Dom Hélder Câmara (7 februari 1909, Fortaleza – 27 augustus 1999, Recife,Brazilië)

Dom Helder CameraAls ik de armen brood geef, dan noemen ze me een heilige. Als ik vraag waarom de armen geen eten hebben, dan noemen ze me een communist

Dom Hélder Câmara was een Braziliaanse katholieke bisschop. Zijn vader vond ‘Den Helder’ een mooie naam in de atlas, vandaar de on-Portugese voornaam Hélder.
Câmara was in 1931 tot priester gewijd. Door een kennismaking met een internationaal gezelschap voor verzoening werd hij zich bewust van de geweldloze kracht die uit het Evangelie spreekt. Hij nam afstand van de fascistisch georiënteerde Katholieke Liga en koos voor de armen in hun strijd tegen onderdrukking en uitbuiting. In 1952 werd hij hulpbisschop van Rio de Janeiro. Hij richtte er onder meer een bank op die het voor armen eenvoudiger maakte om te lenen. Van 1964-1985 was hij aartsbisschop van Olinda en Recife, ten tijde van militaire dictaturen. Hij raakte bekend als tegenstander van deze dictaturen en criticus van hun onsociale politiek. De eerste Latijns-Amerikaanse bisschoppenconferentie (CELAM) was door hem georganiseerd. De bisschoppen besloten hun beleid radicaal te wijzigen en zich in te zetten voor de armen en verdrukten in Zuid-Amerika. Ten tijde van de Vietnamoorlog schreef Câmera Spiral of Violence (1971), waarin hij een verbinding legde tussen structureel onrecht, escalerende opstandigheid en daarop reagerende repressie. Hij hoopte dat jongeren deze spiraal zouden doorbreken.
De Braziliaanse overheid was niet blij met hem. Medewerkers, onder wie zijn hulpbisschop, werden gearresteerd. Kranten, radio en televisie kregen een verbod om over hem te berichten of iets van hem te publiceren. Zijn telefoon werd afgeluisterd, hij werd bedreigd, er werden moordaanslagen op hem gepleegd. En ondertussen reageerde het Vaticaan lang kritisch op de bevrijdingstheologie. Maar hij kreeg ook internationale waardering. Vooral in Europa heeft hij talrijke voordrachten gehouden, eredoctoraten en vredesprijzen gekregen.
Câmara had een grote kennis van het marxisme, maar was geen marxist. Hij was wel een herder die zich ten doel stelde de armen en verdrukten te helpen en het conservatisme van de gebruikelijke ‘naastenliefde’ te vermijden. Geweld bleef hij afwijzen. ‘In naam van het evangelie sterf ik liever duizendmaal, dan dat ik één keer iemand zou doden.’ Ook een overwinning die met wapens wordt gehaald, moet daarna weer met wapens worden verdedigd. ‘Dat is dan toch geen overwinning van vrede of van vrijheid.’
En hij wilde ook blijven bidden voor de rijken. Niet alleen de rijken in geld en goed, maar ook de rijken in macht, intelligentie, talenten, ja zelfs in deugden en heiligheid. ‘Heer God, help hen die menen dat ze rijk zijn: dat zij leren begrijpen dat zij arme rijken worden als zij de eenvoud niet op weten te brengen van hen die weten dat alles gekregen is; als zij zich niet aansluiten bij de broederschap van hen die niet vergeten dat wij allemaal zijn uitgenodigd om te delen in Uw goddelijke rijkdom en Uw scheppingsmacht.
In voetballand Brazilië leven nu minstens 32 miljoen mensen, een vijfde van de bevolking, onder de armoedegrens. De boodschap van ‘de rode bisschop’ blijft actueel.

Ida Pierson-Oyens (9-1-1808 Amsterdam 26-12-1860 Apeldoorn)

Ida_Pierson_Oyens ‘Zij een leven tot Uw eer/ steeds mijn streven, lieve Heer’

