Ik ben een kind,
Van God bemind
En tot geluk geschapen.
Zijn liefde is groot;
’k Heb speelgoed, kleedren, melk en brood,
Een wieg om in te slapen.*8 augustus 1746, Gouda – † 2 april 1803, ’s-Gravenhage
Hiëronymus van Alphen is vooral bekend van zijn kindergedichten. ‘Jantje zag eens pruimen hangen/ o! als eieren zo groot’ is de bekende eerste regel van het gedicht De Pruimeboom (1779). Door hun simpele opzet met eenvoudige en strakke rijmschema’s konden zijn gedichten gemakkelijk uit het hoofd geleerd worden. Ze zijn vaak uit het oogpunt van het kind geschreven. Deugden als gehoorzaamheid, bescheidenheid en eerbied voor de ouders en voor God moesten spelenderwijs worden aangeleerd. ‘Mijn leren is spelen, mijn spelen is leren. En waarom zou mij dan het leeren verveelen?’ En ‘het is een vriend die je je feilen toont’. Nu vinden we de gedichten te braaf, maar in de achttiende eeuw waren ze in hun kindvriendelijkheid vooruitstrevend. Hier begint de Nederlandse kinderliteratuur. Van Alphens bundeltjes zijn veelvuldig herdrukt en ook vertaald in het Frans, Duits, Engels, Fries en Maleis.
Na het vroege overlijden van zijn vader, schepen in Gouda, verhuisde hij met zijn moeder naar Utrecht. Daar studeerde hij rechten en letteren toen hij met andere vrienden na het overlijden van een vriend een religieuze bekering doormaakte. Hij begon zijn gevoelens in poëzie te uiten. De gedichten sloegen aan. In 1783 publiceerde hij in dagboekvorm zijn godsdienstige overpeinzingen. In latere bundels poëzie voor volwassenen gaf hij ook uitdrukking aan zijn rouw en de troost die hij ondervond. Dat viel niet bij iedereen in goede aarde, want in een gedicht liet hij nogal onprotestants zijn overleden vrouw bij Jezus pleiten voor troostengelen voor haar gezin op aarde. Hij liet de kritiek langs zich afglijden.
Van Alphen was belezen en beheerste zeven talen. Na een betrekking als advocaat in Utrecht werd hij in 1789 stadspensionaris van Leiden en in 1793 thesaurier-generaal (minister van Financiën) van de Republiek. Toen de Republiek in 1795 ineenstortte legde Van Alphen als overtuigd orangist zijn functie neer. Hij verloor in deze jaren twee zoons, een kleinzoon en een schoondochter. Zijn tweede vrouw en een dochter kwamen in 1807 om bij de grote Leidse buskruitramp.
Net als zijn jongere tijdgenoot Bilderdijk werd hij wel gezien als voorloper van het godsdienstig Réveil in de volgende generatie. De dichter Willem Wilmink waardeerde zijn verre voorganger vanwege de breuk met een pedagogie die vooral de ‘inklevende verdorvenheid’ wilde inprenten. Het Godsbeeld werd een stuk vriendelijker! (2022)
Wang Zhiming
Jullie moeten de woorden van Boven volgen en opnieuw berouw tonen
*1907 – † 29 december 1973, Wuding (China)
In de beeldengalerij aan de westgevel van de Westminster Abbey met martelaren voor het geloof uit de twintigste eeuw wordt China vertegenwoordigd door Wang Zhiming.
Begin vorige eeuw waren er verschillende Britse en Australische zendelingen actief in de provincie Yunnan, hartje China. Vooral hun werk onder de Miao minderheid in de regio Wuding had resultaat. Na de communistische revolutie moesten de zendelingen vertrekken: christendom stond gelijk aan imperialisme. Maar de boodschap had wortel geschoten. In 1949 bevonden zich ruim 130.000 protestanten in Wuding. Wang had op christelijke scholen gezeten en was er ook tien jaar leraar geweest. In 1944 werd hij voorzitter van het kerkbestuur van Wuding en in 1951 geordineerd voorganger. Samen met vijf andere leiders van zijn kerk ondertekende hij in de jaren ’50 het manifest van de ‘Drie-Zelf-beweging’. Daarmee verklaarden kerken zich onafhankelijk van het buitenland en loyaal aan de communistische regering. Maar hij wilde niet meedoen aan het vernederen van grootgrondbezitters. ‘Mijn handen hebben veel bekeerlingen gedoopt en mogen niet worden gebruikt voor zonden’. Dat was al voor de Culturele Revolutie. Deze duurde van 1966 tot 1976. De wrede razernij van de jonge Rode Garde, opgehitst door Mao, vormt een van de zwartste bladzijden in de Chinese geschiedenis. Godsdienst werd helemaal verboden, kerken werden gesloten, christenen ontmoetten elkaar alleen nog in het geheim. Minstens 21 christelijke leiders in Wuding werden gevangengezet, ongeacht of ze een intellectueel waren of arbeider of zelfs partijlid. Ook moslims werden vervolgd. Menigeen werd gemarteld. Wang leverde kritiek op deze atheïstische campagnes. In 1969 werd hij samen met familieleden gearresteerd. Vier jaar later werd hij ter dood veroordeeld. Zijn executie vond plaats tijdens een massabijeenkomst van minstens 10.000 mensen. Maar daar waren veel christenen bij en er brak openlijk tumult uit.
Een van zijn kinderen pleegde in de gevangenis suïcide, twee zoons zaten negen jaar gevangen en zijn vrouw nog drie jaar. In 1980 werd Wang officieel postuum gerehabiliteerd. Hij kreeg, heel uniek, zelfs een standbeeld in eigen land. Godsdienst was niet langer verboden. Het aantal christenen in Wuding was in 1980 alweer vier keer zo groot als op het moment van de arrestatie van Wang.
De huidige godsdienstpolitiek van Xi Jingping is er een van ontmoediging en weer strenge controle. Toch zijn er voorspellingen dat China in 2030 het land met het grootste aantal christenen ter wereld zal zijn. ‘Het bloed der martelaren is het zaad van de kerk’, zo leerde ik al op de lagere school. (2022)
Johannes van Damascus
Wij vereren schepselen wanneer wij plaatsen en personen eren die God heeft verbonden met het werk van onze redding, voor en na de komst van de Heer
*plm. 675, Damascus – † 4 december 749, Jeruzalem
Een paar keer scheelde het niet veel of het christendom was net als de islam een godsdienst zonder plaatjes geworden. Het calvinisme met zijn beeldenstormen en witgepleisterde kerkmuren en alleen tekstborden was zo’n moment. Gelukkig mochten Rembrandt en de zijnen wel hun fantasie loslaten op Bijbelverhalen en was het drukken van geïllustreerde Bijbels geoorloofd.
Maar de heftigste strijd over het beeldverbod is in de achtste en negende eeuw gestreden. De Byzantijnse keizer Leo III de Isauriër meende dat het beeldverbod uit het Oude Testament door christenen net zo absoluut opgevat moest worden als door moslims. In 730 verbood hij alle afbeeldingen van Christus en de heiligen. Iconoclasten (tegen) en iconodoulen (voor) stonden lijnrecht tegenover elkaar.
Johannes de Damasker maakte in die situatie het theologische onderscheid tussen aanbidding (latreia) en verering (proskynesis). Alleen God kan aanbeden worden. Mensen die dankzij de goddelijke genade heilig zijn vereren we. Als hulpmiddel bij die verering kan gebruik worden gemaakt van afbeeldingen. Door de Menswording van de Zoon van God is de materie geheiligd. Daarom kunnen ook relieken van heiligen vereerd worden. God was ook in hun lichamen aanwezig. Maar de eerbied voor relieken of ikonen is geen aanbidding.
