Na het tv-programma van Nieuwsuur van zaterdag 28 november 2020 groeide mijn gevoel van ongemak nog verder richting schaamte over de schuldbelijdenis die ds. René de Reuver namens de Protestantse Kerk uitsprak bij de herdenking van de Kristallnacht eerder deze maand. We zagen twee kinderen van predikanten uit het verzet, zelf intussen op leeftijd, mensen die hun sporen verdiend hebben in de kerk. Diep verontwaardigd en gekwetst. Ze zijn er niet tevreden mee dat hun ouders en al die andere predikanten en kerkleden die in het verzet gezeten hebben, in de verklaring genoemd worden als dappere individuen. Zij hadden moeten worden geëerd als mensen die daarmee ook het instituut kérk gezicht hebben gegeven! Die verzetsmensen hadden weliswaar geen kerkelijke volmacht. Wie op de een of andere manier ondergronds werk verrichtte, deed dat uit christenplicht, of gewoon omdat de stem van het geweten of het fatsoen sprak. Ondergronds opereerde je niet in ambtsgewaad, maar met een schuilnaam en een vals paspoort. Maar ds. Bastiaan J. Ader, om zo iemand te noemen, was en bleef desondanks voor iedereen ‘domie’. En zulke ‘rechtvaardigen uit de volken’ worden ook door Joden erkend als sieraden voor de Kerk.
De tegenstelling tussen ‘het instituut dat faalde’ en individuele kerkleden die wél heldhaftig waren, klopt niet. Predikanten en andere kerkenraadsleden waren en zijn óók het instituut kerk! En ook individuele kerkleden. De schuldbelijdenis is daarmee gebaseerd op een foute redenering over wat het instituut kerk is, een redenering die strijdig is met de visie zoals die in feite tot uitdrukking komt in de kerkorde, of in de visie op het ambt van de voorganger als ‘ambt van de kerk in de gemeente’ en dat van ouderlingen en diakenen als ‘ambten van de gemeente in de kerk’ (een formulering die zo ongeveer naar voren zal komen in het ambtsrapport dat volgend jaar aan de synode aangeboden zal worden).
Schoten de kerken dan niet tekort? Had er dan niet meer gedaan moeten worden en kunnen worden? Vast. Maar als je de schuldbelijdenis erop naleest word je niet veel wijzer over wat en waar en wanneer dan vooral tekort geschoten is. Als er schuld was, dan namen en rugnummers zou ik zeggen.
Als ik verhalen hoor hoe de joden uit Winsum (mijn gemeente) voor het oog van hun mededorpelingen werden afgevoerd denk ik ook: hadden daar dan niet een paar grote boeren met steun van hun predikanten een paar Joden kunnen weggrissen en in het hooi verstoppen? Maar wat weet ik (geboren in 1957) van de zware druk en de verlammende werking van de Duitse aanwezigheid? De ergste Duitse schoften liepen in Groningen, en dat lag niet ver weg. De diepe wonden die hun represailles en willekeurige wreedheden geslagen hebben, ben ik in mijn pastoraat toch ook tegen gekomen.
En faalde de kerkleiding? Jan Slomp heeft in Trouw een verhaal gehouden over de gezamenlijke acties van kerken in oorlogstijd dat er niet om liegt. De ene na de andere woordvoerder verdween in de gevangenis. En sla ik de biografie op van de ethicus prof. Paul van Tongeren over het verzetswerk van zijn tante Jacoba van Tongeren, dan stoot ik op het verhaal over ds. Gravemeijer, scriba van de Hervormde Synode. Tweemaal zat hij gevangen maar het belemmerde hem niet om verzetsgroep van ‘generaal’ Jacoba rechtstreeks in te lijven bij het kerkelijk verzet (ja, zo heet dat gewoon in dit boek). Ik leerde over de geschiedenis van de Hervormde Kerk dat de synode nooit kón spreken vanwege het totaal verouderde organisatiemodel – daarover woekerde al decennia lang een felle reorganisatiestrijd. Maar oh wonder toen de bezetting kwam, sprák zij! En de beruchte scheuring van de Gereformeerde Kerken in 1944 onder leiding van prof. Klaas Schilder vond absoluut niet plaats omdat Schilder fel anti-Duits was.
