Hadewych – plm. 1210-1260, Zuidelijke Nederlanden

www.heiligen-3s.nl/heiligen/12/15/12-15-1248-Hadewych-Vlaanderen.php +++ 1989. Mozaïek door Henk Hilterman Nederland, Haarlem, St-Bavo.Die minne es al

‘Een heylich glorieus wijf’. Zo werd ze in de omgeving van Jan van Ruusbroec genoemd, de beroemde Brusselse mysticus uit de veertiende eeuw die een groot bewonderaar was van haar geschriften. Na de herontdekking van haar geschriften in 1838 groeide langzaam maar zeker de bewondering voor haar dichterskwaliteiten. Een zalig- of heiligverklaring is haar niet ten deel gevallen.
Over Hadewych is maar weinig bekend. Haar visioenen, liederen, gedichten en brieven werden in een Brabantse variant van het Middelnederlands geschreven, rond 1240. Ze was ongetwijfeld van gegoede afkomst, misschien zelfs van adel, gezien onder meer haar talenkennis: Diets, Frans en Latijn. Zij kende teksten van grote mystieke theologen, maar ook Franse minneliederen (chansons). Minneliederen schrijft zij ook zelf, alleen smachten er dan geen ridders naar een edele vrouw. Bij haar smacht de vrouw naar de Minne van God, in de menselijke gedaante van Christus, of in de volheid van zijn Drieenigheid.  Met hart en ziel maakt ze hem het hof. Ze is door de minne ‘vreselijk omvat’. En ze beschrijft ervaringen van mystieke extase –  ‘orewoet’ – waarin het er heftig aan toe gaat. Overweldigend.
‘Het was op het feest van Driekoningen en ik was negentien jaar oud.’ Zo begint een van haar Visioenen. Ze wordt in de geest gevoerd naar ‘een hoghe gheweldeghe stat’ (=plaats). Er is een troon en ze hoort een stem. Ze ziet God en wordt één met hem. Om daarna weer terug te keren tot de gewone aardse toestand is nogal jammerlijk. Maar niet zonder de boodschap dat ze voortaan anders over mensen zal oordelen, niet langer vanuit haar eigen impulsiviteit. ‘Ende du salt elken gheven recht na sine werdecheit’- je zult ieder in zijn of haar eigen waarde laten.
De manier waarop ze in haar brieven vriendinnen aanspreekt laat zien dat ze een leidende rol vervulde. Ze vermaant hen bijvoorbeeld als ze hun verstand te weinig gebruiken en hun tegenzin niet opmerken tegen het verzorgen van zieken of het omgaan met moeilijke mensen. Je echt laten leiden door Minne vereist een voortdurend onderzoek van je eigen impulsen, gevoelens en gedachten.
Het is niet zeker of ze deel uitmaakte van de Begijnen, maar ze leefde kennelijk wel in een religieuze vrouwengemeenschap. In de ‘Lijst der volmaakten’ waarin zij haar grote voorbeelden opsomt, noemt zij een begijn die door een inquisiteur vermoord werd. Begijnen werden nogal eens van ketterij beschuldigd. In hun strijd om erkenning stond Hadewych dus aan hun kant. Ze was duidelijk een onafhankelijke vrouw en niet bang.  Haar naam betekent ‘fiere strijdster’.

(afbeelding fragment mozaïek Henk Hilterman (1989) St Bavokathedraal Haarlem)