Ida Pierson-Oyens is de absolute moeder van het Nederlandse Réveil van de negentiende eeuw. Tussen de beroemde voormannen van deze vernieuwingsbeweging valt ze niet zo op, want ze bleef keurig binnen de marges die de conventies van haar tijd aan vrouwen stelden. Maar zij, dochter van een bankier, nam de plaats haar door God gesteld dan wel volledig in. Die plaats was vooral thuis in het Amsterdamse grachtenpand als echtgenoot van de gegoede zakenman Pierson, hoofd van de huishouding, gastvrouw en moeder van een groot gezin. Singel 326 was een soort actiecentrum van het Réveil. Er werd gelogeerd en vergaderd door de ‘Christelijke Vrienden’. Er werden ook bijbelstudieavonden belegd met sprekers als Isaac da Costa. Ze wist met menig theoloog een goed gesprek te voeren en was soms ook hun steun en toeverlaat. Een immense briefwisseling met alle gezinsleden getuigt van haar intensieve en liefdevolle betrokkenheid bij ieders wel en wee, vooral het geestelijke wel en wee. Zeker ook dankzij haar opvoeding was haar gezin een brandpunt van het Réveil. En dat betekende met diep geloof en grote betrokkenheid bij evangelisatie, zending en filantropie. Ze leidde zelf een zondagsschool, ging op pad voor tractaatverspreiding en was in de weer voor ‘boetvaardige’ prostituées. Naast haar activiteit in allerlei comité’s vond ze tijd om ook veel te schrijven, niet alleen brieven maar ook hele boeken, tractaatjes en gedichten. Stichtelijke lectuur waarin ze aandacht wekte voor het zendingswerk in Afrika, opvoedingsadviezen gaf of het geloof verdedigde tegen moderne aanvallen. Zoon Hendrik werd als predikant opvolger van O.G. Heldring in zijn gemeente en de directie van zijn Zettense instellingen. Een schoonzoon trad later als predikant in Amsterdam zij aan zij op met Abraham Kuyper in stadsevangelisatie en kerkopbouw. Ze had het er moeilijk mee dat haar jongste zoon, haar lieveling Allard, zich liet beïnvloeden door vrijzinnige theologie. Daarover werden dan indringende gesprekken gevoerd, in de salon en per brief. Maar eenmaal van zijn oprechte intenties overtuigd stond ze toch achter hem en was ze verstoord over aanvallen op zijn persoon. Zijn uittreden uit kerk en ambt maakte ze niet meer mee. Misschien heeft hij het haar willen besparen.
Al met al een nieuwe variant op de bijbelse Loïs en Eunike, moeder en grootmoeder van Timoteüs die een oprecht geloof doorgaven (2 Tim. 1:5) en een rolmodel voor talloze protestants-christelijke vrouwen tot ver in de twintigste eeuw. ‘Onvermoeid werkzaam om de haar geschonken gaven, ook in ruimeren kring, te besteden in dienst van haar Verlosser’, aldus haar mag Gregory bij haar overlijden. 

Bron: P.L. Schram, ‘Een huisvrouw uit het Réveil – Ida Pierson-Oyens (1808-1860)’ in: J. van den Berg e.a. (red.), Aspecten van het Réveil, p. 210-229

5 jan Kaj Munk (Maribo 13 januari 1898 – nabij Silkeborg 4 januari 1944)

Kaj_MunkHet woord van God staat geen enkele beperking toe

Heel wat straten en scholen ook in Nederland dragen de naam van deze Deense predikant,  toneelschrijver en verzetsheld.  Al heel jong schreef hij toneelstukken. Ze haalden vaak het nationale theater. Na zijn studie in Kopenhagen werd hij in 1924 predikant in Vedersø, Jutland, een dorp van nog geen 700 inwoners. In zijn toneelstukken draait het vaak om sterke karakters, ten goede of ten kwade. Met zijn bewondering voor sterke persoonlijkheden duurde het even voor hij inzag welke ramp voor de mensheid Hitler en Mussolini waren, allereerst voor de Joden. Vervolgens miste hij bij veel van zijn tijdgenoten het gebrek aan vuur en trouw aan het Evangelie dat tot verzet zou leiden. Het wezen van de Bijbel en van het christelijk geloof met het nationaal-socialisme waren voor hem onverenigbaar en dat droeg hij ook na de bezetting van Denemarken voortdurend op de kansel uit. ‘Het is beter dat de relatie van de Denen met de Duitsers verslechtert, dan die met Jezus Christus’. Adviezen om ondergronds te gaan sloeg hij in de wind en een preekverbod legde hij naast zich neer. Zijn laatste preek, nieuwjaarsdag 1944, hield hij in ochtendjas en niet op de preekstoel maar ervoor, uit  protest omdat sommige gemeenteleden vrijwillig voor de Duitsers werkten. 1500 studenten uit Noorwegen worden naar het concentratiekamp gesleept. Wie nu vrijwillig voor de Duitsers werkt is een Judas die zijn meester verkoopt voor zilverlingen. Waarmee hij geen haat wilde prediken, alleen trouw. 

