Friedrich Daniel Ernst Schleiermacher

*21 november 1768, Breslau – † 12 februari 1834, Berlijn

Het wezen van religie is beschouwing en gevoel


‘Over de religie. Betogen voor de ontwikkelden onder haar minachters’ is een beroemd geworden boek uit 1799. Vlak voor de eeuwwisseling anoniem verschenen, bleek het afkomstig te zijn van Schleiermacher, predikant van het Berlijnse Charité-hospitaal. In de vriendenkring van intellectuelen waar hij verkeerde werd druk gefilosofeerd. Maar religie stond nogal in een kwade reuk. In de eeuw van de Verlichting was het verzet gegroeid tegen religieus fanatisme en bekrompenheid. Schleiermacher zelf kende uit ervaring de hardvochtige trekken die het protestantse onderwijs kon hebben dankzij een somber mensbeeld. Hij kwam uit een familie van gereformeerde predikanten en had op school gezeten bij de Herrnhutters, een achttiende-eeuwse opwekkingsbeweging. Ook al had hij daar afstand van genomen, toch zou hij uitgroeien tot de belangrijkste protestantse theoloog van de negentiende eeuw.

Schleiermacher experimenteerde met nieuwe taal voor het geloof in de geest van de Romantiek. Dat was een tegenbeweging tegen de overheersende werking van het verstand en koele beredenering. Leren we belangrijke dimensies van het leven niet eerder direct kennen vanuit ons gevoel? Maar religie is net als kunst dan juist een wezenlijk onderdeel van ons menszijn, zo hield Schleiermacher zijn intellectuele vrienden en vriendinnen voor. Het is ‘een provincie in ons gemoed’ waar we ‘zin en smaak voor het Oneindige’ krijgen.
Klonk dit erg filosofisch en algemeen-religieus, het bleek dat Schleiermacher uit volle overtuiging predikant bleef. De persoon van Jezus en de Kerk bleven voor hem van wezenlijk belang: Jezus had het Godsbewustzijn vervolmaakt! Hij werd een gezaghebbend hoogleraar aan de pas gestichte universiteit van Berlijn, met doorwrochte analyses van de christelijke geloofsleer volgens zijn uitgangspunt van 1799.

Geloofsuitspraken zijn uitdrukking van het ‘afhankelijkheidsgevoel’ dat uiteindelijk niet los van God verkrijgbaar is. Schleiermacher stond zo aan de wieg van de zogenaamde ervaringstheologie die in negentiende eeuw een hoge vlucht zou nemen, ook in ons land.

Maar is zulke theologie niet veel te teveel gericht op de eigen beleving? Karl Barth werd in de twintigste eeuw een uitgesproken criticus. Maar hij bleef zijn boeken herlezen. Misschien moesten we Schleiermachers werk maar opvatten als een theologie van de Heilige Geest. Begint theologie niet bij het zelfbesef en het Godsbesef dat de Geest in mensen wekt?

Twee eeuwen later is het minachten van geloof en religiositeit bepaald niet minder geworden. Het blijft belangrijk om herkenbare taal te zoeken voor de bijzondere zingeving die de christelijke geloofstraditie aanreikt!
(2018)