Gregorius Bar Hebraeus – 1226 Malatya (Turkije) – 30 juli 1286 Maragha (Perzië)

BarHebreausAls de geest onzegbare woorden hoort die geen mond kan uitleggen, dan rust hij in de tabernakel van de Heer en verblijft hij op zijn heilige Berg

Mor Gregorios Bar Ebroyo was een van de grootste geleerden van de Syrisch-Orthodoxe Kerk. Zijn naam betekent zoon van de Hebreeër. Vader Aaron was een bekende joodse arts. Met een Mongoolse generaal die dankzij hem was opgeknapt ging de familie mee naar Antiochië. Als 17-jarige werd de zoon monnik. Hij studeerde geneeskunde en vele andere vakken in Antiochië en Tripoli en bleef dat eigenlijk levenslang doen. In 1246 werd hij bisschop van Mosoel, Aleppo werd in 1252 zijn standplaats. Als bisschop moest hij uitgebreide visitatiereizen maken. Hij benutte de mogelijkheid om overal bibliotheken te raadplegen. Hij schreef uitgebreide compilaties van de theologische, filosofische, wetenschappelijke en geschiedkundige kennis van zijn Syrisch-Arabische wereld. De boeken dragen titels als ‘De crême van de wetenschap’, ‘Lamp des heils’, ‘Boek der stralen’, ‘Boek van de vonk’. Zijn belangrijkste werk is ‘Warenhuis vol Geheimen’, een commentaar op de volledige Bijbel. Vanwege zijn eruditie werd hij gerespecteerd door zowel de Nestoriaanse Kerk als de Armeniërs.
Op theologisch gebied was Bar-Hebraeus een monofysiet, iemand die geloofde dat het goddelijke en menselijke in Christus in één natuur waren verenigd. Er waren door allerlei debatten en conciliebesluiten in de loop der eeuwen verschillen tussen de Kerk van het Romeinse rijk en de christenen van het Oosten ontstaan. Maar theologische verschillen tussen de diverse stromingen in het Oosten vond hij niet meer dan een kwestie van bewoording. Wat hemzelf betreft eigenlijk de moeite van een debat niet waard.
Op een bepaald moment bracht al die geleerdheid hem in een crisis. Waarop hij zich op studie van mystieke auteurs stortte, zo vertelt hij in zijn Boek van de Duif, een werk waarin hij heel  bescheiden vertelt over het licht dat hemzelf is opgegaan over de belangrijkste kennis: die van de goddelijke Liefde.
Zijn tombe staat in het klooster van Mar Mattai, 30 mijl buiten Mosoel (Ninevé), een klooster dat al in 363 gesticht was en op het hoogtepunt van zijn bestaan wel duizend monniken herbergde.
Met het oprukken van de Mongolen zou de neergang van Mosoel en omgeving als belangrijk centrum van christendom inzetten. Toch was het er tot voor kort nog steeds. Tot IS kwam. Op 22 juli 2014 is ook het klooster Mar Mattai door jihadisten veroverd en zijn de laatste monniken verdreven. Heel recent (juni 2015) zijn enkele monniken en studenten onder bescherming van Koerdische strijders wel weer teruggekeerd. Met gevaar van eigen leven willen zij vernietiging tegengaan.