705 jaar geleden overleed de schrijfster van het oudste geestelijke geschrift in het Middelnederlands. Nazareth was het klooster bij Lier waar ze de hele tweede helft van haar leven woonde. Ze is dus niet de Beatrijs van de legende, de non die haar klooster verlaat voor een aards liefdesleven, maar bij terugkeer merkt dat al die tijd haar plaats is ingenomen door Maria zelf, of de edele vrouwe uit Dantes Divina Comedia. Een non was ze wel en een nogal bruisend liefdesleven had ze ook. Haar geschriftje gaat namelijk helemaal over de Minne. Onze taal is de eeuwen door wel voor slechtere zaken gebruikt!
de liefde neemt je zo te pakken dat je geen maat kunt houden
En ze was er al jong bij. Vader was niet onbemiddeld en had bemoeienis met verschillende kloosters. Als zevenjarige kreeg ze onderwijs van Begijnen en vanaf haar tiende bij de Cisterciënzers. Daar ontmoette ze de mystica Ida van Nijvel en als zestienjarige werd ze zelf novice. Eigenlijk vond men haar nog te jong, maar ze was niet te stuiten. En ze ging nogal drastisch te werk in het zoeken van de vervulling met de goddelijke liefde. Jezelf pijnigen en uithongeren was in de Middeleeuwen toegestaan. Ze had periodes van ‘insania’, waanzin. Van de liefde buiten zichzelf geraakt. Of maakte anorexia haar licht in het hoofd? Ze maakt indruk en wordt een tijd priorin. In het tractaatje ‘Seven manieren van Minne’ beschrijft ze voor andere nonnen verschillende aspecten van de geestelijke toewijding. Eenvoudig, in de geest van de ‘bruidsmystiek’ die dan onder de Cisterciënzers internationaal gangbaar is. Verder zijn er autobiografische notities bewaard gebleven via de Latijnse levensbeschrijving na haar dood. Misschien heeft ze Hadewych ontmoet die ook over de ‘orewoet’ schreef, de liefdesstorm.
Hoe het denkbeeldige klooster in haar hart er uit ziet? God zelf is er de abt, vergezeld door Minne en het Streven naar devotie. Haar adbis is de Rede, Wijsheid de priorin, Voorzichtigheid de sub-priorin, Naastenliefde (caritas) de cellierster, Medelijden de ziekenverzorgster. Dankbaarheid en Trouw zijn de zangeressen, Geloof en Hoop de kosteressen. Gebed moet bij het altaar de wacht houden. Matigheid en Geduld zitten voor in de refter (de eetzaal). Bezorgdheid behandelt de zakelijke besognes, Kuisheid bewaakt de vensters (de zintuigen), Consideratie verpleegt de gasten. Voorzienigheid staat aan de poort die bewaakt wordt door Nederigheid en Gehoorzaamheid. En elke avond houdt ze kapittel, dat wil zeggen gewetensonderzoek.
(2018)