
Als nu eens op gezette tijden gemeenteleden met enige kennis of verlangen daarnaar onder leiding van hun predikant bij elkaar kwamen om uit de Heilige Schrift te lezen en over elke Bijbeltekst broederlijk met elkaar te spreken ….
* 13 januari 1635, Ribeauvillé – † 5 februari 1705, Berlijn
Het piëtisme was een beweging in allerlei takken van het christendom. De naam is ontleend aan het boekje Pia desideria, ‘Vrome wensen’, uit 1675 van Philipp Jakob Spener. Hij was een Elzasser die na de studie theologie in Straatsburg in 1666 predikant in Frankfurt am Main was geworden. Het ideaal van een doorleefd persoonlijk geloof werd al langer verspreid door Duitse en vertaalde Engelse geschriften. Het programma lijkt ook niet opzienbarend. Ernstige en grondige studie van de Bijbel in particuliere bijeenkomsten, aandacht voor de bediening van leken, verbinding tussen leer en leven, terughoudendheid en liefdevolle omgang in theologische disputen, hervorming van de predikantsopleiding, meer praktische preken. En sprak ook Luther al niet over het priesterschap van alle gelovigen?
De ondertitel was ‘Hartelijk verlangen naar godewelgevallige verbetering van de ware evangelische kerken’. Speener had voor de kerk gezocht naar een strategie die zich niet richtte op de zwaksten, die dan door toepassing van tucht in het gareel gebracht moesten worden, maar op het beste deel van de kerk. Het revolutionaire lag vooral in de gezelschappen voor gezamenlijke Bijbelstudie. Maar in 1670 hadden de Nederlandse volgelingen van Jean de Labadie grote aandacht getrokken omdat zij zich als wedergeboren christenen van de kerk hadden afgescheiden, in verwachting van de Wederkomst. En juist in dat jaar was in Frankfurt een ‘collegium pietatis’ van start gegaan met Spener als een van de betrokkenen: het eerste conventikel van predikanten en belangstellende gelovigen in de Duitse Lutherse Kerk. Spener beoogde met de ‘ecclesiola in ecclesia’, kerkje in de kerk, juist geen afscheiding. Hij zag er een aanvulling in op het eenrichtingsverkeer van de preek en de huiselijke godsdienstoefening. Hier was plaats voor wederkerig gesprek. Hier mochten twijfels benoemd worden. Zij die meer inzicht hebben, ‘waaronder de predikanten’, zouden anderen bij de hand nemen. Hier werd de gewone gelovige mondig gemaakt door mee te doen aan de toetsing van ervaringen en inzichten aan ‘de bedoeling van de Heilige Geest in de Schrift’.
‘Piëtisme’ werd een scheldwoord. Kerkenraden en predikanten hielden graag de controle. De angst voor separatisten zat er diep in. Maar de piëstisten bleven in de kerk. Spener werd zelfs predikant in Berlijn. En het samen komen in verenigingen en gespreksgroepen zou een niet meer weg te denken trek van het protestantisme worden.
Harmen Jansen