Harmen Jansen

theologie, kerk en samenleving

  • Home
  • Heiligenkalender
  • Mijn publicaties
    • Mozesboek
    • Artikelen
    • Overige boeken
  • Activiteiten
  • Kerk en Theologie
    • Kerk
    • Theologie
  • Opgemerkt
  • Geschiedenis
  • Heiligenkalender januari-april
  • Heiligenkalender mei-augustus
  • Heiligenkalender september-december

Elizabeth Fry

Posted on 07/06/2020

In iedereen is iets van God, ook in criminelen. Dus als we mensen gevangen zetten, moet het zijn om te proberen ze te veranderen, niet maar om ze te straffen

*21 mei 1780, Norwich (GB) – † 12 oktober 1845, Ramsgate (GB)

Als Quaker moest ze sober gekleed gaan, terwijl ze wel hield van sieraden en kleurige kleren. Maar het was wel zo handig bij al haar werk. Stond er in de Bijbel niet iets over de sier van goede werken?

Haar bijnaam ‘engel van de gevangenissen’ dankt ze aan haar inzet voor verbetering van de leefomstandigheden in gevangenissen in tal van Europese landen. Haar betekenis reikte verder. Zij werd een voorbeeldfiguur voor aanhangers van het Réveil en andere protestanten in de negentiende eeuw voor het gedegen op touw zetten van allerlei sociaal werk.

Elizabeth Gurney was vijfde van elf kinderen van een rijke bankier en koopman die bij de Quakers hoorde. In 1800 trouwde ze zelf ook met een bankier en zakenman, Joseph Fry. Met hem kreeg ze elf kinderen. Als tiener leidde ze al een zondagsschool. Mevrouw Fry zorgde voor alleenstaande zieke buurtgenoten, hielp daklozen, spande zich met andere Quakers in voor afschaffing van de slavernij, stichtte een school voor weesmeisjes op het landgoed van de familie. Bij bezoeken aan de Newsgate gevangenis in Londen in 1813 schrok ze van de omstandigheden. Ze begon kinderen van de gevangenen te leren lezen met behulp van de Bijbel en regelde voor de vrouwen handwerkonderwijs.

In 1821 verscheen haar pleidooi voor het verbetering van het gevangeniswezen in Europa. Koningin Victoria bewonderde haar. Minister Peel nam haar voorstellen over. Voortaan werd er beter onderscheid gemaakt tussen de gestraften, kwam er voor vrouwen toezicht door vrouwen, werden er vrouwencomité’s opgericht voor hun reclassering, kwam er onderwijs en betaalde arbeid voor gevangenen. Ze bezocht gevangenissen elders in Engeland en in Schotland. Een bezoek aan Ierse ziekenhuizen leverde verbetering van de behandeling van geesteszieken op. Meer dan 100 schepen met gevangenen op transport naar Australië inspecteerde ze. Zulke gevangenen moesten ook dagelijks een goede maaltijd krijgen. In 1839 en 1840 reisde ze langs Franse gevangenissen en door België, Nederland en Pruisen om ook daar de hervormingen te stimuleren. Ze motiveerde Fliedner en Wichern om zich voor behoeftigen in te zetten. Terug in Londen stichtte ze een opleiding voor vermogende en gelovige vrouwen voor pleegzorg aan huis. Een van de leerlingen was Florence Nightingale.

(2020)

Posted in: Uncategorized | Tagged: Réveil, vrouwengeschiedenis

Margaretha Wijnanda Maclaine Pont (*1 januari 1852, Hasselt – † 21 februari 1928, Den Haag)

