Jan Utenhove – 1516, Gent – 6 januari 1566, Londen

Als een hert haeckt na waterbeken,
na dat hy langhe is bejaeght,
so haeckt myn siele vol ghebreken,
tot dy, myn God onversaeght (Ps. 42)

Wat onderscheidt calvinisten van andere christenen? Eeuwenlang was dat in elk geval: ouderlingen in het kerkbestuur, catechismus leren, psalmen zingen, zelf bijbel lezen. In het leven van Jan Utenhove zijn al deze elementen al terug te vinden.
Deze Vlaamse edelman had gestudeerd in Leuven en kende meerdere talen. Na de opvoering van een ketters rederijkerspel waaraan hij zelf had meegeschreven ontvluchtte hij met dertig families in 1544 uit Vlaanderen. Via Aken en Straatsburg, een belangrijk centrum van de Reformatie, kwam hij in Engeland. Hij raakte daar betrokken bij de stichting van de eerste gereformeerde kerkgemeenschappen op Engelse bodem. In Londen werd hij als ouderling leidinggevende van de Nederlandssprekende vluchtelingengemeente, naast Maarten Micron en Johannes a Lasco. Op vreemde bodem gaven zij het Nederlandse calvinisme voor ’t eerst een eigen vorm en gezicht. Hun kerkgebouw Austin Friars is nog steeds het thuis van de Nederlandse gemeente in Londen. De vluchtelingen brachten ook de lakenindustrie mee. In de jaren van koningin Maria Tudor, ‘Bloody Mary’, 1553-1558, verbleef Utenhove in Emden en Polen. Hij trouwde met Anna van Horne.
Utenhove leverde ook vertalingen, onder meer van een kindercatechismus. In 1556 heeft hij in Emden met behulp van de predikant Godfried van Wingen het hele Nieuwe Testament vertaald uit het Grieks, ‘grondlich ende trauwlick’. Het was de eerste Bijbelvertaling in de landstaal met een indeling in genummerde verzen, voor het gemak van de lezers. Hij financierde zelf de uitgave. Dat werd een financieel drama. De druk werd niet goed uitgevoerd. Utenhoves algemene Nederlandse taal werd als te kunstmatig ervaren. Zijn spelling was erg ingewikkeld, met ongebruikelijke lettertekens. Alleen dankzij een grondige herziening door Johan Dyrkinus overleefde Utenhoves werk enigszins in de ‘Deux-Aes-bijbel’ die dienst zou doen tot de Statenvertaling van 1637.
Tussen 1557 en 1566 berijmde Utenhove alle psalmen ten gebruike in de vluchtelingengemeente, de meeste op de melodieën zoals die tezelfdertijd in Straatsburg en Genève kersvers werden gedrukt. Ook dit werk was geen lang leven beschoren. Datheens psalmberijming van 1566 was beter toegankelijk. Liefhebbers zongen zijn psalmen in Londen dwars door die van Utenhove heen. Maar het begin was door hem gemaakt. De uitbraak van de Nederlandse opstand tegen Spanje in 1566 maakte Utenhove niet meer mee.

Utenhove

Hendrikus Berkhof – *Appeltern, 11 juni 1914 – †  Leiderdorp, 17 december 1995     

We zouden wH. Berkhof (1914-1995)el als gemeente van Christus in deze tijd waarin iedere groep de andere groepen de lasten van de achteruitgang wil laten dragen, minstens kunnen opvallen doordat we aan dát spel weigeren mee te doen en minder opkomen voor ons zelf dan voor de laagstbetaalden bij ons en de hongerigen in de wereld

Deze woorden komen uit een Bijbeloverdenking uit 1986 van Hendrik Berkhof. Hij is meer bekend als de auteur van het dikke boek ‘Christelijk Geloof’ uit 1973, tot voor kort verplichte leerstof voor veel theologiestudenten. Daarin had hij als hoogleraar in Leiden de christelijke geloofsleer stevig en vooruitstrevend onder handen genomen. Berkhof gebruikte krachtige beelden. Hij noemde het Israël van het Oude Testament Gods ‘proefpolder voor de mensheid’. Uit de evolutieleer haalde hij de term ‘sprongvariatie’ om evolutieleer en Bijbel harmonisch met elkaar te verbinden. God werkt vaak geleidelijk, maar soms ook sprongsgewijs  naar nieuwe vormen. Vooral in de verschijning van Jezus Christus was dat gebeurd. Het christelijk geloof werd zo een spannend geschiedenisverhaal.
Berkhof was in het derde kwart van afgelopen eeuw een van de belangrijkste theologen van de Hervormde Kerk. Als student had hij in Berlijn het nazisme van nabij meegemaakt. Tijdens de bezetting was hij betrokken bij het hervormde verzet van de ‘Lunterse kring’. Hij zat een tijd in de gevangenis. Later dook hij onder. Na de oorlog kreeg hij de leiding van het nieuwe seminarium voor hervormde theologen, geïnspireerd op voorbeelden van de Duitse Belijdende Kerk in de Hitlertijd. Het gebouw Hydepark dat later hiervoor was gebouwd, is helaas onlangs afgebroken mét de kapel voor dagelijkse gebedsdiensten.
Van 1960 tot 1981 was Berkhof kerkelijk hoogleraar. Toen het hippietijdperk zijn intrede deed, begroette hij dat als een kans voor de Heilige Geest die mensen, samenlevingen en kerken wil vernieuwen. Hij was al een groot bruggenbouwer die niet in hokjes dacht, altijd ook bezig was om verschillende stromingen tot elkaar te brengen. Jarenlang was hij voorzitter  van de Raad van Kerken. Na de geruchtmakende herdoop van prinses Irene maakten de belangrijkste kerkgenootschappen van toen een belangrijke sprongvariatie naar grote samenwerking.
In de jaren na de Zesdaagse Oorlog van 1967 had hij een stevige hand in uitspraken over de bijzondere band die de kerken met de staat  Israël moesten voelen. In 1979 sprak hij zich namens de Raad van Kerken uit tegen plaatsing van kernwapens op Nederlandse grond. En in de Wereldraad van Kerken ondersteunde hij het programma voor bestrijding van racisme.
Berkhof was een sprankelende spreker, met een bijzondere mix van eenvoud, eerbied, nieuwsgierige onverschrokkenheid en kritische maatschappelijke betrokkenheid. Soms wist hij het wel erg goed, bijvoorbeeld over Gods weg met Israël of over de grote ‘sprongvariatie’ die de mensheid in de toekomst nog te wachten stond. In zijn laatste jaren sprak hij gedempter en rakelde hij het thema van de ‘Godsverduistering’ weer op.

Jan van Ruusbroec – *1293, Ruisbroek bij Brussel   – †2 december 1381, Groenendaal

Ruusbroec

Wilt u liefde en heiligheid beoefen en in de hoogste graad bezitten, dan moet u uw verstand ontbloten van alle beelden en het door geloof verheffen boven de rede

 De clerus van de kerk is soms corrupt. Wonderlijke bewegingen trekken door Europa, zoals fanatieke geselaars die hel en verdoemenis preken, of broeders en zusters van de Vrije Geest die naakt in bossen collectief paradijsje spelen. Diep in het Zoniënwoud bij Brussel tussen de everzwijnen zoeken een paar mannen hartstochtelijk en onbevreesd het contact met een andere Liefde. Een van hen is Jan van Ruusbroec, een van de grootste spirituele gestalten uit onze Middeleeuwen.
De nog jonge Geert Grote is net als zoveel anderen die aangetrokken werden door zijn sympathieke boodschap bij hem op bezoek geweest. Ruusbroec werd zo de geestelijke grootvader van de Moderne Devotie. Ruusbroec preekte niet tegen Domtorens, maar voor de vervulling met het vuur van goddelijke liefde. Zijn geschriften boden een tegenwicht tegen de harde en angstige trekken in de spiritualiteit van de ascetische noorderlingen.  In de verhalen over hem lijkt de gloed van God ook letterlijk om hem heen te schijnen. ‘Deze arme, eenzame monnik, die geen Grieks en misschien geen Latijn kende, vangt te midden van het duistere Zoniënwoud, in zijn onwetende, eenvoudige ziel de verblindende weerschijn van de hoogste en geheimzinnige bergtoppen van het menselijk weten op’ schreef de Belgische Nobelprijswinnaar Maeterlinck een eeuw geleden.
Vanaf 1317 was hij vijfentwintig jaar lang kapelaan op één dezelfde plek, de St. Goedelekerk in Brussel. In die tijd begon hij al boeken te schrijven, waaronder zijn meesterwerk ‘Die gheestelike Brulocht’ . In 1343 besluit hij samen met zijn oom en mentor, priester Jan Hinckaert, en een anderen kanunnik om gedrieën in afzondering te gaan leven in Groenendaal. Op den duur wordt hun kluizenaarsgemeenschap een officieel klooster. Ruusbroec was er niet de meest geleerde bewoner, maar was er wel de geestelijke spil. Door zijn geschriften over het geestelijk leven en de vertalingen ervan reikte zijn invloed tot ver buiten het taalgebied van het Diets.
Ruusbroec schrijft in de traditie van de bruidsmystiek. Hartstochtelijk sleurt hij zijn lezers het pad op van ‘die opgaende hoocheit ons levens in gode’. Via het werkende, het inwendige en het godschouwende leven kan men zover opklimmen dat de ziel zich verenigt met haar oorsprong. God en de ziel versmelten dan in de eenwording van de liefde, het toppunt van het `ghemeyne’ leven.
Onze huidige collectieve onmacht om nog iets te bewaren van het beeld van een persoonlijke God en voorstellingen van een Opperwezen, maakt de boodschap van zulke mystieke schrijvers opnieuw actueel. Mystici zoals Ruusbroec herinneren ons eraan dat ‘Godskennis’ iets anders is dan voor waar of onwaar houden van voorstellingen.

