Harmen Jansen

theologie, kerk en samenleving

  • Home
  • Heiligenkalender
  • Mijn publicaties
    • Mozesboek
    • Artikelen
    • Overige boeken
  • Activiteiten
  • Kerk en Theologie
    • Kerk
    • Theologie
  • Opgemerkt
  • Geschiedenis
  • Heiligenkalender januari-april
  • Heiligenkalender mei-augustus
  • Heiligenkalender september-december

Schaamte naar aanleiding van een schuldbelijdenis

Posted on 30/11/2020

Na het tv-programma van Nieuwsuur van zaterdag 28 november 2020 groeide mijn gevoel van ongemak nog verder richting schaamte over de schuldbelijdenis die ds. René de Reuver namens de Protestantse Kerk uitsprak bij de herdenking van de Kristallnacht eerder deze maand. We zagen twee kinderen van predikanten uit het verzet, zelf intussen op leeftijd, mensen die hun sporen verdiend hebben in de kerk. Diep verontwaardigd en gekwetst. Ze zijn er niet tevreden mee dat hun ouders en al die andere predikanten en kerkleden die in het verzet gezeten hebben, in de verklaring genoemd worden als dappere individuen. Zij hadden moeten worden geëerd als mensen die daarmee ook het instituut kérk gezicht hebben gegeven! Die verzetsmensen hadden weliswaar geen kerkelijke volmacht. Wie op de een of andere manier ondergronds werk verrichtte, deed dat uit christenplicht, of gewoon omdat de stem van het geweten of het fatsoen sprak. Ondergronds opereerde je niet in ambtsgewaad, maar met een schuilnaam en een vals paspoort. Maar ds. Bastiaan J. Ader, om zo iemand te noemen, was en bleef desondanks voor iedereen ‘domie’. En zulke ‘rechtvaardigen uit de volken’ worden ook door Joden erkend als sieraden voor de Kerk.
De tegenstelling tussen ‘het instituut dat faalde’ en individuele kerkleden die wél heldhaftig waren, klopt niet. Predikanten en andere kerkenraadsleden waren en zijn óók het instituut kerk! En ook individuele kerkleden. De schuldbelijdenis is daarmee gebaseerd op een foute redenering over wat het instituut kerk is, een redenering die strijdig is met de visie zoals die in feite tot uitdrukking komt in de kerkorde, of in de visie op het ambt van de voorganger als ‘ambt van de kerk in de gemeente’ en dat van ouderlingen en diakenen als ‘ambten van de gemeente in de kerk’ (een formulering die zo ongeveer naar voren zal komen in het ambtsrapport dat volgend jaar aan de synode aangeboden zal worden).
Schoten de kerken dan niet tekort? Had er dan niet meer gedaan moeten worden en kunnen worden? Vast. Maar als je de schuldbelijdenis erop naleest word je niet veel wijzer over wat en waar en wanneer dan vooral tekort geschoten is. Als er schuld was, dan namen en rugnummers zou ik zeggen.
Als ik verhalen hoor hoe de joden uit Winsum (mijn gemeente) voor het oog van hun mededorpelingen werden afgevoerd denk ik ook: hadden daar dan niet een paar grote boeren met steun van hun predikanten een paar Joden kunnen weggrissen en in het hooi verstoppen? Maar wat weet ik (geboren in 1957) van de zware druk en de verlammende werking van de Duitse aanwezigheid? De ergste Duitse schoften liepen in Groningen, en dat lag niet ver weg. De diepe wonden die hun represailles en willekeurige wreedheden geslagen hebben, ben ik in mijn pastoraat toch ook tegen gekomen.
En faalde de kerkleiding? Jan Slomp heeft in Trouw een verhaal gehouden over de gezamenlijke acties van kerken in oorlogstijd dat er niet om liegt. De ene na de andere woordvoerder verdween in de gevangenis. En sla ik de biografie op van de ethicus prof. Paul van Tongeren over het verzetswerk van zijn tante Jacoba van Tongeren, dan stoot ik op het verhaal over ds. Gravemeijer, scriba van de Hervormde Synode. Tweemaal zat hij gevangen maar het belemmerde hem niet om verzetsgroep van ‘generaal’ Jacoba rechtstreeks in te lijven bij het kerkelijk verzet (ja, zo heet dat gewoon in dit boek). Ik leerde over de geschiedenis van de Hervormde Kerk dat de synode nooit kón spreken vanwege het totaal verouderde organisatiemodel – daarover woekerde al decennia lang een felle reorganisatiestrijd. Maar oh wonder toen de bezetting kwam, sprák zij! En de beruchte scheuring van de Gereformeerde Kerken in 1944 onder leiding van prof. Klaas Schilder vond absoluut niet plaats omdat Schilder fel anti-Duits was.
