Jezus bestond niet en Troje lag in Engeland

Met verbazing lees ik de argumenten waarmee de redactie van Trouw het opneemt voor collega Van der Kaaij die de historiciteit van Jezus ontkent. Het wetenschappelijke debat in de negentiende eeuw over die historiciteit zou onbeslist geëindigd zijn. En Van der Kaaij zou met zijn opstelling oude papieren hebben. Het stukje suggereert ook dat christelijk Nederland een beetje lui is geweest door de vraag naar de historische bewijzen nooit meer aan de orde te stellen.
De vraag naar de historiciteit van rabbi Jezus van Nazareth is allereerst een gewone  wetenschappelijke kwestie. En dan is de zaak heel helder. Er is een brede wetenschappelijke consensus over die historiciteit. We kunnen er net zo zeker over zijn als over de ligging van het Troje van Homeros aan de kust van het huidige Turkije. Er zullen altijd wel lieden zijn die het proberen met een ligging in Engeland. Zoals er ook Holocaustontkenners zijn. Maar wetenschappelijk is nu eenmaal de regel dat als er een bepaalde mate van plausibiliteit is bereikt, je dan mag spreken van zekere kennis. Precies daarom geldt ook omgekeerd dat de uitvinding van de boekdrukkunst door Laurens Janszoon Coster een fabeltje is. Zoiets geldt zelfs voor kennis op natuurwetenschappelijk terrein. De relatie tussen klimaatopwarming en CO2-uitstoot is onomstotelijk, ook al is er geen 100-procent een stemmigheid. Dwarse types zijn er altijd geweest en zullen er altijd blijven, maar je kunt ze niet altijd serieus nemen.
Ja, er is een klein landje waarvan een aantal ultra-vrijzinnige theologen honderd jaar geleden serieus meenden dat Jezus een mythologische constructie was van later datum.  Het strekt niet erg tot onze  eer dat zij de enigen zijn die Nederland vertegenwoordigen in het vuistdikke overzicht van Albert Schweitzer van het wetenschappelijke debat tot dan. De Radicale Hollanders werden aangestuurd door een rigide opvatting over historische bewijsvoering. Daar kon Jezus niet aan voldoen, waarom hij werd veroordeeld: product van mythische fantasie. Het zou niet best zijn voor ons strafrecht als daar dezelfde strenge regels van bewijsvoering werden gehanteerd. Teveel criminelen zouden vrijspraak krijgen wegens gebrek aan bewijs.
Die Radicalen waren wel symptomatisch. De protestantse theologiebeoefening in Nederland heeft ook daarna geen goede traditie opgebouwd op dit veld van wetenschappelijk onderzoek. De enige Nederlander die doorgedrongen was tot Amerikaanse Jesus-seminar waar een groot aantal geleerden de kwesties bediscussieerden, was onze cineast Paul Verhoeven. Zijn Jezusbiografie werd vervolgens door de theologen afgeserveerd, maar zonder dat zij met een alternatief kwamen. De volgende belangrijke wetenschappelijke stap werd gezet door alweer een buitenlander, de niet-meer- christelijke Iraniër Reza Aslan met zijn boek De Zeloot.
Ik zie collega Van der Kaaij als slachtoffer van die zwakte in de Nederlandse theologiebeoefening.  Maar ‘christelijk Nederland’ had en houdt ondertussen goede papieren om zich geen zorgen te maken over de historische plausibiliteit van het bestaan van rabbi Jezus.
En als gelovigen hebben we er nog een belangrijke reden voor. We leven in een wereld waarin Auschwitz geen mythe is en waarin de bewijzen voor de gruwelijkheden van IS nogal verpletterend zijn. In diezelfde wereld kreeg de mensheid ook figuren van vlees en bloed als Gandhi, Martin Luther King, Mandela. We hebben existentieel belang bij de historiciteit van oprechte menselijkheid, geweldloze inzet voor gerechtigheid, gelukte naastenliefde.  Dat die er is maakt de historiciteit van Jezus des te geloofwaardiger. We kunnen niet zonder.

(door dagblad Trouw niet geplaatste bijdrage, vrijdag 6 februari 2015)

Jezus kan niet niet gebeurd zijn

Naar aanleiding van bericht in Trouw, maandag 2 februari 2015

Collega ds van der Kaaij uit Nijkerk was een beetje dom. Hij heeft de kerk ooit boeken met mooie gebeden geschonken. Maar de historische Jezus laten vervluchtigen tot een literaire constructie van gedreven spirituelen is schadelijk voor zijn eigen integriteit als predikant, voor de beroepsgroep, voor de sfeer in zijn gemeente, voor de kerk en voor de spiritualiteit in het algemeen. Het is wetenschappelijke nonsens. Het zet de Nederlandse theologie voor schut. En het zadelt de kerk op met een nieuwe rel. Voor zijn doel is dat allemaal helemaal niet nodig. Hij wil een christendom waarin je niet per se moet geloven in de historiciteit van wonderen als lichamelijke opstanding, maagdelijke geboorte, fysieke wederkomst op wolken des hemels en het bestaan van een superastraal goddelijk wezen om voluit als christen te boek te mogen staan. Maar waarom zo’n paardenmiddel?

Honderd jaar geleden schreef Albert Schweitzer een dikke pil over een eeuw lang theologisch  onderzoek naar de historische Jezus. Er kwamen ook een paar Nederlanders aan bod, de ‘Radicale Hollanders’ heten zelfs een school. De enigen in het hele overzicht die de historiciteit van Jezus ontkenden. Een totaal geïsoleerd gezelschap. Het was namelijk nogal erg doorzichtig dat deze ontkenning weinig te maken had met diepgaand onderzoek van teksten en cultuur, maar vooral was ingegeven door een wetenschapstheoretische onmacht. Ze waren niet in staat om de aard van het historische kennen te formuleren. De hele operatie om Jezus te herleiden tot Egyptische mythen over stervende en herlevende goden is van nood een deugd maken die helemaal geen nood hoeft te zijn. Van de Kaaij trapt in dezelfde val, de val van het positivisme. Omdat we geen absoluut zekere bewijzen hebben van de historiciteit zal Jezus niet historisch zijn. De enige absolute zekerheid is die van de bekering van Paulus, en alleen op dat fundament wil hij zijn theorie opbouwen. Maar dat is nu precies wat het fundamentalisme ook doet dat Van der Kaaij kwijt wil. Vertrekken van absolute ontwijfelbare zekerheden, onzekerheidsmarges niet toelaten.

Historische theorievorming werkt anders. Ik heb mijn ene opa nooit gekend, maar met zijn grafsteen plus de verhalen ben ik niet alleen overtuigd geraakt van zijn bestaan maar heb ik ook een redelijk betrouwbaar beeld. Voor verkrijgen van historische zekerheid kan worden volstaan met het aanwijzen van allerlei ‘sporen’ die samen de historiciteit plausibel maken. Het feit dat het niet-bestaan niet goed te falsificeren valt, wil niet zeggen dat de historiciteit dan niet als zekere kennis kan worden aangenomen.

Van der Kaaij verkeert daarbij dan bovendien in gezelschap van bedenkelijk allooi. Iemand als de Italiaan Francesco Carotta die in 1999 schuivend met wat keizerlijke munten en teksten uit de keizerverering uit de eerste eeuw de evangeliën tot verpakte propaganda voor JC verklaart, Julius Caesar wel te verstaan. Ik verdenk de man aanhanger van Berlusconi te zijn. Zulke betogen worden nogal opzichtig aangestuurd wordt door de behoefte om een rekening te vereffenen met religie.

En Van der Kaaij is ook wel slachtoffer van de tragiek van de protestantse theologie in Nederland. Behalve dan bij die Radicale Hollanders heeft het historische onderzoek naar Jezus nooit veel voet aan de grond gekregen in de Nederlandse wetenschappelijke theologiebeoefening, waarschijnlijk door de sterke koppeling aan kerkelijke predikantenopleidingen en het calvinistische klimaat. We zijn in deze discipline gewoon niet goed getraind. De enige Nederlander die doordrong tot het Amerikaanse Jesus seminar was een outsider: onze filmmaker Paul Verhoeven. Zijn boek is tot nu toe in bijna tweehonderd jaar modern Jezus-onderzoek ook ongeveer de enige serieuze Jezus-biografie van Nederlandse hand. De academici waren er als de kippen bij om het af te kraken, maar het betere alternatief laat nog steeds op zich wachten. Dat betere, hoewel ook niet volmaakte, alternatief kwam opnieuw van buitenlandse hand, geschreven door de Iraniër Reza Aslan, De Zeloot.