Edith Cavell – *4 dec 1865 Swardeston (GB) – †12 okt 1915 Schaarbeek (B)

Edith Cavell

Ik kan niet stoppen als er levens moeten worden gered

Een eeuw geleden woedde de Eerste Wereldoorlog, die grote uitbarsting van collectieve waanzin in ‘christelijk’ Europa die miljoenen jonge dienstplichtigen en burgers door hun regeringen en legerleiders de dood injoeg. Alleen al de herinneringen aan de slagvelden van toen zou ons hartstochtelijk achter één verenigd Europa moeten laten staan.
Op heiligenkalenders heeft deze oorlog maar weinig sporen nagelaten. Verzet vanuit kerken en de geestelijkheid was er namelijk nauwelijks. De Duitse theologen stonden zelfs ongeveer als één man achter hun keizer. Edith Cavell kwam wel op de heiligenkalender, de Britse. Geen geestelijke maar een verpleegster. Zij had ruim 200 man helpen ontsnappen uit het door de Duitsers bezette deel van België. Daarvoor kwam zij voor het vuurpeleton.
Als oudste van vier dochters van een Anglicaans geestelijke was haar van jongsaf geleerd te delen met wie het minder heeft, ook al was het thuis geen vetpot. Na haar schooltijd was ze een tijd gouvernante geweest, onder andere in Brussel. Ze danste, schilderde, speelde tennis. Na enkele ervaringen met het verzorging van zieken kreeg ze zin in verpleegkunde en volgde ze een opleiding in Londen. Ze verpleegde patiënten met gevaarlijke ziektes zoals tyfus. In 1907 werd ze gerekruteerd als hoofd van een nieuwe verpleegstersopleiding in Brussel. Een paar jaar later begon ze een verpleegkundig vakblad.
Toen de Duitsers eind 2014 Brussel bezetten werd haar kliniek met opleidingsinstituut overgenomen door het Rode Kruis. Ze droeg de verpleegsters op alle gewonden te verzorgen, ongeacht nationaliteit. Maar zelf werkte ze ook voor de Britse geheime dienst mee aan onderduik van Britse en Franse soldaten en van dienstplichtige burgers. Ze hielp om ze via Nederland het land uit te smokkelen. En ze verzamelde inlichtingen. Ze werd verraden en ter dood veroordeeld wegens hoogverraad, ondanks interventie van Amerikaanse diplomatie. Vlak voor haar executie zou ze tegen de kapelaan die haar voor het laatst de communie mocht geven: ‘staande voor God en de Eeuwigheid besef ik dat patriottisme niet genoeg is. Ik moet geen haat of bitterheid voelen tegen wie dan ook’. Ze had een exemplaar van ‘De Navolging van Christus’ in haar cel.
Haar verhaal werd direct onderdeel van de Britse oorlogspropaganda. Ze kwam op een postzegel en kreeg al in 1916 een film. De Duitse keizer besloot vanwege alle protest dat de doodstraf van vrouwen voortaan alleen na zijn persoonlijke permissie mocht worden voltrokken. En ze kreeg standbeelden en nu, een eeuw later, muziekstukken en een herdenkingsmunt. Zelf had ze alleen herdacht willen worden als gewoon een verpleegster die probeerde haar plicht te doen.

Heruitgave Ethische Theologie voltooid

Blaukapel  In het Noordoostelijke puntje van Utrecht, ingeklemd tussen autosnelwegen en spoorbaan, ligt verstild fort Blauwkapel. Tussen oude huizen staat het fraaie middeleeuwse kerkje. Hier was J.H. Gunning jr tussen 1854 en 1857 predikant. Het was zijn eerste gemeente. Hij verdiende bij met kamerverhuur en lesgeven aan inwonende studenten. Zelf studeerde hij ook hard.

In dit kerkje vond op 10 december 2015 de presentatie plaats van het derde, tevens laatste deel van het Verzameld Werk van deze J.H. Gunning jr. Drie interessante lezingen door de hoogleraren Nico den Bok, Willem Drees en Rinze Reeling Brouwer vergezelden de presentatie. Zij belichtten Gunnings relatie tot de ‘schone letteren’ en zijn discussie met de filosofie van Spinoza. Dr. Leo Mietus, die deze heruitgave had verzorgd, presenteerde ook de aparte uitgave van een interessant collegedictaat dat een inkijkje bood in de manier waarop hij met studenten de beroemde Ethica van Spinoza behandelde, eind 19de eeuw. Op tafel stond het beeldje van Dante dat gedurende heel zijn loopbaan op het bureau van Gunning had gestaan.Dante Gunning

Met deze band Verzameld Werk is een enorm project voltooid. Een wetenschappelijke prestatie van formaat onder steeds moeilijker omstandigheden. Gunning jr (1829-1905) hoort samen met zijn oudere collega Daniël Chantepie de la Sausssaye (1818-1874) tot de eerste generatie theologen van de zogenaamde Ethische richting. In zes dikke banden zijn hun voornaamste geschriften met uitstekend notenapparaat opnieuw en blijvend toegankelijk gemaakt. Hulde aan uitgeverij Boekencentrum. De Stichting Heruitgave Oudere Ethische Theologie hief zichzelf op. Aan deze heruitgave gingen twee andere grote projecten vooraf: de bij uitgeverij Kok verschenen series Verzamelde Werken van  K.H. Miskottte en O. Noordmans, theologen uit het midden van de vorige eeuw. Ook werd nog gerefereerd aan de recente uitgave van de na-oorlogse hervormde theoloog A. A. van Ruler die sterk beïnvloed was door La Saussaye sr en Noordmans.

Meer dan eeuw lang leverden de Ethischen het voornaamste alternatief voor de gereformeerde ‘neo-calvinistische’ theologie. Zij waren van meetaf – 1849 was het jaar van de eerste publicatie van la Saussaye sr – wars van fundamentalisme in de uitleg van de Bijbel en van leerdwang op grond van de belijdenisgeschriften in de kerk. Zij vormden met hun grote openheid naar ontwikkelingen in de wetenschap, de cultuur en de samenleving ook altijd een rem op de verzuiling. Ethische dominees gingen in de jaren ’30 met hun catechisanten wel naar de bioscoop en deden na 1945 vaak me aan ‘de Doorbraak’. Tegelijk vormden zij ook altijd het alternatief voor vrijzinnigheid die een streep zetten door belangrijke principes van christelijk geloof.

De heruitgave van de werken van Miskotte en Noordmans in het laatste kwart van de vorige eeuw (vanaf 1978) was een gezamenlijk project van gereformeerde en hervormde – veelal ook nog jonge – theologen. Dat kwam omdat de gereformeerden waren uitgekeken op de insteek van Kuyper, Bavinck en ook Berkouwer. En dit flankeerde en stimuleerde in belangrijke mate het Samen-op-weg-proces van beider kerken. De theologie was niet kerkscheidend meer en de hervormde kerkorde van 1951 die in belangrijke mate door de ethischen was beïnvloed kon het uitgangspunt worden voor de kerkorde van de te vormen PKN.
De heruitgave van de oudere ethische theologie vanaf 1997 was merkwaardig genoeg vooral een Utrechts ‘hervormd’ project. De fijngevoelige openheid van deze theologen voor psychologie en cultuur zou goed hebben kunnen aansluiten op de verschuiving van kerkelijke focus naar spiritualiteit en beleving na de jaren van veel discussie over ethische en politieke vraagstukken (kernwapens, emancipatie, homoseksualiteit, abortus en euthanasie). Mogelijk dat het geduld dat hun werk en de interpretatie ervan vereist, teveel gevraagd was bij de toenemende druk op predikanten door de secularisatie en de ontkerkelijking.