Zijn liefde voor het gezin en voor het leven weerhielden hem niet van zulk riskant optreden. Een paar dagen later werd hij door de Gestapo opgepakt en nog dezelfde dag doodgeschoten, 4 januari zeventig jaar geleden. De bezetter verbood om hem te gedenken. Tevergeefs. Vierduizend Denen kwamen zijn begrafenis bijwonen.

Een van zijn bekendste stukken is Ordet (Het Woord) uit 1925, in 1955 verfilmd. Een familie van boeren in allerlei gradaties van geloof komt tot verzoening met de buren nadat er een wonder is gebeurd: de jonge vrouw die het middelpunt van conflicten was staat op haar begrafenis op uit de dood. Bij Kaj Munk loopt er een regelrechte lijn van geloof in opstanding naar opstandigheid. Opstandigheid die wat hem betreft ook leidde tot grote hulpvaardigheid voor Joden, stakers, verwaarloosde kinderen, hongerlijders in de steden en op het platteland.

3 januari Basilius de Grote (rond 330 Caesarea in Cappadocië– 1 januari 379 idem)

BasiliusGlorie aan de Vader met de Zoon samen met de Heilige Geest

Glorie aan de Vader met de Zoon samen met de Heilige Geest

Grieken eten op 1 januari Basiliusbrood en geven kinderen cadeautjes. Dat brood is rijk gevuld en er zit een munt in. De verhalen over de zorg van Basilius voor armen en die over bisschop Nicolaas van Myra hebben zich in de loop der eeuwen met elkaar vermengd.
Een van de toeristische topattracties in het huidige Turkije is het Göreme openluchtmuseum, werelderfgoed. In de merkwaardig gevormde krijtrotsen van Cappadocië zijn daar rotswoningen en -kerken te zien waar eeuwenlang monniken hebben geleefd. Ze getuigen van een gevarieerd kloosterleven. Er waren eremieten en stylieten (zuilzitters) die maximale eenzaamheid nastreefden. Maar de kapellen en gemeenschapsruimtes met grote tafel laten zien dat ook samen werd gevierd en gegeten. Basilius is een van de drie grote Cappadocische kerkvaders van de vierde eeuw, naast zijn broer Gregorius van Nyssa en zijn vriend Gregorius van Nazianze. Zij zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de zogenaamde ‘sociale’ triniteitsleer. In de eeuw van de grote kerkelijke concilies formuleerden zij belangrijke gedachten over de onderlinge relaties tussen de drie ‘personen’ Vader, Zoon en Geest. Teksten van Basilius maken nog altijd deel uit van de liturgieën van Oosterse kerken.
De broers kwamen uit een ontwikkeld en bemiddeld christelijk gezin in Caesarea (nu Kayseri). Twee grootouders behoorden tot de martelaren voor het geloof. Vader was redenaar. De ouders lieten hen een gedegen opleiding volgen, Basilius studeerde zo in Constantinopel en Athene. Hij raakte – mede door het voorbeeld van oudere zus Macrina – onder de indruk van het ascetische ideaal. In Egypte en Palestina bezocht hij de woestijnmonniken. Met vriend Gregorius leefde hij een tijd als kluizenaar in de buurt van een klooster. Hij vestigde daarna een eigen gemeenschap en schreef leefregels voor het monastieke leven. Vanaf nu ontwikkelde zich een monnikendom dat meer sociaal was. Net als zus Macrina was hij onder de indruk van het sociale radicalisme van Eustathius, bisschop van Sebaste. Ascese ging daarin hand in hand met de nadruk op gelijkheid van mannen en vrouwen en met veroordeling van slavernij. Het huwelijk werd veroordeeld, maar gemengde leefgemeenschappen waren toegestaan. Zorg voor armen en zieken stond hoog in het vaandel. Macrina liet dames van voorname komaf en slaven dezelfde leefstijl delen. Gedachten van Basilius werken tot op de dag van vandaag door in de kloosters van de Oosters-Orthoxoden. Maar zelf leefde Basilius maar vijf jaar als monnik, omdat hij in 364 priester werd en in 370 bisschop van Caesarea. Begaan met de armen en de zieken liet hij even buiten Caesarea een groot zorgcomplex bouwen, bijna een hospitaalstad met speciale wijken voor lepralijders, chronisch zieken, armen, vreemdelingen en mensen met geestelijke stoornissen en beperkingen. Opsporingsteams brachten de patiënten er naar toe.
Inderdaad, een rijk gevuld getuigenis, het leven van deze Basilius.