Posted on 26/12/2017

Het moederhart: het onvervreemdbare eigendom van de vrouw

Geboren in Overijsel groeide ze op in Alkmaar, waar haar vader burgemeester werd toen ze zes was. Ze was intelligent, maar meisjes mochten nog niet naar de pas opgerichte HBS. Ze kreeg wel uitstekend privé-onderwijs. Haar moeder wakkerde de grote interesses van haar dochter die de gevolgen van kinderverlamming met zich mee droeg van harte aan. Het zorgeloze leven van een jonge vrouw uit de gegoede burgerij werd overhoop gehaald toen ze in 1873 een lezing hoorde van Mina Kruseman. Deze schrijfster klaagde het doelloze leven aan waarin veel vrouwen leefden, alsof het huwelijk de enige zingeving was. Het ontketende haar eigen behoefte aan zinvol werk. Ze moest meer doen met haar schrijftalent! Een sprookjesboek voor kinderen dat lange tijd goed verkocht werd leverde haar het eerste eigen honorarium. Eerst onder pseudoniem, later onder eigen naam publiceerde ze allerlei korte verhalen, novelles en romans. In een van haar romans voert ze een theoloog op die worstelt met allerlei vragen in verband met de wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, maar zonder sceptisch te worden. Ze volgde met belangstelling de maatschappelijke ontwikkelingen op het terrein van de vrouwenemancipatie.
Haar inkomsten gaven haar bewegingsvrijheid. Zo kwam ze in aanraking met de directeur van de Heldring-stichtingen in het Betuwse Zetten, ds. Hendrik Pierson en zijn vrouw. Er was een klik en het werd een roeping. De liberaal-hervormde vrouw werd op 13 oktober 1883 de Algemeen Secretares van deze stichtingen, Piersons rechterhand. Net in een tijd dat de (internationale) strijd tegen prostitutie veel extra werk vroeg in de publiciteit en Pierson een nieuw ‘reddingshuis’ toevoegde aan de stichtingen, voor ongehuwde aanstaande moeders en even later een kindertehuis en opleidingsscholen. Ze zette vol ijver haar journalistieke gaven in voor de verdediging van de plannen en voor fondsenwerving. Tot aan haar dood schreef ze maandelijks het blad de Bode vol waarmee de protestantse achterban op de hoogte bleef van het reilen en zeilen van de Heldring-stichtingen. Ze publiceerde ook her en der over allerlei praktijken van kinderhandel, verwaarlozing en uitbuiting van kinderen en ongehuwde vrouwen, misbruik van ouderlijke macht. Het belang ervan voor het tot stand komen van Kinderwetten in 1905 en daarna werd gehonoreerd met een ridderorde. Daarnaast bleef ze historische romans en ander literair werk produceren en was ze enige tijd directrice van een opleiding in Zetten. Zo creëerde dus ook het diaconale en missionaire elan van het orthodoxe protestantisme nieuwe beroepen en nieuwe kansen voor vrouwen.

(1/2017)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kinderbescherming, Réveil, vrouwengeschiedenis

Petronella Voûte – *6 november 1804, Amsterdam –  † 18 april 1877, Zetten

Posted on 30/12/2016

voute‘Houd juffrouw Voûte in ere, zij doet een goed werk en heeft er veel voor over.’

Tussen de vele honderden levensverhalen in het zesdelige Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme staat zij slecht met één regeltje vermeld. Onterecht, gezien het pionierswerk dat zij verrichtte bij het Réveil van de negentiende eeuw.
Zij stamde af van protestantse vluchtelingen uit Frankrijk. Vader was een welgesteld koopman in Amsterdam. In 1845 werd ze diacones in het net opgerichte Utrechtse Diaconessenhuis, waar ze een jaar later adjunct-directrice werd. Niet voor lang. Talentenjager ds. Otto Gerhard Heldring, predikant in het Betuwse Hemmen, betrok haar in 1847 bij zijn plan om een opvangtehuis voor ‘gevallen vrouwen’ op te richten. Ooit was hem gevraagd om een opvangadres voor een verwaarloosd meisje. Al snel had hij zo’n dertig meisjes ondergebracht in huishoudens in de omgeving, maar niet alle meisjes waren geschikt voor het gezinsleven. Sommige kwamen uit de gevangenis en dreigden (weer) in bordelen terecht te komen. Daarom wilde hij voorzien in een tehuis voor de opvang en het onderwijs van zulke meisjes en van ongehuwde moeders en ontslagen vrouwelijke gevangenen. Hij had al een voormalige bierbrouwerij in Zetten opgekocht. Daarvoor had hij nu een bestemming. Op 1 januari 1848 opende Asyl Steenbeek zijn deuren. Op die dag werd Petronella Voûte er door Heldring heengebracht, over het ijs. Zij moest het splinternieuwe beroep van instellingsdirectrice gestalte geven.
Petronella Voûte zou er bijna dertig jaar wonen. Het werk nam haar van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in beslag. Zij voerde persoonlijk de kennismakingsgesprekken met nieuwe meisjes en legde hun levensgeschiedenissen vast. Ook leidde zij zelf de ochtend- en avondsluiting en de wekelijkse catechisatie. Alles onbezoldigd. In het begin betaalde zij zelfs kostgeld. Vrijwel haar hele vermogen investeerde zij in de Heldring-stichtingen. Heldring had met Steenbeek de smaak te pakken gekregen van het oprichten van instellingen om de ‘inwendige zending’ in Nederland vorm te geven. De donateurs van Steenbeek ontvingen van Heldring jaarlijks een smaakvol jaarboekje Magdalena. Met deze bijbelse naam pareerde hij de soms stevige weerstand die het Asyl Steenbeek opriep. Werk voor ‘gevallen vrouwen’ gold als onfatsoenlijk voor dames van stand.
Ze straalde gezag uit. Ze had vaak overleg met ds. Heldring op het stille kerkplein van Hemmen. Hij met pet en pijp, zij ‘met de wapperende linten van haar muts als een soort aureool om het energieke gezicht.’ Ze verschilden vaak van mening, maar hun goede verstandhouding werd nooit verbroken. Toen er op 14 april 1877 brand uitbrak op Steenbeek lag zij op haar sterfbed. Ze had bijna duizend meisjes onder haar hoede gehad.