Hoe dan ook staan deze monumenten voor een vijftal hervormde theologen als een huis. Maar de studiedag werd slechts bezocht door enkele tientallen meest oudere en zelfs bejaarde theologen. Henri Veldhuis benoemde in zijn toespraak t.g.v. de opheffing van de Stichting de voortschrijdende ontkerkelijking en sprak kritische woorden over het verlies van de christocentrische oriëntatie zoals de ethischen die voorstonden. In de kerk zouden we zelfs niet meer zeker weten of we nog wel christelijk willen zijn en niet liever algemeen-religieus. Feit is dat er nu nog nauwelijks institutionele inbedding is voor verdere bestudering van de ethischen. Terwijl het werk niet klaar is. De middengeneratie ethischen zijn nauwelijks toegankelijk en verdienen ook ontsluiting van hun belangrijkste geschriften, al was het maar digitaal: P.D Chantepie de la Saussaye, J.J. Valeton jr , Is. van Dijk en de predikant J.G. Gerretsen (die Juliana mocht dopen). Een goed wetenschappelijk totaaloverzicht ontbreekt van een eeuw lang beïnvloeding van kerk, wetenschap, cultuur en samenleving, vanaf de grondwet van 1848. Hun biografieën zijn meestal in aanzetten blijven steken. Zonder goed historisch inzicht hebben we niet alleen in de kerk maar ook – vooral! – in de samenleving in feite een scheef beeld van onze eigen geschiedenis. Te vrezen valt dat het beeld van het eigen religieuze verleden steeds ongenuanceerder gaat worden. Het echte verhaal gaat niet alleen over gereformeerd fundamentalisme en triomfantelijk katholicisme waartegenover door  het licht van liberale redelijkheid en socialistische gelijkheid langzaam maar zeker het pad gebaand werd naar de heilsstaat van onze moderne seculiere samenleving.

Wat er nog over is van kerk oriënteert zich vooral op Britse en Amerikaanse ‘evangelical’ theologie en kerk. Daarbij komen we soms in discussies terecht die al veel eerder waren gevoerd en tot een goed einde waren gebracht. We vinden wielen opnieuw uit die al eerder draaiden. En met een meer ‘ethische’ inslag was de nieuwe dogmatiek van Vd Kooij/ vd Brink minder neo-orthodox uitgevallen.

Ik idealiseer de ethischen allesbehalve. Het duurde veel te lang tot de sociale vragen van arbeid, armoede en ongelijkheid echt werden opgepakt. Aan de emancipatie van de vrouw hebben de heren ook niet veel bijgedragen. En op deze studiedag werd ook hoorbaar dat het antwoord van Gunning op Spinoza tekort schoot. Anders gezegd: we kunnen de antwoorden van vroeger op de uitdaging van de moderne kijk op de wereld om ons heen en op onszelf, niet kopiëren. En dat geldt volgens mij ook van hun christologie (die door de tijd heen ook aan verandering onderhevig was)! Het is eerder om hun ‘drive’ en hun grondhouding waarmee zij in kerk en samenleving stonden dat zij een blijvende inspiratiebron zijn.

(toespraak Henri Veldhuis op http://www.henriveldhuis.nl/LocalFiles/SaussayePageFiles/SHOET_Symposium_Groenekan_10dec2015.pdf)

 

Clemens van Rome – Rome, † 101 na Chr.

 

ClemensGeloof, ontzag, vrede, standvastigheid, geduld, soberheid, heiligheid, bezonnenheid

’s Middags aan tafel na het eten lezen uit de Bijbel, ’s avonds uit een kinderbijbel, dat was in mijn jeugd de gewoonte. Maar op vakantie met het gezin in een zomerhuisje onderbrak mijn vader eens deze routine door het voorlezen uit een kleine blauwe paperback. Het was mijn eerste kennismaking met de Eerste Brief van Clemens aan christenen in Korinte. Het meeste van het voorgelezene ging het ene ongeduldige tieneroor in en het andere uit. Maar ik herinner me dat de taal erg leek op die van het Nieuwe Testament. Met Paulus en zijn collega-apostelen was de Heilige Geest dus echt begonnen kerkgeschiedenis te schrijven!

De brief is een geschrift van de gemeente in Rome aan de zustergemeente in Korinte. Er wordt eigenlijk niet aan getwijfeld dat hij dateert uit het jaar 96, ten tijde van de christenvervolgingen van keizer Diocletianus en dus dezelfde ontstaanstijd van het bijbelboek Openbaringen. De brief werd een eeuw later nog steeds in Korinte voorgelezen en het heeft niet veel gescheeld of hij was in het Nieuwe Testament terecht gekomen. Clemens werd een van de Apostolische Vaders: auteurs uit de begintijd van het christendom die voorgoed leergezag kregen.

Clemens Romanus was de derde opvolger van Petrus als bisschop van de kerk van Rome. Verder weten we niets van hem. Mogelijk was hij een vrijgelaten slaaf van een consul. Volgens een legende zou hij zijn verbannen naar de Krim en daar aan een anker vastgebonden in het water zijn gegooid, aldus toeristische informatie over de San Clemente, de kerk die in Rome gebouwd is op de plaats waar hij gewoond zou hebben. Maar dit is latere fantasie.

De Brief is uitstekend geschreven. Er wordt geput uit allerlei verhalen in het Oude Testament en uit de brieven van de apostelen. Uitvoerig citeert hij Jesaja 53 als de nederigheid en het lijden van Jezus in herinnering wordt geroepen. Over Paulus schrijft Clemens dat hij gestorven is nadat hij het ‘uiterste westen’ had bereikt. Ook komen we de vogel Phoenix tegen die wonderlijk uit zijn as herrijst.

En dat alles om op te roepen tot het bewaren en herstellen van onderlinge eenheid en tegengaan van onderlinge jaloezie. Clemens wijst een andere weg bij conflict dan de Krim met tanks bezetten of te wapperen met je bijdrage aan Kerkbalans om de stemming in de gemeentevergadering te beïnvloeden. Een wijze bisschop is soms zo gek nog niet.

Die San Clemente, niet ver van het Colosseum, is overigens een bezoek waard. Sublieme middeleeuwse mozaïeken en fresco’s, resten van de vierde-eeuwse kerk en daaronder een Mithrastempel. Clemens staat op 23 november op de westelijke en op 25 november op de oostelijke heiligenkalenders.

Richard Baxter – * 12 november 1615, Rowton in Shropshire – † 8. Dezember 1691, London

NPG 521, Richard Baxter
NPG 521, Richard Baxter

Hij laat zijn schapen niet verdrinken als hij ze wast en doodt ze niet als Hij ze scheert. Maar zo laat Hij zien dat ze de zijne zijn: de pas geschoren schapen dragen het meest zichtbaar zijn naam of merk.

