Wij vereren schepselen wanneer wij plaatsen en personen eren die God heeft verbonden met het werk van onze redding, voor en na de komst van de Heer
*plm. 675, Damascus – † 4 december 749, Jeruzalem
Een paar keer scheelde het niet veel of het christendom was net als de islam een godsdienst zonder plaatjes geworden. Het calvinisme met zijn beeldenstormen en witgepleisterde kerkmuren en alleen tekstborden was zo’n moment. Gelukkig mochten Rembrandt en de zijnen wel hun fantasie loslaten op Bijbelverhalen en was het drukken van geïllustreerde Bijbels geoorloofd.
Maar de heftigste strijd over het beeldverbod is in de achtste en negende eeuw gestreden. De Byzantijnse keizer Leo III de Isauriër meende dat het beeldverbod uit het Oude Testament door christenen net zo absoluut opgevat moest worden als door moslims. In 730 verbood hij alle afbeeldingen van Christus en de heiligen. Iconoclasten (tegen) en iconodoulen (voor) stonden lijnrecht tegenover elkaar.
Johannes de Damasker maakte in die situatie het theologische onderscheid tussen aanbidding (latreia) en verering (proskynesis). Alleen God kan aanbeden worden. Mensen die dankzij de goddelijke genade heilig zijn vereren we. Als hulpmiddel bij die verering kan gebruik worden gemaakt van afbeeldingen. Door de Menswording van de Zoon van God is de materie geheiligd. Daarom kunnen ook relieken van heiligen vereerd worden. God was ook in hun lichamen aanwezig. Maar de eerbied voor relieken of ikonen is geen aanbidding.
Johannes kwam uit een christelijke familie in Damascus. Zijn grootvader had als stadsprefect Damascus moeten overdragen aan de Arabische veroveraars. Zijn vader werd schatkistbewaarder van de kalief. Johannes werkte ook aan diens hof. Maar rond het jaar 700 werd hij monnik. Tot aan zijn dood woonde hij in het klooster Sint Saba bij Jeruzalem. Daar was hij ooggetuige van de islamisering van het oostelijk deel van het Byzantijnse Rijk.
Damascenus had de gave van het woord. Zijn bijnaam was Chrysorroas, ‘Gouden Stroom’. Hij schreef belangrijke preken en verhandelingen over het geloof. Als een van de eersten nam hij ook allerlei gedachten van de islam op de korrel. Verschillende hymnen van zijn hand maken nog steeds deel uit van de liturgie in kerken van het oosten. Zijn toespraken over de beeldenverering werden eerst op de lijst van verboden geschriften geplaatst. Maar het Tweede Concilie van Nicea (787) veroordeelde het iconoclasme en rehabiliteerde hem postuum. Hij geldt sindsdien als laatste van de grote Griekse kerkleraren.
We mogen dus vrolijk het Christuskind in een kerststalletje leggen, omringd door heilige en onheilige figuranten in hout of speksteen. (2020)