Hendrikus Berkhof – *Appeltern, 11 juni 1914 – †  Leiderdorp, 17 december 1995     

We zouden wH. Berkhof (1914-1995)el als gemeente van Christus in deze tijd waarin iedere groep de andere groepen de lasten van de achteruitgang wil laten dragen, minstens kunnen opvallen doordat we aan dát spel weigeren mee te doen en minder opkomen voor ons zelf dan voor de laagstbetaalden bij ons en de hongerigen in de wereld

Deze woorden komen uit een Bijbeloverdenking uit 1986 van Hendrik Berkhof. Hij is meer bekend als de auteur van het dikke boek ‘Christelijk Geloof’ uit 1973, tot voor kort verplichte leerstof voor veel theologiestudenten. Daarin had hij als hoogleraar in Leiden de christelijke geloofsleer stevig en vooruitstrevend onder handen genomen. Berkhof gebruikte krachtige beelden. Hij noemde het Israël van het Oude Testament Gods ‘proefpolder voor de mensheid’. Uit de evolutieleer haalde hij de term ‘sprongvariatie’ om evolutieleer en Bijbel harmonisch met elkaar te verbinden. God werkt vaak geleidelijk, maar soms ook sprongsgewijs  naar nieuwe vormen. Vooral in de verschijning van Jezus Christus was dat gebeurd. Het christelijk geloof werd zo een spannend geschiedenisverhaal.
Berkhof was in het derde kwart van afgelopen eeuw een van de belangrijkste theologen van de Hervormde Kerk. Als student had hij in Berlijn het nazisme van nabij meegemaakt. Tijdens de bezetting was hij betrokken bij het hervormde verzet van de ‘Lunterse kring’. Hij zat een tijd in de gevangenis. Later dook hij onder. Na de oorlog kreeg hij de leiding van het nieuwe seminarium voor hervormde theologen, geïnspireerd op voorbeelden van de Duitse Belijdende Kerk in de Hitlertijd. Het gebouw Hydepark dat later hiervoor was gebouwd, is helaas onlangs afgebroken mét de kapel voor dagelijkse gebedsdiensten.
Van 1960 tot 1981 was Berkhof kerkelijk hoogleraar. Toen het hippietijdperk zijn intrede deed, begroette hij dat als een kans voor de Heilige Geest die mensen, samenlevingen en kerken wil vernieuwen. Hij was al een groot bruggenbouwer die niet in hokjes dacht, altijd ook bezig was om verschillende stromingen tot elkaar te brengen. Jarenlang was hij voorzitter  van de Raad van Kerken. Na de geruchtmakende herdoop van prinses Irene maakten de belangrijkste kerkgenootschappen van toen een belangrijke sprongvariatie naar grote samenwerking.
In de jaren na de Zesdaagse Oorlog van 1967 had hij een stevige hand in uitspraken over de bijzondere band die de kerken met de staat  Israël moesten voelen. In 1979 sprak hij zich namens de Raad van Kerken uit tegen plaatsing van kernwapens op Nederlandse grond. En in de Wereldraad van Kerken ondersteunde hij het programma voor bestrijding van racisme.
Berkhof was een sprankelende spreker, met een bijzondere mix van eenvoud, eerbied, nieuwsgierige onverschrokkenheid en kritische maatschappelijke betrokkenheid. Soms wist hij het wel erg goed, bijvoorbeeld over Gods weg met Israël of over de grote ‘sprongvariatie’ die de mensheid in de toekomst nog te wachten stond. In zijn laatste jaren sprak hij gedempter en rakelde hij het thema van de ‘Godsverduistering’ weer op.

Jan van Ruusbroec – *1293, Ruisbroek bij Brussel   – †2 december 1381, Groenendaal

Ruusbroec

Wilt u liefde en heiligheid beoefen en in de hoogste graad bezitten, dan moet u uw verstand ontbloten van alle beelden en het door geloof verheffen boven de rede

