Majoor Alida Bosshardt

Probeer God met zijn Geest toe te laten en je te laten leiden, maar gebruik wel je eigen gezonde verstand

*8 juni 1913 Utrecht  – † 25 juni 2007, Amsterdam

Tot op hoge leeftijd was ze op tv, altijd onopgesmukt en opgewekt, eenvoudig, eigenzinnig, rechtstreeks. Ze was hét gezicht van het Leger. Al in 1959 kwam ze in een tv-programma en in 1965 had ze prinses Beatrix in de anonimiteit mogen laten kennismaken het werk op de Amsterdamse Wallen. Eigenlijk was ze sinds 1968 luitenant-kolonel, maar iedereen kende haar als majoor. Ze wond geen doekjes om haar geloof in God en de wens dit geloof te delen. En ze bleef altijd heerlijk nuchter. Tegen een verwarde indringer die haar in haar slaapkamer kwam doodschieten zei ze: ‘nou, dan zit ik straks in de hemel en u in de gevangenis’ en praatte hem vervolgens om. Mensen vond ze ‘in hun verschijningsvorm wel verschillend, maar in hun wezen gelijk.’ Allemaal beeld van God. De dames in de rosse buurt die uit ‘het leven’ wilden stappen, wilde ze met liefde helpen, maar als ze dat niet deden waren ze haar niet minder lief. Hetzelfde gold voor mensen in de onderwereld. Voor het oog van de camera in villa Felderhof raakte ze bevriend met Herman Brood. Je hoeft iemands gedrag, bezigheid of beroep niet te accepteren, om een mens te kunnen liefhebben. Zo leefde zij het Evangelie van Jezus’ omgang met hoeren en tollenaren voor. 

  

Ze kwam uit een familie die al meerdere zendelingen had voortgebracht. Maar vader was gewoon kruidenier in Utrecht en later journalist. Ze ging er naar de openbare lagere school. Vader werd toen ze twaalf was rooms-katholiek. ‘Ach, een ander filiaal van dezelfde onderneming’ zei haar hervormde moeder laconiek. Via een vriendin van een logee kwam ze in aanraking met het straatwerk van het Leger des Heils en van het een kwam het ander. Ze werd heilssoldate, werkzaam in een kindertehuis. Maar ze wilde ook voorganger (officier) worden en kreeg daarvoor een opleiding. Hartje Amsterdam werd haar thuis. Tijdens de bezetting kwam het werk stil te liggen. Het dragen van een uniform werd verboden. Ze hielp de kinderen uit haar tehuis aan onderdak en veel joodse kinderen aan onderduik. Zelf zat ze toen eens drie weken in hechtenis. Na de oorlog zette ze het werk op de Wallen op, het goodwill-werk van diensten zonder aanzien des persoons onder verslaafden, dak- en thuislozen en prostituees, heel lang zonder subsidie. Ook na haar pensioen in 1978 bleef ze op veel fronten actief.

Over het eeuwige leven zei ze kort voor haar dood: eigenlijk weten we het niet. Ze dacht niet dat je elkaar zou weerzien. Ze wou zich wel laten verrassen. Onbekommerd.

2017