Zonder de calvinisten geen westerse kapitalisme. Zo stelde de beroemde socioloog Max Weber ruim een eeuw geleden. Zijn stelling staat nog altijd overeind. Calvinisten waren er nogal veel en ze werkten met een goddelijke roeping aan hun zaligheid midden in de wereld. Kostbare altaren en dure missen voor het zieleheil waren niet aan hen besteed. In hun ondernemingen woekerden ze met hun talenten. Met hun sobere en gedisciplineerde leven schoten er winsten over die ze dan weer opnieuw investeerden. En zo vermeerderde rijkdom zich. En de Engelse puriteinen van de achttiende eeuw vormden volgens Weber een belangrijke historische schakel, onder meer in de persoon van Richard Baxter. Weber citeerde zijn ‘Christian Directory’, meer dan 900 bladzijden gedetailleerde aanwijzingen voor een christelijk leven.
Baxter, 400 jaar geleden geboren, zou verbaasd staan. Ook de afdeling ‘Christian Economics’ in dat dikke boek gaat niet over bedrijfsvoering, maar over het leven als christelijk huisgezin. Meer dan 160 boeken schreef deze Engelsman vol met beschouwingen over het geestelijk leven van gelovigen en hun voorgangers, over kerk, theologie en maatschappij. Invloedrijke boeken als ´The Reformed Pastor´, geschreven in 1655 voor een ontmoetingsdag van voorgangers. ‘Studeer hard, want de bron is diep en onze hersenen zijn leeg’. ´The Saints Everlasting Rest´, geschreven tijdens gedwongen rust, of ‘Catholick Theology’, een pleidooi voor pacificatie van veel woordenstrijd om het dogma. Vooral onder evangelicalen is Baxter nog altijd een grote autoriteit. Baxterianen waren voorstanders van een gematigd calvinisme wat betreft de leer van de dubbele uitverkiezing. Ze wilden wel spreken over Gods uitverkiezing, maar niet over een eeuwig goddelijk raadsbesluit tot verwerping van ongelovigen. En voor die uitverkorenen is er dus werk aan de winkel.
In het Engeland van de zeventiende eeuw had een puritein het niet gemakkelijk. Baxter was sinds 1641 Anglicaans voorganger, een tijdlang veldprediker in een regiment van Oliver Cromwell. Hij was betrokken bij de val van deze protestantse dictator en de Restauratie van de troon in 1660. Maar er volgden vele jaren van grote onrust over de koers van de Engelse Kerk. Baxter kreeg na de Akte van Uniformiteit van 1662 als ‘non-conformist’ met uitgesproken politieke opvattingen te maken met obstructie en gedwongen betaling van losgeld. Toen hij zich als prediker in Londen vestigde in een eigen pand werd hem dit al na één kerkdienst ontnomen. In 1685 kwam hij zelfs in de gevangenis, tot de Glorious Revolution die ‘onze’ Willem III en zijn Mary Stuart op de troon bracht. Ondertussen waren puriteinen en andere non-conformisten begonnen te emigreren naar de Britse koloniën aan Noord-Amerika’s westkust. Ze namen ook hun winstgevende arbeidzaamheid mee.
Baxter liet ook veel gedichten en liederen na. Hij haalde in 2013 het nieuwe Liedboek met lied 725, ‘Gij boden rond Gods troon’, geschreven in het jaar van overlijden van zijn vrouw, 1681. Het is voor Allerheiligen.

Hendrik Kraemer – *17 mei 1888, Amsterdam – † 11 november 1965, Driebergen

KraemerDe enige ware kerk is niet de kerk als hotel, waar gasten elkaar eerder vermijden dan ontmoeten, maar als de familie die onder één dak samenleeft in gemeenschap met elkaar – een kerk die spanning en ruzies kan verdragen

Kun je tegelijk voorstander zijn van christelijke zending én van religieuze tolerantie? Hendrik Kraemer was het beide vurig. Vijftig jaar geleden overleed deze veelzijdige, bewogen en visionaire gelovige die zo belangrijk was geweest voor kerk en zending. Hij was opgeleid als taalkundige en godsdienstwetenschapper voor zendingswerk in Nederlands-Indië. Onderweg daarheen was de boot in Egypte blijven steken. Hij liet zich toen in Caïro scholen in kennis van de islam. In Nederlands-Indië werd hij op zijn voorstel niet alleen maar taalgeleerde voor bijbelvertalingen, maar ook adviseur die de kerken hielp om zelfstandig te worden. Nieuwe christenen konden het beste zelf zo snel mogelijk ‘ambassadeurs van Christus’ worden. Zoals ook de Nederlandse kerkganger ‘den plicht en drang tot getuigenis’ moest hebben en overtuigd zijn van de ‘volstrekte vanzelfsprekendheid der zending zowel dichtbij als veraf’.
Internationaal werd Kraemer bekend met een boek over deze ‘apostolaatsgedachte’ voor de belangrijke Zendingsconferentie van 1938 te Tambaram (India). In de lijn van de theoloog Karl Barth wees hij vermenging van christendom met andere religies af. Het moest gaan om de betekenis van Jezus Christus.
En niet alleen kerken, maar ook de volkeren zelf moesten zelfstandig worden. Kraemer bepleitte al in 1931 het nastreven van verzelfstandiging van ‘ons Indië’. Hij stond op goede voet met islamitische voormannen en leiders van de nationale beweging. Tegelijk verdedigde hij zending ook op Bali.
Terug in Nederland en professor in Leiden (1937) werd hij leider van Gemeenteopbouw, beweging voor vernieuwing van de Hervormde Kerk. De kerk moest zich richten op de samenleving. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat hij gevangen in het kamp Sint-Michielsgestel, zoals zoveel leidende figuren. Na de bevrijding nam hij deel aan de ‘doorbraak’ van de traditionele partijverhoudingen en de oprichting van de PvdA. Zijn apostolaatsgedachte kwam in de nieuwe hervormde kerkorde. In 1947 werd hij de eerste directeur van de denktank van de Wereldraad van Kerken te Bossey in Zwitserland.
Deze bijzondere loopbaan had niet voor de hand gelegen. Hij was geboren in een arm gezin in een achterbuurt in Amsterdam. Tijdens het Palingoproer was er een kogel door zijn wieg gevlogen. Als jonge wees kwam hij in een socialistisch gezin. Later in het Hervormde weeshuis maakte de kille sfeer hem tot een nozem, een ‘Amsterdams lieverdje’. Maar hij was er geraakt door de Bijbel die werd voorgelezen. Handelingen werd zijn favoriete bijbelboek, de levende Heer zijn ‘enige wettige eigenaar’. Zulk geloof kan je dus koersvast en recht door zee maken.

Marie Dentière – *plm. 1495 Tournai (B) – † 1561 Genève

Marie Dentière

 

Hebben we twee evangelies, een voor mannen en een voor vrouwen? 

Op het grote monument in Genève ter herinnering aan de Reformatie staat sinds 2002 tussen al de mannen één naam van een vrouw, Marie Dentière. Ze was als jong meisje uit ingetreden in een klooster van de Augustinessen. Al vanaf 1520 werden ook in Tournai en omgeving de nieuwe ideeën van Maarten Luther verspreid. Ze verliet het klooster en trouwde in 1528 in Straatsburg met een voormalige priester uit haar geboortestad, Simon Robert. Ze werkten een paar jaar in Zwitserland voor hij in 1533 overleed. Marie trouwde toen met de predikant Froment. In 1535 zijn ze betrokken bij de overgang van Genève tot de Reformatie. Zij vergezelt de Raad van de stad bij een bezoek aan het Clarissenklooster. Daar vinden de dames dat ze maar een duivelse tong heeft. In deze jaren preekt ze dus, in elk geval tegen vrouwen en met goedvinden van het stadsbestuur.

In 1539 publiceert ze een open brief aan Margaretha van Navarre, zuster van de koning, sympathisante van de Reformatie. Ze bepleit daarin het verdrijven van de priesters uit Frankrijk en maakt zich boos over de domheid van de predikanten van Genève die op dat moment Calvijn en zijn collega Farel uit de stad hadden verdreven. En ze wil een grotere rol voor vrouwen in de kerk. ‘Wie hebben ketterijen en valse leer op aarde uitgevonden? Mannen. Er is niet één valse profetes geweest, er zijn wél vrouwen door valse profeten misleid.’  ´Als God zijn genade schenkt aan sommige goede vrouwen, aan haar iets goeds en heiligs openbaart door zijn Schrift, moeten zij dat dan niet opschrijven, vertellen aan anderen, omwille van de verachters van de waarheid? Hun dat beletten zou schaamteloos zijn, en voor ons stompzinnig om het talent in de grond te stoppen dat God ons heeft gegeven.´ Maar dit was al te opruiende literatuur. Genève verbood voor de rest van de eeuw elke publiciteit door vrouwen.
Niet altijd stond ze op één lijn met Calvijn. Halverwege de jaren ’40, Calvijn is weer terug in Genève, raken zij en haar man met hem in de clinch. Ze heeft kritiek op zijn lange jas, kledingstuk van de elite. Calvijn schrijft dat ‘deze trotse en wraakzuchtige Marie Dentière haar man Froment volledig in haar macht heeft’. Haar man die bijverdiende aan wijnhandel raakt zijn predikantschap kwijt. Toch zijn ze later samen weer in Genève te vinden en ook terug in het kamp van Calvijn. Hij vindt  er werk en zij schrijft in 1561 een voorwoord bij een preek van Calvijn over de eenvoud van vrouwen en hun kleding. Haar eigen dochters voedde ze gedegen op. Ze moesten onder andere Hebreeuws leren.