Voor mij was de Hervormde Kerk de kerk van Da Coste en Capadose, de joden die zich in 1823 hadden laten dopen, maar daardoor en daarna de ‘liefde voor het oude bondsvolk’ extra diep in de protestantse ziel verankerden. Da Costa’s uitvaart 40 jaar later was een nationale gebeurtenis (ooit uitvoerig beschreven door mijn leermeester kerkgeschiedenis Otto J. de Jong). Rond het midden van die eeuw gingen leidende figuren als mr. J.J.L. van der Bruggen (antirevolutionair kabinetsformateur in de schoolstrijd) ook steeds hartelijker achter de scheiding van kerk en staat staan en de gevolgen van de maatschappelijke gelijkberechtiging van de joden. Die betekende dat joodse Nederlanders het recht hebben op een inrichting van het openbaar onderwijs die niet nadrukkelijk christelijk meer kon zijn. De grote vraag is achteraf eerder of die protestanten toen eigenlijk al niet teveel doorsloegen. Ze omhelsden wel erg enthousiast de groeiende emigratie van joden naar Palestina, als een teken van bijbelse beloften over een ‘terugkeer’ die daarmee in vervulling zouden gaan. Internationaal speelden protestanten uit de opwekkingsbewegingen een belangrijke rol in het ontstaan van het politieke zionisme en uiteindelijk het tot stand komen van de Balfour Declaration.
En wat te denken van vooraanstaande theologen als Miskotte en de Noordmans-leerling Koopmans (gedood door een verdwaalde Duitse kogel), nazaten van de ‘ethischen’, die in Amsterdam bovengronds maximaal theologisch verzet boden in de strijd tegen het nazisme, of de groeiende invloed van Karl Barth? Het werk van de ‘Lunterse kring’ dat geleid heeft tot officiële kritische uitspraken? En Bart Wallet, op de achtergrond betrokken bij genoemde schuldbelijdenis, schrijft in zijn tentoonstellingsboek ‘Christendom en antisemitisme’ dat ondanks nare opmerkingen van Abraham Kuyper over joden ook Kuyper de pluraliteit principieel omarmde en ‘dat het moderne, politieke antisemitisme onder brede lagen van de Nederlandse bevolking niet aansloeg’ (p. 99). Antisemitische stereotypen leefden weliswaar moeiteloos voort, maar politiek en raciaal antisemitisme liepen tot in de jaren ’30 ‘geen schijn van kans’. Het ging in tegen ‘de Nederlandse consensus van wat beschaafd en fatsoenlijk werd geacht’.
Die lelijke stereotypen hadden vast feller en daadkrachtiger bestreden kunnen worden. Maar weten we eigenlijk wel echt hoe er in het algemeen en in de breedte van de kerken over joden gepreekt is, voor de oorlog en in de oorlog? En ja, de Hervormde Kerk was dus nog niet zover gekomen als de Gereformeerde Kerken dat ze het lidmaatschap van de NSB onverenigbaar vonden met het kerklidmaatschap. Maar vinden we dan dat onze kerken nu ook officieel moeten uitspreken dat PVV- leden en aanhangers van Thierry Baudet uit het ambt en van het Avondmaal geweerd moeten worden? Wat doet de kerk in de strijd tegen uitingen van nogal ongeremde islamofobie?
En er waren ongetwijfeld predikanten, theologen en kerkleden waarvan de naastenliefde en de inzet voor joden en tegen antisemitisme vuriger had gekund. Maar als het gaat om het verspreiden van het zaad van antisemitisme komen we toch vooral uit bij vormen van theologie, liturgie en sociale omgang buiten en vóór het georganiseerde christendom waarvoor ds. de Reuver kon spreken. Ik meen te weten dat protestanten van oorsprong juist niet zo maar vereenzelvigd wilden worden met het algemene christendom van west of oost, maar daarmee een breuk pleegden. Protestanten hier hielden geen Goede Vrijdagdagdiensten met het Beklag Gods en daarna buiten in de stad vernielingen en brandstichtingen in joodse buurten. Rembrandt schilderde zich zelfzelf als medeoprichter van het kruis van de Heer zoals Revius het ook dichtte: het zijn de Joden niet Heer Jesu die u kruisten.
En als De Reuver voor dat oudere en bredere christendom wilde spreken, dan had hij de samenspraak met partnerkerken in de Raad van Kerken moeten zoeken voor een gezamenlijke uitspraak. Als die nog nodig was.
Dus wat mij betreft is er alle reden voor de synode om een pittig gesprek te voeren over de aanloop, het hoe en waarom en de inhoud van deze schuldbelijdenis, en de nazaten van verzetsstrijders alsnog echt stem te geven. Het gaat om de kerk ook van hún vaderen.