 De clerus van de kerk is soms corrupt. Wonderlijke bewegingen trekken door Europa, zoals fanatieke geselaars die hel en verdoemenis preken, of broeders en zusters van de Vrije Geest die naakt in bossen collectief paradijsje spelen. Diep in het Zoniënwoud bij Brussel tussen de everzwijnen zoeken een paar mannen hartstochtelijk en onbevreesd het contact met een andere Liefde. Een van hen is Jan van Ruusbroec, een van de grootste spirituele gestalten uit onze Middeleeuwen.
De nog jonge Geert Grote is net als zoveel anderen die aangetrokken werden door zijn sympathieke boodschap bij hem op bezoek geweest. Ruusbroec werd zo de geestelijke grootvader van de Moderne Devotie. Ruusbroec preekte niet tegen Domtorens, maar voor de vervulling met het vuur van goddelijke liefde. Zijn geschriften boden een tegenwicht tegen de harde en angstige trekken in de spiritualiteit van de ascetische noorderlingen.  In de verhalen over hem lijkt de gloed van God ook letterlijk om hem heen te schijnen. ‘Deze arme, eenzame monnik, die geen Grieks en misschien geen Latijn kende, vangt te midden van het duistere Zoniënwoud, in zijn onwetende, eenvoudige ziel de verblindende weerschijn van de hoogste en geheimzinnige bergtoppen van het menselijk weten op’ schreef de Belgische Nobelprijswinnaar Maeterlinck een eeuw geleden.
Vanaf 1317 was hij vijfentwintig jaar lang kapelaan op één dezelfde plek, de St. Goedelekerk in Brussel. In die tijd begon hij al boeken te schrijven, waaronder zijn meesterwerk ‘Die gheestelike Brulocht’ . In 1343 besluit hij samen met zijn oom en mentor, priester Jan Hinckaert, en een anderen kanunnik om gedrieën in afzondering te gaan leven in Groenendaal. Op den duur wordt hun kluizenaarsgemeenschap een officieel klooster. Ruusbroec was er niet de meest geleerde bewoner, maar was er wel de geestelijke spil. Door zijn geschriften over het geestelijk leven en de vertalingen ervan reikte zijn invloed tot ver buiten het taalgebied van het Diets.
Ruusbroec schrijft in de traditie van de bruidsmystiek. Hartstochtelijk sleurt hij zijn lezers het pad op van ‘die opgaende hoocheit ons levens in gode’. Via het werkende, het inwendige en het godschouwende leven kan men zover opklimmen dat de ziel zich verenigt met haar oorsprong. God en de ziel versmelten dan in de eenwording van de liefde, het toppunt van het `ghemeyne’ leven.
Onze huidige collectieve onmacht om nog iets te bewaren van het beeld van een persoonlijke God en voorstellingen van een Opperwezen, maakt de boodschap van zulke mystieke schrijvers opnieuw actueel. Mystici zoals Ruusbroec herinneren ons eraan dat ‘Godskennis’ iets anders is dan voor waar of onwaar houden van voorstellingen.

Edith Cavell – *4 dec 1865 Swardeston (GB) – †12 okt 1915 Schaarbeek (B)

Edith Cavell

Ik kan niet stoppen als er levens moeten worden gered

Een eeuw geleden woedde de Eerste Wereldoorlog, die grote uitbarsting van collectieve waanzin in ‘christelijk’ Europa die miljoenen jonge dienstplichtigen en burgers door hun regeringen en legerleiders de dood injoeg. Alleen al de herinneringen aan de slagvelden van toen zou ons hartstochtelijk achter één verenigd Europa moeten laten staan.
Op heiligenkalenders heeft deze oorlog maar weinig sporen nagelaten. Verzet vanuit kerken en de geestelijkheid was er namelijk nauwelijks. De Duitse theologen stonden zelfs ongeveer als één man achter hun keizer. Edith Cavell kwam wel op de heiligenkalender, de Britse. Geen geestelijke maar een verpleegster. Zij had ruim 200 man helpen ontsnappen uit het door de Duitsers bezette deel van België. Daarvoor kwam zij voor het vuurpeleton.
Als oudste van vier dochters van een Anglicaans geestelijke was haar van jongsaf geleerd te delen met wie het minder heeft, ook al was het thuis geen vetpot. Na haar schooltijd was ze een tijd gouvernante geweest, onder andere in Brussel. Ze danste, schilderde, speelde tennis. Na enkele ervaringen met het verzorging van zieken kreeg ze zin in verpleegkunde en volgde ze een opleiding in Londen. Ze verpleegde patiënten met gevaarlijke ziektes zoals tyfus. In 1907 werd ze gerekruteerd als hoofd van een nieuwe verpleegstersopleiding in Brussel. Een paar jaar later begon ze een verpleegkundig vakblad.
Toen de Duitsers eind 2014 Brussel bezetten werd haar kliniek met opleidingsinstituut overgenomen door het Rode Kruis. Ze droeg de verpleegsters op alle gewonden te verzorgen, ongeacht nationaliteit. Maar zelf werkte ze ook voor de Britse geheime dienst mee aan onderduik van Britse en Franse soldaten en van dienstplichtige burgers. Ze hielp om ze via Nederland het land uit te smokkelen. En ze verzamelde inlichtingen. Ze werd verraden en ter dood veroordeeld wegens hoogverraad, ondanks interventie van Amerikaanse diplomatie. Vlak voor haar executie zou ze tegen de kapelaan die haar voor het laatst de communie mocht geven: ‘staande voor God en de Eeuwigheid besef ik dat patriottisme niet genoeg is. Ik moet geen haat of bitterheid voelen tegen wie dan ook’. Ze had een exemplaar van ‘De Navolging van Christus’ in haar cel.
Haar verhaal werd direct onderdeel van de Britse oorlogspropaganda. Ze kwam op een postzegel en kreeg al in 1916 een film. De Duitse keizer besloot vanwege alle protest dat de doodstraf van vrouwen voortaan alleen na zijn persoonlijke permissie mocht worden voltrokken. En ze kreeg standbeelden en nu, een eeuw later, muziekstukken en een herdenkingsmunt. Zelf had ze alleen herdacht willen worden als gewoon een verpleegster die probeerde haar plicht te doen.