Johannes kwam uit een christelijke familie in Damascus. Zijn grootvader had als stadsprefect Damascus moeten overdragen aan de Arabische veroveraars. Zijn vader werd schatkistbewaarder van de kalief. Johannes werkte ook aan diens hof. Maar rond het jaar 700 werd hij monnik. Tot aan zijn dood woonde hij in het klooster Sint Saba bij Jeruzalem. Daar was hij ooggetuige van de islamisering van het oostelijk deel van het Byzantijnse Rijk.
Damascenus had de gave van het woord. Zijn bijnaam was Chrysorroas, ‘Gouden Stroom’. Hij schreef belangrijke preken en verhandelingen over het geloof. Als een van de eersten nam hij ook allerlei gedachten van de islam op de korrel. Verschillende hymnen van zijn hand maken nog steeds deel uit van de liturgie in kerken van het oosten. Zijn toespraken over de beeldenverering werden eerst op de lijst van verboden geschriften geplaatst. Maar het Tweede Concilie van Nicea (787) veroordeelde het iconoclasme en rehabiliteerde hem postuum. Hij geldt sindsdien als laatste van de grote Griekse kerkleraren.
We mogen dus vrolijk het Christuskind in een kerststalletje leggen, omringd door heilige en onheilige figuranten in hout of speksteen. (2020)
Abraham Kuyper
In de totale spanne van een mensenleven is er geen vierkante centimeter waarvan Christus, die majestueus boven alles staat, niet zegt: “Dat is van mij!”
*20 oktober 1837, Maassluis – † 8 november 1920, Den Haag
Theoloog, predikant, journalist, politicus, hoogleraar, kerkleider, premier, alpinist en gezinshoofd: Abraham Kuyper was het allemaal. Als jong predikant, ‘modern’ opgeleid in Leiden, beleefde hij in het Betuwse Beesd dankzij gemeentelid Pietje Baltus een soort bekering. In zijn volgende gemeenten Utrecht en Amsterdam ontwikkelde hij zich steeds meer tot ‘voorman’ van de orthodoxe protestanten, daarbij in het zadel geholpen door Mr. Groen van Prinsterer. In 1867 hadden kerkleden stemrecht gekregen in hun gemeenten. Via zijn dagblad De Standaard (opgericht in 1872) mobiliseerde hij ze voor grootsere daden dan alleen het van kerkelijke kleur laten verschieten van gemeenten. In 1874 voor ’t eerst kamerlid geworden, smeedde hij vervolgens in 1879 de antirevolutionaire kiesverenigingen samen tot een echte politieke partij, de eerste in ons land. De tweedeling in de politiek tussen liberalen en conservatieven was voorgoed doorbroken. In 1880 stichtte hij de Vrije Universiteit. Toen die de eerste lichting predikanten afleverde, werd hun beroeping in1886 de aanleiding voor de Doleantie: de grote uittocht van de ‘gereformeerden’ uit de Hervormde Kerk. Kuyper leidde nu een partij, een krant, een universiteit, een beweging en een kerk. Van 1901-1905 was hij ook premier.
De ‘klokkenist van de kleine luyden’ was een hard werkend en strijdvaardig man met een brede visie en groot organisatietalent. Kuyper bepleitte ‘souvereiniteit in eigen kring’. In een democratische rechtsstaat met scheiding van kerk en staat moeten burgers zich in ‘volksdelen’ kunnen organiseren om zoveel mogelijk vanuit hun levensbeschouwing onderwijs en universiteit, vakbonden en sociale voorzieningen in te richten. Hij had zo een groot aandeel in een steeds verder gaande verzuiling van de samenleving, met tal van nieuwe verenigingen en organisaties op het gereformeerde erf. In 1898 heeft Kuyper in Princeton in de VS zijn visie in beroemd geworden ‘Stone-lezingen’ uiteen kunnen zetten. Hij haalde uit het oude calvinisme ‘beginselen’ waarop eigentijds moest worden voortgebouwd, ‘in rapport met den tijd’. Later werd dit ‘neocalvinisme’ genoemd. Dit gedachtegoed heeft nog steeds internationaal invloed.
Dat gedachtegoed kreeg bij Kuyper en zijn volgelingen soms ook fundamentalistische trekken. En de manier waarop hij zijn politieke talent gebruikte om tegenstanders en andersdenkenden weg te zetten, zette voor lange tijd soms kwaad bloed. Maar ‘Abraham de Geweldige’ wist ook dat het boetekleed de man niet ontsiert. Hij bleef een diepgelovige die besefte dat wedergeboorte in dit leven een nooit eindigend proces is. (2019)
Evagrius van Pontus
Slechte gedachten kortwieken goede gedachten en worden gekortwiekt door goede gedachten
*345/46, Pontus (Capadocië) – † 399, Kella (Egypte)
Hij maakte als jonge man kerkelijke carrière bij belangrijke theologische grootheden als Basilius van Caearea en Gregorius van Nazianze. Hij was hard op weg steunpilaar van keizer Theodosius te worden die het christendom tot staatsgodsdienst verhief, toen hij door een droom gewaarschuwd in 382 plotseling verdween uit de rijkshoofdstad Constantinopel. Een liefdesaffaire met een getrouwde vrouw dreigde hem noodlottig te worden. Evagrius wist dus waar hij het over had toen hij het lijstje opstelde waarmee hij vooral bekend zou blijven: de lijst van Acht slechte Gedachten. De lijst is in 590 door Paus Gregorius I met een lichte wijziging omgebouwd tot Zeven Hoofdzonden.
Zover was het niet direct. De nogal zelfingenomen Evagrius arriveerde in Jeruzalem. Pas na een ernstige ziekte en zorgzaam pastoraat in het dubbelklooster op de Olijfberg kreeg hij roeping voor het leven van monnik en asceet. Hij ging in de leer bij verschillende eremieten en anachoreten (kluizenaars) in Egypte. Omdat hij thuis was in filosofie en theologie was hij geknipt voor de taak om het gedachtegoed van verschillende generaties woestijnvaders en -moeders goed op papier te zetten. Die waren zelf vaak analfabeet of in elk geval niet hoog opgeleid. Er circuleerden wel spreukenverzamelingen en verhalen. Evagrius bracht er meer systeem in. En zijn geschriften werden een belangrijke schakel in de ontwikkeling van het kloosterleven en de christelijke visie op ascese en mystiek. Evagrius had grote invloed op mensen als Johannes Cassianus, die kloosters stichtte in het zuiden van Frankrijk, en Johannes Climacus in de Sinaï en Benedictus van Nursia.
De wijsheid uit de woestijn was geen geloofsleer, maar eerder een spirituele psychologie. De lijst van Acht Gedachten en andere aanwijzingen zijn dan ook niet zozeer een morele meetlat, maar een middel voor de geestelijke diagnostiek, een hulp om meer grip te krijgen op de krachten en zwakheden van de geest. Het rijtje van acht luidt: gulzigheid, wellust, hebzucht, treurigheid, toorn, luiheid, ijdelheid en hoogmoed. Je hebt er jezelf maar mee en ze houden je af van innerlijke rust en de Godservaring.