En de dominee die het vak ‘uitleg van het Nieuwe Testament’ een beetje bijhoudt kan weten dat er opvattingen zijn over het auteurschap van Marcus, waardoor hij heel wat dichter bij het gebied blijft waarin het oudste evangelie zich afspeelt dan Alexandrië waar Van der Kaaij hem Egyptische mythen laat opsnuiven. En daardoor ook dichter bij zijn hoofdpersoon.

Maar behalve goede wetenschappelijke argumenten om de historische rabbi Jezus van Nazareth niet bij het grofvuil te zetten, is er ook een belangrijk spiritueel argument. Geloof heeft het nodig en wil het gewoon graag voor waar hebben dat radicale liefde, diepgaande vergeving en een verzetspraktijk van vergaande geweldloosheid, ooit ook echt vlees en bloed geworden zijn. Gelukkig levert de recente geschiedenis analogieën op die dat geloof nogal plausibel maken. Van figuren als Gandhi, Martin Luther King en Nelson Mandela is de historiciteit even onbetwistbaar is als die van de Holocaust.
Jezus kan gewoon niet niet gebeurd zijn.

George Whitefield, 16 dec 1714 Gloucester (GB) – 30 sept 1770, Newburyport (Noord-Amerika)

George WhitefieldIk zal nooit spreken over wat echt is alsof het maar verbeelding is. Ik wil geen prediker zijn met fluwelen mond.

Volgens een schatting heeft hij 18.000 preken gehouden. Deze grote opwekkingsprediker stond aan de wieg van het Methodisme en daarmee van het hele evangelicale christendom. In de VS wordt hij gezien als een van de eerste blanken die ook voor zwarte slaven preekte.
George Whtiefield werd precies driehonderd jaar geleden geboren. Zijn moeder was een weduwe en runde een herberg. Op jonge leeftijd ontwikkelde hij een passie voor acteren en theater. Hij studeerde in Gloucester en Oxford en bekostigde de studie met nederige klusjes voor de gesitueerde studenten. Samen met de broers John en Charles Wesley vormde hij de ‘Holy Club’. Net als zij onderging ook hij een bekeringservaring, lente 1735. Zijn eerste grote opwekkingsbijeenkomst vond plaats in de buurt van Bristol met als publiek vooral mijnwerkers die niet bepaald een christelijke levensstijl hadden. Velen huilden na het horen van zijn preek en kwamen tot bekering.
Omdat de Britse kerken de deuren vaak sloten voor hem en de gebroeders Wesley vonden hun samenkomsten dan in de open lucht plaats. Met zijn enorme stem wist hij gevoel op te wekken bij grote menigtes. Dat hij scheel keek nam men voor lief. Soms ging de prediking van Whitefield gepaard met heftige taferelen bij zijn toehoorders. Zelf hechtte hij niet al teveel waarde aan dergelijke ‘twijfelachtige aanwijzingen’.
In 1738 bezocht hij de Verenigde Staten. Whitefield was samen met onder andere Jonathan Edwards een van de krachtigste stimulators van de First Great Awakening van 1740. Hij maakte ongekend lange tochten door de staten en preekte vaak dagelijks en groeide zo uit tot een echte celebrity. Tachtig procent van de Amerikanen moet hem hebben horen preken. Deze opwekking wordt wel gezien als een wegbereider van de Amerikaanse democratie: formele status en hoge opleiding werden minder belangrijk, persoonlijke ervaring raakte meer in tel. Benjamin Franklin, later een van de grondleggers van de VS, was trouwens een van Whitefields bewonderaars en vrienden, ook al had hij andere opvattingen.
Whitefield stichtte ook een kindertehuis in Georgia. Daar gold in die tijd een omstreden verbod op slavernij. Whitefield verdedigde de slavernij om economische reden, maar bepleitte wel een menswaardige behandeling en de bevordering van de geestelijke ontwikkeling van de slaven. Een blinde vlek? Hij zaaide wel het zaad van de gelijkheidsgedachte en zijn overlijden werd ook in zwart Amerika betreurd.
Hij had toen de oceaan dertien keer overgestoken. Er waren soms wel spanningen tussen de leiders van de beweging geweest geweest. Whitefield dacht calvinistischer over de leer van goddelijke uitverkiezing dan John Wesley. Een blijvende breuk werd het niet. Pas na hun dood vormden de methodisten een eigen kerkgenootschap.
Een biograaf noemt zijn werkzame leven één lange 31 jaar durende preek. Zoiets was nog niet eerder vertoond.

Nicolaas van Cusa, Kues (a.s. Moezel) 1401 – 11 augustus 1464 Todi (It.)

Nicholas_of_CusaGod,geeft Gij u te kennen, dan zal het zwaard ophouden, evenals de kwaadaardigheid van de haat en alle slechte dingen

Hij werd geboren als zoon van een wijnhandelaar Cryfftz (Kreeft). Was 6 december de doopdag van deze Nicolaas? Een geldschieter laat hem studeren, om te beginnen in Deventer op een school van de Moderne Devoten, vervolgens in Heidelberg en Padua. Hij wordt een van de belangrijkste geleerden van zijn tijd. Hij verzamelt en onderzoekt belangrijke oude handschriften. Op tal van terreinen komt hij met vernieuwende opvattingen. Over de rechten van het concilie, over de macht van overheden en het belang van instemming van onderdanen, over het heelal en de oneindigheid van God. Als eerste beschrijft hij geslepen lenzen die bijziendheid corrigeren. Als kerkpoliticus met grote diplomatieke kwaliteiten schopt hij het tot kardinaal.
In 1453 wordt Constantinopel (Istanbul) veroverd door de Turken. Een belangrijk thema voor Nicolaas was het bewerken van eenheid. Hij had zich ingezet voor verzoening tussen de Byzantijnen en de Kerk van Rome, om samen sterk te staan tegen de oprukkende Turken. Tevergeefs. Er gaat een schok door Europa over de wreedheden en de barbaarse verwoesting van cultuurgoederen. Het christendom staat op het spel. De paus roept op tot een nieuwe kruistocht om het tij te keren. Maar Nicolaas wil niet meedoen aan het prediken van geweld. En van bekeringsmissies verwacht hij ook niet veel. Zijn antwoord is het schrijven van het boek Over godsdienstvrede. De rechterhand van de paus bepleit nu eenheid met de islam! Het boek opent met het visioen van een hemelse hoorzitting ter voorbereiding op een godsdienstconferentie in het aardse Jeruzalem. Door dialoog kunnen de verschillen die verdeeldheid zaaien in de wereld uit de weg worden geruimd. Nicolaas verdedigt de stelling dat christenen en moslims samen dezelfde God vereren, ook al doen ze dat in verschillende godsdiensten. Belangrijke geschilpunten berusten eigenlijk op misverstanden. Ze zouden het met elkaar eens kunnen worden. Wat christenen geloven over Gods drie-eenheid kan verzoend worden met wat moslims geloven over de eenheid van God. En Jezus is niet in fysieke zin Gods Zoon, maar dit zoonschap is een ‘intellectueel’ begrip.
Als filosoof muntte hij het begrip ‘samenkomen van tegengestelden’: coincidentia oppositorum. Het lijkt wel zijn levensdevies. Hij was een belangrijk deelnemer aan het concilie van Konstanz waar de interne strijd van de westerse christenheid bedwongen moest worden. Zo zou ook het gigantische conflict tussen christendom en islam beter met beraad dan met wapens beslecht moeten kunnen worden. Een belangrijke stap is dan het kennis nemen van de ander. Hij verzorgde dus ook de uitgave van een vertaling van de Koran in het Latijn en een gids over die Koran.
Misschien is samenspreking gericht op dieper begrip van elkaar ook een goed recept voor zwartepietenconflicten en andere twisten anno 2014?