Heruitgave Ethische Theologie voltooid

Blaukapel  In het Noordoostelijke puntje van Utrecht, ingeklemd tussen autosnelwegen en spoorbaan, ligt verstild fort Blauwkapel. Tussen oude huizen staat het fraaie middeleeuwse kerkje. Hier was J.H. Gunning jr tussen 1854 en 1857 predikant. Het was zijn eerste gemeente. Hij verdiende bij met kamerverhuur en lesgeven aan inwonende studenten. Zelf studeerde hij ook hard.

In dit kerkje vond op 10 december 2015 de presentatie plaats van het derde, tevens laatste deel van het Verzameld Werk van deze J.H. Gunning jr. Drie interessante lezingen door de hoogleraren Nico den Bok, Willem Drees en Rinze Reeling Brouwer vergezelden de presentatie. Zij belichtten Gunnings relatie tot de ‘schone letteren’ en zijn discussie met de filosofie van Spinoza. Dr. Leo Mietus, die deze heruitgave had verzorgd, presenteerde ook de aparte uitgave van een interessant collegedictaat dat een inkijkje bood in de manier waarop hij met studenten de beroemde Ethica van Spinoza behandelde, eind 19de eeuw. Op tafel stond het beeldje van Dante dat gedurende heel zijn loopbaan op het bureau van Gunning had gestaan.Dante Gunning

Met deze band Verzameld Werk is een enorm project voltooid. Een wetenschappelijke prestatie van formaat onder steeds moeilijker omstandigheden. Gunning jr (1829-1905) hoort samen met zijn oudere collega Daniël Chantepie de la Sausssaye (1818-1874) tot de eerste generatie theologen van de zogenaamde Ethische richting. In zes dikke banden zijn hun voornaamste geschriften met uitstekend notenapparaat opnieuw en blijvend toegankelijk gemaakt. Hulde aan uitgeverij Boekencentrum. De Stichting Heruitgave Oudere Ethische Theologie hief zichzelf op. Aan deze heruitgave gingen twee andere grote projecten vooraf: de bij uitgeverij Kok verschenen series Verzamelde Werken van  K.H. Miskottte en O. Noordmans, theologen uit het midden van de vorige eeuw. Ook werd nog gerefereerd aan de recente uitgave van de na-oorlogse hervormde theoloog A. A. van Ruler die sterk beïnvloed was door La Saussaye sr en Noordmans.

Meer dan eeuw lang leverden de Ethischen het voornaamste alternatief voor de gereformeerde ‘neo-calvinistische’ theologie. Zij waren van meetaf – 1849 was het jaar van de eerste publicatie van la Saussaye sr – wars van fundamentalisme in de uitleg van de Bijbel en van leerdwang op grond van de belijdenisgeschriften in de kerk. Zij vormden met hun grote openheid naar ontwikkelingen in de wetenschap, de cultuur en de samenleving ook altijd een rem op de verzuiling. Ethische dominees gingen in de jaren ’30 met hun catechisanten wel naar de bioscoop en deden na 1945 vaak me aan ‘de Doorbraak’. Tegelijk vormden zij ook altijd het alternatief voor vrijzinnigheid die een streep zetten door belangrijke principes van christelijk geloof.