Evagrius stond bekend als streng voor zichzelf en wijs voor anderen. Zijn strakke programma gaf hem gelegenheid om ook diepgaand theologisch te speculeren over vraagstukken als het voor-bestaan en het voortbestaan van de ziel. De hoge filosofische vlucht van zijn gedachten viel later minder in goede aarde en leverde hem verdenking van ketterij op. Menig geschrift ging daardoor verloren of overleefde alleen door toeschrijving aan andere auteurs. (2020)
Gregorius de Grote
De leidsman mag vanwege de uiterlijke bezigheden de zorg voor het innerlijke niet verwaarlozen, noch nalaten zich om de noodzakelijke uiterlijke dingen te bekommeren vanwege de zorg voor het innerlijke
*Rond 540, Rome – † 12 maart 604, Rome
Kerkvader Gregorius kwam uit welgestelde familie. Na een bestaan als stadsbestuurder, kloosterstichter, monnik en diplomaat werd hij in 590 paus. Naar hem heet de eenstemmige kerkmuziek. Maar de Gregoriaanse gezangen zijn meestal jonger. Gregorius maakte wel strakkere afspraken voor de liturgie in zijn kerken.
Paus worden was niet zijn ambitie. Maar hij viel op door zijn sterke bestuurlijke kwaliteiten en grote geestelijke diepgang. Het was de tijd van volksverhuizingen. Rome kwam er steeds meer alleen voor te staan, zonder steun van de keizer in Byzantium. Gregorius wist met diplomatie de halfheidense Longobarden tot aanvaarding van katholicisme te bewegen. Er kwam rust in het openbare leven in Rome. Hij verhoogde de opbrengsten van de pauselijke landgoederen en steunde daarmee de armen en vluchtelingen. Ook gaf hij opdracht de Britten te bekeren.
Zijn belangrijkste geschrift tussen de vele brieven en theologische boeken werd De pastorale regel, een handleiding voor priesters en bisschoppen. In het Karolingische Rijk werd het voor de clerus zelfs verplichte lectuur. Paus Johannes XXIII zei in 1960 nog dat dit voor hem het meest waardevolle boek was na de Bijbel. Het beschrijft de ‘kunst der kunsten’: de zielzorg. Die kunst bestaat bijvoorbeeld uit oog hebben voor de enorme diversiteit van mensenlevens. Heb je mannen of vrouwen voor je? Ouderen of kinderen? Rijke of arme, hoogmoedige of kleinmoedige, gulzige of matige, gezonde of zieke mensen? Zo somt hij wel 40 tegenstellingen op. En de pastor balanceert dus steeds tussen liefdevolle nabijheid en kritische afstand.
Gregorius’ geestelijke uitleg van Bijbelteksten levert ook geestig tekstgebruik op. Een goede geestelijke heeft een kleine, maar fijne neus, zodat hij de geur van deugd en de stank van ondeugd duidelijk kan onderscheiden; liever niet een grote kromme neus die zich helemaal verliest in pietluttigheden.
Zo’n geestelijke verwaarloost de contemplatie niet, maar loopt ook niet weg voor zijn plichten. En als hij dan door ijver en zorgvuldigheid succesvol wordt, past hij op voor hoogmoed. Gelukkig laat God bij de meeste leiders wel een deel van de persoon onvolmaakt. Dat houdt ze nederig. Gregorius vraagt zelf tenslotte: ‘Houd mij in de schipbreuk van dit leven vast met de plank van uw gebeden.’
Jammer dat dit boek Kyrill, de patriarch van Moskou, kennelijk niet bereikt heeft.
(maart 2022)
Cyprianus van Carthago
Je kunt niet God als Vader hebben als je de Kerk niet als moeder hebt
⁕plm. 200 – †14 september 258, Carthago
Afbeelding: Cyprianus volgens Jos Strengholt
Net als veel later Augustinus was kerkvader Cyprianus bisschop in Noord-Afrika, ruim voordat keizer Constantijn zich tot het christendom bekeerde. Vooral als pleitbezorger van een georganiseerde bisschoppelijke kerk is hij een sleutelfiguur. Op zijn naam staan invloedrijke geschriften, op zijn CV vooral synodevergaderingen.
Carthago was een van de belangrijkste steden van het Romeinse Rijk. Er vonden bij vlagen hevige christenvervolgingen plaats. De omgang met afvalligen was een heftig omstreden kwestie. De integriteit van de Kerk stond op het spel. Cyprianus hechtte groot belang aan debat en overleg van plaatselijke en regionale kerkleiders om tot standpunten te komen. Hoe anders moest de leiding van de Geest gestalte krijgen? Een zo’n synode besliste dat niemand van de mogelijkheid van vergeving en terugkeer moest worden uitgesloten, maar dat er wel boetedoeningen als voorwaarde moesten worden opgelegd. En de bevoegdheid tot dit opleggen kwam in handen van bisschoppen te liggen. Hun beraad werd de hoogste autoriteit.
In zijn boek uit 251 over de eenheid van de Kerk schreef hij ook over ‘de zetel van Petrus’ als de bron van het episcopaat. Zijn ontzag voor de bisschop van Rome belemmerde hem niet om kritiek te hebben op ‘eerste’ bisschop Stefanus toen die een paar vroegere afvalligen als bisschop in Spanje installeerde. De Kerk kon als bruid van Christus gevallen zondaars wel opnieuw opnemen, maar een zondig priester aan het altaar was voor hem ondenkbaar. Even later was hij het ook niet eens met het standpunt van Stefanus over de geldigheid van de doop, ook als deze was gepleegd door een afgescheiden priester. ‘Buiten de Kerk geen heil.’ Wie gedoopt was door een Novatiaan moest worden herdoopt. Novatianus huldigde het radicale standpunt dat er voor afvalligen geen enkele vergeving mogelijk was.
Maar zo was Cyprianus een man van het midden. En het bisschopsambt won verder aan prestige toen ook hij zelf in een vervolging ter dood werd gebracht.
Nu is de tendens andersom. Wie geeft er nog om een georganiseerde kerk, officieel erkende en bevoegde voorgangers, een gezamenlijke lijn? Maar er is een grens waarachter het christendom zijn geloofwaardigheid verliest omdat het als los zand aan elkaar hangt. De loop van het Evangelie heeft een georganiseerde gemeenschap nodig die een ruimhartig toelatingsbeleid heeft, maar ook leiders (m/v) met ruggengraat in huis heeft. (2020)
William Carey
Verwacht grote dingen van God. Onderneem grote dingen voor God.
*17 augustus 1761, Paulersbury (GB)
† 9 juni 1834, Serampore bij Calcutta
Op een bijeenkomst van voorgangers stelde de jonge William Carey de vraag of het niet de taak was van alle christenen om het evangelie wereldwijd te verspreiden. Hij zou als antwoord hebben gekregen: ‘Jongeman, ga zitten. Wanneer God wil dat de heidenen tot geloof komen, dan doet hij dat wel zonder jou of mij.’
Carey heeft het er niet bij laten zitten. Hij bracht zelfs een grote steen aan het rollen, want hij geldt als de beginner van de nieuwere zending. Tot zijn tijd werden er door protestanten wel eens wat mensen erop uitgestuurd om overzee zielen te redden. Als ze niet vonden dat het Evangelie te goed was voor ‘de wilden’. Carey voerde een stevig pleidooi voor een andere kijk. Christenen moesten niet alleen aan zending doen uit medelijden over de gevolgen van een onbekeerd leven, maar ook uit gehoorzaamheid aan de ‘zendingsopdracht’ uit Matteüs 26 om alle volken tot discipelen van Christus te maken. Hij brak met de uitleg dat die alleen voor het tijdperk van de apostelen gold. En voor een gedegen organisatie richtte Carey in 1792 de Baptist Missionary Society op. Het voorbeeld vond snel navolging, ook in Nederland. De negentiende-eeuwse protestantse zending zou overal gedragen worden door genootschappen van individuele christenen. Pas in de twintigste eeuw namen kerken verantwoordelijkheid voor ‘uitwendige’ zending en werelddiaconaat.