Voor mij was de Hervormde Kerk de kerk van Da Coste en Capadose, de joden die zich in 1823 hadden laten dopen, maar daardoor en daarna de ‘liefde voor het oude bondsvolk’ extra diep in de protestantse ziel verankerden. Da Costa’s uitvaart 40 jaar later was een nationale gebeurtenis (ooit uitvoerig beschreven door mijn leermeester kerkgeschiedenis Otto J. de Jong). Rond het midden van die eeuw gingen leidende figuren als mr. J.J.L. van der Bruggen (antirevolutionair kabinetsformateur in de schoolstrijd) ook steeds hartelijker achter de scheiding van kerk en staat staan en de gevolgen van de maatschappelijke gelijkberechtiging van de joden. Die betekende dat joodse Nederlanders het recht hebben op een inrichting van het openbaar onderwijs die niet nadrukkelijk christelijk meer kon zijn. De grote vraag is achteraf eerder of die protestanten toen eigenlijk al niet teveel doorsloegen. Ze omhelsden wel erg enthousiast de groeiende emigratie van joden naar Palestina, als een teken van bijbelse beloften over een ‘terugkeer’ die daarmee in vervulling zouden gaan. Internationaal speelden protestanten uit de opwekkingsbewegingen een belangrijke rol in het ontstaan van het politieke zionisme en uiteindelijk het tot stand komen van de Balfour Declaration.
En wat te denken van vooraanstaande theologen als Miskotte en de Noordmans-leerling Koopmans (gedood door een verdwaalde Duitse kogel), nazaten van de ‘ethischen’, die in Amsterdam bovengronds maximaal theologisch verzet boden in de strijd tegen het nazisme, of de groeiende invloed van Karl Barth? Het werk van de ‘Lunterse kring’ dat geleid heeft tot officiële kritische uitspraken? En Bart Wallet, op de achtergrond betrokken bij genoemde schuldbelijdenis, schrijft in zijn tentoonstellingsboek ‘Christendom en antisemitisme’ dat ondanks nare opmerkingen van Abraham Kuyper over joden ook Kuyper de pluraliteit principieel omarmde en ‘dat het moderne, politieke antisemitisme onder brede lagen van de Nederlandse bevolking niet aansloeg’ (p. 99). Antisemitische stereotypen leefden weliswaar moeiteloos voort, maar politiek en raciaal antisemitisme liepen tot in de jaren ’30 ‘geen schijn van kans’. Het ging in tegen ‘de Nederlandse consensus van wat beschaafd en fatsoenlijk werd geacht’.
Die lelijke stereotypen hadden vast feller en daadkrachtiger bestreden kunnen worden. Maar weten we eigenlijk wel echt hoe er in het algemeen en in de breedte van de kerken over joden gepreekt is, voor de oorlog en in de oorlog? En ja, de Hervormde Kerk was dus nog niet zover gekomen als de Gereformeerde Kerken dat ze het lidmaatschap van de NSB onverenigbaar vonden met het kerklidmaatschap. Maar vinden we dan dat onze kerken nu ook officieel moeten uitspreken dat PVV- leden en aanhangers van Thierry Baudet uit het ambt en van het Avondmaal geweerd moeten worden? Wat doet de kerk in de strijd tegen uitingen van nogal ongeremde islamofobie?
En er waren ongetwijfeld predikanten, theologen en kerkleden waarvan de naastenliefde en de inzet voor joden en tegen antisemitisme vuriger had gekund. Maar als het gaat om het verspreiden van het zaad van antisemitisme komen we toch vooral uit bij vormen van theologie, liturgie en sociale omgang buiten en vóór het georganiseerde christendom waarvoor ds. de Reuver kon spreken. Ik meen te weten dat protestanten van oorsprong juist niet zo maar vereenzelvigd wilden worden met het algemene christendom van west of oost, maar daarmee een breuk pleegden. Protestanten hier hielden geen Goede Vrijdagdagdiensten met het Beklag Gods en daarna buiten in de stad vernielingen en brandstichtingen in joodse buurten. Rembrandt schilderde zich zelfzelf als medeoprichter van het kruis van de Heer zoals Revius het ook dichtte: het zijn de Joden niet Heer Jesu die u kruisten.
En als De Reuver voor dat oudere en bredere christendom wilde spreken, dan had hij de samenspraak met partnerkerken in de Raad van Kerken moeten zoeken voor een gezamenlijke uitspraak. Als die nog nodig was.
Dus wat mij betreft is er alle reden voor de synode om een pittig gesprek te voeren over de aanloop, het hoe en waarom en de inhoud van deze schuldbelijdenis, en de nazaten van verzetsstrijders alsnog echt stem te geven. Het gaat om de kerk ook van hún vaderen.