Tekle Haymanot – * plm. 1215, Zorare – † plm. 1313, Debre Libanos (Ethiopië)

Tekel HaymanotMensenkind, sta op je voeten! (Ez. 2:1)

Teklehaimanot, voornaam Daniel, was de eerste Afrikaanse wielrenner die in de bolletjestrui reed, in de Tour de France van 2015. Een Eritreeër.
Maar die bedoel ik niet. Evenmin de patriarch van de Ethiopisch Orthodoxe kerk die werd afgezet door het marxistische regime dat na de dood van keizer Haile Selassie in 1974 aan het bewind kwam. Ook al was Abune Takla Haymanot (1918-1988) een dapper man. Hij protesteerde tegen napalmbommen op Eritrese opstandelingen.
Ethiopië is uniek omdat het de eeuwen door als enige land in de wijde regio de opmars van de islam heeft weten te weerstaan. Het christendom heeft er een eigen kleur behouden. Net als de meeste andere kerken uit het oosten en westen die voor de Reformatie zijn ontstaan, heeft men er een heiligenkalender. Maar met op één punt een absolute eigenaardigheid. Tekle Haymanot staat er namelijk elke maand op, op de 24ste. Als je zelf op een 24ste geboren bent maakt dit je dan extra nieuwsgierig. En deze Tekle Haymanot is ook nog eens de enige Ethiopische heilige die ook door kerken buiten Ethiopië erkend is.
Hij was de monnik die in 1284 het klooster van Debre Libanos stichtte dat een van de belangrijkste heiligdommen van het Ethiopische christendom werd – de abt van dat klooster was meestal plaatsvervangend kerkleider van het land. Onze heilige had een lange geestelijke vorming doorlopen in verschillende kloosters en bij geestelijken elders in het land. Hij zag het als zijn missie het heidendom weer terug te dringen. Het gewelddadige optreden van een heidens vorst had het christendom in het land een terugslag bezorgd.
Op afbeeldingen is Tekle Haymanot meestal een oude man met vleugels en met maar één been. Een legende zegt dat hij vleugels kreeg toen de duivel hem probeerde te verhinderen naar Jeruzalem te reizen om er de Hof van Gethsemane en de heuvel Golgotha te bezoeken. Een mooi verhaal. Ook het Ethiopische christendom wist zich dus onverbrekelijk verbonden met het lijden en sterven van Christus.
Over zijn benen wordt verteld dat hij er een gebroken zou hebben door zeven jaar lang te bidden staande op één been. Het is een verwijzing naar strenge ascese. Tekle Haymanot leidde een gedeelte van zijn leven een kluizenaarsleven.
En zijn naam staat kennelijk eeuwen later nog garant voor standvastig leiderschap. En voor sterke benen en het krijgen van vleugels die nodig kunnen zijn om bergen te beklimmen. Als bergen in het leven opdoemen kan de noeste volharding in het gebed net zo waardevol blijken te zijn als stevige training voor de wielrenner. In wat voor vorm of taal dan ook.

Rabbi Nachman van Bratzlav – 4 april 1772 Medzhybizh – 16 oktober 1810 Uman (Oekraïne)

Nachman van BratzlavDe essentie van wijsheid is bewustwording hoever je van wijsheid vandaan bent

Eens was de Oekraïne bezaaid was met Joodse gemeenschappen. In die gemeenschappen laaide het vuur van het chassidisme hoog op, het jodendom van eenvoud, passie, liefde, broederschap en verhalen. En rabbi Nachman van Bratzlav werd een van zijn beroemdste rebbes.
Hij was een verscheurde en complexe persoonlijkheid. Intelligent, gevoelig, vroegrijp, enorm wispelturig en onberekenbaar. Een van de overgrootvaders was de Baal Shem Tov, de beroemde zeventiende eeuwse stichter van het chassidisme. Maar Nachman was ertegen dat chassidische rabbijnen om hun komaf op een hoog voetstuk werden gezet. Elke chassied moet zoeken naar de ‘tsaddiek’, de rechtvaardige, in zichzelf. En bidden doe je tot God, niet tot een rebbe.
Op zijn dertiende was hij al getrouwd, beroemd en had hij al een leerling. In 1798-1799 maakte hij een tocht naar de joden in Israël en bewerkte hij een verzoening tussen twee conflicteren partijen in de chassidische beweging aldaar. Een tijd lang deed hij aan strenge ascese. Vasten en zelfkastijding waren nodig om boete te doen.
Maar later riep hij zijn volgelingen op geen fanaticus te zijn. Bijzondere toeleg op één van de geestelijke praktijken van de Mitswot, de geboden, en de andere alleen gewoon beoefenen, was in zijn ogen voldoende. Je moet vreugde bewaren, dagelijks met God praten ‘als met je vriend’, bij jezelf en de anderen om je heen steeds de goede punten opzoeken. En muziek maken voor je spirituele ontwikkeling. Dagelijks een uur mediteren in dagelijkse afzondering, het liefst ergens in het veld of in een bos, werd dankzij hem een speciaal kenmerk van de Bratzlaver chassidiem.
Maar hij werd vooral beroemd door zijn verhalen. Daarin wemelt het van koningen, soldaten, prinsen, wijzen, bedelaars; heilige of wonderbaarlijke rabbijnen komen er niet in voor. Ze maken wonderlijke avonturen mee, verdwalen, worden gered uit rampen, krijgen een schat in bewaring. Maar de verhalen zijn springerig, geheimzinnig en diepzinnig. Vaak zijn het meerdere verhalen in één verhaal. De gebroeders Grimm die elders in Europa sprookjes verzamelen en bewerken, zijn van dezelfde generatie. Maar de verhalen van Nachman zijn doelbewust geweven uit religieuze symboliek. Het zijn geen sprookjes voor het slapen gaan, maar om wakker te worden. De koning is natuurlijk God, niet Napoleon die zichzelf tot keizer kroont. De mens krijgt die koning eigenlijk niet te zien, maar heeft wel zijn brief (de Tora) of een kostbare schat. Er moet vaak wat hersteld of gevonden worden. Wat stuntelt, rommelt, dwaalt en tobt de mens met wat hij van zijn Schepper gekregen heeft, ontloopt hij de waarheid! Maar het loopt vaak goed af. De mens kan contact krijgen met het geheim van zijn leven. Nachman brengt de hunkering naar verbroken zielsharmonie tot uitdrukking, het verlangen naar verlossing.
De verhalen werden met eerbied bewaard. ‘Maak gebeden van mijn verhalen’, was zijn wens. Hij stierf als vader van een groot gezin op 38-jarige leeftijd. Zijn graf in Uman, halverwege Kiev en Odessa, is tot op vandaag een belangrijk bedevaartsoord van chassidische joden uit de hele wereld. Zijn stoel werd door volgelingen in stukjes naar Jeruzalem gebracht.

Huldrych Zwingli – 1 januari 1484, Wildhaus – 11 oktober 1531, Kappel am Albis (Zw)

zwingli02Heer, stuur zelf het schip der kerk. Sterk is wind en tegenstroom en dat vindt de vijand schoon (L. 965)

Naast Luther en Calvijn was Zwingli de derde grote voortrekker van de Kerkhervorming van de zestiende eeuw. Hij was leeftijdgenoot van Luther. Het Zwitserse Zürich was zijn hoofdkwartier. De Reformatie was een beweging die vooral in steden in Noord-West-Europa om zich heen greep, vaak gedragen door ontwikkelde en jonge burgerij. Zwingli was ook goed opgeleid. Hij had een grote stem, handig voor een priester van de hoofdkerk van Zürich. Op portretten kun je bijna zien dat deze boerenzoon een lefgoser was. En die boerse uitstraling past bij de draai die de Reformatie in Zürich in een paar jaar tijd onder zijn leiding kreeg. Hij liet het zilver- en goudwerk, de beelden en altaarstukken uit de kerk verwijderen. Het plechtig offer van de ‘paapse mis’ moest plaatsmaken voor een gemeenschapsmaal dat het eenmaal volbrachte offer van Christus niet herhaalde maar alleen herdacht. Zittend rond een tafel moest er gewoon brood worden rondgedeeld op houten borden en wijn gedronken uit houten bekers. Ongeveer zoals thuis. Vier keer per jaar was genoeg.
Even radicaal was zijn uitleg van de tegenwoordigheid van Jezus Christus in het Avondmaal. Hij was hierbij beïnvloed door Nederlandse humanisten. Brood blijft brood en wijn blijft wijn. Er vindt geen verandering van ‘substantie’ of ‘essentie’ plaats, wanneer wij brood en wijn nuttigen in het Avondmaal, alleen een verandering van betekenis en een geestelijke verandering van de gelovige deelnemers. Deze opvatting leverde al snel veel discussie op binnen de hervormingsbeweging en leidde tot de splitsing tussen lutheranen en gereformeerden.
Zwingli schafte ook het verplichte vasten af en het celibaat. En de kerkmuziek. Hij kon zelf minstens tien muziekinstrumenten bespelen en musiceerde ook graag. Maar het moest niet in de kerkdienst. Het orgel werd afgebroken. Volgens hem stond er in Efeziërs 5: 19 ‘spreekt onder elkaar in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen’ gevolgd door de opdracht om te zingen ‘in’ je hart en niet ‘met’ je hart. De communicatie met God en de ontvangst van zijn heil is een geestelijke kwestie. Mooie muziek, lekkere wierook en glinsterend borduurwerk kunnen je aandacht teveel afleiden.
Wel onmisbaar is het gesproken woord van Bijbellezing en preek die de boodschap voor ons hier en nu brengt. Hij begon zijn optreden in Zürich in 1519 door tegen de leesroosters in het hele evangelie van Mattheüs week na week uit te leggen. En nog voor Luther de Bijbel vertaalde kreeg Zwingli samen met Leo Jud in vijf jaar tijd de Zürcher Bibel op de drukpers.
Even dachten de ‘dopersen’ dat Zwingli hun man was. Deze linkervleugel van de Reformatie wilde ook af van de kinderdoop en de invloed van de overheid op de kerk. Maar dat ging Zwingli te ver. De Reformatie was juist door het stadsbestuur doorgevoerd. En de met moeite verworven vrijheid voor het Evangelie mocht desnoods met het zwaard verdedigd worden. Toen de Reformatie daadwerkelijk op oorlog uitliep tussen de steden en kantons van Zwitserland sneuvelde Zwingli in een veldslag.