Carey had zich in 1783 laten overdopen bij baptisten. Hij trok naar India. Ondanks tegenslagen, ook in zijn gezin, stond hij er veertig jaar op zijn post. Hij vertaalde de Bijbel in een reeks van talen van het subcontinent, maar was ook actief als botanicus, oprichter van een krant, van scholen en een universiteit. Oorspronkelijk was hij schoenmaker. De meeste kennis had hij zichzelf eigen gemaakt.
Was zending het verlengstuk van Europees kolonialisme en imperialisme? Carey ging zonder toestemming van de Britse VOC. Die wilde geen onruststokers. Hij organiseerde als jongeman al een boycot tegen suikerimport van plantages met slavernij. In India verzette hij zich tegen de praktijk van kinderoffers en het levend verbranden van weduwen bij de crematie van hun echtgenoten. Hij morrelde aan het kastenstelsel. Het bekend maken met het Evangelie moest dus hand in hand gaan met inzet voor verbetering van de kwaliteit van mensenlevens. Carey stond niet in dienst van het Britse imperium maar van een beter Koninkrijk.
2020
Titus Brandsma
Bijna altijd hebben wij een te eenzijdig Godsbeeld tot leiddraad genomen in de doolhof des levens
*23 februari 1881, Oegeklooster
† 26 juli 1942, Dachau
In de eerste decennia van de vorige eeuw nam de rooms-katholieke emancipatie een hoge vlucht. Zichtbare sporen daarvan dichtbij zijn onder andere beeldbepalende kloostergebouwen in Drachten en de grote Bonifatiuskapel in Dokkum. Een belangrijke motor van de katholieke herleving in Friesland was Titus Brandsma. Hij was bestuurlijk actief op terreinen als de journalistiek, het onderwijs, de katholieke theologie en spiritualiteit. En hij is betrokken geweest bij uiteenlopende zaken als de invoering van Fries op school en van gemengde klassen in het rooms-katholieke lager onderwijs, de oprichting van de natuurorganisatie It Fryske Gea, de vernieuwing van Karmelieter orde, de bevordering van het Esperanto en het werk van het Apostolaat voor de Hereniging (van de verdeelde christenheid).
Anno Sjoerd Brandsma werd geboren in een gehucht vlakbij Bolsward. Op 17-jarige leeftijd trad hij in bij de Karmelorde. Pater Titus studeerde en promoveerde in Rome in de filosofie. Direct bij de oprichting van de Katholieke Universiteit in Nijmegen in 1923 werd Brandsma hoogleraar wijsbegeerte en mystiek. ‘Onder de vele vragen, welke ik mij zelf stel, houdt wel geen mij meer bezig dan het raadsel, dat de zich ontwikkelende mens, prat en fier op zijn vooruitgang, zich in zo grote getale afkeert van God.’ Zo begon zijn diesrede van 1932 voor zijn Universiteit. Het Godsbesef van onze samenleving moest een eigentijdse vernieuwing doormaken. En een persoonlijke omgang met God zou daarvan een wezenlijk element moeten zijn. Zelf verrichtte hij baanbrekend werk met de verzameling en het onderzoek van middeleeuwse mystieke geschriften.
Zijn eigen gedichten en brieven uit de tijd van zijn gevangenschap getuigen ook van een diepe en eenvoudige vroomheid. In 1942 was hij gearresteerd op beschuldiging van sabotageactiviteiten en onderging hij ondervragingen door de Sicherheitsdienst. Het Nationaalsocialisme was absoluut niet te verenigen met dat te vernieuwen Godsbesef en Brandsma had de aartsbisschop aangezet tot een verbod op het plaatsen van NSB-advertenties in katholieke bladen. Van zijn gevangeniscel maakte hij een kloostercel, een plek van gebed, studie en het roken van zijn pijpje. Na geketend aan een gereformeerde dominee getransporteerd te zijn van kamp Amersfoort naar het concentratiekamp Dachau kwam daar een schokkend einde aan zijn leven.
Het naar hem genoemde instituut in Nijmegen groeide uit tot het belangrijkste onderzoeks- en opleidingscentrum in ons land voor geestelijke begeleiding.
(2020)
Johann Christoph Blumhardt
Jezus is overwinnaar
*16 juli 1805, Stuttgart
† 25 februari 1880, Bad Boll
In de dorpskroeg van Möttlingen in het Zwarte Woud werd geen Schnaps meer geschonken. Maar de kastelein verdiende genoeg aan de overnachtingen. Na de genezing rond Kerst 1843 van het geesteszieke meisje Gottliebin Dittus was Möttlingen een enorme trekpleister geworden. ‘Jezus is overwinnaar!’ had haar zuster op het keerpunt geroepen in het kleine huisje waar ds. Blumhardt met aanhoudend gebed twee jaar lang strijd tegen haar demonen had geleverd. Er volgde een opwekking in de gemeente met tal van bekeringen en wonderbaarlijke genezingen. Zo was er een gebochelde en kreupele jongen die op de rug van zijn broer naar de kerk gekomen was en daar beter werd.
Blumhardt zag levenslang uit naar de wederkomst van de Heer. De koets stond altijd klaar om naar het Heilige Land te vertrekken als het zover was. Württemberg kende al lang een piëtistische beweging. Maar dat de genezingsverhalen uit het Evangelie ook letterlijk opgevat konden worden, was nieuw. Het was de tijd van de Romantiek als reactie op de Verlichting. Er was grote interesse in de irrationele kanten van de geest. Sprookjes raakten in de mode. Schrijvers lieten demonen sinistere rollen spelen. Er werd geëxperimenteerd met magnetisme. Veel mensen hoorden klopgeesten. In dit klimaat vond Blumhardt ruimte voor de helende krachten van geloof en gebed.
De kerkelijke overheid verbood Blumhardt zijn handopleggingspraktijken. Maar zieken genazen ook onder zijn preken in de kerk. En met steun van de koning verlegde Blumhardt zijn werk in 1854 naar een royaal herstellingsoord in Bad Boll. De bezoekers betaalden naar vermogen.
Het kuren voor herstel in een badplaats nam in de loop van de negentiende eeuw een hoge vlucht, maar verloor steeds meer zijn religieuze karakter. Zoon Christoph Blumhardt (1842-1919) verlegde de strijd tegen de ‘machten’ die menselijk leed veroorzaken naar de straat en de politiek. Hij werd de eerste predikant in Duitsland die als sociaal-democraat zitting had in een parlement.
Laat het voortschrijdende wetenschappelijke inzicht in geestelijke en lichamelijke kwalen en hun remedies nog ruimte voor geloof en gebed? Keer op keer blijkt wel de kracht van het placebo-effect. Zonder geloof in de witte jas en het dure medicijn geen herstel!
Niemand minder dan Karl Barth had groot respect voor beide Blumhardts als vurige getuigen van de hoop op Gods heil voor ziel én lichaam. Hij nam senior op in zijn overzicht van de belangrijkste theologen van de negentiende eeuw. Bij uitzondering zonder kritiek. (2020)
Petrus Hofstede de Groot
In kerk, huis, school en staat het Christendom, niet zonder, maar met en in en uit Jezus Christus!
*8 oktober 1802, Leer (Oost-Friesland) – † 5 december 1886, Groningen
De Groninger Richting inspireerde in het tweede kwart van de negentiende eeuw tal van predikanten, vooral in het Noorden. Hofstede de Groot was de spil en de leidsman. Dit ‘Groninger Réveil’ begon met drie jonge, wat aristocratische theologen van de Groninger Universiteit. Ze hadden dezelfde leerschool doorlopen en deelden onvrede over de rationalistische theologie die ze hadden meegekregen. En ze waren verbroederd door deelname aan de veldtocht van 1830 tegen de opstandige Belgen. Ze wilden zich als leraren van de godsdienst inzetten voor versterking van de protestantse natie van Koning Willem I. Ergens rond 1834 zagen zij het licht. Een opwekking! Voortaan zou de persoon van Christus, de levende Heer, belangrijker zijn dan de leer!