2 januari Serafim van Sarov ( 30 jul 1759 Koersk – 2 jan 1833 Sarov)

Seraphim SarovskyOmarm de geest van vrede en duizenden zielen om je heen zullen gered worden

Serafim staat op de Anglicaanse en Russisch-orthodoxe heiligenkalender op zijn sterfdag 2 januari. De Rooms-katholieke kalender eert zijn nagedachtenis twee weken later. Karl Jenkins laat zijn prachtige oratorium The Peacemakers (CD 2011)besluiten met een beroemde zin van Serafim: ‘Embrace the spirit of peace and thousands of souls around you will be saved.’ Omarm de geest van vrede en duizenden zielen om je heen zullen gered worden.

Wie was vader Serafim?
Hij werd geboren als Prokhor Moshin. Een paar keer in zijn leven genas hij na een verschijning van Maria in zijn dromen. Op zijn zeventiende trok hij naar Kiev om in een holenklooster te gaan wonen. Twee jaar later trad hij in in het klooster van Sarow. De naam Seraphim (die in het Hebreeuws zoiets als vurig betekent) die hij bij zijn wijding kreeg, verbond hij zelf met de vurigheid van zijn gebed. Een mysticus. Een monnik, kluizenaar, asceet. Hij trok zich terug in een zelfgebouwde vensterloze hut met een eigen groentetuintje. Er wordt verteld dat hij een beer uit zijn hand kon laten eten. Na ernstige mishandeling door rovers in 1804 – die alleen een ikoon vonden in zijn cel – moest hij de rest van zijn leven met een stok lopen. Toch nam hij het bij de rechter voor hen op. Een periode van duizend dagen bracht hij door als een soort pilaarheilige op een rots naast zijn kluizenaarsverblijf. Ook hulde hij zich drie jaar lang in zwijgen. Lange tijd las hij elke week alle vier de evangeliën.
Na opnieuw een visioen van Maria begreep hij dat het zijn roeping was om een oudste te worden, een zieleherder. Vanaf 25 november 1825 stelde hij zijn cel voor bezoekers open. Er kwam langzaam maar zeker een enorme bezoekersstroom op gang van allerlei slag volk dat zijn geestelijke leiding zocht. Hij begroette ze met: ‘Mijn vreugde, Christus is opgestaan!’ Hij boog voor zijn gasten op de grond en kuste hun handen. Vaak doorzag hij al zonder dat er woorden gevallen waren waar iemands geestelijke behoeften lagen. Tientallen spreuken bleven bewaard, waarin hij getuigde van zijn liefde voor Christus, de grootheid van de vervulling door de Geest en zijn bewondering voor de bijbel. Hij was ook pleitbezorger van het Jezusgebed, het veelvuldig herhalen van de woorden, ‘Jezus Christus, Zoon van God, heb medelijden met mij, een zondaar’. De warmte van zijn naam klinkt nog altijd door in zijn spreuken.

‘Het lezen van Gods woord moet in eenzaamheid worden gedaan, opdat de hele geest van de lezer kan worden ondergedompeld in de waarheden van de Heilige Schrift en hij daardoor warmte ontvangt die in eenzaamheid tranen opwekt; zo wordt een mens helemaal verwarmd en vervuld met geestelijke gaven, die geest en hart meer vreugde brengen dan welk woord dan ook’.

‘God is een vuur dat warmte geeft en hart en ingewanden aansteekt. Dus als wij in onze harten de kou voelen die van de duivel komt – want de duivel is koud – laten we de Heer aanroepen. Hij zal komen om ons hart te verwarmen met zuivere liefde, niet alleen voor hem maar ook voor onze naaste. En de kou van hem die het goede haat, zal wijken voor de gloed van zijn Aangezicht.’

