
Wat zal het baten subtiel over God en zijn werken ad extra en ad intra, over de Triniteit der personen en dergelijke mysteriën te hebben gedisputeerd, als wij de ware ootmoed hebben gemist?
*3 maart 1589, Heusden – † 1 november 1676, Utrecht
De Heusdense predikant Gisbert Voet werd in 1634 de eerste hoogleraar theologie aan de net gestichte Illustere School van Utrecht, naast de Dom. Twee jaar later verhieven de stedelijke magistraten hun academie tot universiteit. Met Voetius had de vroedschap een toptalent binnen gehaald. Hij nam de ontwikkeling van de theologische opleiding met vaart ter hand. Hij was een overtuigd contra-remonstrant, leerling van Gomarus. Hij had laten zien hoe je in een katholieke omgeving protestantse gemeentes kunt oprichten en het theologisch debat kunt voeren. Met zijn vele kwaliteiten droeg hij ook bij aan een gestage uitbreiding van de plaatselijke gemeente. Utrecht werd een bolwerk van orthodoxie.
Wetenschap moest samengaan met pietas, ‘godzaligheid’. Aldus de titel van zijn inaugurele toespraak in academisch Latijn en verluchtigd met talloze citaten uit de Bijbel, antieke dichters en filosofen, grote christelijke auteurs uit vroeger eeuwen. Op zich was dit een oud en algemeen christelijk ideaal: wetenschap onder de tucht van Gods wetten en gericht op de eer van God en het heil der mensen. Vanzelf hoorden daar afkeurende woorden bij over losbandig gedrag en openbare dronkenschap van universitaire jongelingen en docenten, of over de nieuwe mode van het in brand steken van tabak. Wie goed luisterde kon ook het piëtisme horen naderen, de nieuwe gerichtheid op het innerlijk, voor het ontwaren van geestelijke groei.
De helluo librorum, ‘boekenverslinder’, met ijzeren geheugen schoeide de opleiding op klassieke leest. ‘Gereformeerde scholastiek’ kreeg later een ongunstige klank. Maar het betekende een training in stevig analyseren, argumenteren, debatteren, citeren en concluderen volgens klassieke internationale standaards. En dat werd niet alleen toegepast op leerstellige vraagstukken, maar ook op kwesties uit de kerkelijke praktijk. En op de ‘ascetiek’, de praktijk van het geestelijk leven met wat daar bij hoort aan gebed, meditatie en vele soorten ervaring van ‘geestelijke verlatingen’.
Voetius was aangestoken door de Engelse puriteinen. Hij hoorde bij de ‘preciesen’ wat betreft allerlei vraagstukken van het openbare leven: het kaarten en dobbelen, het dansen, de zondagsheiliging, de mannelijke haardracht. Maar lachen mocht. En naast de vele verplichtingen gaf hij ook nog les aan jonge weeskindertjes. Voor z’n plezier.
Zijn universiteit is nu de grootste van het land. Zijn predikantenopleiding is onlangs opgeheven. Losbandig gedrag van studenten is gebleven.
2019