Posted in: Kerk, Opgemerkt | Tagged: jodendom, PKN-zaken

Anne Frank

Posted on 03/06/2020

O, het is treurig, heel treurig, dat weer voor de zoveelste maal de oude wijsheid bevestigd is: wat één christen doet, moet hijzelf verantwoorden, wat één jood doet, valt op alle joden terug

  • 12 juni 1929, Frankfurt am Main – † februari 1945, Bergen-Belsen

De Nederlandse vestiging van Opekta, geleermiddel voor jam, werd in 1933 door Otto Frank opgericht in Amsterdam. In 1940 verhuisde het bedrijf naar Prinsengracht 263. Hier dook het gezin Frank in juli 1942 onder. Ze wisten het. Anne schreef op 9 oktober 1942 in haar dagboek. ‘Wij nemen aan dat de meesten vermoord worden. De Engelse radio spreekt van vergassing, misschien is dat wel de vlugste sterfmethode.(…) De heren Duitsers zijn niet zuinig met hun straffen.’
Otto overleefde als enige van zijn gezin de concentratiekampen. Hij zorgde voor de uitgave van het dagboek van zijn dochter Anne. Bij de verraderlijke arrestatie van de onderduikers waren de papieren gelukkig achtergebleven en opgeborgen. Met talloze vertalingen van Het Achterhuis en opvoeringen als toneelstuk of musical werd Anne beeldbepalend voor de slachtoffers van de Jodenvervolging.
Er werd veel gelezen in het Achterhuis. Het versnelde de ontwikkeling van de ‘bakvis’ die ervan droomde als schrijfster bekend te worden. Wat een open geest! Ze demoniseerde de Duitsers niet en idealiseerde de Joden niet. Ze was Oranjegezind en vond dat er maar veel goede mensen in Nederland waren. Ze kon er niet bij dat antisemitisme ook vat kreeg op Nederlanders.
Met haar vader deelde ze een milde vorm van godsdienst. Op haar eerste Sinterklaas (1942) kreeg ze van hem een kinderbijbel mét verhalen uit het Nieuwe Testament. Het deed haar pijn dat haar vriendje Peter niet om godsdienst gaf en vloekte. Ze schreef: ‘Mensen die een godsdienst hebben, mogen blij zijn, want het is niet iedereen gegeven aan bovenaardse dingen te geloven. Het is niet eens nodig bang te zijn voor straffen na de dood; het vagevuur, de hel en de hemel zijn dingen die velen niet aan kunnen nemen, maar toch houdt de een of andere godsdienst, welke het is doet niets ter zake, de mens op het goede pad. Het is geen angst voor God, maar het hooghouden van eigen eer en geweten. Hoe mooi en goed zouden alle mensen zijn, als ze elke avond voor het inslapen zich de gebeurtenissen van de hele dag voor de ogen riepen en dan precies zouden nagaan, wat goed en slecht geweest is aan hun eigen optreden.’

