Koesteren van de Heimat in migrantenland

Christenen zijn pelgrims naar de eeuwigheid, ‘vreemdelingen en bijwoners’. We leven wel ‘in’ de wereld maar we zijn niet ‘van’ deze wereld. ‘En geen plek waar wij al thuis zijn … verre verten zoeken wij op hoop van zegen’, dichtte Sytze de Vries in een prachtig lied voor de laatste weken van het kerkelijk jaar, lied 813. Maar wat betekent het als groeiende aantallen medeburgers uit verre landen neerstrijken in het land waar jij en je voorgeslacht al eeuwen woonden, werkten en kerkten? Mogen we houden van het nationale volkslied, van onze streektalen en van af en toe een straatbeeld zonder hoofddoekjes, van dagelijks klokgelui zonder verstoring door de gebedsoproep van een moskee? Zo gemakkelijk geven we onze liefde voor ons Heim niet op. Of moeten we daarbij een schuldgevoel hebben?

Topophilia
Britse neurowetenschappers ontdekten onlangs hoe belangrijk topofilie is: ‘liefde voor een plaats’. Diepe gevoelens van geborgenheid, veiligheid, rust en kalmte worden in ons brein vooral opgeroepen door plaatsen. Ze doen dat zelfs meer dan foto’s van geliefden of de trouwring. Herinneringen die bepalend waren voor de ontwikkeling van ons gevoel van identiteit lijken nog meer aan plaatsen vastgeplakt te zitten dan aan de mensen door wie we gevormd zijn. Interessant. ‘Waar kom jij vandaan?’ is daarom dus een vraag die we al gauw stellen als we iemand willen leren kennen, niet wie zijn of haar meesters, juffen of dominees waren.

Daarom doet identiteitspolitiek het momenteel zo goed, in Europa en ver daarbuiten. Amerikanen koesteren hun blanke conservatief-christelijke identiteit (met recht op privé-wapentuig). Israël verklaart zichzelf tot joodse staat, ‘de enige veilige plek voor Joden in deze wereld’. Nederland maakt de kennis van het Wilhelmus tot speerpunt van het kabinetsbeleid. En Duitsland heeft weer ministers voor de Heimat, wat sinds de nazi’s een taboewoord was. Mevrouw Merkel moest wel, vanwege de oplopende spanningen over haar vluchtelingenbeleid. Als het gevoel opspeelt dat we ons plekje kwijtraken, valt het niet mee om ons in te leven in anderen die juist hierheen gekomen zijn omdat ze op hún plek geen leven hadden. We willen misschien best gastvrij zijn. Met enige tegenzin accepteren we misschien de roetveegpiet, want je kunt je vele landgenoten met een slavernijverleden in hun stamboom toch niet op de tenen blijven trappen. Maar hoe kunnen we gastvrij zijn als we geen eigen huis meer hebben, zegt het topofiele stemmetje in ons brein nogal dwingend. En dus willen we maatregelen ter bescherming van ‘onze’ identiteit.

Allemaal migranten
Maar ondertussen zingen we als christenen het pelgrimslied over het komende Koninkrijk. Moet onze bereidheid tot verandering het dan niet winnen van het behoudzuchtig koesteren van onze verworvenheden? Ja. Aldus Dorottya Nagy, hoogleraar missiologie aan onze Protestantse Universiteit, in de synodevergadering van april dit jaar. Ze was uitgenodigd voor de jaarlijkse lezing. Ze is zelf een Hongaarse uit Roemenië, met kinderen geboren in Duitsland, woonachtig in Finland. Ze had een kritisch verhaal over allerlei verwarring en rond het begrip migratie en migranten. De tweedeling tussen migranten en niet-migranten klopt vaak niet. We zijn al eeuwen een gemengd volk. En ze liet zien hoe we nieuwe mythes aan het vormen zijn. Zo bestaat er de evangelische mythe van de christelijke migranten die onbedorven zijn door onze westerse ontwikkeling en daarom het christendom hier zouden kunnen redden. En hoeveel soorten migratie zijn er niet? Neem de trek van platteland naar stad. Dorpen moeten scholen en kerken sluiten door krimp, huizenprijzen in steden schieten de pan uit. En ontkerkelijking is ook van migratie. In korte tijd verwisselen mensen massaal hun kerkelijke onderdak voor het vrije leven van postchristelijke seculieren, al dan niet met Boeddha in de vensterbank. En hoe belangrijk is het om steeds weer de achtergronden in het oog te houden waarom mensen in de wereld op drift zijn. Niet alleen door terrorisme. Klimaatverandering maakt hele streken onbewoonbaar. Zijn we niet zelf mede-verantwoordelijk? En als kerk zijn we daarom nooit klaar. Altijd ‘onderweg’ zijn hoort bij het geloof. Kerk zijn we nog steeds aan het worden, aldus prof. Nagy.

Drie betekenissen van Heimat
Het was misschien een noodzakelijk verhaal. Maar eenzijdig. Kerk alleen maar steeds aan het worden? Vermoeiend. Je wilt toch ook een plek waar je het fijn bént? Eerder in diezelfde aprilmaand werd de pers gehaald door prof. Beatrice de Graaf. Ze is bekend als terrorismedeskundige. Ze had een lezing gehouden voor de Christen-Unie over ons groeiende verlangen naar een Heimat. Via die topofilie en de Duitse Heimatministers kwam ze in haar verhaal bij drie betekenissen van ‘Heimat’. Het is de ruimte en plaats waar je bent geboren of opgegroeid. Het is de plek waar je via de lijn van de geschiedenis aan verbonden bent (via voorouders of gemeenschappelijke voorgeschiedenis). Maar het is bovenal de plaats waar je je sociale tehuis vindt. Het is de gemeenschap waar je door sociale bindingen geborgenheid vindt. ‘Ruimte, historische geworteldheid en gemeenschap – dat is de drieslag die ‘Heimat’ zijn eigen kleur, reuk en smaak geeft’. En die Duitse politici zijn best voorzichtig bezig te onderzoeken hoe het gevoel van veiligheid kan worden bevorderd als het gaat om belangrijke waarden en verworvenheden of ook gewoon leuke dingen van de eigen cultuur. Er zijn dingen die de moeite van het koesteren en bewaren waard zijn.

Er moet een plek zijn op de wereld
Vanaf de eerste boeken van de Bijbel gaat het steeds zowel over een Stem die ons op weg roept maar ook over Land in zicht als grond onder de voeten. God leidt je door de woestijn maar geeft je ook een land van aankomst. De staat Israël is het Beloofde Land nog niet. En Gronings is een mooie taal, maar er worden soms lelijke dingen mee gezegd. Zo dagen de beelden en liederen van het oeroude Geloofsverhaal ons telkens weer uit om te wikken en te wegen over wat we vasthouden en wat we loslaten. ‘Er mag een plek zijn om te blijven, er mag een plek zijn om te gaan. Dan heb je vleugels om te drijven, een been om op te staan’ (Eppie Dam).

Protestantse Kerbode, hoofdartikel oktober 2018