‘.. de tirannie verdrijven die mij mijn hart doorwondt… ‘
*24 april 1533, Dillenburg – † 10 juli 1584, Delft
In februari 1580 was hij in Utrecht en bezocht hij een kerkdienst in de Jacobikerk. Die was twee jaar eerder van beelden en altaren gereinigd. De predikant was ds. Duifhuis: geen strenge calvinist, eerder een libertijn. Oranje vond zijn preek de meest stichtende die hij ooit had gehoord. Een zeldzaam moment van openhartigheid.
Later dat jaar werd hij vogelvrij verklaard. Zijn broers waren op een na allemaal al gesneuveld. Zijn oudste zoon was gegijzeld. Het familiebezit was al voor een groot deel geofferd als het niet geroofd was. Hoe vaak was hij niet op onwil en tegenwerking van allerlei steden, statenleden en edelen gestoten als het ging om investering in legers om de Spanjaarden het hoofd te bieden? Verschillende keren moest hij na een militaire of politieke nederlaag weer helemaal van voren af aan beginnen met partijen aan zich te binden. Maar wijken voor Filips II was geen optie.
De drukpers was belangrijk voor de propaganda. Het Wilhelmus (1572) was zo’n propagandamiddel, waarschijnlijk een literaire coproductie van mensen uit zijn entourage zoals Datheen, Marnix van Sint Aldegonde en Johan Fruytiers. Maar Willem ‘de Zwijger’ hield als politieke bruggenbouwer zijn kaarten ook vaak tegen de borst, zeker de godsdienstige. Trouwen of laten dopen deed hij nog lang na het begin van de opstand ‘katholiek’. Hij wilde een ruime tolerantie. En de predikanten waarmee hij zich liet omringen waren niet alleen calvinisten van de harde lijn, zoals de Vlaming Petrus Datheen, maar ook gematigde en meer humanistische Hollanders en Hugenoten. Maar godsdienstvrijheid was niet haalbaar, hoogstens individuele gewetensvrijheid. Religievrede werd juist het breekpunt tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden.
Ook zijn Apologie uit 1580 in antwoord op zijn vogelvrijverklaring is geschreven door een hofprediker. Met dit felle pamflet werd het recht van opstand verdedigd. Spanje werd zwart gemaakt. Het eindigde met zijn lijfspreuk ‘Je maintiendrai Nassau’. Ik zal Nassau handhaven. In alles ging het Willem om de eer van zijn familie. Maar zo raakte zijn familie lotsverbonden met ons land en met de strijd van protestanten om hun godsdienst vrij te mogen belijden. Een kogelgat in een Delftse muur herinnert aan de daad die hem tenslotte tot martelaar maakte. ‘Mijn God, ontferm u over mijn ziel en over dit arme volk’ zouden zijn laatste woorden geweest zijn. (2022)