2020

Posted in: Uncategorized | Tagged: jodendom, Tweede Wereldoorlog

Moses Mendelssohn

Posted on 01/06/2020

Niets doet ons hart meer ineenkrimpen als religie die buitensluit. Zet die niet tot bloedige vervolgingen aan, dan kweekt ze toch een liefdeloze trots op een exclusieve waarde voor God. Dat geeft onze meest deugdzame aandriften een verkeerde richting

*6 september 1729, Dessau – † 4 januari 1786, Berlijn

Hij stotterde en had een bochel. Het stond een gelukkig huwelijk evenmin in de weg als groot respect in de Berlijnse elite. De grootvader van de componisten Felix en Fanny Mendelssohn(-Bartholdy) is een sleutelfiguur in de geschiedenis van de joodse emancipatie in Europa.
Thuis in het getto van Dessau was alleen Jiddisch gesproken. Zijn vader schreef Torarollen over. Pas toen hij als veertienjarige met de plaatselijke rabbijn mee naar Berlijn verhuisd was, leerde hij Duits en allerlei vakken. In een zijdefabriek vond hij werk als boekhouder en later als bedrijfsleider. Het was de tijd van Frederik de Grote, de Pruisische vorst die de Verlichting aanhing. Mendelssohn, trouw bezoeker van de synagoge, won een belangrijke wetenschappelijke prijs. In zijn geschriften bleek dat hij een stevige partij mee kon blazen in de filosofische discussies van zijn tijd. Hij raakte bevriend met G. E. Lessing en werd zijn model voor Nathan de Wijze, Lessings beroemde toneelstuk uit 1779 met de parabel van de drie ringen.
En Mendelssohn beijverde zich voor goed onderwijs van de joden, voor verbetering van hun maatschappelijke positie, voor geloofs- en handelsvrijheid. Hij vertaalde de Hebreeuwse Bijbel in het Duits. Hij vond dat de belangrijkste joodse opvattingen niet strijdig waren met moderne ideeën over God, moraal en staat. De staat regelt de verhoudingen onderling, religie de verhouding met God. Kerk en staat moeten daarom worden gescheiden, religieuze tucht afgeschaft. Oostelijker in Europa vond de chassidische opwekking plaats, in Berlijn kreeg zo de Haskala gestalte, de meer intellectuele vernieuwing van het jodendom.
Hij raakte ernstig van slag toen de auteur Lavater publiekelijk vroeg waarom hij met zijn verlichte opvattingen geen christen werd. Even later werd hij ook nog in het beklaagdenbankje gezet van denkers die eigenlijk atheïsten waren. Maar met zijn boek ‘Jerusalem’ uit 1783 kreeg hij niemand minder dan de geleerde Immanuël Kant op zijn hand. Het bevatte tegelijk een bewogen verdediging van het jodendom en een argumentatie voor gelijkberechtiging die juist ruimte laat voor verschillen in godsdienstige praktijken en opvattingen.
Gezien onze anti-boerka-wetgeving, ontslagen weigerambtenaren en toenemend verzet tegen bijzonder onderwijs zijn ook wij nog niet van de vraag af of ook ‘verlichting’ kan ontaarden in een vorm van religie die buitensluit.

Posted in: Uncategorized | Tagged: jodendom

Lezers reageren op mijn boek ‘In het labyrint van Mozes’

Posted on 25/07/2019

Verschenen juni 2019, 267 blz., € 21,99 incl verzendkosten

Voor meer info en bestelling: https://www.boekscout.nl/shop2/boek.php?bid=9622

Jouw nadruk op de pastoraal-psychologische therapie van de Tora gaf mij een frisse en verrassende kijk op de Tora. Zo ook de spirituele weg, die je steeds opnieuw in de verhalen van de Tora ontdekt en op een heldere manier beschrijft a.d.h.v. de vier mystagogische modellen. Dit is voor mij een heel nieuwe manier om de Tora te lezen.
(een collega)

‘Mij trof vooral de leesbaarheid. Voor een leek als ik … ik kon soms bijna niet stoppen’

‘Ik heb er een aantal zeer aangename en inspirerende uren mee doorgebracht. Mijn hartelijke dank daarvoor!’