Maria van Nazareth. Eerste eeuw van de jaartelling. Palestina.

MEDION DIGITAL CAMERA‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is’ (Joh. 2: 5)

Maria is voor mij geen vierde persoon van de Triniteit. Mariaverering heeft de historische Maria nogal eens vermengd met antieke godinnen. Met goede bedoelingen natuurlijk. Heidendom kerstenen was nuttig werk en met een vrouwelijke Medeverlosseres onderging het mannelijke beeld van God de Vader en zijn verhoogde Zoon, tevens Heer, een verzachting en kreeg ook het moeder- en zustergevoel een voetstuk. Maar ik ga niet tot haar bidden. Mijn Roomse buurjongetje van vroeger kon een lang gebed tot Maria uit zijn hoofd opzeggen, mijn korte protestantse tafelgebedje stak er armzalig bij af. Mijn maximum blijft een plek op de Getuigenkalender. Wel een ereplaats. Ze is tenslotte een mens van vlees en bloed die voorbeeldig voordeed wat liefde voor haar Zoon betekent.
Helaas weten we niet veel over haar. Historisch gezien lopen feit en legende ook in het Nieuwe Testament door elkaar. Matteüs en Lucas hebben voor hun beroemde kerstverhalen veel ontleend aan verhalen uit het Oude Testament en de keizerpropaganda van hun eigen tijd. En de Lofzang van Maria – die wel erg lijkt op die van Hanna –  was volgens sommige handschriften door Lucas bedoeld als een lofzang van Elisabeth.
Maar feit blijft dat ze de moeder van Jezus was. Woonachtig in het onbelangrijke Nazareth in een tijd van Romeinse bezetting. De kost werd moeizaam verdiend met timmeren. En ze is hem gevolgd. Ze moet getuige zijn geweest van zijn optreden, zijn genezingen, zijn boodschap. En zijn kruisiging. Stabat mater dolorosa. Er stond een treurende moeder. Een andere zoon werd leider van de gemeenschap die in de geest van Jezus doorging: Jacobus met eelt op zijn knieën van het bidden. Ze was er kennelijk bij. De eerste kerkmoeder.
Ze zou tenslotte in Efeze ten hemel gevaren zijn. Maar dan zitten we weer in de legende, Efeze was de grootste stad na Rome en een plaats waar een belangrijke godin beconcurreerd moest worden.
Godsdienstpsychologen zeggen wel dat vaders vooral een stempel zetten op gedrag en overtuiging van de kinderen, maar moeders op hun beleving. Maria, gezegend ben je om de vrucht van je schoot en van je hart. Toch een Mariagebedje.

Afbeelding: een oud Mariabeeld uit Kroatië

 

Abba Antonius, 251 Heracleopolis Magna – 356 de Colzimberg (Eg.)

Antonius abt verklZorg dat je je tong en je buik de baas wordt

‘De verzoekingen van de Heilige Antonius’ vormen tot op heden een verleidelijk thema voor kunstschilders. Het bekendst zijn de kleurrijke panelen van het Isenheimer Altar in Colmar (Elzas). Antonius wordt er door draken omgeven.
De vader van alle monniken was bij leven al beroemd. Athanasius, bisschop van Alexandrië, droeg verder aan zijn roem bij met de uitvoerige biografie die hij al in 360 schreef en die een grote verspreiding kreeg. Antonius werd geboren in de Nijldelta in een bemiddeld gezin van koptische christenen. Na het overlijden van zijn ouders werd hij getroffen door de woorden uit het Evangelie over het verkopen van alle bezittingen om Christus te kunnen volgen. Dat deed hij dus. Hij deelde de opbrengst uit onder de armen. Alleen voor zijn zus hield hij iets achter. Voortaan wilde hij leven zonder bezorgdheid over morgen. Rond zijn twintigste werd hij zo een asceet. Dat bleef hij 85 jaar. Aanvankelijk had hij zijn kluis nog in de buurt van de dorpen, onder meer op een begraafplaats. Later trok hij zich heel diep in de bergachtige woestijn terug. Dat was nieuw. Het sobere leven met zijn eigen akkertje in de buurt van een bron, van wat de natuur opleverde en wat bezoekers meebrachten, heeft hem geen kwaad gedaan. Hij werd waarschijnlijk 105 jaar oud!
Athanasius kon heel wat verhalen optekenen. Herhaaldelijk klinkt daaruit het geschreeuw van demonen op. Een keer klettert er een zilveren schaal voor Antonius’ voeten die de duivel moet laten vallen. Het is bij tijden een heel gevecht tegen de verzoeking van een leven met een vrouw, met lekker eten, mooie kleren, status en roem. Antonius maakt dus van een strenge beheersing van impulsen en begeertes zijn levenswerk. Zijn voornaamste middelen zijn het gebed en het zingen van psalmen.
Hij krijgt veel bezoek en ook veel navolgers voor wie hij een gids wordt. Het aantal kluizenaars en pilaarzitters in Egypte en Palestina van de vierde tot de zesde eeuw moet in de tienduizend lopen. De Egyptische monniken hebben door hun nauwe verbondenheid met hun regio van herkomst er in belangrijke mate aan bijgedragen dat het christendom zo diep wortel schoot in Egypte dat het de komst van de islam wist te overleven, tot op de huidige dag.
Op den duur zou het samenleven in kloosters met leefregels de voornaamste vorm van het christelijke monnikendom worden. Maar het voorbeeld van het solistische kluizenaarsbestaan vindt tot op de dag van vandaag navolging. Tussen de zwervers met alle spullen in een boodschappentas kan maar zo een heilige zitten die de verzoeking van vertrouwen op materiële zekerheden heeft leren weerstaan!
‘Sint Antonius’ valt op 17 januari en is vanouds omgeven met volkswijsheden over het weer.

Thomas Merton, 31 januari 1915, Prades (Fr.) – 10 december 1968, Bangkok

De theologie van de liefde moet proberen realistisch om te gaan met kwaad en onrecht in de wereld en er niet alleen maar compromissen mee sluiten.

‘Op de laatste dag van januari 1915, onder het teken van de Waterman, in het jaar van de grote oorlog en diep in de schaduw van enige Franse bergen aan de Spaanse grens, kwam ik ter wereld. Vrij van nature, naar het beeld van God, was ik toch de gevangene van mijn eigen heftigheid en mijn eigen zelfzucht, naar het beeld van de wereld waarin ik geboren ben’.
Zo begint de autobiografie Louteringsberg uit 1946-1947. Thomas Merton verbleef toen al in een Amerikaans klooster. Hij had wilde jaren achter zich, door het vroeg overlijden van zijn ouders, verschillende verhuizingen, affaires met meisjes, drank. Was het door de ongestructureerde vrijheid van zijn jeugd dat de zoektocht naar echte vrijheid zo’n belangrijk thema in zijn leven werd? Die zoekt en vindt hij in een religieus leven. Hij stort zich erin, treedt in bij de trappisten van het klooster Gethsemani (VS) en krijgt zelfs toestemming om in grote afzondering te wonen. ‘Er is een grotere troost in het wezen van stilte dan in het antwoord op een vraag’. Hij wordt door studie én praktijk een groot kenner van spiritueel leven volgens de christelijke traditie.
Bijzonder is dat ‘father Louis’ tegelijk zo diep verbonden was met de moderne wereld. ‘Niemand is een eiland’. Hij las de ‘nihilist’ Nietzsche en auteurs als Sartre en Albert Camus, hield van jazz, fotografeerde. Zijn gevoel van roeping bracht hem in de voorhoede van de vernieuwing van het kloosterleven en van de kerk, rond het Tweede Vaticaans Concilie. Ook mengde hij zich als vredesactivist in discussies over de Koude Oorlog, de Vietnam-oorlog en mensenrechten.
Zijn heftige natuur bleef hem begeleiden. Ook in de verliefdheid die hem kort voor zijn dood overviel. Met moeite verbrak hij op bevel van zijn abt de relatie.
Merton zocht steeds ook inspiratie in andere tradities, zoals de islamitische mystiek van de soefi’s. Hij ging in gesprek met kenners van zen, met hindoes en boeddhistische geestelijken. Hij had al een ontmoeting met de Dalai Lama toen dat voor westerlingen nog heel ongebruikelijk was. Kort erna werd Merton dood gevonden in zijn hotelkamer, geëlektrocuteerd door een defecte ventilator.
Door zijn toegankelijke schrijfstijl werd hij een van de belangrijkste christelijke auteurs van de afgelopen eeuw over spiritualiteit. Maar zijn naam wordt ook nog steeds verbonden met het opkomen voor vrede en mensenrechten en tegen bijvoorbeeld het vele seksuele misbruik binnen het Amerikaanse leger.

