Guillaume Groen van Prinsterer, 21 augustus 1801 Voorburg – 19 mei 1876 Den Haag

Groen van PrinstererVasthouden aan de waarheid eist vasthouden aan de plichten die voor ieders bijzondere positie en betrekking zijn opgelegd. Laat ons trouw zijn, een ieder op zijn eigen plaats.

Als er iemand bij veel protestanten op een hoog voetstuk kwam te staan, dan Groen van Prinsterer wel. Grondlegger van protestants-christelijke politiek in Nederland. Gaf als een generaal leiding aan de ‘mobilisatie’ van het protestantse volksdeel. Een van zijn succesvolste marsbevelen betrof de organisatie van het christelijk onderwijs in CNS-scholen.
Groen paarde groot inzicht aan een diep en orthodox geloof. En aan de deur van het royale pand van het echtpaar Groen dichtbij het Binnenhof of van hun zomerverblijf in Wassenaar werd niet tevergeefs geklopt voor een bijdrage uit hun grote portemonnee om protestants onderwijs en andere initiatieven van de ‘kleine luyden’ te bekostigen.
Groen studeerde in Leiden rechten samen met Thorbecke, later zijn grote politieke tegenstander. Het huwelijk met Betsy van der Hoop bleef kinderloos. In Brussel kwamen zij dankzij hun predikant Merle d’Aubigné onder de invloed van de opwekkingsbeweging van het Réveil. Uit schrik over de revolutiegeest van de Belgische opstand begon hij vanaf 1829 met zijn blad Nederlandsche Gedachten. Ook al was hij in dienst van de Koning, het belette hem niet om kritiek te uiten op de harde maatregelen tegen de Afgescheidenen van Hendrick de Kock die het eenheidsideaal van Willem I doorkruisten. Meerdere keren zat hij in de Tweede Kamer. Als tegenstander van de slavernij mocht hij in 1853 voorzitter worden van de Staatscommissie afschaffing slavernij, helaas zonder direct succes.
Zijn boek Ongeloof en Revolutie, aan de vooravond van de belangrijke grondwetswijziging van 1848, vormt tot vandaag een soort bijbel van christelijke politici. Hier werd stevig aan het denken gezet over de gevaren van de volkssoevereiniteit die heel Europa leek te begeren. Wat voor ongeest kan er aan de macht komen als staat en maatschappij niet van eerbied voor de God van de Bijbel zijn vervuld? Tijdens de Duitse bezetting had menig protestant het zetje nodig van een zin uit dit boek om de schroom te overwinnen om in verzet te gaan tegen de overheid. ‘Ik wil geen uitlegging onderschrijven, welke ons verplichten zou de gekroonde rover die gisteren de wettige Vorst verjaagd heeft, heden als een van God verordineerde macht te beschouwen.’
Groen predikte beginselvastheid. Tot zijn erfenis behoren ook de negatieve kanten van partijschap, van heftig debat over de principes en afkeer van theologie die de hoofdzaken van het christelijk geloof eigentijds nuanceert. Zelf bleef hij een gentleman die al te felle aanhangers wel maande om op de bal te blijven spelen en niet op de man. En vòòr alles ‘geen staatsman, maar evangeliebelijder’.

Marga Klompé, 16 augustus 1912 Arnhem – 28 oktober 1986 ‘s-Gravenhage

Marga KlompéHoe ik vond dat je God het best kon dienen, was in wezen irrelevant. Belangrijker was hoe God vond dat Hij gediend wilde worden.