‘Een mooi, goed geschreven, onderhoudend en boeiend boek! Allereerst heb je me de ogen (opnieuw) geopend voor de rijkdom van de Tora. Jij opent een nieuwe wereld voor me die ik buitengewoon boeiend en inspirerend vind. Enkele hoofdstukken (zoals bijvoorbeeld hoofdstuk 6, over mystagogie) zal ik beslist herlezen en anderen te lezen aanbevelen. En ik was al evenzeer verrast door de rijkdom van taal en de speelsheid en creativiteit van denken waarmee je deze leeservaring opdient. Prachtig!’

‘Intertekstualiteit’ blijkt een instrument te zijn dat allerlei nieuwe deuren in de bijbelwetenschap opent en daardoor ruimte maakt voor avontuurlijke hermeneutische methodieken. Ik heb bewondering voor je greep op de (tekst)materie en je vermogen om met behulp van de chiastische lezing van de Tora verrassende inzichten tevoorschijn te toveren. Het was heel spannend om teksten die doorgaans in het schemerduister blijven in prediking en theologie nu ineens te zien oplichten via dwarsverbanden.

‘Ben met veel genoegen je boek ‘In het labyrint van Mozes’ aan het lezen. Geniet er enorm van!’

‘We werden door jouw boek aangezet om tijdens onze week retraite de Tora zelf te gaan lezen. Met je boek erbij gingen we zelf allerlei details in de tekst opmerken. Jammer dat de week voorbij is.’

‘Ik denk dat ieder die eenmaal deze leerroute met jou heeft doorlopen nooit meer kan vergeten hoe die beweging van liefde, hoop en geloof en weer terug: geloof, hoop en liefde, verbonden zijn met de vele verhalen uit de Thora. (…) In mijn optiek is deze omgang met de Thora voor ‘de mensen van de weg’, in deze eeuw, behulpzaam en vruchtbaar. De originaliteit van je vondsten werkt prikkelend en wekt de lust om mee te doen.’

‘Als ik op de achterflap lees, dat bij toepassing van de verborgen code zich een drieledige instructie voor spiritueel lezen opent die niet aan tijd, plaats of volk gebonden is, maakt me dat alert. (..) Kom je uit bij een soort algemene handleiding voor een goed leven, een universele levenskunst, een spirituele gids los van iedere context? Soms lijkt het inderdaad deze kant op te gaan, maar dan zijn er weer tal van teksten die dat beeld corrigeren. Ik lees je boek ook met herkenning, de mystagogische benadering kan heel zweverig worden, maar ook zeer aanspreken. En ik lees in je boek ook de oogst van een leven lang bijbellezen als dominee en als theoloog, het verlangen om je vondsten te delen.’

‘Door wat je schreef over compassie en Grote Verzoendag ben ik in een moeizame verhouding met iemand vanuit het slachtoffer-zijn naar het slachtoffer-af-zijn gestapt met alle verantwoordelijkheden van dien. Een moeilijke beslissing.’

‘Het hoofdstuk over Paulus vond ik prachtig! Ik heb er veel van geleerd en kijk nu toch anders tegen hem aan.’

‘Boeiend! De onhistorische exegese van kerkvaderlijke origine was soms zo gek nog niet. Het is bij tijde een bevindelijk boek van je geworden. Een spirituele uitleg van de Tora zoals jij die hanteert zou de abrahamitische religies weleens meer kunnen verbinden dan ze zelf voor waar houden’

Correcties op de tekst van het boek

Erick Zenger, pag. 38, was geen nieuw- maar een oudtestamenticus.
De RK hoogleraar uit Münster publiceerde veel over de Psalmen en de Tora. Hij is een van de weinige gerenommeerde bijbelwetenschappers die het chiasme van de Tora onderkende. Hij noemde het in zijn Einleitung in das Alte Testament, waarmee het bij de basiskennis hoort die een uitlegger van de Tora met zich mee moet dragen. Zijn schema was nog globaal. Mijn boek werkt het veel gedetailleerder uit waardoor het ook een groter uitlegkundig belang krijgt.