De heruitgave van de werken van Miskotte en Noordmans in het laatste kwart van de vorige eeuw (vanaf 1978) was een gezamenlijk project van gereformeerde en hervormde – veelal ook nog jonge – theologen. Dat kwam omdat de gereformeerden waren uitgekeken op de insteek van Kuyper, Bavinck en ook Berkouwer. En dit flankeerde en stimuleerde in belangrijke mate het Samen-op-weg-proces van beider kerken. De theologie was niet kerkscheidend meer en de hervormde kerkorde van 1951 die in belangrijke mate door de ethischen was beïnvloed kon het uitgangspunt worden voor de kerkorde van de te vormen PKN.
De heruitgave van de oudere ethische theologie vanaf 1997 was merkwaardig genoeg vooral een Utrechts ‘hervormd’ project. De fijngevoelige openheid van deze theologen voor psychologie en cultuur zou goed hebben kunnen aansluiten op de verschuiving van kerkelijke focus naar spiritualiteit en beleving na de jaren van veel discussie over ethische en politieke vraagstukken (kernwapens, emancipatie, homoseksualiteit, abortus en euthanasie). Mogelijk dat het geduld dat hun werk en de interpretatie ervan vereist, teveel gevraagd was bij de toenemende druk op predikanten door de secularisatie en de ontkerkelijking.

Hoe dan ook staan deze monumenten voor een vijftal hervormde theologen als een huis. Maar de studiedag werd slechts bezocht door enkele tientallen meest oudere en zelfs bejaarde theologen. Henri Veldhuis benoemde in zijn toespraak t.g.v. de opheffing van de Stichting de voortschrijdende ontkerkelijking en sprak kritische woorden over het verlies van de christocentrische oriëntatie zoals de ethischen die voorstonden. In de kerk zouden we zelfs niet meer zeker weten of we nog wel christelijk willen zijn en niet liever algemeen-religieus. Feit is dat er nu nog nauwelijks institutionele inbedding is voor verdere bestudering van de ethischen. Terwijl het werk niet klaar is. De middengeneratie ethischen zijn nauwelijks toegankelijk en verdienen ook ontsluiting van hun belangrijkste geschriften, al was het maar digitaal: P.D Chantepie de la Saussaye, J.J. Valeton jr , Is. van Dijk en de predikant J.G. Gerretsen (die Juliana mocht dopen). Een goed wetenschappelijk totaaloverzicht ontbreekt van een eeuw lang beïnvloeding van kerk, wetenschap, cultuur en samenleving, vanaf de grondwet van 1848. Hun biografieën zijn meestal in aanzetten blijven steken. Zonder goed historisch inzicht hebben we niet alleen in de kerk maar ook – vooral! – in de samenleving in feite een scheef beeld van onze eigen geschiedenis. Te vrezen valt dat het beeld van het eigen religieuze verleden steeds ongenuanceerder gaat worden. Het echte verhaal gaat niet alleen over gereformeerd fundamentalisme en triomfantelijk katholicisme waartegenover door  het licht van liberale redelijkheid en socialistische gelijkheid langzaam maar zeker het pad gebaand werd naar de heilsstaat van onze moderne seculiere samenleving.

Wat er nog over is van kerk oriënteert zich vooral op Britse en Amerikaanse ‘evangelical’ theologie en kerk. Daarbij komen we soms in discussies terecht die al veel eerder waren gevoerd en tot een goed einde waren gebracht. We vinden wielen opnieuw uit die al eerder draaiden. En met een meer ‘ethische’ inslag was de nieuwe dogmatiek van Vd Kooij/ vd Brink minder neo-orthodox uitgevallen.

Ik idealiseer de ethischen allesbehalve. Het duurde veel te lang tot de sociale vragen van arbeid, armoede en ongelijkheid echt werden opgepakt. Aan de emancipatie van de vrouw hebben de heren ook niet veel bijgedragen. En op deze studiedag werd ook hoorbaar dat het antwoord van Gunning op Spinoza tekort schoot. Anders gezegd: we kunnen de antwoorden van vroeger op de uitdaging van de moderne kijk op de wereld om ons heen en op onszelf, niet kopiëren. En dat geldt volgens mij ook van hun christologie (die door de tijd heen ook aan verandering onderhevig was)! Het is eerder om hun ‘drive’ en hun grondhouding waarmee zij in kerk en samenleving stonden dat zij een blijvende inspiratiebron zijn.

(toespraak Henri Veldhuis op http://www.henriveldhuis.nl/LocalFiles/SaussayePageFiles/SHOET_Symposium_Groenekan_10dec2015.pdf)