Helaas kreeg net in die tijd De Groot het met zijn opvolger in Ulrum, ds. Hendrick de Cock, aan de stok. De Cock wilde terug naar het complete calvinisme van zonde, genade en bekering. De ‘Groningers’ haalden juist de humanistische kant van de oude geloofsleer naar voren. En koning Willem I duldde geen afscheiding. Zijn harde optreden bracht de Groningers in kwade reuk. Vervolgens geselde Réveilman Groen van Prinsterer hen in 1842 met dogmatische kritiek. Op de Evangelische Alliantie in 1863 in Nederland werden ze geweerd: niet orthodox genoeg voor deze grote internationale conferentie van protestanten. En veel leerlingen werden in deze jaren juist ‘modern’.
Hofstede de Groot heeft zich nooit uit het veld laten slaan. ‘Niets was hem te veel om de Nederlandse samenleving te doordrenken met de zegeningen van de protestantse versie van het christendom’ (J. Vree). Hij was schoolopziener, zat in zendingsorganen, in kerkbesturen en onderwijsorganisaties. De nieuwe mogelijkheden van de spoortrein werden uitgebuit voor contact met pioniers van ‘in- en uitwendige zending’ in Duitsland. Dankzij nieuwe druktechnieken kon hij met brochures snel zijn licht te laten schijnen over alle mogelijke onderwerpen. Net zo sociaal bewogen als de mensen van het Réveil elders was hij een pionier van de bestrijding van drankmisbruik. En niet afkerig van vrouwenemancipatie. De Groningers schreven samen de eerste handboeken ‘praktische theologie’ ter bevordering van de kwaliteit van catechese en pastoraat.
Niet evangelisch? In de tweede helft van de negentiende eeuw werd ‘evangelisch’ de geuzennaam van de voorgangers die juist niet te boek stonden als streng-orthodox, maar als gematigd en afkerig van elke kerkscheuring.
2019
200 jaar Daniël Chantepie de la Saussaye
Daniël Chantepie de la Saussaye in het Leeuwarder pantheon?
Zijn graf is keurig onderhouden nog altijd te vinden op de authentiek negentiende-eeuwse Zuiderbegraafplaats in Groningen. Zijn 200ste geboortedag valt samen met de vijftigste sterfdag van Karl Barth. Als twee ‘kerkvaders’ van het Nederlandse protestantisme zo’n datum delen, wordt het tijd om de Nederlander op te nemen in het pantheon van 100 belangrijke Leeuwarders, verzameld door het Historisch Centrum Leeuwarden. Er staan al wel een paar theologen, organisten en andere prominente protestanten op de lijst, tussen de sporthelden, politici, ondernemers en kunstenaars met Leeuwarder wortels of een periode van verblijf in de Fryske Haadsted. Maar ook bij de digitale uitbreiding ontbreekt zijn naam nog. Zijn tweede taal naast het Nederlands was weliswaar geen Fries, maar Frans. Maar Leeuwarden was de broedplaats van het ei waaruit een van de belangrijkste stromingen in ons vaderlandse protestantisme tevoorschijn is gekomen.
La Saussaye sr. heeft in het derde kwart van de negentiende eeuw de koers uitgezet voor de gematigd-orthodoxe omgang met de protestantse geloofstraditie met een open oog voor de culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen. Hij bepleitte en beoefende het ‘irenische’ debat, dus de dialoog, tussen de ‘rigtingen’ van geloof entheologie die steeds verder uiteen dreven. Theologisch vond hij over de Reformatie heen aansluiting bij klassieke noties uit de Augustijnse traditie voor zijn eigentijdse antwoord op de uitdagingen van moderne wetenschap en post-revolutionaire burgermaatschappij. Hij was ook pionier van theologische verbondenheid met het jodendom onder invloed van Isaäc da Costa en Abraham Capadose. Hij liet zich theologisch al uitdagen door het zionisme toen het nog nauwelijks bestond, zonder te vervallen in ronkende christenzionistische apocalyptiek. Hij was een bekwaam beoefenaar van ‘bijbelse theologie’ of ‘theologische exegese’.
De zes jaar van zijn predikantschap in Leeuwarden (1842-1848) zijn belangrijk geweest als fase van studie en ontmoetingen die hem voorbereidden op deze pioniersrol. Hij had in de kleine Waalse gemeente ruim de tijd voor studie. Hij was het eerste Leeuwerder lid van het Friesch Godgeleerd Gezelschap waarin sinds 1838 jonge Friese theologen in een walm van tabak een soort intervisiegroep vormden die in de geest van de ‘Groninger theologie’ aan beschaving wilden werken. Zijn bijdrage ‘Eenige denkbeelden over de apologetische wetenschap’ op 6 maart 1846 is dankzij de samenvatting in het notulenboek zijn oudste bewaard gebleven uiting van theologische reflectie. Je kunt het zien als de eerste uiting van ‘ethische theologie’ die een andere koers ging.
Veel aanhangers van de ‘ethische richting’ raakten in de loop van de twintigste eeuw onder invloed van de theologie van Barth. Prominent voorop O. Noordmans en K.H. Miskotte. Gerardus van der Leeuw, de liturgievernieuwer en na-oorlogse minister van cultuur, mag hier ook genoemd. Dankzij de ethischen is de Protestantse Kerk een ‘belijdende kerk’ en geen ‘belijdeniskerk’, net zoals de Hervormde Kerk dat was sinds de kerkorde van 1951.
Karl Barth zette zich af tegen de burgerlijke theologie van de negentiende eeuw. Maar hij vroeg zich ook af er in de ervaringstheologie van de grote vader van die negentiende eeuw, D.Fr. Schleiermacher, toch misschien een ’tegoed’ was dat hij niet had verwerkt. Wat Barth als waardevol erkende is ook voluit te vinden bij la Saussaye sr.: de insteek bij de geloofskennis en het geweten als plek van ‘het getuigen van de Geest met onze geest’, met een grote gevoeligheid voor de psychologie van het geloof. De waarheid komt minder autoritair ‘von Oben’. De slogan ‘de waarheid is ethisch’ betekende eerder dat de christelijke leer als mystagogie begrepen moest worden dan als ethiek.
Corrie ten Boom – *15 april 1892, Amsterdam – † 15 april 1983, Placentia (VS)
Er is voor Jezus geen duisternis te groot, of Zijn licht kan die verdrijven
Zulke dingen zei Corrie ten Boom rechtstreeks op de man of de vrouw af, zo gauw ze vermoedde dat iemand niet erg positief in het leven stond. Het maakte haar niet uit of het een Gestapo-officier was, een wrede kampbewaakster of een medegevangene uit de afdeling ‘gewone’ criminelen.
De vriendelijke Haarlemse werd wereldberoemd. Haar biografie en haar boeken werden internationale bestsellers, helemaal toen ´De Schuilplaats´ ook werd verfilmd. De horloge- en klokkenzaak in de Barteljorisstraat in Haarlem, waar ze met haar vader en zuster woonde en onderduikers herbergde, werd een waar bedevaartsoord. Honderdduizenden zagen er sinds de opening in 1988 de ‘engelenbak’, zoals de slaapplaats achter een dubbele muur door het gezin ten Boom genoemd werd.