(2016)

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Réveil, vrouwengeschiedenis

Henriëtte Swellengrebel – 10 februari 1810 Utrecht – 30 mei 1874 Utrecht

Posted on 30/12/2016

swellengrebelliefde, zelfverloochening, oplettendheid en bedaardheid

Toen ik negen was moest ik worden geopereerd. Zo lag ik een week in het Utrechtse Diaconessenhuis. Diaconessenhuizen stonden in veel steden. Ze waren ontstaan in de negentiende eeuw. Het beroep van diacones bood protestantse ongehuwde vrouwen een nieuwe kans een maatschappelijke functie uit te oefenen.
Henriëtte Swellengrebel was de eerste. Ze was geboren met de gouden lepel in de mond. Haar vader was officier van justitie en vervulde diverse bestuurlijke functies, haar moeder was actief in de liefdadigheid. Het protestantse gezin had acht kinderen. Een rol in de liefdadigheid lag voor de hand. In 1843 hoorde ze over de in Duitsland en Parijs opgerichte inrichtingen van Diaconessen, op initiatief van Theodor Fliedner. Net als op Florence Nightingale maakte het veel indruk op de 33-jarige Henriëtte. Ziekenverpleging moest als vak nog uitgevonden worden.
Vanaf het begin neemt ze deel aan de vergaderingen waarin de vestiging van het eerste Diaconessenhuis in Nederland wordt voorbereid. Met giften en contributies wordt een klein huis in Utrecht gehuurd en kan het werk van start gaan. Het bestuur bestaat uit vier heren en vier dames. Het plan is dat het toezicht bij toerbeurt wordt uitgeoefend. Henriëtte neemt als eerste de taak op zich. Maar al in 1845 verzoekt het bestuur haar de betrekking van directrice of ‘besturende zuster’ op zich te nemen. Ze mag van thuis, als ze wel thuis blijft wonen. De Diaconessen zijn afkomstig uit alle lagen van de bevolking. Ze werken vrijwillig, met gratis kost en inwoning en verzorging in het huis bij ziekte of ouderdom. Hun zorg lijkt eerst vooral op wijkverpleging, maar al snel beginnen de opnames in het eigen pand, eerst alleen van vrouwen en kinderen.
De beginjaren zijn zwaar: geldzorgen, hoge werkdruk, overlijden van Diaconessen door besmetting met tyfus en tering. Henriëtte regelt de huishouding, verzorgt de administratie, neemt Diaconessen en andere personeelsleden aan, verdeelt het werk en beoordeelt de aanvragen voor verpleging. Belangstellenden uit binnen- en buitenland moeten worden rondgeleid, waaronder koningin Sophie. Nadat zij haar functie als directrice heeft neergelegd richt zij zich op de organisatie van godsdienstoefeningen in het Diaconessenhuis. Vanaf 1865 leidt zij die zelf.
‘Levenslang een sieraad dezer gemeente, en dertig jaren lang de toevlucht, de hulp en troost der kranken’, zo roemt Nicolaas Beets op de zondag na haar begrafenis in 1874 zijn stadsgenote. Zus Sara Swellengrebel was haar opvolgster. Meer dan anderhalve eeuw hebben honderden zusters met liefde en toewijding het spoor van deze twee gevolgd.

Posted in: Uncategorized | Tagged: kerkgeschiedenis, Réveil, vrouwengeschiedenis

Welkom op de weblog van Harmen Jansen
theoloog, predikant van de Protestantse gemeente te Winsum-Halfambt (Gr.)

Tweets by @HarmenGJzn Follow @HarmenGJzn

Heiligenkalender bevat de schrijfsels uit de rubriek 'Geloofsgetuigen' in Geandewei en Protestantse Kerkbode. Op alfabetische volgorde en kalendervolgorde. Gestart 1-1-2014

Email: dshjansen@gmail.com

portret verkleind

Copyright © 2023 Harmen Jansen.

Theme by ThemeHall.