30 januari: Lesslie Newbigin

Newbigin
8 december 1908, Newcastle upon Tyne (GB) – 30 januari 1998, London

Wat de Heer naliet was geen boek, geloofsbelijdenis, gedachtesysteem of leefregel, maar een levende gemeenschap

Wie missionair kerkzijn zegt, zegt al gauw Newbigin.
Newbigin was gewijd als predikant van de Church of Scotland om uitgezonden te worden naar India. Hij werd daar in 1947 benoemd tot bisschop van een Church of South India, die hij had helpen vormen door samenvoeging van verschillende protestantse kerken. Van 1959 tot 1965 had hij een functie bij de Wereldraad van Kerken, daarna keerde hij terug naar India. Tot 1974 was hij bisschop van Madras. Zijn vrouw en hij trokken daarna met twee koffers en rugzak over land terug naar Engeland. Hij werd er docent in Birmingham en pastor van een kleine kerk tegenover een gevangenis, die bezoekers van gevangenen ondersteunde. Als hij er de achterbuurt introk deed hij dat met priesterboord om, om herkenbaar te zijn voor de hindoe’s, sikhs of moslims die hij ontmoette.
Vooral door dit laatste kwart van zijn leven is hij bekend geworden. In boeken en lezingen bepleitte hij evangelisatie. Europa was post-christelijk en dus weer zendingsterrein! Door zijn krachtig leiderschap kreeg hij tot over zijn landsgrenzen de status van kerkvader. Ook in Nederland. Hier werd in 1978 het oecumenische project ‘Zending in Nederland’ uitgevoerd. Christenen van elders in de wereld werden uitgenodigd voor een visitatie aan ons land. Newbigin hielp de kloof tussen ‘oecumenischen’ en ‘evangelischen’ te overbruggen, ook al is die nog lang niet verdwenen. Hij hield een slottoespraak in de combisynode van de Samen-op-weg-kerken waarin hij opriep om vooral de verbinding van de ranken met de Wijnstok hecht in tact te laten.
Newbigin zag de moderne samenleving gebouwd op zekerheden die alleen maar aannames zijn. Dat konden wel eens valse goden zijn. Hij bedoelde met evangelisatie heel iets anders dan terugkeer naar fundamentalistisch christendom of de verzuilde samenleving van de negentiende eeuw. Hij geloofde ook niet in agressieve propaganda. Wel in de kracht van de plaatselijke gemeente, als die dan maar niet naar binnengekeerd bleef. Christenen moesten alle sectoren van de samenleving intrekken om die aan het licht van het evangelie bloot te stellen. De kerk bestaat voor de zaak van hen die geen lid zijn, ‘als teken, instrument en voorsmaak van Gods verlossende genade voor de gehele samenleving’.
In de gedachtenisdienst na zijn overlijden vertelde een vriend dat hij kort ervoor kinderen had geholpen de wereld omgekeerd te zien door zelf op zijn hoofd te gaan staan. Er was geen diploma of onderscheiding uit zijn zakken gevallen. Zijn bisschoppelijke waardigheid was intact gebleven.