Franciscus van Assisi – 1181 of 1182 Assisi  –  4 oktober 1226 Portiuncola

Waar armoede is met blijdschap, daar is geen begerigheid en hebzucht

Franz_von_Assisi

 

 

Vlak na de zonsondergang van 3 oktober 1226 blies Franciscus zijn laatste adem uit. Naaste broeders waren erbij, evenals zijn weldoenster Jacoba, net uit Rome aangekomen met de koekjes die hij lekker vond en met de grijze stof waarin hij begraven zou worden. De zon zag hij al een tijd niet meer door een ernstige oogontsteking. Franciscus had ‘broeder ezel’ behoorlijk afgepeigerd met zijn vele vasten en jarenlange afzien van elke vorm van luxe. Maar tot op het laatst brandde er in dat lichaam een enorme gloed. Onlangs nog was het Zonnelied opgeweld uit het diepst van zijn ziel. Het was direct de ronde gaan doen. Niet alleen zon, maan en sterren, wind en water waren zijn broeders en zusters, maar ook de dood. Zij is de uiteindelijke verlosser van pijn en lijden en brengt je leven tot voltooiing. Overweging van haar nadering leidt je tot goede keuzes.
Buiten kwetterde er luid een troep leeuweriken, alsof zijn favoriete vogels de uittocht van zijn ziel begeleidden. Binnen zagen sommige broeders nu pas voor het eerst zijn stigmata. Franciscus had deze wonden in zijn handen en voeten en in zijn zijde zoveel mogelijk voor anderen verborgen gehouden. Hij had ze sinds een jaar of twee, sinds een visioen in een hut hoog in een bos. Nog nooit eerder was dit iemand overkomen.
Volgens zijn wens werd hij na zijn overlijden eerst enige tijd naakt op de aarde gelegd. Kleren spelen een grote rol in de verhalen over zijn leven. Franciscus was zoon van een lakenkoopman. Twintig jaar eerder had de voormalige playboy publiekelijk al zijn kleren uitgetrokken en teruggegeven aan zijn vader. De jacht op bezit, macht en aanzien was ingeruild voor een huwelijk met Vrouwe Armoede om zich een schat in de hemel te verwerven. In de aanloop naar dat keerpunt had hij al eens van kleren gewisseld met een bedelaar bij de Sint Pieter, net als hij zijn afkeer van melaatsen had overwonnen door er een te omhelzen. En hij was een klein kapelletje gaan repareren, gehoorzaam aan een droom. Franciscus was diep geraakt door een beeld van een gekruisigde Jezus. Sindsdien had hij met niet aflatende energie diens woorden letterlijk nagevolgd: op weg gaan zonder reiszak, zwaard of sandalen, breken met je ouders, altijd groeten met vrede. Duizenden waren in de ban geraakt van de aanstekelijke levensvreugde van deze troubadour. Zijn preken, doorspekt met voorbeelden uit de dierenwereld en soms onderstreept met clowneske capriolen, hadden mensen van alle rangen en standen tot bezinning gebracht. Hij had grote conflicten helpen bijleggen, een hongerige wolf ingetoomd en zelfs bij de sultan van Egypte midden in het strijdrumoer van een kruistocht respect afgedwongen, door  ook deze ‘vijand’ ongewapend tegemoet te treden met zijn vredegroet. De hervormingspaus Innocentius III had zijn roeping erkend. In korte tijd waren er drie ordes ontstaan met nu al duizenden mannen en vrouwen die zijn voorbeeld volgden. Maar Franciscus had ook water in de wijn moeten doen van zijn idealen. De Minderbroeders zouden in stenen gebouwen wonen en over boeken beschikken en zich ook bezig houden met universitaire wetenschap.
Franciscus werd schutspatroon van de ecologische bewustwording en zijn sterfdag werd dierendag geworden. De huidige paus onderstreept alleen al met zijn naam het belang van de totaalboodschap van dit leven ook voor nu.

James O. Fraser – *1886 Saint Albans (GB) – † 25 sept 1938 Baoshan (Yunnan, China)

J O FraserIk ben een ingenieur en ik geloof in dingen die werken. ‘Weersta de duivel’, staat er geschreven. En ik zag dat het werkte.

 Nu het Evangelie in onze samenleving ook weer pionierswerk vraagt, krijgen de oude verhalen van zendingspioniers een nieuwe actualiteit. Ze gaan altijd over geduld, geloof,  toewijding en volharding. Maar ook over het belang van intense en liefdevolle aandacht voor taal en culturele eigenheid van mensen, en wat betreft Fraser ook van gebed en een ‘thuisfront’.

James Fraser staat te boek als een van de succesvolste zendelingen in Oost-Azië. Al op zijn achttiende gaf hij een toekomst als briljant ingenieur, beroemd bergbeklimmer of concertpianist op om zendeling te worden. Vier jaar later trok hij via Hong Kong naar Yunnan, de bergachtige regio van Zuidwest China. Zijn bestemming vond hij hoog in de bergen bij de Lisu, een Tibetaans-Birmese minderheid op de grens van China en Birma met een niet-chinese taal. Hij woonde er in lemen hutten en maakte tochten over de bergkammen. De chaos ten tijde van de Chinese revolutie van 1911 dwong hem tot tijdelijke terugtocht. De eerste jaren leken vruchteloos. Fraser was befaamd om zijn doorzettingskracht als sporter. Maar nu moest hij een geestelijk strijd leveren tegen zijn eigen depressieve gevoelens voor hij anderen uit hun geestelijke duisternis kon halen. Die kon hij niet alleen winnen. Hij organiseerde een ‘thuisfront’ van gebed.

Zes jaar na zijn aankomst kwam er een doorbaak. Er werden in korte tijd 129 families met  600 leden gedoopt. Vervolgens overtuigden deze families anderen om het leven met angst voor geesten (en van veel alcohol en gokken) af te zweren. De belangstelling voor lezen en schrijven groeide nu snel. Voor de taal van de Lisu ontwierp Fraser een alfabet en  een muzieknotatiesysteem. De Lisu waren grote zangers die hun geschiedenis via liederen doorvertelden. Hij droeg zorg voor een Bijbel – te beginnen met het Evangelie van Marcus – een liedboek en catechesemateriaal in hun eigen taal. Dit hielp de Lisu aan een nieuw besef van waardigheid.

Frasers spraakmakende aanpak van de kerkopbouw volgde eenzelfde strakke lijn: met eigen mensen en middelen. Hij trainde autochtone evangelisten. Hij leerde hen eigen fondsen te werven. Geen betaling door het buitenland dus. En de kerkleiding kwam ook zo snel als maar kon in handen van eigen mensen. Het belang van dit eigen-kracht-principe bleek in de tijd van Japanse bezetting, de burgeroorlog en de vervolgingen tijdens de Culturele Revolutie. De aanhang is exponentieel blijven groeien. De bijna 15.000 christenen die de communistische prefectuur in de regio in 1950 registreerden waren in 1995 ondanks gedwongen kerksluiting en werkkampen meer dan vertienvoudigd tot ruim een derde van de Lisu-bevolking. De staat stond nu toe dat er tienduizenden bijbels en liedboeken werden gedrukt. Intussen heeft de kerk wel last van voortdurende armoede, ongeletterdheid, gebrek aan gekwalificeerde evangelisten, de trek naar de steden elders en de ontregelende invloed van toerisme.