Thomas Merton Wat liefde allemaal doet.

Etty Hillesum, 15 januari 1914 Middelburg – 30 nov 1943 Auschwitz

EttyHillesum2Dit is het enige wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aan komt: een stukje van jou in onszelf, God

Haar ouders woonden in Deventer vanaf 1933 in de Geert Grootestraat. Treffend! Groote is de geestelijke vader van de Moderne Devotie, de spirituele vernieuwingsbeweging van de veertiende en vijftiende eeuw met Deventer als moederstad. En Etty Hillesum wordt nu bewonderd en herkend om háár ‘moderne devotie’ , haar authentieke spiritualiteit. Op allerlei plekken is er dit jaar, honderd jaar na haar geboorte, over haar geschreven. Geheel buiten traditionele religie om vond deze bijzondere jonge vrouw iets dat zij onomwonden als ‘God’ aanspreekt, midden in de barbarij van de Nazi’s. Zij kwam om het leven in Auschwitz, met de andere gezinsleden, waaronder broer Mischa, een enorm pianotalent. Ze was ‘vrijwillig’ naar Westerbork gegaan, dat wil zeggen zonder verzet te plegen. Ze zag het niet als haar missie om haar leven te redden, ze was het als haar missie gaan zien om ‘God’ te redden. En dat betekende voor haar trouw blijven aan een innerlijke oproep om een getuigenis te zijn, waar dan ook.
Niemand minder dan de onlangs gepensioneerde aartsbisschop van de Anglicaanse Kerk, Rowan Williams, heeft haar herhaaldelijk opgevoerd in lezingen en boeken. Voor Williams is echte religie iets anders dan ‘spiritualiteit’ als een soort modeaccessoire voor mensen met teveel drukte in hun hoofd. Om dit te illustreren grijpt hij niet terug naar een van de vele heiligen uit zijn eigen kerkboeken, maar naar deze Hollandse jodin.
Ze was nauwelijks religieus opgevoed. De oude synagoge in Deventer die nu aan haar nagedachtenis is gewijd en waar in haar jeugd joods godsdienstonderwijs werd gegeven, heeft ze niet bezocht. En christen is ze al evenmin geworden in de gebruikelijke zin van het woord. Alles is ongewoon bij haar. De verhouding tot moeder is ongewoon ingewikkeld. Ze is ongewoon intelligent. Maakt in haar vriendschappen met oudere mannen ongebruikelijke keuzes. En uniek is de weg waarlangs ze op het punt komt dat ze aan dagelijks gesprekken met God begint. Haar vrijzinnige vriend Julius Spier, een handlezer, is een belangrijke inspirator. Door hem vooral wordt ze ‘het meisje dat niet knielen kon en het toch leerde op de ruwe cocosmat in een slordige badkamer’. Ze gaat haar eigen geestelijke weg. Ze leest allerlei teksten uit de Bijbel, gedichten, denkers, christelijke en niet-christelijke, mediteert, bidt en schrijft.
Haar dagboeken en brieven vinden sinds hun herontdekking in 1981 hun weg over de gehele wereld. We kunnen haar gedachten lezen en haar zoektocht volgen om haar leven een ‘plaats van God’ te laten zijn. En dan blijkt dat ze niet bezig is met wat technieken om zichzelf te kalmeren. Onrust en bewustheid van het kwaad om haar heen verhevigen zich eerder. Ze is met ‘interieurverzorging’ bezig om die passende woonplaats voor God te zijn. In kamp Westerbork verbaast ze zich over alle drukte om haar heen over lepeltjes, borden en andere bezittingen. Is Westerbork zelf met de treinen richting het oosten die leeg terugkeren niet het bewijs dat er in deze wereld iets veel belangrijkers veilig gesteld moet worden? De vraag blijft onverminderd van belang.

Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum, 1941-1943, Haarlem z.j.
Het denkende hart van de barak. De brieven van Etty Hillesum, 1994, uitg. Balans
Rowan Williams, Geloof in de publieke ruimte, uitg Skandalon 2013, p. 384-398

 

Isaac Watts, 17 juli 1674 Southampton- 25 november 1748 Stoke Newington

Isaac_WattsZorgvuldige taal is nodig om de verwoeste en gedegenereerde wereld te redden

In het nieuwe Liedboek is het aandeel liederen van overzeese oorsprong aanmerkelijk toegenomen ten opzichte van het oude. In 1973 domineerden nog de gezangen van Duitse dichters en componisten. Maar de Engelse liederen staan muzikaal gezien vaak dichter bij ons. In Engeland kwam het dichten van kerkliederen voor samenzang namelijk later op gang dan bij de protestanten op het vasteland.
Isaac Watts geldt als ‘Vader van de Engelse hymnen’. Het was in de tijd dat onze stadhouder Willem III met zijn vrouw Mary op de Engelse troon kwam bij de Glorious Revolution van 1688 die een einde maakte aan een lange periode van gewelddadige conflicten in het land. De grootvader van Watts was ooit gesneuveld in een oorlog met de Hollanders, kleine Isaac lag nog aan de moederborst toen zij met de baby haar man bezocht die in de gevangenis zat omdat hij van een verkeerde overtuiging was. Moeder stamde af van Hugenoten. Isaac dronk het ware geloof en het verlangen naar vrijheid met de moedermelk in. Maar hij zei thuis wel eens wat van het lage peil van de gemeentezang. Het gezin hoorde bij een van de vrije kerken, los van de staatskerk, waar het er vaak niet beter mee gesteld was overigens. Er waren nauwelijks gezangenbundels, veel mensen waren ongeletterd. Het zingen bestond vaak uit regel voor regel voorlezen en dan zingen. Watts’ vader stelde voor dat hij dan zelf eens wat probeerde. Het liederen schrijven ging Isaac aanmerkelijk goed af. Er kwam een stroom gezangen met krachtige teksten uit zijn pen. Sommige daarvan zijn vrije bewerkingen van psalmteksten. ‘O God die droeg ons voorgeslacht’ staat nu dan ook achter psalm 90 in het Liedboek. En ‘Jezus zal heersen waar de zon gaat om de grote aarde om’ is een lied bij psalm 72, want Watts vond niet dat je onder stoelen of banken hoefde te steken dat je als christen bij de koning van de vrede uit deze psalm aan Jezus denkt. Zijn meest bekende lied is waarschijnlijk ‘Er is een land van louter licht’, over de zo herkenbare twijfels op de oever van de doodsrivier. Watts was overigens bij deze liederen terughoudend in het streven naar mooischrijverij. Te mooie poëzie zou eenvoudige gelovigen kunnen verwarren of afleiden..
Watts schreef niet alleen zo’n 750 liederen. Hij werd predikant in Londen, maar vanaf 1712 leefde hij grotendeels buiten de stad bij vrienden, boeken schrijvend over een hele reeks onderwerpen. Ondertussen begon het culturele klimaat te veranderen. Verlichting, rationalisme en een meer sentimentele vroomheid gingen hun beslag leggen op de geesten. Ook Watts schreef over logisch argumenteren en redeneren. Maar zijn liederen gingen langer mee: geestelijke munitie tegen de barbarij in de wereld, met een kenmerkende en krachtige verbinding tussen een klassieke geloofsopvatting en een persoonlijke betrokkenheid.