Na zijn dood werd ondanks zijn populariteit zijn heiligverklaring door de kerkleiding lang tegengehouden. Cynisch is dat het klooster van Sarow in 1946 werd omgebouwd tot Sowjet-Russisch centrum van kernonderzoek.  Ook een naamsverandering van de plaats moest bijdragen aan de vergetelheid van Serafim en zijn pleidooi voor een heel ander soort ‘kernonderzoek’! Pas een eeuw na zijn heiligverklaring, in 2003, kreeg de stad weer zijn oorspronkelijke naam terug. En ondertussen werden ook de verloren gewaande relieken teruggevonden. Opnieuw een wonder.

21 januari Theodor Fliedner (21 jan 1800 – 4 okt 1864)

Fliedner

‘Als wantoestanden ten hemel schreien’
Theodor Fliedner
21 jan 1800 Epstein – 4 oktober 1864 Kaiserswert

In het evangelieverhaal van de zussen Marta en Maria in Betanië lijkt Marta’s drukke bedienen – ‘diakonein’ staat er – er niet goed vanaf te komen. Fliedner heeft dit woord een nieuwe inhoud gegeven toen hij veel ‘ten hemel schreiende wantoestanden’ aantrof. Hij was de grondlegger van een hele rij instellingen op het terrein van armen- en ziekenzorg in binnen- en buitenland. Zijn diaconessen waren een noviteit in het protestantisme en een belangrijke stap in de professionalisering van de verpleging.
Theodor Fliedner was zoon van een predikant. Tijdens zijn theologiestudie in Göttingen kwm hij onder invloed van de toen nieuwe opwekkingstheologie. In 1822 werd hij predikant in het kleine stadje Kaiserswerth. De bijstand die hij gaf aan gemeenteleden toen er een crisis toesloeg bracht zijn gemeente aan de rand van de financiële afgrond. Op reis om fondsen te werven deed hij toen ook Nederland aan. Hij zag vrouwen in Amsterdam werkzaam onder armen en zieken en was verrast dat ziekenhuizen hier Godshuizen werden genoemd. In Engeland maakte hij kennis met het werk van Elisabeth Fry voor (ex-)gevangenen. Terug in Kaiserswerth zette hij zich eerst in voor de verbetering van de omstandigheden voor gevangen. Hij ging ook voor hen preken. In een tehuis voor verwaarloosde kinderen vond hij de getalenteerde vrouw die hij zocht, Friederike Münster. Met haar stichtte hij een ‘asiel’ voor vrouwen die uit de gevangenis waren ontslagen. Dankzij zijn strategisch inzicht en organisatietalent werd dit het moederhuis in een snel groeiend netwerk van instellingen, om te beginnen kleuter- en volksscholen en opleidingen voor leerkrachten, maar al snel ook verpleegstersopleidingen. Tot dan beperkte de verpleging zich vaak tot oppaswerk. De diacones werd de spil van zijn vernieuwing van de ziekenzorg. Diaconessen waren in zijn visie drievoudig dienstbaar: ‘dienaressen van de Heer Jezus, dienaressen van de zieken om Jezus’ wil en dienaressen van elkaar’. Zij kregen een fatsoenlijk inkomen, een uniform, onderdak en zorg bij ziekte en ouderdom. Na het overlijden van zijn eerste echtgenote werd zijn tweede, Caroline Bertheau, duidelijk ook geselecteerd op leidinggevende kwaliteiten. Bij zijn dood in 1864 waren er 425 diaconessen werkzaam in 115 instellingen met over de 1000 personeelsleden in de hele wereld, waaronder ook in Turkije en Palestina, waar hij op bezoek was geweest. Florence Nigthingale werd een van zijn beroemdste leerlingen. Het eerste Diaconessenhuis in ons land werd in 1844 in Utrecht gesticht. Marta was in ere hersteld.

PS In dat Utrechtse Diaconessenhuis onderging ik als zevenjarige mijn eerste en tot nog toe enige operatie. Het liep goed af. Als student zat ik later op kamers bij mevr. van Melle, weduwe van een van de laatste geneesheerdirecteuren. Zij leefde zolang zo kon mee met de nog levende gepensioneerde diaconessen.

http://www.glaubensstimme.de/doku.php?id=autoren:f:fliedner_t:fliedner-diakonie
(de zin over de ten hemel schreiende wantoestanden komt uit Fliedners eigen terugblik op de stichting van het moederhuis in Kaiserswerth)
http://www.heiligenlexikon.de/BiographienT/Theodor_Fliedner.html
http://www.rheinische-geschichte.lvr.de/persoenlichkeiten/F/Seiten/TheodorFliedner.aspx