Fraser zelf overleed al in 1938. In 1992 erkende de overheid het Fraser alfabet voor de taal van de Lisu. Op zijn grafmonument in Weixi staat ‘hoe liefelijk zijn de voeten van hen die goed nieuws brengen’.

Lambertus van Maastricht – 638? Maastricht – 17 september 705? Luik

Lambertus‘Blijf aandringen, of het nu uitkomt of niet, wijs terecht met alle geduld’ (2 Tim. 4: 2)

Het christendom arriveerde mogelijk al in de vierde eeuw in het zuidelijkste puntje van ons land. Met de heilige Servaas, begraven in Maastricht, begint dan een lijstje bisschoppen met zetel in deze oude Romeinse nederzetting.
Lambertus werd in Maastricht geboren. Hij kwam uit een adellijke familie die daar zijn basis had. Machtsconflicten aan het hof van het Merovingische rijk rond de Frankische koning Childerik II en zijn hofmeiers bepalen zijn levensloop. Toen zijn oom, bisschop Theodardus, kort na 669 werd vermoord, regelden raadslieden van de koning dat Lambertus nu bisschop van Maastricht werd. Lambertus had banden met een van de hofmeiers, maar na de moord op Childerik II in 673 kwam de concurrent aan de macht. Lambertus werd uit zijn ambt gezet en bracht de jaren 674 – 681 als monnik door in de pas opgerichte abdij van Stavelot. Maar in 681 verschoven de machtsverhoudingen weer en kon Lambertus op zijn zetel terugkeren.
In 691 kwam Willibrord uit Engeland naar de Lage Landen om het Evangelie te verkondigen.  Lambertus moet in zijn gezelschap in het huidige Noord-Brabant hebben rondgepredikt. Verschillende kerken dragen er zijn naam.
In de volgende fase van de conflicten maakte familie van Lambertus zich schuldig aan moord. In een wraakactie werd Lambertus op zijn landgoed, de Gallo-Romeinse villa van waaruit enige tijd later Luik zou ontstaan, om het leven gebracht. De officiële kerkelijke versie ziet Lambertus als een martelaar voor het geloof vanwege zijn verdediging van de huwelijkstrouw. Hij zou een verbintenis van hofmeier Pepijn van Herstal met minnares Alpaida, de moeder van Karel Martel, aan de kaak hebben gesteld. Meteen werd Lambertus als martelaar vereerd. Hij werd eerst in Maastricht begraven, maar zijn opvolger Hubertus, een beschermeling van Pepijn en Alpaida, verplaatste de bisschopszetel naar Luik en liet Lambertus’ overblijfselen ook overbrengen. Een nieuwe bisschopszetel had zijn eigen heilige nodig. Een teken van berouw dat Lambertus daarvoor mocht dienen?
Zijn naam betekent ‘hij die glanst’. Sint Lambertus kreeg als attribuut een lans. Hij zou in een omgeving vol geweld en moord ‘vorstelijk in zijn optreden en voornaam in de omgang’ zijn geweest. Volgens een legende had hij als jonge misdienaar toen hij het wierookvat niet kon vinden, de gloeiende kooltjes in zijn koorhemd genomen zonder dat het verschroeide of hij zich brandde. Commentaar van Anselm Grün: hij was niet bang voor gloeiende kolen en hete hangijzers. Door voor moeilijke problemen weg te duiken lossen we niets op. Door ze aan te pakken kan er wierooklucht opstijgen.

Nicolaas Adriani – 15 sept 1865 Oud-Loosdrecht – 1 mei 1926 Poso (Ned. Indië)

Nicolaas AdrianiHet Christendom vernieuwt de Heidensche maatschappij ook in dezen zin, dat het nieuw leven geeft aan die gewoonten en gebruiken, die zich laten bezielen door nieuwe gedachten

Toeristische tv-programma’s willen culturen met veel kralen, volksdansen, vreemde soepjes en geurige dampen in rieten hutten nogal eens idealiseren. In ‘de eeuw van de zending’ keek men daar toch wat anders tegen aan. In 1895 arriveerde de taalgeleerde Nicolaas Adriani met zijn pas getrouwde vrouw en deskundig medewerkster Maria Gunning arriveerde in Poso, om daar voor het Nederlands Bijbelgenootschap te gaan werken met het zendingsechtpaar Kruyt. Deze streek van Celebes/Sulawesi stond nog niet onder Nederlands gezag. Er werd nog aan koppensnellen gedaan, stammenoorlog, heksenmoord, rituele verminking en slavernij. Het koloniale gezag zou er snel het oog op slaan vanwege de bodemschatten. De zending was er al, op zoek naar kansen voor de boodschap van het Evangelie.
Adriani wordt vaak in één adem genoemd met A. C. Kruyt. Twee grote pioniers van de protestantse zending in Nederlands-Indië. Hij was vooral de taalgeleerde, Kruyt de missionaris. Taal fascineerde hem al jong. Van Amsterdamse dialecten tot moderne poëzie en klassieke literaire werken. Hij ging Indonesische taal en letterkunde studeren, met een loopbaan in het verschiet bij het Bijbelgenootschap. Tijdens zijn studie had ‘de verborgen omgang met Christus’ leren kennen.
Bijbelvertaalwerk kon niet ‘zonder werkelijk deel te nemen aan het leven der Inlanders in hunne maatschappij’. Met zijn vrouw leefde hij dus tussen de Toraja’s. Pionieren betekende gevaarlijke reizen, ontberingen, ziektes, omgaan met tegenstand van bevolking, soms gedwongen verhuizing, confrontatie met bendes. Ze gingen tot diep in het oerwoud, maar ook diep in de cultuur van de Minehasa, hun verhalen, rituelen. Ging het vooral om het Bare’e, een ongeschreven taal met tientallen streekvarianten, hij begeleidde ook taalprojecten van anderen, gaf les aan zendingsarbeiders en taaladvies aan het Nederlandse gouvernement. Gebaseerd op heel gedetailleerd onderzoek kwamen er grammatica’s, verhalenverzamelingen, woordenboeken, gezaghebbende publicaties over talen en culturen van Celebes tot stand. In zijn Bijbelvertaalwerk gebruikte hij soms totaal andere beelden dan in de oorspronkelijke tekst. Zijn werk heeft discussies over vertaalwerk decennia lang diepgaand beïnvloed.
Pas toen de Toraja’s in de jaren 1906-1909 aan dat gouvernement waren onderworpen geraakt kwamen ook de eerste dopelingen. Adriani zag wel dat de zending het verzet tegen het koloniaal gezag had verzwakt, maar was niet tegen dat gezag, mits het zich liet corrigeren in haar neiging tot ondoordachte en abrupte ingrepen in de cultuur. Hij bepleitte de zending onder aniministische volken ook om hen te behoeden voor islamisering.
Van jongsaf had hij met veel gezondheidskwalen te maken. Om niet te veel te hoeven reizen voor schoolbezoek had hij bij een oom in huis gewoond. Later onderging hij twee maagoperaties, zonder veel succes. In 1914 werd repatriëring noodzakelijk. In 1926 teruggekomen om zijn vertaling van het Nieuwe Testament te voltooien bracht na nog één tocht te voet door het geliefde Poso-gebied een dubbele longontsteking de dood.
De bijbelse boodschap van Gods vergevende mensenliefde is nu in zo’n 2500 talen beschikbaar. Wat een inspanningen daar voor nodig waren en zijn!