Bron o.a.: lemma Isaac Watts , door J. W. Schulte Nordholt, in het Compendium bij het Liedboek voor de Kerken 1973

Bastiaan Jan Ader, 30 december 1909, ’s Gravenzande – 20 november 1944,Veenendaal

ader2God heeft me langs deze wegen geleid en ik voel me nu ereburger

Zeventig jaar geleden werd ds. B. J. Ader samen met vijf anderen uit gevangenissen in Utrecht en Amsterdam gehaald en bij Veenendaal gefusilleerd als represaille voor een verzetsdaad. Pauline Broekema heeft dit onlangs gereconstrueerd in haar boek Het Boschhuis, haar oom Piet was een van de anderen. Ds. Ader is ‘Domie’ uit het veelgelezen boek Een Groninger pastorie in de storm. Indrukwekkend beschreef zijn weduwe J.A. Ader-Apels het pastorieleven in de jaren van bezetting, onderduik en activiteiten in het verzet. In 1938 waren ze vanuit Amsterdam helemaal naar het politiek vuurrode puntje van Oost-Groningen getrokken omdat hij predikant werd in Nieuw-Beerta en Drieborg met bijbehorende polders. Veel mensen waren er van de kerk vervreemd door de grote tegenstelling tussen de herenboeren en de arbeiders. Vol enthousiasme stortte hij zich op zijn werk met veel aandacht voor de jongeren, veelzijdig begaafd als hij was.
Vanuit de pastorie waren soms in de verte de treinen te horen die Joden uit Westerbork oostwaarts reden. Ondertussen werd de pastorie een centrum van verzet en van hulp bij het onderduiken van neergeschoten piloten en Joden. ‘Domie’ was soms hele tijden van huis als ‘Mr. van Zaanen’ voor het regelen van onderduik in heel Nederland van Joden uit de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Hij voelde zich net zo goed pastor van zijn ‘duikgemeente’ als van de Groninger kerkgemeenschap. Reizen zat hem in het bloed. In zijn Amsterdamse tijd ging hij een tijdlang zondagsmorgen heen en weer helemaal naar Lochem om daar de kerkdienst op het orgel te begeleiden. En kort na zijn trouwen was hij vanuit een innerlijke drang een half jaar alleen dwars door het politiek al zo onrustige Europa, Turkije en Syrië naar Palestina gefietst, in 1936!
Op 20 juli 1944 werd hij gearresteerd, verraden door een politieman. Door deze arrestatie viel ook het plan in duigen om kamp Westerbork binnen te vallen. Er waren al 200 man ter beschikking. Hij had een belangrijke rol gespeeld in de voorbereiding. Onwillekeurig zie ik een parallel met de lotgevallen van Dietrich Bonhoeffer in Duitsland. Ook een predikant die diep in het verzet zat, 20 juli 1944 is ook de dag van de mislukte aanslag op Hitler van zijn verzetsgroep. En ook ds. Ader was op zijn mogelijke dood voorbereid. Hij had geschreven: ‘Gij zult mij niet verlaten in mijn dood, maar mij – als nat de nevels zijn en koud het vale morgenrood – in eindeloos erbarmen, voor eeuwig bergen in uw schoot’.
Het aantal Joden dat mede dankzij hem en zijn vrouw werd gered loopt in de honderden. In 1967 werd aan het echtpaar Ader postuum door het Israëlische herdenkingscentrum Jad Wasjem de onderscheiding toegekend van ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’.

Zie ook website monument Veenendaal

een foto van het voormalige Van Leeuwen-orgel in de Grote kerk van Lochem, waarop ds Ader een tijdlang organist was:http://reliwiki.nl/images/5/55/Lochem_Grote_Kerk_orgel.jpg

Elizabeth van Hessen-Darmstadt, 1 november 1864, Darmstadt – 18 jul 1918, Alapajevsk (Rusland)

Statue of Elizabeth of Russia, one of the 20th century martyrs aIk laat een schitterende wereld achter mij waar ik een schitterende positie had, maar met jullie samen daal ik af naar een grotere wereld – de wereld van de armen en wie leed te dragen hebben

Op de bijzondere westgevel van de Westminster Abbey in Londen staan boven de ingang twintigste eeuwse martelaren voor het geloof in steen vereeuwigd. De verschillende continenten zijn vertegenwoordigd. Voor Europa staan er Maximilian Kolbe en Dietrich Bonhoeffer maar ook gravin Elisabeth. Zij is een heilige van de Russisch-orthodoxe kerk, 150 jaar geleden geboren als gravin van Hessen-Darmstadt.  Ze was vernoemd naar een middeleeuwse Hongaarse heilige uit haar voorgeslacht. Ze kreeg van haar moeder een Lutherse opvoeding. En Alice nam de kinderen vaak mee naar wees- en ziekenhuizen en huizenvoor invaliden. Elisabeth moest ondanks haar hoge adel ook gewoon huishoudelijk werk doen. Al jong werd ze wees. De jeugdjaren werden vervolgd in Engeland onder bescherming van haar Anglicaanse grootmoeder koningin Victoria. Ze trouwde in 1884 met de vijfde zoon van Tsaar Alexander II van Rusland en ging in 1891 over tot de Russisch-orthodoxe kerk, een zus werd echtgenote van de latere tsaar Nicolaas II. Elisabeth waarschuwde haar zus tevergeefs voor de intrigant Raspoetin. De ondertussen hoog oplopende maatschappelijke spanningen resulteerden in aanslagen. Door een ervan werd ze in 1905 weduwe. Ze raapte zelf de stoffelijke resten van haar man van de straat. Dit werd een keerpunt. Ze koos voor de armen. Ze gaf haar juwelen weg, verkocht veel van haar luxe spullen en stichtte in Moskou het klooster van Martha en Maria voor vrouwen die een leven van gebed en liefdadigheid wilden leiden. Ze had een visioen over diaconaat van vrouwen in het hart van een verwarde wereld. Samen met  zeventien andere vrouwen liet ze zich wijden tot Zusters van Liefde en Genade.  Er kwam een ziekenhuis en een staalkaart van andere filantropische activiteiten.  Er werkten tientallen zusters uit alle lagen van de samenleving. Weesmeisjes uit de sloppenwijken kregen er onderwijs. Voor de Russisch-orthodoxe kerk een uniek klooster.
Maar de Bolsjewieken die na de Russische Revolutie van 1917 de macht grepen, kenden geen liefde en genade. De orthodoxe kerk werd gezien als steunpilaar van het oude regime. Honderden priesters en nonnen werden gevangen, in werkkampen opgesloten of vermoord, veel kerken gesloten en vernield. Bovendien was Elizabeth verzwagerd met de Romanovs. In de nacht na 17 juli 1918 werd ze samen met enkele andere zusters en leden van de tsarenfamilie in een mijnschacht vermoord. Haar heiligverklaring door het Patriarchaat van Moskou vond plaats in 1992.

Martinus van Tours, rond 316 Savaria (Hong) – 8 november 397 Candes (Fr)

Martinus‘Martinus heeft nog maar pas van mij gehoord. Maar toen ik naakt was, heeft hij Mij meteen gekleed’

