Geloof, hoop en liefde zijn zo verbonden dat wie de een heeft, ze alle drie heeft, en dat wie een van de drie niet heeft, ze geen van alle heeft
Dit is een van de stellingen op grond waarvan Patrick Hamilton op schrikkeldag 29 februari 1527 op een Schotse brandstapel werd geroosterd. Het plechtige vonnis van de verantwoordelijke prelaten is bewaard. Er valt te lezen dat hij ook de vrije wil ontkende en dat de doop volgens hem niet vanzelf genade bracht. En elke priester was volgens hem gelijkwaardig aan de paus. Duidelijk iemand die de Schotten gevaarlijk kwam infecteren met ideeën van Maarten Luther.
Met Hamilton begon het. En ook Schotland heeft de nodige gewelddadige conflicten doorgemaakt voordat net als in de andere landen rond de Noordzee het protestantisme de overhand kreeg. In de eerste, ‘Lutherse’, fase zijn er maar weinig mensen tot de brandstapel veroordeeld. Misschien wel vanwege het grote effect? Hamiltons dappere en overtuigde optreden maakte namelijk veel indruk. En studenten van het St. Andrews schijnen nog steeds eerbiedig over de straatsteen met zijn initialen heen te stappen. Al schijnt dat ook uit bijgeloof te zijn dat hun examenresultaten anders nadelig worden beïnvloed.
Hij was nog jong. De Reformatie van de zestiende eeuw lijkt soms een jongerenrevolte. Als tiener van gegoede komaf had hij in Parijs en Leuven gestudeerd en is hij mogelijk bij ‘onze’ Erasmus langs geweest. En hij was kennelijk muzikaal. Eenmaal docent op het St Andrews moet hij als ‘precentor’ (muziekcoördinator) een zelfgeschreven mis uitgevoerd gekregen hebben. In 1527 vluchtte hij naar het vasteland. Aan de pas gestichte universiteit van Marburg volgde hij lutherse colleges. Zijn ideeën zette hij bij terugkeer op schrift in wat later de titel ‘Patricks Places’ kreeg, vernoemd naar een bekend geschrift van Melanchton, Luthers naaste medestander, waaraan hij veel had ontleend. Het werd hem fataal.
Veel ‘ketterse’ gedachten van toen delen we nu over allerlei kerkmuren, landsgrenzen en zeeën heen. De paus van nu behandelt straatkrantverkopers als gelijkwaardigen. En wie zal ontkennen dat geloof dat niet in naastenliefde tot uitdrukking komt de naam geloof niet waard is?
Maar op één punt blijft Hamiltons stelling over de drie-eenheid van geloof, hoop en liefde ook vijfhonderd jaar later in het bijzonder prikkelen. Want veel mensen zijn toch hulpvaardig of zetten zich in voor een eerlijke en respectvolle behandeling van andere levende wezens, zónder dat ze zich religieus willen noemen? Het ligt er aan hoe je ‘geloof’ definieert. Kan ik wel echt tot belangeloze aandacht en zorg voor een ander komen als ik mij niet heb toevertrouwd aan een besef, een ‘boodschap’, dat het onverdiend is dat ik er zelf mag zijn?