Wie dorst naar waarheid zal altijd de bron vinden

Twee keer stuitten we deze zomer op rondreis op Edith Stein, de non die uit een Limburgs klooster naar Auschwitz was weggevoerd. Een kleine oorlogsbunker achter een Sloveens kerkje was tot een gedachteniskapel voor haar herbestemd. En in een van de oude stadskerken van Neurenberg zagen we haar beeld prominent naast het koor hangen. Op deze plek had in de Middeleeuwen een synagoge gestaan totdat die bij een pogrom was verwoest. (In een andere kerk in deze voormalige nazi-hoofdstad lazen we dat Osiander, de Reformator van Neurenberg ten tijde van Luther, een boek tegen jodenvervolging had geschreven waarmee hij aantoonbaar levens heeft gered.) Op een eerdere vakantie hadden we in de beroemde dom van Speyer een ruimte getroffen die haar met allerlei voorwerpen in herinnering houdt. Ze staat dus internationaal hoog aangeschreven.
Speyer biechtstoel Speyer Neurenberg
Ze was net als later Dietrich Bonhoeffer geboren in Breslau en ook in een groot gezin. Alleen was haar vader al jong overleden. Moeder was een zakenvrouw die van wanten wist. Het was een joods gezin. Maar rond haar vijftiende was ze opgehouden met bidden. Ze was intelligent en begin 20ste eeuw was er in het rijk van de rede niet veel plaats voor God. Ze was ook opgehouden met school, maar pakte de draad van studeren weer op.
Ze was tot 1918 leerling en assistent van de bekende filosoof Husserl bij wie ze promoveerde. Ook Max Scheler had grote invloed. Tijdens haar studie raakte ze door contacten en gesprekken met medestudenten en docenten steeds meer onder de indruk van geloofsvragen en van gelovige mensen. Ze ging zich ook christen noemen. Ze toonde ook politieke interesse en
ijverde voor vrouwenkiesrecht. Omdat ze vrouw was zat een verdere universitaire loopbaan er niet in, ook al zou ze altijd op filosofisch terrein actief blijven. In haar studies besteedde ze grote aandacht aan de religieuze ervaring. Kon het besef van diepe geborgenheid wel begrepen worden zonder God? In 1922 liet ze zich dopen en werd ze rooms-katholiek. Ze was diep geraakt door het lezen van het levensverhaal van Teresa van Avila. Mogelijk speelde teleurstelling in de liefde en in het verloop van haar carrière een rol. Ze werd warm verwelkomd in de Kerk en vond onderdak bij nonnen in Speyer. Met hun steun werd ze een gewaardeerd docent in het middelbaar onderwijs en later ook pedagoog in München.
Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam waarschuwde ze de paus direct voor het dreigende gevaar voor de Joden. Ze zag een taak in het bestrijden van het nazidom met een christelijke pedagogiek. Maar onder druk van het regime moest ze ontslag nemen. Ze trad in bij de ongeschoeide karmelietessen. Als kloosternaam koos ze Teresa Benedicta de Croce, ‘Teresa, gezegend door het kruis’, zich bij deze verwijzing naar Johannes van het Kruis afvragend wat haar kruis zou zijn.

In het habijt mocht ze verder werken aan wetenschappelijke publicaties, ook toen ze met haar na moeders overlijden ook ingetreden zus Rosa na de Kristallnacht naar het klooster in het Limburgse Echt verhuisde. Helaas bleef het ook daar niet veilig. Het was in reactie op het protest van de Nederlandse bisschoppen tegen de jodenvervolging dat de twee zusters al in 1942 werden afgevoerd en vermoord. ‘Kom, we gaan voor ons volk’, moet Edith tegen haar zuster gezegd hebben.
Paus Johannes Paulus II verklaarde haar heilig en benoemde haar tot een van de schutspatronen van Europa. En zo wordt ze op tal van plaatsen herdacht. Een geëmancipeerde vrouw die niet zozeer vanuit jodendom maar vanuit een seculiere levensbeschouwing christen was geworden.
Een van haar nagelaten geschriften is een essay over ‘Sein und Zeit’ van Heidegger, een van de belangrijkste filosofische werken van de 20ste eeuw. Beschreef Heideggers filosofie over ons ‘zijn-tot-de-dood’ onze schepselmatigheid? Maar waar en wie was God nog in zijn betoog? Met haar ging een geleerde verloren die in de debatten na de oorlog over existentialisme en atheïsme op niveau een kritisch christelijk geluid had kunnen inbrengen.
Harmen Jansen