In de week van Sint Maarten moet het hier natuurlijk over Martinus van Tours gaan. Maarten is nog beter dan sinterklaas geschikt om duidelijk te maken dat heiligenverering zoiets is als mensen in ere houden om hun voorbeeldfunctie. Bovendien heb je bij hem geen last van Pieten met een foute kleur. Zelf ben ik opgegroeid in een omgeving waarin er niet met lampionnen en liedjes gebedeld werd om snoep, helaas. Dat was meer iets van de kustprovincies.
Martinus van Tours werd geboren als zoon van Romeinse ouders. Zijn naam herinnert aan de oorlogsgod Mars. Hij moest militair worden, net als vader. Na zijn opleiding in Padua trok hij naar Gallië. Beroemd is het verhaal dat hij bij een stadspoort van Amiens een bedelaar trof aan wie hij zijn kleren en ook de helft van zijn soldatenmantel gaf. Omdat de helft van de mantel eigendom was van de keizer kon hij slechts zijn eigen helft weggeven. Christus zelf zou hem daarna in een droom verschenen zijn met die halve mantel. Martinus werd in elk geval christen en een jaar na zijn doop verruilde hij zijn dienst als officier in het Romeinse rijk voor de dienst in het rijk van Christus. Het is dan 341. Waarschijnlijk ging hij daarna met de bisschop van Trier op pad en heeft hij kennis gemaakt met het kluizenaarsleven. Met hem komt hij ook in Poitiers bij de bisschop-theoloog Hilarius. Die benoemt de bescheiden man tot duiveluitdrijver, een hogere functie zou Martinus mogelijk geweigerd hebben. In veel verhalen heeft hij de gave van genezing, ook van ‘bezetenen’. Rond 360 is Martinus betrokken bij de stichting van het eerste klooster op Franse bodem. En in 371 wordt hij door de bevolking van Tours gekozen tot bisschop. Volgens een overlevering vond hij zich niet waardig genoeg voor dat ambt en verstopte hij zich, net als de bijbelse koning Saul, maar dan in een ganzenhok. De ganzen verraden hem natuurlijk. Als bisschop zet hij zich in voor de verdere verspreiding van het christendom op het platteland. Hij sticht kerken en een abdij. In een heftig conflict over ketters reist hij naar keizer Maximus in Trier, om te pleiten voor een man die terecht gesteld dreigt te worden. Helaas zonder succes. In de verhalen komt hij naar voren als iemand met een ascetische levensstijl, groot moreel gezag, onverschrokken optreden tegenover de keizer, wars van kerkpolitiek gekonkel in de buurt van de macht.
In 397 stierf Maarten tijdens een visitatiereis aan koorts, ongeveer tachtig jaar oud. Hij werd op 11 november begraven in de basiliek van Tours. Er ligt nog een stuk schedeldak en een armbot. Al gauw na zijn dood kwam de verering op gang. Die verspreidde zich ver over Europa. Er zijn diverse Martini-steden waar de oude hoofdkerk zijn naam draagt. En heel wat dopelingen kregen zijn naam. In het geval van Luther en Martin Luther King erfden ze daarmee kennelijk ook iets van zijn geest.

Afbeelding: St Maarten in de Martinikerk in Groningen

William Temple (15 oktober 1881 Exeter, Devon – 26 oktober 1944 Westgate-on-Sea, Kent)

Nederigheid betekent niet jezelf minder vinden dan andere mensen of een lage dunk hebben van je eigen gaven. Het betekent dat je bevrijd bent van het zus of zo over jezelf denken.

William Temple was een groot kerkleider uit de afgelopen eeuw. In 1942 werd hij net als eerder zijn vader aartsbisschop van Canterbury, na een loopbaan in het onderwijs en de leiding van de bisdommen van Manchester en York. Hij schreef verschillende filosofische boeken. Vanaf de jaren ’20 was hij een spilfiguur in de oecumenische beweging. Met grote internationale conferenties begon de samenwerking tussen kerken van allerlei snit in Europa en ver daarbuiten structuur te krijgen. Het zou leiden tot oprichting van de Wereldraad van Kerken in 1948 in Amsterdam.
Temple leverde ook een belangrijke bijdrage aan toenadering tot het Jodendom. Hij richtte in 1942 samen met opperrabbijn Joseph Hertz de Britse Raad voor Christenen en Joden op ter bestrijding van het antisemitisme in Engeland. In hetzelfde jaar publiceerde hij een spraakmakend boek met een visioen voor een rechtvaardige samenleving na de oorlog. Thema’s als de ontwikkeling van de werkende klasse en de noodzaak van maatschappelijke hervormingen of de verbinding tussen geloof en socialisme hadden hem al zijn hele loopbaan bezig gehouden. Zijn inzet in tijden van grote sociale onrust om strijdende partijen tot constructieve oplossingen te bewegen had groot respect afgedwongen. Maar hij was ook de bisschop die een keer midden onder het gezang de tweeduizend kerkgangers onderbrak, om te vragen om een welgemeend zingen: ‘uw liefde is een groot geheim/ zij vraagt geheel mijn hart en ziel’ of anders liever stil houden.
Midden in de oorlog, maart 1943, drong hij in het Britse Hogerhuis aan op meer actie tegen het Nazi-regime. Hij sprak over de dagelijkse slachting van duizenden Joden. Wie van zulk onrecht weet en niet in actie komt is even schuldig als de passerende priester en Leviet aan de wonden van de in elkaar geslagen man in de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. ‘We staan voor het forum van de geschiedenis, van de mensheid en van God’.
Dat Temple geen protest aantekende tegen het leggen van bomtapijten op tientallen Duitse binnensteden door de geallieerde luchtmacht, leverde hem kritiek op van Quaker-vrienden en van medebisschoppen. Hij was geen pacifist. Maar hij pleitte ook voor onderhandelingen over vrede in plaats van een onvoorwaardelijke overgave.
Het einde van de oorlog maakte hij niet meer mee, gesloopt door jicht die hem levenslang plaagde. Hij was de eerste Anglicaanse bisschop van wie het lichaam op zijn wens gecremeerd werd.

Salome Sticken (rond 1369, Groenlo – 17 oktober 1449, Diepenveen)

Diepenveen beeld Bemoediging (zw-w)Handenarbeid is de pleister op de wonden van de zonden

De Moderne Devotie van de veertiende en vijftiende eeuw is een van de belangrijkste Nederlandse bijdragen aan het christendom in Europa. Mater Salome Sticken is een belangrijk figuur uit de begintijd.
Ze ontving tijdens haar leven al veel respect. Als jonge vrouw was ze op meerdere momenten weggedoken voor de plannen van anderen met haar talenten. Ze gaf zich niet zonder slag of stoot gewonnen aan de gedachte dat Gods roeping soms meer samenvalt met het roepen van mensen dan met het gevoel van je eigen hart. Ze heeft nee durven zeggen en kreeg de ruimte daarvoor.
De beweging van ‘vernieuwde innigheid’ van Geert Grote, Floris Radewijns, Thomas à Kempis kreeg in korte tijd een grote aantrekkingskracht. De beweging voorzag bij veel mannen en vrouwen in een behoefte aan een dieper geestelijk leven, aan hulp bij de bewustwording van innerlijke motivaties en emoties die het gevoel van vrede in de weg staan. Het was van oorsprong juist geen kloosterbeweging. Maar uit de leefgemeenschappen die er her en der in steden ontstonden, allereerst langs de IJssel, groeide toch snel een nieuwe kloosternetwerk, de congregatie van Windesheim.
Vader Sticken, notabele in Groenlo, voedde zijn gezin al op in de geest van de boodschap van Geert Grote. Dochter Salome leefde een poosje ‘werelds’ voor ze in het Deventer zusterhuis intrad. Ze kreeg er al snel de functie van rectrix. Maar al in 1407 verliet ze dit huis en deze functie. Ze had ook geweigerd mee te doen aan een nieuw klooster in Renkum, maar liet zich vervolgens wel strikken voor intrede in het nieuw te stichten vrouwenklooster van Diepenveen. Bij de officiële institutie in 1412 werd zij tot priorin verkozen. Ze bleef het tot haar ontheffing op eigen verzoek in 1447.
Ze werd geprezen als ‘vuerich inder vermaning ende seer stichtich inder wanderinge’, vurig én vroom dus. Van haar hand bleef een Wijze van leven bewaard, geschreven voor een nieuw zusterklooster elders. Het geeft een prachtig inkijkje in het leven van de zusters, maar ook in haar ziel. Ze blijkt enorm genoten te hebben van het samen met de zusters bezig zijn in werkzaamheden ‘zoals als bakken, brouwen, spitten en spinnen, wassen of andere, hetzij gewichtige, hetzij alledaagse karweien’. Want Christus kun je wel in de gebeden in de kerk ontmoeten, maar Hij is ‘met nog overvloediger genade aanwezig in de nederige en onaanzienlijke werkzaamheden die gebeuren uit liefde en met het verlangen Hem te behagen’.
Zo meteen maar eens goed opletten bij het koken.

foto: beeldengroep bij de kerk van Diepenveen

Albertus Christiaan Kruyt (10 oktober 1869 Surabaja – 19 januari1949 ‘s –Gravenhage)

