zending” te bedrijven, jeugdwerk te doen, liefdadigheid te betrachten. Dankzij de trein kunnen ze grootschalige ‘zendingsfeesten’ organiseren. Zo begint de protestants-christelijke groepering allereerst heel letterlijk in het openbaar zichtbaar te worden. Abraham Kuyper speelt hier vervolgens handig op in. Hij deelt de eerste exemplaren van zijn nieuwe krant aan de bezoekers van zo’n feest gratis uit en zo begint hij een antirevolutionair netwerk over het hele land te leggen. Maar de verdienste van het boek is vooral ook dat het de hervormden veel meer zichtbaar maakt dan de geschiedschrijving tot nog toe deed: de hervormden die naast de AR de Christelijk Historische Unie vormden, die niet meegingen bij de Doleantie, maar niet minder plaatselijke jeugdverenigingen, vrouwenverenigingen etctera hadden, die de NCRV mede oprichtten en op termijn de belangrijkste fusiepartner zouden worden van de gereformeerden in de GKN en de ARP. Kuyper maakte gebruik van een beweging die hij niet zelf tot stand had gebracht en die zich ook niet zonder meer door hem liet kanaliseren.
Niet voor politieke waarden?
Prof. Matthias Smalbrugge (VU) vindt volgens Trouw van 5-8-09 dat de kerk er niet is om politieke waarden te beschermen. Ze is er om God ter sprake te brengen. Het werken aan bijvoorbeeld de democratie moet aan anderen overgelaten worden, tenzij in bijzondere noodsituaties. Smalbrugge huivert als hij terugdenkt aan de inzet van de kerk in het debat over de kernwapens. De kerk moet discreet haar mond houden en eerst in eigen huis orde op zaken stellen.
Een beetje vreemd. Hoe kunnen we God nu ter sprake brengen zonder ook uitspraken te doen die de maatschappelijke en politieke werkelijkheid raken? De diepe kerkelijke verdeeldheid over de kernwapens was onvermijdelijk. Als kerkleden zijn we ook burgers die dus hun politieke verschillen meenemen de kerk in. En voorgangers moesten wel laten zien in welke richting de boodschap van de bijbel ongeveer wees, naar hun bescheiden mening. Het blauwe boekje dat de Hervormde Synode over de Kernbewaping het licht deed zien heb ik als enorm bevrijdend en verrijkend ervaren, omdat het me hielp te begrijpen wat de notie ‘hoop’ in bijbelse betekenis eigenlijk inhoudt. Zonder in te gaan op de politieke en maatschappelijke werkelijkheid zal het nooit wat worden met het ‘huiswerk’ van de kerk om overtuigende woorden over God te vinden. Ik sta dus dichter bij bisschop de Korte in ditzelfde interview die het kerkelijk spreken over God en het maatschappelijk actief zijn niet zo ver uit elkaar wil halen als Smalbrugge.