Posted in: Mozesboek | Tagged: Israël, Jezus, jodendom, Palestijnen, Paulus, spiritualiteit, Theologie, Tora

Janusz Korczak

Posted on 25/07/2019

We geven jullie maar één ding: het verlangen naar een beter leven, dat nu nog niet bestaat, maar dat eenmaal zal bestaan, een leven in waarheid en gerechtigheid

*22 juli 1878, Warschau
† plm. 7 augustus 1942, Treblinka

Deze zin komt uit de afscheidsbrief die Janusz Korczak meegaf aan kinderen die als ze 14 jaar waren zijn weeshuis verlieten. Hij was één van de grootste pedagogen uit de twintigste eeuw. Begaan met de weeskinderen in Warschau stichtte hij in 1912 Dom Sierot, een Joods weeshuis. Het werd ook wel De Republiek der Kinderen genoemd. Hier bracht hij zijn pedagogische ideeën in praktijk en ontwikkelde hij ze verder. Hij ging tot het uiterste om kinderen als volwaardige mensen tot hun recht te laten komen. ‘Kinderen hoeven geen mensen te worden, ze zijn het al.’ Daadwerkelijk naar hen luisteren stond steeds voorop. En voor geweld was er vanzelfsprekend geen plaats in zijn opvoeding. ‘Een kind dat geslagen wordt, leert slaan; een kind dat gerespecteerd wordt, leert respect’.

Voor het verschrikkelijk geweld van de Holocaust kon hij zijn kinderen niet behoeden. Hitler sloot de Joden van Warschau op in een groot ghetto. Door verzetsmensen zijn er duizenden Joden gered, maar er bleven er vele malen meer over. Korczak zat met 200 kinderen opgepropt in een te klein pand. In augustus 1942 moesten ze op transport naar Treblinka. Aanbiedingen om zelf onder te duiken had hij afgeslagen. Hij weigerde zijn kinderen te verlaten. Hij ging voorop in hun tocht naar de trein, stapte met hen de wagons in en uit en werd met hen vergast.

Korczak was geboren als Henryk Goldszmit in een geassimileerd Joods gezin. Hij had geneeskunde gestudeerd. Hij moest als arts in 1904 dienst doen in de Russisch-Japanse oorlog in Mantsjoerije en tijdens de Eerste Wereldoorlog in de Oekraïne. Zijn pseudoniem had hij voor het eerst in 1898 gebruikt als schrijver. Hij publiceerde tal van kinderboeken, romans, pedagogische boeken, een toneelstuk, een kinderkrant. Radiopraatjes over zijn werk werden in 1936 door de Poolse overheid verboden. In Alleen met God, gebeden van een mens die niet bidt (1922) liet hij twee jaar na de dood van zijn moeder zijn worsteling zien met geloof en ongeloof. Als religieuze zoeker bleef hij dakloos.

Zijn gedachten vormden een belangrijke inspiratiebron voor het Kinderrechtenverdrag door de Verenigde Naties in 1989. In Nederland brengt de Janusz Korczak Stichting zijn ideeën onder de aandacht van zoveel mogelijk opvoeders.

2019

Posted in: Uncategorized | Tagged: jodendom, Polen, Tweede Wereldoorlog

Abraham Joshua Heschel

Posted on 13/01/2019

Profetie is de stem die God gegeven heeft aan het stille lijden, aan de uitgebuite armen. Het is een manier van leven op het kruispunt van God en mens. God woedt in de woorden van de profeten