Ieder, die slechts een weinig dieper in de geschiedenis der menschheid is doorgedrongen, zal moeten erkennen de enorme macht, die de godsdienst heeft gehad en nog heeft op de maatschappelijke ontwikkeling van het volk

Waar liggen de contactmogelijkheden van het Evangelie? Misschien geeft een André-Hazes-lied in de liturgie een betere instap dan een oude psalm? Vragen in het kerkelijk pionierswerk van nu stonden een eeuw geleden centraal in het werk van A. C. Kruyt. Hij was een van de grote figuren uit de protestantse zendingsgeschiedenis van ons land. Vaak wordt hij in één adem genoemd met de taalgeleerde Adriani. Samen waren ze actief op Celebes (Sulawesi) in het toenmalig Nederlands-Indië.
Kruyt was geboren op Java. Vader was ook al zendingspionier. Na zijn zendingsopleiding vestigde hij zich als een van de eerste westerlingen in het Poso-gebied, waar hij veertig jaar zou werken als zendeling, gemeentestichter en volkenkundig onderzoeker. De bevolking van het gebied werd in Kruyts tijd nog aangeduid als Toradja’s. De Poso-zending werkte met een baanbrekende methodiek, gericht op volkskerstening en niet alleen maar het winnen van individuele zielen. Kruyt ging uit van de stammensamenleving. De kerk moest ingeplant worden in het volksleven. Daarvoor was bestudering van het volksleven nodig en het zoeken naar passende vormen die aansloten bij volksgebruiken. En al helemaal het spreken van de taal. Dus geen Maleisisch. Via geleidelijke ontwikkeling zouden mensen kunnen komen tot een nieuwe visie, beleving en praktijk. Want ‘primitief’ is niet hetzelfde als ‘slecht’. Onder zendelingen was er veel discussie over de grote dodenfeesten van de Toradja’s. Kruyt voerde de praktijk in van gezamenlijke schoonmaak van de graven op Tweede Paasdag.
Na zijn terugkeer naar Nederland (1932) bekleedde Kruyt diverse bestuursfuncties, voltooide hij zijn publicatiereeks over Celebes en was hij docent in het zendingsonderwijs. Maar zijn visie leek nu snel achterhaald. Gereformeerden hadden altijd al gevonden dat de hervormde Kruyt Gods Woord teveel aanpaste aan de menselijke ziel in plaats van dat de ziel aangepast werd aan het Woord. Door nieuwere theologie en de opkomst van nationalistische bewegingen kwam in de zending de nadruk te liggen op de verzelfstandiging van de kerken en op gemeenteopbouw. Kruyt had met zijn visie op ontwikkeling juist geen haast gehad met verzelfstandiging van kerken. Maar toen 55 jaar na zijn komst op Midden-Sulawesi een kerk werd geïnstalleerd met 80.000 leden was dat ook voor hem een grote dag.
Aan het einde van de afgelopen eeuw liepen de spanningen tussen bevolkingsgroepen hoog op. Mensen keerden weer terug naar oude praktijken als het koppensnellen. Christenen op Sulawesi gingen het toen alsnog betreuren dat er in hun kerken onvoldoende aansluiting was geweest bij oude animistische praktijken, zoals ooit Kruyt had bepleit. Waarop men nadrukkelijker het Avondmaal ging vieren: de dodenmaaltijd met ‘magische’ werking als je gelooft.

A.C. Kruyt

Mahatma Gandhi (2 oktober 1869, Porbandar, India – 30 januari 1948, New Delhi, India)

‘Jullie christenen dragen zorg voor een document dat genoeg dynamiet bevat om alle beschavingen op te blazen, de wereld op zijn kop te zetten en vrede te brengen aan een door gevechten verscheurde wereld’

In India is 2 oktober zijn gedenkdag. Een Hindoe op een christelijke getuigenkalender? In het geval van Gandhi kan daar weinig discussie over zijn. Jezus was voor Gandhi een belangrijke inspiratiebron. De woorden van de Bergrede waren voor hem goudomrand. Met zijn eigen keuze voor actief geweldloos verzet tegen discriminatie en onderdrukking door de Britten inspireerde hij vervolgens Martin Luther King in zijn even geweldloze strijd voor burgerrechten van de zwarte bevolking in de VS. En vele anderen. In de Hitlertijd wilde Dietrich Bonhoeffer naar Gandhi toe om ervaringen op te doen voor het predikantenseminarie dat Bonhoeffer ging opzetten voor de Belijdende Kerk. Hij was welkom in zijn ashrams, maar het is er niet van gekomen. In zijn briefje aan Bonhoeffer herinnert Gandhi hem er aan dat er wel vegetarisch gegeten wordt.
Ooit stond ik met andere theologen op het aftandse station van Pietermaritzburg, Zuid-Afrika. Een plaquette gaf aan dat het daar begonnen was. De jonge advocaat Gandhi was er uit te trein gezet omdat hij weigerde met zijn kaartje eersteklas in de derde klas plaats te nemen. Deze discriminatie van Indiërs maakte hem tot een strijdvaardig pleitbezorger van hun burgerrechten. Beroemd werd het vreedzaam verzet van 1906 tegen de ‘pasjeswetten’. Dit jaar precies een eeuw geleden keerde hij van Zuid-Afrika terug naar India, net als Zuid-Afrika toen nog onder Brits bewind.
Gandhi heeft door zijn eigen optreden ongetwijfeld ook bijgedragen aan bijstelling van het christelijke beeld van Jezus! Wat leek hij op hem, in zijn witte kledij, zijn sobere leven, zijn volstrekte solidariteit met de armsten, de ‘onaanraakbaren’ die hij ‘kinderen van God’ noemde. Hij ging voorop in een lange zoutmars van 600 km naar de Oceaan, heel wat vreedzamer dan de lange mars van Mao tezelfder tijd in China, als een Jezus die door Galilea en Judea mensen op sleeptouw neemt voor het Koninkrijk van God. En hij liep ook niet weg voor het risico van een gewelddadige dood. Die vond plaats op 30 januari 1948. Kort na die moord gaven de Britten hun kolonialistische greep op het subcontinent van India-Pakistan op.
En nog altijd zijn er gemeenschappen in India die helemaal in zijn geest leven. Veel idealen zijn helemaal niet verwezenlijkt. Maar wie heeft gezegd dat de tocht kort zou zijn?
Gandhi 3

Thomas Clarkson (28 maart 1760, Wisbech (Cambridgeshire) – 26 september 1846 Ipswich)

Thomas ClarksonWaarachtig christendom geeft haar sympathie niet aan land of huidskleur, maar voelt voor allen die worden vervolgd, waar ze ook leven