Albert Schweitzer – *14 januari 1875 Kaysersberg (Elzas) – † 4 sep 1965 Lambarene (Gabon)

Albert Schweitzer Deventer


Het voorbeeld is niet het beste middel om te overtuigen, het is het enige middel



Een halve eeuw geleden stierf Albert Schweitzer. Theoloog, filosoof, organist, musicoloog, predikant, zendingsarts. Hij had zijn voorspoedige carrière in Europa opzij gezet om zijn roeping te volgen als arts in Afrika. Meer dan een halve eeuw werkte hij in een ziekenhuis in Lambarene. Met thuis een tropenbestendige piano met pedaal. Concerttournees om fondsen te werven voor zijn werk brachten hem ook naar Nederland. Het geld van de Nobelprijs voor de vrede van 1953 werd in een leprozenkliniek gestoken.
Een harde werker. Rond 1906 publiceerde hij bijna tegelijk een degelijk boek over de geschiedenis van het onderzoek naar de historische Jezus én een boek over Bach én begon hij zijn medische studie naast zijn predikantschap in Straatsburg en zijn activiteit als orgelbouwadviseur met innovatieve ideeën.
De historische Jezus was volgens hem een apocalypticus van wie de boodschap over het ophanden zijn van een hemelse doorbraak van Gods Koninkrijk niet uitkwam. Gelukkig hebben we ook nog zijn gelijkenissen en het voorbeeld van zijn leven van solidariteit en naastenliefde. De theoloog Schweitzer kreeg niet alle gelovige en theologische handen op elkaar. Maar hij kon een potje breken omdat hij zelf zo’n ernst maakte met het volgen van het voorbeeld van Jezus.
Zending is in zijn ogen niet mensen van hun mooie godsdiensten beroven, maar inzet voor hun waarachtige menselijkheid. Het is een zoenoffer voor alle ellende die de christelijke naties over volkeren elders hebben uitgestort door als roofstaten in plaats van als cultuurstaten op te treden. Zending is ontwikkelingshulp met het geloof dat ware menselijkheid niet kan worden volbracht zonder ware godsdienst en omgekeerd, aldus een preek in 1907.
Beroemd werd ook zijn ethiek van eerbied voor het leven. Hij kon letterlijk geen vlieg kwaad doen en was principieel vegetariër. Morele goedheid betekent ‘ons gevoel overwinnen van andere schepsels gescheiden te zijn en meeleven en meelijden met wat ieder geschapen wezen om ons heen meemaakt en beleeft’. En dan alles doen wat je kunt om ander leven te behouden en te beschermen. Pacifist Schweitzer bepleitte dus tijdens de Koude Oorlog ook eenzijdige ontwapening.
Zijn ideeën over Jezus, Paulus, orgelbouw, Bachspel en zijn nogal paternalistische aanpak van het werk in de tropen zijn verouderd. Zijn boodschap van eerbied voor de kwetsbare natuur is dat bepaald niet. Als de bijen sterven vanwege foute chemicaliën in de landbouw zijn grote kritische burgerbewegingen pure noodzaak om chemieconcerns en politici in beweging te krijgen. Wij dus.

Schweitzer postz Rw

Schweitzer postz Nl

Geloven onder bezetting

IMG_1415  klus geklaard:
Jacqueline Smits (Rotterdam) , ds Hans Baart (Driebergen), beide de vertalers en ik als ‘coördinator’ van de werkgroep theologie van Vrienden van Sabeel Nl/ Kairos Palestina Nl samen met auteur ds. Mitri Raheb (Bethlehem) tijdens de boekpresentatie met minisymposium in De Nieuwe Liefde in Amsterdam op 9 oktober 2015.

De regiobisschop komt eraan! Kerk 2025

In ´Kerk 2025´, het beleidsvoorstel dat de synode PKN in november a.s. gaat bespreken, wordt het voorstel gedaan om acht protestantse regiobisschoppen te gaan aanstellen. Eindelijk! De functie heet nog wel niet zo: ‘pastor pastorum’ is Latijn om de kerk niet teveel te laten opschrikken. Maar ‘Herder van herders’ is precies wat een bisschop van oorsprong is. Een bovenplaatselijke figuur die gezicht geeft aan de kerk in de regio. Hij/zij bouwt een vertrouwensrelatie op met de voorgangers en kerkenraden in de regio, werkt nauw samen met de regionale kerkvergadering (nieuwe superclassis), vliegt conflictbegeleiders in (visitatie, commissie bijzondere zorg) en voert gesprekken met predikanten en kerkenraden als het tijd wordt voor de predikant om te verkassen. Verder geeft de bisschop leiding aan  nieuwe initiatieven van kerk-zijn in de regio en begeleidt het stopzetten van niet meer levensvatbare gemeentes.

Ik heb jaren geleden al voor deze functionaris gepleit. Helemaal goed dus. Zoals ik het ook van harte eens ben met ‘wit laten op de kaart’ van postcodegebieden waar de gemeente moest worden opgeheven.  Geen eindeloze fusies tot steeds grotere streekgemeentes met steeds langere lijnen. En natuurlijk moet de periodieke visitatie worden afgeschaft. De enigen die er nog in geloofden zijn al jaren lang alleen de visitatoren zelf.

Ook goed aan het rapport is dat er flink gas terug genomen is ten opzichte van het eerdere schot voor de boeg dat predikantsaanstellingen beperkt zouden moeten worden tot twee keer vier jaar. Dat was een onuitvoerbaar en bot plan. De ideeën die nu worden geopperd om de mobiliteit te bevorderen klinken een stuk realistischer. Met een begeleidende rol voor die regiobisschop. Twaalf jaar is een redelijke limiet.

Veel meer staat er eigenlijk niet in het rapport. Maar dat is niet erg. De kerk wordt ook niet van boven af gemaakt. Kerkleiding en bovenplaatselijke organisatie moet eerder ‘onder’ de gemeentes en de andere vormen van kerkzijn in het land staan, dragend en voedend. Nu stevig insteken op het opnieuw vormgeven van de regionale ’tussenlaag’ , mét budget, lijkt me een prima keuze.

Het rapport laat ook zien dat kerkbestuur en kerkorde altijd achter de feiten aanlopen. De ingrepen op het bestuurlijke tussenniveau waren al veel langer noodzakelijk. Ook zonder krimp was het model van 75 classes met colleges van visitatoren achterhaald en de functie van RACV (regionaal adviseur classicale vergaderingen náást gemeente-adviseurs) een ongemakkelijke noodoplossing.  En dat de kerk moet durven ‘verkleuren’ door meer samenwerking met SKIN-kerken zou ook los van eigen krimp in ons multiculturele land een opdracht moeten zijn.

Wat mij betreft zou het hier en daar zelfs nog wel een tandje gedurfder mogen zijn. Het kan nog oecumenischer. De mobiliteitsrevolutie en de digitale revolutie zouden nog meer verdisconteerd kunnen worden. ‘Witte plekken’ denkt nog teveel vanuit een monopoliegedachte. Maar de kaart van Nederland kent nog heel veel andere kerkgenootschappen. Met sommige ervan zijn er plaatselijke samenwerkingsconstructies. En in de digitale wereld bestaan er geen postcodes. De internetkerk  kan overal in het land en zelfs daarbuiten leden hebben.

Ik pleit ook voor de mogelijkheid van volwaardig dubbellidmaatschap, verder gaand dan gastlidmaatschap. Ik zie steeds meer gemeenteleden nu al in meerdere (vaak aangrenzende) gemeentes actief betrokken: ze bezoeken soms kerkdiensten elders omdat de liturgie er traditioneler is of juist ‘hoger liturgisch’ – sturen kinderen naar een club of gaan zelf naar een gespreksgroep die er in de eigen gemeente niet is – blijven na verhuizing nog penningmeester in de oude gemeente omdat er geen opvolger is. Dit dubbellidmaatschap zou ook open moeten staan voor leden van andere kerken. Door twee of meer vakjes rood te maken op de lijst met kerken waarmee je verbonden bent zou je stem niet ongeldig mogen worden. (Omdat kerken hun ledenbestanden niet uitwisselen denk ik dat het nu ook al kan).

En waar is toch dat oude idee van een soort landelijke ‘studentenkerk’ gebleven? Iedere student die op kamers gaat wordt in principe overgeschreven naar de stad van kamerbewoning, tenzij hij/zij weer teruggeschreven wordt naar de thuisgemeente. En die stadsgemeente kan al die studenten niet langsfietsen. De PKN zou deze jongeren gedurende hun studietijd kunnen ‘parkeren’ in een aparte studentenkerk. Deze moet dan natuurlijk vooral als internetkerk vormgegeven worden, met nauwe banden met de studentenpastores in de desbetreffende steden. Gekoppeld aan het dubbellidmaatschap kan er desgewenst een relatie blijven met de thuisgemeente of een nieuwe gelegd worden met de gewone gemeente in de stad. Het belangrijkste is dat de kerk dan meer doet dan nu om de jongeren die zich losmaken van thuis te prikkelen en met andere mogelijkheden van kerk-zijn te confronteren dan die ene die ze nu misschien al te goed kennen en achter zich willen laten.

Tenslotte: ik verbaas me erover dat Kerk 2025 overal waar ‘predikant’ staat niet ook de kerkelijk werker wordt genoemd. Die moet natuurlijk net zo goed ‘gemobiliseerd’ worden en aan de geestelijke begeleiding van de regiobisschop worden blootgesteld.