Het gezin was orthodox hervormd. Vader Casper was in heel Haarlem bekend en geliefd. Corrie was in 1924 de eerste gediplomeerde vrouwelijke horlogemaker in Nederland. Net als zus Betsie bleef ze thuis wonen en in de zaak meewerken. De familie had veel ervaring met pleegkinderen. Corrie begon een meisjesclub met muziek, gym en bijbelles. Tijdens de bezetting verborgen ze Joodse vluchtelingen. Op verraad volgden arrestatie en gevangenschap. Vader bezweek al snel, Betsie en Corrie kwamen via kamp Vught in vrouwenkamp Ravensbrück terecht. Ze maakten er de bekende ontberingen mee. Veel te volle barakken, wrede behandeling, ondervoeding, akelige ziekte, harde arbeid. Waar en wanneer maar mogelijk preekte Corrie er. ‘Gevangene en toch…’ is haar vlot geschreven, bewogen verslag. Het lijkt of ze in elke situatie direct een Bijbeltekst paraat had, zo gedreven was ze om te getuigen van de liefde van Christus voor ieder mens en van de kracht ervan. Ze wist ook werkelijk tot stugge en vijandige mensen door te dringen. Al direct bij de eerste officier die haar ondervroeg wist ze het gesprek om te buigen tot een pastorale ontmoeting. Het verhaal blijft geloofwaardig omdat het ook volstrekt eerlijk is over haar ontzetting over de wreedheden en haar angsten.
Betsie stierf in het kamp, Corrie kwam dankzij een administratieve fout eind 1944 vrij. Na de oorlog stortte zij zich volledig op evangelisatiewerk. Ze trad op in meer dan zestig landen. Het evangelie van vergeving daagde ook haarzelf uit. Kon ze Jan Vogel vergeven, de man die haar familie had verraden? Ze stuurde hem een brief en een Nieuw Testament waarin ze de ‘weg tot behoud’ had onderstreept. Kort voor zijn executie heeft de man zich nog bekeerd.
Haar laatste levensjaren bracht ze door in Californië.
Hugo de Groot – *10 april 1583, Delft – † 28 augustus 1645, Rostock
Waar de rechtspraak te kort schiet, begint het geweld
Op wel vier plaatsen staat een boekenkist waarmee Hugo de Groot ontsnapt zou zijn uit Slot Loevestein. De grote Nederlandse rechtsgeleerde had in 1618 levenslang gekregen omdat hij remonstrant was en medestander van Johan van Oldebarneveldt in het conflict met prins Maurits over de politiek van de Staten van Holland.
De Groot geldt als de grondlegger van het internationale zeerecht en van het volkerenrecht. Dat hij de vrije toegankelijkheid van de oceanen verdedigde had wel een dubieuze achtergrond. Hollanders hadden een rijk beladen Portugese koopvaarder buitgemaakt en dat moest worden gerechtvaardigd. Zijn belangrijkste werk was hij in Loevestein begonnen te schrijven: Het recht van oorlog en vrede. Het geeft vijf bepalingen over een rechtvaardige oorlog die nog steeds internationale rechtskracht hebben. Nieuw was zijn redeneren vanuit het natuurrecht. Je moet de regels over de beste manier van samenleven beredeneren ‘alsof God niet bestaat’, dan zijn ze voor iedereen overtuigend. Gaf hij zo ook de Republiek een steuntje in de rug in de oorlog met Spanje?
Hij was afkomstig uit belangrijke families die al eeuwen de dienst uitmaakten in steden als Delft. In een van zijn historische werken verheerlijkt hij de Batavieren. Maar ‘het Delfts orakel’ was vooral een wonderkind dat van jongs wilde uitblinken met slimme boeken, een geleerde in de geest van Erasmus.
Na zijn ontsnapping in 1621 kwam hij in Zweedse overheidsdienst. Heel diplomatiek was hij niet. Wel een groot schrijver. Hij leverde vertalingen van Griekse poëzie in Latijn. Zijn eigen theaterstukken over Adam en Jozef in ballingschap werden door Vondel bewerkt in het Nederlands. Hij schreef ook theologisch werk. Zijn Bewijs van den waren godsdienst uit 1622 werd eeuwenlang in veel talen gedrukt en gelezen. Het boek op rijm was bedoeld als ruggesteun voor zeelieden die in contact kwamen met andersgelovigen en ongelovigen. Het christelijk geloof is waar volgens De Groot omdat het gebaseerd is op het onweerlegbare feit van de opstanding van Christus. Hij werd ook voorloper van de moderne bijbelwetenschap. In een paar dikke delen met aantekeningen bij de Bijbel benadert hij als een van de eersten de Bijbel als menselijke literatuur. Kennis van de oudheid moet licht werpen op de bedoelingen van de auteurs.
De Groot bepleitte steeds de maximalisering van het vreedzaam samenleven van verschillende godsdienstige stromingen in één land en van de verschillende volkeren op de wereld. Hij bestreed dat de paus de antichrist was en hij vond dat christenen hun dogmatische verschillen moesten relativeren en stoppen met kerkscheuringen. Als dat typisch Hollands is dan is het niet verkeerd om Hollander te zijn.
(2018)
Liudger – *742, Zuilen – † 26 maart 809, Billerbeck
We gaan de eeuwige vreugde van de Heer binnen als we in onze levensdagen met vaste hoop de vermaningen van onze geestelijke vaders opvolgen en als God zelf steeds de belangrijkste grond van onze vreugde is
Was de bard Bernlef echt blind toen hij door Liudgers handoplegging genas, zich bekeerde en zijn evangelist werd? Misschien moeten we die blindheid zoals in veel heiligenlevens symbolisch zien. Liudger staat te boek als onze eerste eigen missionaris en eerste Friese heilige. Scholen en parochies dragen zijn naam. Hier stichtte hij mogelijk de eerste kerken. Het gebied ten oosten van de Lauwers was niet Liudgers eerste missiegebied. Daarvoor was hij werkzaam geweest onder de Friezen tussen Stavoren en Dokkum. Maar beide keren werd hij na een opstand weer verdreven. Hij behoorde tot de Friese elite die nauw verbonden was met de Frankische vorsten. Kerstening en onderwerping aan het Frankische rijk gingen nauw samen. Karel de Grote had Liudger persoonlijk benoemd tot leider van de missie in de vijf gouwen ten oosten van de Lauwers en later tot eerste bisschop van Munster. Zodoende was Liudger nauw betrokken bij de opsplitsing van het voormalige Friese rijk en de verdeling over verschillende bisdommen: verdeel-en-heers!
Liudgers ouders Thiadgrim en Liafburg kwamen uit families die al in de tijd van Willibrord waren gekerstend. In zijn jeugd maakte de moord van Bonifatius bij Dokkum indruk. Hij volgde toen al onderwijs op de pas gestichte abdijschool van Gregorius in Utrecht, leerling en medewerker van Bonifatius. Vervolgopleiding kreeg hij in het Britse York. Zijn eerste opdracht als priester betrof het herstel van de kerk van Lebuïnus in Deventer. Na de eerste teleurstelling met de Friezen was hij naar de paus en het klooster Monte Cassino vertrokken. Toen Karel hem daar weghaalde voor missiewerk in de pas veroverde gebieden nam Liudger behalve boeken ook relikwieën mee. Zijn werk onder de Saksen met kloosterstichtingen in het Westfaalse Werden en Munster was succesvoller dan in het hoge noorden. Allerlei familieleden profiteerden mee met hoge kerkelijke posten.