Clarkson was de belangrijkste activist voor de afschaffing van slavenhandel en slavernij. Hij was zoon van een dorpsschoolmeester/priester. Toen hij op het St. John’s College te Cambridge studeerde vond daar een opstelwedstrijd plaats over de vraag ‘Is het wettig om iemand tegen zijn wil slaaf te maken?’ Hij begon er alles over te lezen en won de wedstrijd. Kort erna voelde hij dat God hem riep om de rest van zijn leven aan de bestrijding van de slavernij te wijden. Hij begon mensen die met de slavenhandel te maken hadden te interviewen en maakte contact met de tegenstanders van slavernij aan weerskanten van de oceaan. Met An essay on the slavery and commerce of the human species won hij vele mensen voor de zaak van de abolitionisten. Er zouden nog vele publicaties volgen. De eerste petitie aan het Britse parlement kwam er in 1783, ondertekend door ruim driehonderd Quakers, met wie hij zich geestverwant voelde. Er kwam een Comité voor de afschaffing van de slavenhandel van de grond, met Thomas Clarkson en William Wilberforce als belangrijkste oprichters. Wilberforce ijverde voor de zaak in het Britse Lagerhuis. Er was veel tegenstand want de slavenhandel was een zeer winstgevende business. In 1787 werd Clarkson aangevallen in Liverpool door een bende zeemannen die betaald waren om hem uit te schakelen. Hij ontsnapte ternauwernood, maar het veranderde niets aan zijn gedrevenheid. Hij reisde het land rond, 35.000 mijl te paard, bezocht slavenschepen, interviewde wel 20.000 zeemannen en voerde een aanschouwelijke campagne met educatief materiaal zoals ijzeren handboeien, beenboeien, duimschroeven, gereedschap om slaven de kaken te openen en brandijzers. Hij kreeg de hulp van twee scheepschirurgen Falconbridge and Arnold. Wat ook hielp was het autobiografische verhaal van Equiano Olauhdah (Gustavus Vassa), een Nigeriaanse slaaf die zich vrijgekocht had. Wilberforce gaf een eerste abolitionistische speech in het Britse Lagerhuis op 12 mei 1789. Maar in 1791 werd het wetsvoorstel tegen de slavenhandel weggestemd. Waarop een suikerboycot volgde. Pas met een nieuwe regering kwam op 4 februari 1807 de Wet tegen de slavenhandel in de Britse koloniën er eindelijk door.
Intussen was Clarkson getrouwd met de jonge schoonheid Catherine Buck, maar financieel door alle acties aan de grond geraakt. Dankzij vrienden kon hij toch gaan werken aan een historisch overzicht van de strijd tegen de slavenhandel. Tegelijk begon nu ook het verzet tegen de slavernij zelf. Clarkson, nu al een zestiger, trok opnieuw het land in. Oude netwerken werden geactiveerd om publieke opinie en parlement te beïnvloeden. In 1833 werd eindelijk ook de slavernij zelf bij wet afgeschaft, ondanks de enorme economische nadelen die er aan deze afschaffing verbonden waren!
Nu de rest van de wereld nog (Nederland volgde pas 30 jaar later). Ook op een belangrijke anti-slavernij conventie 1840 was Clarkson nog de belangrijkste spreker. De laatste jaren van zijn leven dwongen oogproblemen hem tot kalmte.

Bronnen o.a.:
http://spartacus-educational.com/REclarkson.htm
http://gallery.nen.gov.uk/audio75970-abolition.html (citaat 1840)

Nicolaas Beets (13 september 1814, Haarlem – 13 maart 1903, Utrecht)

Nic BeetsDoen door laten

Tweehonderd jaar geleden werd Nicolaas Beets geboren. Hij werd beroemd als de schrijver van de Camera Obscura, literair hoogtepunt uit het Biedermeier, het tijdperk van trekschuiten en ruisende jurken. De auteur was een theologiestudent.
Eenmaal predikant trok Beets veel publiek. Rijtuigen kwamen van heinde en ver naar Heemstede. Hij had zich intussen aangesloten bij het Réveil, de internationale opwekkingsbeweging van gegoede burgers. Uit zijn pen vloeiden voortaan vooral preken in veelgelezen bundels Stichtelijke Uren. Verschillende liederen droeg hij bij aan de hervormde Vervolgbundel van 1866. ‘Daar is uit ’s werelds duistre wolken’ en ‘Wie heeft op aard de prediking gehoord’ hebben het nieuwste Liedboek niet meer gehaald, maar wel een gedicht dat veel ouderen op de christelijke lagere school vaak uit het hoofd hebben geleerd (p. 568). ‘De moerbeitoppen ruisen’ / God ging voorbij /Neen, niet voorbij, hij toefde/ Hij wist wat ik behoefde /En sprak tot mij
Een heel eigen positie nam hij in toen de anti-revolutionairen van het Réveil zich steeds meer gingen organiseren. Hij was oprichter en voorzitter van de predikantenvereniging ‘Ernst en vrede’, de eerste organisatie van de ‘ethisch-irenischen’ zoals ze spottend genoemd werden. Tot ergernis van Groen van Prinsterer en de zijnen gaf hij niet thuis als er acties en manifestaties op touw gezet werden om veranderingen af te dwingen in de kerkelijke organisatie. Hij was wars van partijvorming en kerkscheuring. Getuig met respect voor anderen van je mening, maar pleeg geen machtspolitiek! En met zijn milde vriendelijkheid was hij door dik en dun de vriend gebleven van mr. J. J.L. van der Brugghen, de sympathieke eerste regeringsleider uit de antirevolutionaire beweging, maar verantwoordelijk voor de Schoolwet uit 1857 die in de ogen van de antirevolutionairen een mislukking was. Iedereen had hem vervolgens laten vallen.
Doen door laten was Beets’ motto. Hij herkende zich niet in de ‘te groote bezorgdheid, te zichtbare inspanning, te grote voorbarigheid’ waarmee men in kerk en staat voor principes streed. Jezus deed heel veel níét. Activisme en geldingsdrang walst gauw over mensen en gevoelens heen die misschien ook recht van bestaan hebben. In het Victoriaanse tijdperk van stoom, ijzer en ijverige organisatie was dit een dwars maar spiritueel tegengeluid.
Na een predikantschap in Utrecht werd hij daar hoogleraar theologie. Maar in wetenschapsbeoefening lag niet zijn kracht. Hij was een actief pleitbezorger voor het in- en uitwendige zendingswerk. Als hoogbejaarde was hij nog voorganger bij een koninklijke begrafenis.

 

Joseph Kam (19 sept 1769 ‘sHertogenbosch gedoopt – 18 juli 1833 Amboina)

interieur prot kerk Ambon ‘.. om het dwalend menschdom tot het licht der waarheid te brengen het welk ons aanstraald in het aangezicht van Jezus Christus’

Joseph Kam kreeg de eretitel ‘Apostel van de Molukken’. Door zijn vader was hij in aanraking gekomen met de Hernhutter Broeders in Zeist. Pas in 1808 zag hij kans gehoor te geven aan het verlangen om zendeling te worden. Kam werd de eerste kwekeling van het pas opgerichte Nederlandse Zendelingengenootschap. Het was de tijd van de Franse overheersing. Om zijn opleiding goed af te kunnen ronden liet men hem door de zeeblokkade ontsnappen naar Engeland. Tweehonderd jaar geleden, in 1814, kwam Kam in Nederlands-Indië aan, toen ons Koninkrijk de zeggenschap overnam van de Britten. Hij werd predikant op Ambon. Door de omvang van zijn taken en van het gebied dat hij in supervisie kreeg leek hij meer een protestantse bisschop met een diocees van enkele tienduizenden zielen. Hij legde een enorme werkkracht aan de dag. Schijnbaar onvermoeibaar reisde hij soms maandenlang achter elkaar door de archipel, op een gegeven moment met een zelf aangeschafte schoener en toen deze schipbreuk leed vervolgens een grotere.
Het christendom had – net als de islam – al wortel geschoten. Kam zag toe op de organisatie en opbouw van de gemeentes op de verschillende eilanden die hij langs trok. Zijn voorganger in de tijd van Brits gezag was baptist geweest. De kinderdoop was vanaf 1801 achterwege gebleven en dat leverde een stuwmeer aan dopelingen op. Kam zette het maximum op 130 per dienst.
Predikanten waren in het Koninkrijk van Willem I een soort ambtenaren en toezicht op het onderwijs was er een belangrijke taak. Het kerkelijk opbouwwerk maakte deel uit van de beschavingsmissie van het Hollandse gezag. Het christendom dat werd gestimuleerd was dan ook erg Europees. Kam trad streng op tegen restanten van oude inheemse godsdienst. Met zijn eigen drukkerij zorgde hij ervoor dat er bijbels, leer- en liedboeken in het Maleis werden verspreid. Hij stimuleerde ook fluitorkesten voor de ondersteuning van de gemeentezang. Aan de oplossing van het tekort aan goed opgeleide ‘godsdienstonderwijzers’ en ‘assistenten’ kon Kam slechts een begin maken.
Kam schijnt een warmere geloofsbeleving ingebracht te hebben ten opzichte van het stijle en formele protestantisme dat in de eeuw ervoor met de VOC was aangewaaid. Hij schreef zelf uitvoerige verslagen voor de gouverneur over zijn tochten over zee, de ontmoetingen met plaatselijke leiders, de kerkdiensten her en der. Het lijkt soms alsof je het bijbelboek Handelingen leest over de zendingsreizen van de apostel Paulus. Het is wel duidelijk wie het grote voorbeeld van deze apostolische ijver was.