*11 januari 1907, Warschau– † 23 december 1972, New York

Bij de beroemde mars van Martin Luther King in Selma in 1965 liep er vlak naast King ook een rabbijn met een profetische witte baard voorop. Abraham Joshua Heschel was niet alleen een groot kenner van de profeten, hij was er zelf een geworden. ‘God is de vader van alle mensen of hij is het van niemand, en het beoordelen van een mens in termen van zwart of bruin of wit is een oogziekte’. Het meelopen in de demonstratie tegen racisme was voor hem ‘bidden met de benen’. Net als King was hij ook tegenstander van de Amerikaanse deelname aan de Vietnamoorlog. Hij kon er letterlijk niet van slapen.
Zelf was hij maar net aan de Holocaust ontsnapt. Heschel stamde uit een Joodse familie van belangrijke chassidische rabbijnen. Van huis uit kende hij behalve Jiddisch, Hebreeuws en Pools ook de Duitse taal. Hij studeerde twee jaar in Wilna, gevolgd door een studie in Berlijn zowel aan een Joodse Hogeschool als aan de Humboldtuniversiteit. Maar zijn promotie werd door de nazi’s tegengehouden. De dissertatie over het profetische bewustzijn verscheen in 1936 in Krakau. In 1937 benoemde Martin Buber hem als zijn opvolger aan het spraakmakende Jüdische Lehrhaus in Frankfurt am Main. Maar in 1938 werd hij door de Gestapo naar Warschau uitgewezen. Vlak voor de Duitse invasie in Polen week hij uit. In de Verenigde Staten vond hij een echtgenote en een baan. Tot aan zijn dood had hij een leerstoel voor sociale ethiek en mystiek in New York. Mede dankzij de druk van Heschel zette het Tweede Vaticaans concilie een belangrijke wissel om in de verhouding van de Rooms-Katholieke Kerk tot het jodendom.
Heschel geloofde intens in een God van medelijden en van vurige passie voor rechtvaardigheid. Hij schreef belangrijke religieuze studies, over de profeten van de Hebreeuwse Bijbel (1962) en over de mystieke omgang met God, het gebed en de betekenis van de sabbat. Zijn werk is vol hartstocht. De boodschap van het geloof moest niet alleen het hoofd maar ook het hart bereiken. En dat was in zijn ogen hard nodig, als tegengif tegen het nihilisme dat de wereld ernstig bedreigt. Het leven is niet zinloos. En we hebben de roeping om de onzichtbare God zichtbaar te maken door zijn beeld te zijn.

(2019)

Posted in: Uncategorized | Tagged: jodendom, VS

Irena Sendler – *15 februari 1910, Otwock (Polen) – † 12 mei 2008, Warschau

Posted on 24/10/2018

Ieder kind dat met mijn hulp is gered is een rechtvaardiging van mijn bestaan op aarde en geen reden voor eerbetoon

‘The Courageous Heart of Irena Sendler’ is een film uit 2009 over het moedige optreden van een Poolse zuster in het joodse getto van Warschau tijdens de Holocaust. Er was Poolse medewerking aan de Holocaust. Maar ook verzet! Irena Krzyżanowska – Sendler was de naam van de man waarmee ze twee keer getrouwd geweest is – was ziekenverzorgster voor epidemiecontrole. Haar vader was al in 1917 overleden was aan tyfus. Hij had als arts de armen van hun woonplaats vaak gratis behandeld, waaronder veel joden. Zelf had ze Poolse literatuur gestudeerd. Ze was als studente in moeilijkheden gekomen toen halverwege de jaren ’30 Poolse universiteiten de rassenscheiding doorvoerde en zij uit protest haar pasfoto van de studentenkaart had verwijderd. Toen Polen bezet werd door de Duitsers ging ze sociaal werk doen in Warschau. Ze leidde een groep die 3000 valse documenten vervaardigde voor joodse families. En ze organiseerde de kinderafdeling van de Raad voor de Ondersteuning van Joden (Żegota) die in 1942 door Polen van verschillende geloofsrichtingen en wereldbeschouwingen werd opgericht om joden te redden. Haar organisatie wist het recordaantal van 2500 joodse kinderen uit het getto te smokkelen, waarvan minstens 400 direct door haar zelf. Ze werkte nauw samen met een katholieke zustercongregatie. De kinderen kregen christelijke namen en moesten christelijke gebeden leren. Maar om een latere hereniging van de kinderen met hun ouders mogelijk te maken had Sendler versleutelde namenlijsten bijgehouden en in weckflessen onder een appelboom in een tuin verstopt.
In bezet Polen stond de doodstraf op hulp aan joden, inclusief je familie. In 1943 werd Sendler door de Gestapo gearresteerd. Ze werd gefolterd. Maar ook al werden haar voeten en benen gebroken, ze verraadde niets. Een omgekochte SS’er sloeg haar onderweg naar haar executie neer en liet haar in het bos liggen. Op borden van de bezetter kwam te staan dat ze geëxecuteerd was. Ze ging onder een valse naam door met verzetswerk.
Na de oorlog zat ze een tijd in Russische gevangenschap. En de regering van communistisch Polen is haar ook niet erg welgezind geweest. Ze kreeg later wel diverse onderscheidingen, zoals die van ‘Rechtvaardige uit de volken’. Maar voor de roem had ze het niet gedaan. Haar verhaal werd pas echt bekend nadat een paar protestantse tieners uit Kansas (VS) in 1999 een werkstuk over haar waren gaan maken dat uitmondde in een toneelstuk.

