Ottho Gerhard Heldring – 17 mei 1804, Zevenaar – 11 juli 1876 Mariënbad (Oostenrijk-Hongarije)

Heldring 2Men hebbe de diepste verachting voor hare zonden, maar de zonderes hebbe men lief.

Het begon met gevallen vrouwen waarvan de ziel gered moest worden. In 1848 opende ds. Heldring in de Betuwe het eerste opvanghuis in Nederland om vrouwen uit de prostitutie aan een nieuw bestaan te helpen: het Asyl Steenbeek. Het werd het begin van een reeks ‘reddingshuizen’, gericht op opvang, opvoeding en onderwijs van kwetsbare en verwaarloosde meisjes en jonge vrouwen. En als het kon hun bekering.
Sinds 1827 al was hij predikant in het Betuwse Hemmen. Hij kaartte er in 1838 met cijfers onderbouwd het drankmisbruik aan met de wake-up-call: de jenever erger dan de cholera. Rond 1845 opende hij Nederlands ogen voor de armoede die de aardappelziekte teweeg bracht.
In het naburige Zetten bouwde hij voor zijn instellingen een nieuwe kerk op een vluchtheuvel voor het geval de Betuwe weer onder water kwam te staan. Protestanten uit het hele land zouden hun kinderen decennia lang naar Zetten sturen voor middelbaar onderwijs. ‘Zetten’ werd een begrip en zijn naam is er nog steeds verbonden aan een instelling voor o.a. getraumatiseerde jongeren. ‘Hoenderloo’ ook. In dit dorp dat hij als verwoed wandelaar had leren kennen op een van zijn vele trektochten, zorgde hij voor een waterput, een kerk en een instelling voor kansarme jongen.
Op zijn initiatief kwamen er in Amsterdam jaarlijkse conferenties van de Christelijke Vrienden. De ‘voormannen’ van het Réveil bespraken er met elkaar kerkelijke en maatschappelijke onderwerpen. Hier werd de basis gelegd voor de langzaam groeiende protestants-christelijke ‘zuil’ van organisaties. En hij was de organisatorische spil. Gelovig, gedreven, veelzijdig getalenteerd, sociaal bewogen, en geliefd om zijn literaire werk, gedeeltelijk in Gelders dialect. Hij redigeerde hun belangrijke tijdschrift ‘Christelijke Stemmen’ , ijverde mee voor christelijk onderwijs en richtte de Confessionele Vereeniging op (1864). De kerk kon immers in de samenleving alleen een vluchtheuvel zijn als ze orthodox was.
Maar Heldring was tegen de kinderverlakkerij van sinterklaas. Voor de kinderen in zijn internaat wilde hij pakjes onder de kerstboom. Zelf had hij in 1836 voor de eerste kerstboom in een Nederlandse kerk gezorgd, mét cadeautjes voor de armen. En dát was onder protestanten bepaald onorthodox. Maar wie er anders over dacht: even goede vrienden.
De naam Tabitha Kumi van zijn Betuwse meisjeshuis kwam ook te prijken op een meisjeshuis in Jeruzalem. Heldring was de spin in een internationaal netwerk van protestantse ‘in- en uitwendige zending’ dat zich uitstrekte tot in het Heilige Land toen zich de gelegenheid voordeed om ook daar op de komst van Gods koninkrijk vooruit te lopen.
Was al dit christelijk activisme geen dweilen met de kraan open omdat de politieke en economische machtsverhoudingen onaangetast bleven? Het is de tijd van Marx en Engels die de arbeiders aan de macht willen. Maar bij Heldring is religie in elk geval geen opium voor het volk, maar een activerende kracht, tot redding van de zwaksten. Vrouwen en kinderen voorop.