Zijn enige overgeleverde geschrift is een levensbeschrijving van zijn leermeester Gregorius. De tekst in het Latijn volgt het gangbare patroon van heiligenlevens. Liudger staat vooral te boek als een man van studie en onderwijs. Je proeft mooi dat hij geschoold is in de Bijbel en in de spiritualiteit van de christelijke traditie. Zonder opsmuk met mirakelverhalen getuigt hij van dankbaarheid en bewondering voor Gregorius en Bonifatius. Hij tekent Gregorius als een oprecht gelovige abt met vaderlijke zorg voor de toevertrouwde leerlingen en een bewonderenswaardige vergevingsgezindheid, zonder gehechtheid aan goud en bezit maar wel vol bekommernis voor de armen. De oudst bewaarde tekst van een geboren Fries gaat zo over waarden die er nog altijd toe doen! Je bent blind als je het niet ziet.
(2018)
Paul Gerhardt – *12 maart 1607, Gräfenhainichen – † 27 mei 1676, Lübben
die wolken, lucht en winden wijst spoor en loop en baan, zal ook wel wegen vinden waarlangs uw voet kan gaan
Wie Berlijn bezoekt moet ook even langs de Nikolaïkerk gaan, in een klein stukje heropgebouwde oude stad in het centrum. Hier was Paul Gerhardt predikant en werkten de muzikanten Johann Crüger en Johann Georg Ebeling die van zijn gedichten liederen hebben gemaakt. Ze staan met stip bovenaan de ranglijst van protestantse kerkliederen. Beveel gerust uw wegen, O Hoofd vol bloed en wonden en Hoe zal ik u ontvangen bijvoorbeeld. Bonhoeffer putte er kracht uit in zijn gevangeniscel. Voor veel Duitsers horen ze nog steeds tot hun bagage. Een Duitse postzegel toonde ooit zelfs de eerste regel van Befiehl Du deine Wege. En in ons Liedboek van 1973 stonden er wel dertien van zijn hand, mooi vertaald en trefzeker ingekort. Het Liedboek van 2004 heeft er twaalf. Bachs Passies droegen stevig bij aan die bekendheid. Ook veel Bachkoralen in de cantate’s zijn eigenlijk Gerhardtliederen.
Gerhardt was overigens maar tien jaar predikant in deze kerk, van 1657 tot 1667. Hij had theologie gestudeerd in Wittenberg en was daarna eerst hulpprediker in Berlijn, huisleraar en vanaf 1651 predikant in Mittenwalde ten zuiden van Berlijn. Zijn roem als lieddichter was al gevestigd in 1647 door de eerste opname van liederen in het gezangboek: Praxis pietatis melica. De titel laat horen dat het piëtisme in opkomst was: nieuwe vroomheid. Maar Gerhardt was vooral luthers orthodox. En zelfs heel steil. Hij weigerde mee te werken aan de ondertekening van een document van de keurvorst dat calvinisten gelijke rechten gaf als lutheranen. Het leverde hem een schorsing op. Onder druk van burgers en kerkleiding herstelde de keurvorst hem wel weer in zijn rechten, maar Gerhardt voelde zich toch teveel onder druk staan en vertrok naar Lübben. En zijn vrouw overleed. Er kwamen geen liederen meer uit zijn pen. Het was overigens mede door de komst van veel Hollandse bouwvakkers dat het calvinisme toenam.
In 1667 waren er 120 liederen gedrukt. Waarin hun kracht ligt? De combinatie van eenvoud, poëzie, goede zingbaarheid, Bijbelse taal, spiritualiteit dichtbij die van de Psalmen, herkenbare emoties, liturgische bruikbaarheid. O Hoofd vol bloed en wonden is een bewerking van een oud Latijns gedicht in de traditie van het gedenken van Christus’ lijden. Beveel gerust uw wegen borduurt voort op Psalm 25, veel gebruikt in de liturgie. En Is God de Heer maar voor mij, wat zou mij tegen zijn? is de boodschap van Paulus toepasselijk samengevat.
Martin Niemöller – *14 januari 1892, Lippstadt – † 6 maart 1984, Wiesbaden
Wat zou Jezus doen?
Dahlem is een deel van Berlijn. Bij de oude dorpskerk met nabij gelegen pastorie en zalencentrum en lommerrijke lanen met oude villa’s kun je nog de sfeer proeven van de jaren ’30. Hier was Niemöller was er een van de predikanten en een van de belangrijkste leiders van de Bekennende Kirche. De leiding vergaderde vaak in Dahlem. Tot 1937 heeft hij er zijn kritische preken houden. Er zaten soms zowel joden-met-ster als Gestapo-leden onder zijn gehoor.
Niemöller was in de Eerste Wereldoorlog kapitein van een onderzeeboot geweest. Bijna had hij toen, bleek later, een boot met Albert Schweitzer getorpedeerd. Zijn boek over de weg van U-boot naar kansel was een bestseller. Zijn doortastendheid maakte hem geknipt voor de rol als tegenspeler van Hitler toen die onmiddellijk na de machtsovername van 1933 de kerken probeerde te nazificeren. Niemöller was aanvankelijk wel gecharmeerd van de nationaal-socialisten. Hij verlangde ook naar sterk leiderschap dat geestelijke eenheid zou brengen in het verarmde en verdeelde Duitsland. Bij de verkiezingen op zondag 5 maart 1933 had hij NSDAP gestemd. Maar al snel bleek dat trouw aan het kruis en trouw aan het hakenkruis op gespannen voet stonden.
Bij een ontmoeting van een kerkelijke delegatie met Hitler in 1934 ontdekte Niemöller dat zijn telefoon was afgeluisterd. De twee hadden een woordenwisseling van een uur. Hitler beet hem toe dat hij de zorg voor het Derde Rijk maar aan hem moest overlaten, zorgde hij maar liever voor zijn kerk. Niemöller antwoordde dat geen enkele instantie in de wereld de verantwoordelijkheid van christenen voor hun volk kon afnemen. Maar de oppositie werd monddood gemaakt. Niemöller zat acht jaar gevangen in Sachsenhausen en Dachau. Die ene protestantse rijkskerk kwam er overigens ook niet.
In 1945 werd Niemöller onderwerp van een Hollywood-speelfilm. Maar ook na de bevrijding was hij niet onomstreden. Hij ging voorop in het uitspreken van een kerkelijke schuldbelijdenis – de verklaring van Stuttgart – om te zorgen dat het land weer in de internationale gemeenschap mocht meedoen. Maar bij de eerste verkiezingen voor de Bondsdag ging hij niet stemmen. ‘Het geweten van de natie’ was tegen de opdeling van Duitsland en werd pacifist, fel gekant tegen de herbewapening van Duitsland, de Koude Oorlog, de kernwapens, de Vietnam-oorlog. En hij onderhield contacten met notoire communisten. Altijd in verzet tegen ‘corruptie’ van het christendom.
Polycarpus van Smyrna – rond 80 – 167/168, Smyrna
Als u goed kunt doen, stel het dan niet uit want de aalmoes bevrijdt van de dood
In het enige briefje dat van Polycarpus bewaard gebleven is, valt wel zes keer het woord geldzucht. Het is gericht aan de Filippenzen, ergens in de eerste helft van de tweede eeuw. De aanleiding lijkt dan ook een geldkwestie te zijn. Is Valens als oudste van de gemeente misschien afgezet omdat hij van zijn positie misbruik gemaakt heeft? Het zal niet de laatste keer zijn dat iemand een greep in de kerkelijke kas doet voor eigen gewin. Polycarpus vindt dat de deur voor Valens open moet blijven als de Heer hem berouw schenkt. Maar geld moet naar armen rollen.
Polycarpus was bisschop van Smyrna, het huidige Izmir in Turkije. Hij behoort tot de apostolische vaders, de christelijke auteurs uit de eerste eeuw na de apostelen. Over zijn levensloop is weinig bekend. Maar op mijn Lagere School met den Bijbel moet ik al over hem hebben gehoord. Naast bijbelse geschiedenis kregen we heel soms ook een verhaal uit de kerkgeschiedenis. Polycarpus’ verhaal was spectaculair want hij werd als oude bisschop nog tot de leeuwen veroordeeld, puur om zijn geloof, zonder verzet te bieden. Een held!