(2018)

Posted in: Uncategorized | Tagged: antisemitisme, film, geschiedenis, jodendom, Polen, vrouwengeschiedenis

Emmanuel Levinas – *12 januari 1906 Kovno, Litouwen – † 25 december 1995, Parijs

Posted on 24/10/2018

Ik word ik in het aangezicht van de ander

Levinas is een van de belangrijkste filosofen van de afgelopen eeuw en wordt terecht vaak in één adem genoemd met de joodse denkers Buber en Rozenzweig. Zelf stevig in orthodox jodendom verankerd, oefende hij grote invloed uit op het denken van christenen én atheïsten, op theologie, filosofie, ethiek, zorg en pastoraat.
Hij was de oudste van drie kinderen van joodse ouders met een boekhandel. Het jodendom in het Litouwen van zijn jeugd werd gekenmerkt door de mitnagdiem, ‘de opposanten’. Deze stroming stond kritisch tegenover het chassidisme, omdat dit te weinig een beroep deed op de rede. Er werd teveel autoriteit aan bepaalde rabbijnen en spirituele praktijken toegekend en te weinig belang gehecht aan studie van de Tora en de Talmoed. Vrijheid en eigen verantwoordelijkheid werden daardoor te weinig gestimuleerd. Levinas zelf vond mystiek en extase ook ‘infantilisering van de religie’.
Als in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, emigreert het gezin Levinas naar de Oekraïne. Daar maken zij de revolutie van 1917 mee. De familie keert in 1920 terug naar Litouwen. Veel Russische joden gaan in Frankrijk studeren. Emanuel studeert filosofie in Straatsburg en in Freiburg. Hij loopt college bij Martin Heidegger, die hem diepgaand beïnvloedt. Hij begint te publiceren, neemt de Franse nationaliteit aan en trouwt met zijn jeugdliefde Raïssa Levi. In 1940 dient hij in het Franse leger, maar hij komt al snel in Duitse krijgsgevangenschap. Dat hij die overleeft dankt hij mogelijk aan zijn grote talenkennis. Zijn Litouwse familie werd uitgemoord, zijn vrouw en dochter overleefden de oorlog dankzij onderduik.
Al deze ervaringen met vreemdelingschap en vervolging tekenden hem diep. Hij ontwikkelde een filosofie van de ander, waarbij hij de Ander met een hoofdletter schreef. De ontmoeting met het gelaat van de Ander in zijn of haar vreemdheid leidt tot onze verantwoordelijkheid. Zo raken wij bekleed met medemenselijkheid. En God kunnen we alleen ontmoeten via de ander en het andere. Aldus ongeveer zijn grondgedachte. En hij werd steeds kritischer jegens Heidegger en het westerse denken in het algemeen. Dat denken was hem te ‘totalitair’ en te veel gericht op beheersing van de ander. Zijn geschriften kregen titels als Van het zijn naar het zijnde, De totaliteit en het oneindige, Anders dan zijn. En via leerstoelen in Poitiers en Nanterre bereikte bij de Sorbonne-universiteit in Parijs. Hij kreeg her en der eredoctoraten. Naast zijn filosofisch werk schreef hij ook commentaren op de joodse Talmoed. Hij overleed tijdens het joodse Chanoekafeest.

Posted in: Uncategorized | Tagged: filosofie, jodendom

Welkom op de weblog van Harmen Jansen
theoloog, predikant van de Protestantse gemeente te Winsum-Halfambt (Gr.)

Tweets by @HarmenGJzn Follow @HarmenGJzn

Heiligenkalender bevat de schrijfsels uit de rubriek 'Geloofsgetuigen' in Geandewei en Protestantse Kerkbode. Op alfabetische volgorde en kalendervolgorde. Gestart 1-1-2014

Email: dshjansen@gmail.com

portret verkleind

Copyright © 2021 Harmen Jansen.

Theme by ThemeHall.