De uitspraak is van Qadoera Fares, een Palestijn die een belangrijke rol speelde tijdens de eerste Intifada en die jarenlang in Israëlische gevangenschap heeft gezeten. Hij is een van de vele zegslieden die aan het woord komen in het boek van Els van Diggele, We haten elkaar meer dan de Joden. Tweedracht in de Palestijnse maatschappij. Het is een belangrijk boek. In de media wordt er afgedongen op haar zwarte kijk op de Palestijnse samenleving, maar ik zie daar weinig reden toe. Het is wel een eenzijdig verhaal, maar daarom niet per se onjuist. Ze spreekt een onafzienbare rij insiders en laat via wisselende invalshoeken zien hoe beroerd de Palestijnse samenleving er politiek gezien voor staat. Het is een politiek diep verscheurde samenleving, verdeeld in twee politiestaten vol corruptie, onderlinge terreur, tegen elkaar optredende ‘veiligheidsdiensten’, met een toenemende invloed van islamisten, met juridische willekeur en met martelpraktijken als systematisch onderdeel van politie en justitie. Niet van Diggele, maar haar zegslieden zelf, vaak onderdeel (geweest) van Hamas of Fatach, zien geen hoop. Het boek eindigt ongeveer bij het gedwongen aftreden van Salam Fayyad, de premier die op de Westbank tussen 2007 en 2013 orde op zaken wist te stellen (wat zegt het over onze pers dat er bij die naam helemaal geen belletje bij me ging rinkelen?) Hij werd als pion geofferd in het schaakspel van Abbas met Hamas in Gaza en andere rivalen. Fayyad deed vooral niet mee met de neiging om van alles wat niet goed gaat naar de bezetter te wijzen. Het mocht onder de bezetting niet beter gaan. En al helemaal niet onder leiding van iemand die zich niet wilde laten inlijven bij de grootheden Hamas, Fatach, PLO, of een (andere) islamistische groepering.
Het boek is bewust eenzijdig. Het bestudeert alleen de politieke verdeeldheid van de Palestijnse samenleving en de lange geschiedenis ervan. Het gaat dus inderdaad voorbij aan de Israëlische bezetting en het eventuele Israëlische belang of zelfs een Israëlische rol bij de verdeeldheid en interne rivaliteit (maar laat die bezetting heus wel voelen). Maar ik ben het met haar eens dat het plaatje nooit compleet is als we vanuit het westen aan de interne cultuur voorbij kijken. Het boek laat zien hoezeer de Palestijnse samenleving inderdaad het Midden-Oosten is. Overwegend islamitisch, gestempeld door tribalisme, ‘woestijncultuur’ zoals sommige zegslieden van EvD het benoemen, op zijn hoogst halverwege het ontwikkelen van een democratische rechtstaat met een scheiding der machten, geremd door sterke islamistische sympathiën en geldstromen.
Het is dus niet het hele plaatje. Integendeel. En of ze als historica objectief genoeg was en bleef kan ik niet beoordelen. In elk geval gaat ze in mijn ogen bij de beschrijving van 1948 veel te kort door de bocht. Dat de Arabieren in Palestina de ramp, de Naqba, in 1948 over zichzelf afriepen, aldus de eerste zin van het superkorte hoofdstukje over 1946-1948, is een ongefundeerde conclusie vooraf. De interne verdeeldheid van de jaren ’30 was zeker een ramp, maar de hele aanloop naar 1948 was een optelsom van vele rampen. Het is nog maar zeer de vraag of het met grotere eensgezindheid aan Palestijns-Arabische zoveel anders was gelopen. Boeken als die van Tom Segev over het Britse mandaat van 1917-1948 of van de joodse historicus Ilan Pappe (beide wel in haar literatuurlijst) laten weinig ruimte voor de gedachte dat het joodse zionisme van de eerste helft van de vorige eeuw had kunnen uitlopen op een binationale staat met gelijkberechtiging voor beide volkeren.
Maar de hoofdlijn van haar betoog is denk ik dat het met Abbas gewoon niet goed gaat komen. Hij is een even grote ramp als Arafat was, en hoe desastreus diens leiderschap is geweest, wordt breed uitgemeten. De Nobelprijs voor vrede was volstrekt onverdiend. Wie om Palestijnen geeft moet dus niet alleen de Israëlische bezettingspolitiek bestrijden, maar ook willen dat de manier waarop er aan Palestijnen steun wordt verleend, kritisch tegen het licht wordt gehouden. Van wie zijn we bondgenoot?
Wat er ook in het plaatje ontbreekt is de samenleving op sociaal-cultureel niveau. Het gaat over de politiek en de druk van de verdeeldheid, corruptie en de onveiligheid. We horen niets over Palestijnse culturele en religieuze organisaties of hoe het leven in een dorp of stad of vluchtelingenkamp door gaat. Ook niet hoe ngo’s misschien tussen alle politieke mijnenvelden heen manoeuvreren. Ik moet hierbij denken aan een ontmoeting met Rania Murrah, enkele jaren geleden, een Palestijnse leidinggevende van het Sumud-house in Bethlehem (verhalenhuis, met steun uit Nederland tot stand gekomen). Zij schetste een beeld waarin Palestijnse vrouwen dubbel lijden: niet alleen onder de bezetting, maar ook onder een primitief Arabisch rechtssysteem waarin vrouwen minder rechten hebben dan mannen, waardoor de laatste gemakkelijk wegkomen bij huiselijk geweld.
Dat brengt me terug bij het citaat over de christenen. Heel even komen de christenen om de hoek kijken: omdat zij café’s in Rammallah bezitten kun je daar alcohol drinken en gemengd dansen. Dat geeft denk ik precies aan waarom de presentie van het christendom in het Midden-Oosten nodig is. Er gaat een matigende invloed van uit.
In de lectuur van de Palestijnse theologen die we als sympathisanten in Nederland lezen, komen we de analyses van hun eigen samenleving zoals Van Diggele die geeft in directe zin niet tegen. Maar wel indirect! Ik denk aan de hartstochtelijke wijze waarop Naim Ateek de weg van de geweldloze inzet en strijd om recht en verzoening bepleit, in theologie en praktijk – dus precies als Palestijns alternatief voor al het geweld zoals Van Diggele dat beschrijft als veroorzaakt door het DNA met dubbele helix van oude woestijncultuur en van islamistische ideologie. Ik denk ook aan de parallellen die Mitri Raheb, theoloog in Bethlehem, trekt tussen het leven onder Romeinse bezetting aan het begin van de christelijke jaartelling en die onder Israëlische bezetting nu. Het is een sterke en daarom riskante manier van ‘framing’. Maar het betekent niets minder dan dat de politieke verdeeldheid en machtspolitiek van nu ook heel erg lijkt op die tussen de rivaliserende facties en bendes die in het jaar 70 samen hebben geleid tot de joodse ondergang in Palestina. Als Abbas een soort koning Herodes is ziet het er gewoon somber uit voor een goede afloop van ‘de Palestijnse zaak’. Mitri Raheb bepleitte heel nadrukkelijk het achter zich laten van slachtoffergevoelens, om plaats te maken voor een ‘cultuur van het leven’. De boodschap van Jezus is superactueel.
Dus ook na Van Diggele blijft het een schandaal dat het Nederlandse christendom zich 100 jaar na Balfour niet veel vierkanter tot bondgenoot maakt van de Palestijnse christenen, van vredesbewegingen aan weerskanten van ‘de Muur’ en daarmee van het Palestijnse volk dat dubbel lijdt, zowel onder de bezetting als onder haar eigen gewelddadige tribale mannencultuur.
26/10/17