Vanaf keizer Nero kregen christenen in het Romeinse Rijk soms te maken met vervolging. Ze gaven ergernis met hun afwijkend ‘asociaal’ gedrag. En dan weigerden ze ook nog eens obstinaat om de keizer Heer te noemen, Christus te vervloeken en publiekelijk ‘weg met de goddelozen’ te roepen. Het bijzondere aan het martelaarschap van Polycarpus is dat dit de eerste christelijke martelaarsacte opleverde: een officieel schrijven van zijn gemeente aan andere christenen met het verslag van de marteldood. Het verhaal wordt zo verteld dat het lijkt op de dood van Christus. Er speelt een Herodes een rol, er is verraad in het spel, hij wordt gearresteerd alsof het om een rover gaat. Omdat er geen leeuwen beschikbaar zijn wordt hij verbrand, maar het vuur krijgt geen vat op hem, hij blijft gespaard als was hij een engel. Tenslotte wordt hij met het zwaard gedood. Hij is dan ’al 86 jaar christen’. Datum: 23 februari.
Verder is over hem bekend dat hij in Rome geweest is om daar te pleiten voor het vasthouden aan de gewoonte in Klein-Azië om Pasen altijd te vieren op dezelfde dag als het joodse paasfeest, de 14de Nisan. Tevergeefs. De kerk groeide van het jodendom weg.
‘Martelaar’ komt van ‘martys’: een getuige. Gelukkig is de kerk altijd ook het onbloedige getuigenis blijven waarderen.
(2018)
Franciscus Gomarus – *30 januari 1563, Brugge – † 11 januari 1641, Groningen
Sommige dingen bewerkt God alleen, andere laat hij toe om ze ten goede te keren
Als je vuile ramen hebt moet je de zon niet de schuld geven van weinig lichtinval. Maar als de kleuren van het bovenraam helder op je tapijt worden geprojecteerd, komt dat dan door je trouw ramen zemen? Of heb je die trouw misschien ook te danken aan de zon die jou verleidt om haar licht maximaal te laten schijnen?
Gomarus was de belangrijkste theoloog van de contraremonstranten. En de roemruchte Synode van Dordrecht van 1618-1619 bepaalde dat de visie van de contraremonstranten leidend zou zijn voor de ‘vaderlandse kerk’. Tijdens de eerste decennia van de Republiek der Nederlanden nam het theologisch debat een hoge vlucht. Tot in de finesses werd de leer van de rechtvaardiging door het geloof, uitverkiezing en voorbeschikking scherp geslepen. Het standpunt dat het meest de eer gaf aan de zon van Gods soevereiniteit won het.
Dit calvinisme had vanuit het zuiden ons land veroverd. François Gomaer was een Vlaming, zoon van een waard. Hij studeerde zoals studenten al eeuwen deden op diverse plaatsen: Straatsburg, Cambridge, Oxford, Heidelberg. Als predikant van de vluchtelingen in Frankfurt a.d. Main moest hij vertrekken toen lutherse predikanten de calvinisten in het nauw dreven. De jonge universiteit in Leiden wilde hem wel hebben. Maar hij kwam er rond de eeuwwisseling in conflict met zijn collega Arminius. Uit onvrede over het benoemingsbeleid vertrok hij naar Middelburg en later naar het Franse Saumur, centrum van protestantse theologie. Vanaf 1618 tot aan zijn dood was hij hoogleraar aan de nagelnieuwe universiteit in Groningen. Net als zijn derde vrouw is hij er begraven in het koor van de Martinikerk.
Stedelijke regenten van de Amsterdamse grachten zijn andere mensen dan Vlamingen die vervolging achter de rug hebben. Dit verschil speelde mee in het grote religieuze conflict dat tijdens het Twaalfjarig Bestand werd uitgevochten.
Lang niet over alle theologische geschilpunten werden in Dordrecht knopen doorgehakt. Zo schaarde Gomarus zich bij de supralapsaristen, de Bovenvaldrijvers. Maar de synode hield ook de Benedenvaldrijvers de hand boven het hoofd. En Gomarus voegde zich. Hij was wel vurig maar niet compromisloos en onverzoenlijk.
Zijn tijd in Groningen werd deels opgeslokt door het vertaalwerk voor de Statenvertaling. Hij had als revisor een groot aandeel in het Oude Testament. Hij was een groot kenner van het Hebreeuws, het Aramees en het Syrisch en verdiepte zich in de joodse Talmoed.
De laatste studie over Gomarus is van een Zuid-Koreaan. Nederlands calvinisme is een succesvol exportproduct.
(2018)
Sebastiaan – *Narbonne – † rond 288, Rome
Draag bovenal het schild van het geloof waarmee u alle pijlen van hem die het kwaad zelf is kunt doven (Efeziërs 6: 16)
Details over het martelaarschap van Sebastiaan duiken pas voor het eerst op in een preek van kerkvader Ambrosius van Milaan. Dat is in de vierde eeuw. Sebastiaan wordt dan in Milaan vereerd als martelaar. Hij zou er zijn opgegroeid. Hij werd slachtoffer van keizer Diocletianus, een berucht christenvervolger in de derde eeuw. Sebastiaan was bevelhebber van de keizerlijke garde en christen in het geheim. Wel zou hij bij bezoeken aan de gevangenis menigeen tot geloof gebracht hebben. Zijn geloofsovertuiging kwam uit. Sebastiaan moest als straf schietschijf zijn voor boogschutters. Toen de weduwe Irene het met pijlen doorzeefde lijf wilde begraven bleek hij nog te leven. Ze verpleegde hem en hij knapte weer op. En zo werd op een dag de keizer in zijn paleis door een man aangesproken over zijn wreedheden jegens christenen. De verbouwereerde keizer herkende de dood gewaande Sebastiaan. Vervolgens liet hij hem alsnog neerknuppelen.
Hij is in de loop der eeuwen een belangrijke heilige geworden. Altaren voor hem deden wonderen. Hij gold als beschermheilige tegen de ‘pijlen’ van de pest. Veel kerken, steden en kinderen kregen zijn naam. Zijn bekendheid nam vooral na het jaar 1000 een hoge vlucht. Dat kwam omdat hij steeds meer werd afgebeeld met pijlen in zijn lijf, hoewel die scène dus niet zijn marteldood betrof. De christelijke iconografie kende niet veel heiligen met een bloot lijf, behalve de Gekruisigde zelf dan. En zo werd de man met alleen soldatenlaarzen aan een dankbaar object voor kunstschilders en beeldhouwers. Het wemelt in de kunstgeschiedenis van mooie Sebastiaans. Van Rubens en El Greco, Botticelli en Titiaan tot en met een homo-erotische film uit 1976. Ook menige filmmaker, roman- en toneelschrijver wist in de afgelopen eeuw wel raad met de lijdende held en het met pijlen doorboorde lichaam.
De kerkleiding in Rome had intussen al lang een meer kuise manier van afbeelden gepromoot. Want zo raak je uit de buurt van de Sebastiaan met een aanstekelijk en onverschrokken geloof. Maar spiritueel auteur Anselm Grün wil toch die pijlen en wonden in het verhaal handhaven. Mensen kunnen hun eigen verlangens of woede op ons projecteren. We kunnen met pijlen van kritiek en afwijzing te maken krijgen. Maar we kunnen meer incasseren dan we soms denken, als we in contact kunnen blijven met een bron van innerlijke onaantastbaarheid.
(2018)