Het moederhart: het onvervreemdbare eigendom van de vrouw
Geboren in Overijsel groeide ze op in Alkmaar, waar haar vader burgemeester werd toen ze zes was. Ze was intelligent, maar meisjes mochten nog niet naar de pas opgerichte HBS. Ze kreeg wel uitstekend privé-onderwijs. Haar moeder wakkerde de grote interesses van haar dochter die de gevolgen van kinderverlamming met zich mee droeg van harte aan. Het zorgeloze leven van een jonge vrouw uit de gegoede burgerij werd overhoop gehaald toen ze in 1873 een lezing hoorde van Mina Kruseman. Deze schrijfster klaagde het doelloze leven aan waarin veel vrouwen leefden, alsof het huwelijk de enige zingeving was. Het ontketende haar eigen behoefte aan zinvol werk. Ze moest meer doen met haar schrijftalent! Een sprookjesboek voor kinderen dat lange tijd goed verkocht werd leverde haar het eerste eigen honorarium. Eerst onder pseudoniem, later onder eigen naam publiceerde ze allerlei korte verhalen, novelles en romans. In een van haar romans voert ze een theoloog op die worstelt met allerlei vragen in verband met de wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, maar zonder sceptisch te worden. Ze volgde met belangstelling de maatschappelijke ontwikkelingen op het terrein van de vrouwenemancipatie.
Haar inkomsten gaven haar bewegingsvrijheid. Zo kwam ze in aanraking met de directeur van de Heldring-stichtingen in het Betuwse Zetten, ds. Hendrik Pierson en zijn vrouw. Er was een klik en het werd een roeping. De liberaal-hervormde vrouw werd op 13 oktober 1883 de Algemeen Secretares van deze stichtingen, Piersons rechterhand. Net in een tijd dat de (internationale) strijd tegen prostitutie veel extra werk vroeg in de publiciteit en Pierson een nieuw ‘reddingshuis’ toevoegde aan de stichtingen, voor ongehuwde aanstaande moeders en even later een kindertehuis en opleidingsscholen. Ze zette vol ijver haar journalistieke gaven in voor de verdediging van de plannen en voor fondsenwerving. Tot aan haar dood schreef ze maandelijks het blad de Bode vol waarmee de protestantse achterban op de hoogte bleef van het reilen en zeilen van de Heldring-stichtingen. Ze publiceerde ook her en der over allerlei praktijken van kinderhandel, verwaarlozing en uitbuiting van kinderen en ongehuwde vrouwen, misbruik van ouderlijke macht. Het belang ervan voor het tot stand komen van Kinderwetten in 1905 en daarna werd gehonoreerd met een ridderorde. Daarnaast bleef ze historische romans en ander literair werk produceren en was ze enige tijd directrice van een opleiding in Zetten. Zo creëerde dus ook het diaconale en missionaire elan van het orthodoxe protestantisme nieuwe beroepen en nieuwe kansen voor vrouwen.
(1/2017)