Op lijstjes van beeldbepalende figuren van het Nederlandse christendom uit de voorbije eeuw kom je steevast ook Marga Klompé tegen. ‘Liever weinig goed, dan veel vluchtig’ was een van haar uitspraken. Maar de eerste vrouwelijke minister van ons land had een indrukwekkende politieke loopbaan. Ze had een groot aandeel in de uitbouw van de moderne verzorgingsstaat. Ze bleef daarbij nadrukkelijk rooms-katholiek gelovig christen. Als het moest ook kritisch naar kerk en paus.
Margaretha Albertina Maria Klompé wordt geboren op 16 augustus 1912 te Arnhem. Vader is eigenaar van een kleine postpapierfabriek. Als studente in Utrecht neemt ze afstand van haar rooms-katholieke opvoeding en geniet ze van de bevrijding van alle regels en betutteling. Maar ze maakt een crisis door die haar terug brengt in de moederkerk, wel met blijvend respect voor andere vormen van godsdienst. Ze is actief in het verzet als koerierster, wordt docente scheikunde in Nijmegen en promoveert in wis- en natuurkunde. Dan gaat ze voor de KVP de Tweede kamer in. Ze schrijft in haar dagboek dan ze hoopt ‘dat God mij de kracht geeft om mijzelf te blijven en in deze sfeer iets uit te dragen van de Liefde en de Rechtvaardigheid’. In 1955 stemt ze vóór afschaffen van de regel dat leraressen en ambtenaressen automatisch ontslag krijgen bij hun huwelijk, ook al stemmen de 28 mannelijke collega’s in de fractie tegen. In 1956 begint haar eerste ministerschap. Op haar conto staan de Algemene Bijstandswet uit 1963 en de Omroepwet van 1966. Joseph Luns noemt haar “Onze lieve vrouwe van altijddurende bijstand”. Ze wordt wel geplaagd om de grote ernst waarmee zij haar taken uitvoert.
Ze maakt zich ook in kerkelijke zaken in internationaal verband verdienstelijk, in het bijzonder op het gebied van vrede, ontwapening en ontwikkeling. Als het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) de celibaatsverplichting voor priesters wil handhaven, ondertekent ze een protestbrief van tachtig vooraanstaande politici en wetenschappers in de wereld. Ook al bleef ze zelf ongehuwd. Twintig jaar later uit ze zich in een open brief ter gelegenheid van het pausbezoek aan Nederland (1985) uiterst kritisch over het bestuursapparaat rond de paus en het gemis aan ware, echte zielzorg. Ze vreest dat paus Johannes Paulus II ‘allerlei hoopvolle tekenen van onze tijd, van hedendaags waardebesef niet verstaat en zo schade toebrengt aan de blijde boodschap van het Evangelie waarvoor hij zich inzet’.
Haar stem klonk nogal deftig. Haar hart zat duidelijk op de goede plaats.

Bron: E. Borgman, In liefde en rechtvaardigheid. Het dagboek van Marga Klompé 1948-1949 (2012)

Thomas a Kempis

Thomas a KempisSchrijf, lees, zing, zucht, zwijg, bid en verdraag manmoedig wat u tegenloopt

• plm 1380, Kempen
† 25 juli 1471, Windesheim

Thomas Hemerken werd geboren in Kempen. Hij ontving onderwijs bij de Broeders des Gemenen Levens in Deventer. Eenmaal kloosterling in het Bergklooster in Zwolle wordt hij de man ‘met een boekje in een hoekje’. De beweging van de Moderne Devotie krijgt intussen een steeds bredere actieradius, een beweging van mannen en vrouwen die in gemeenschappen wonen en zich wijden aan groei in geestelijk leven. Thomas´ boek
De navolging van Christus, gegroeid tussen 1420-1441, is de rijpste vrucht van deze beweging geworden. Het kwam te liggen op de nachtkastjes van uiteenlopende figuren als Florence Nigthingale, paus Johannes Paulus II en Bill Clinton. Geen wonder, want het is een vriendelijk spiritueel zelfhulpboek. Het wil helpen grip te krijgen op de innerlijke krachten die je allerlei kanten uit willen sturen  en vaak niet in de richting waarin je voor God, de naaste en jezelf een beetje aangenaam mens bent. Geen geloofsleer, maar gids voor geestelijk leven. 

Niet dat je deze eeuwenoude bestseller uit Zwolle steeds met rode oortjes leest. Je moet bij de Moderne Devoten wel erg nadrukkelijk afzien van allerlei ‘wereldse’ genietingen. Soms lijkt het boek vooruit te lopen op de sombere spiritualiteit die nog wel in de Bible Belt rondwaart: hoe onwaardiger je jezelf vooral probeert te voelen, hoe meer kans op een ervaring van genade. Maar als je dit met een korreltje zout neemt, vind je kostbare handvaten voor het winnen van echte innerlijke levensvreugde en ook heel nuchtere waarnemingen.
Thomas gebruikt vaak het beeld van het ‘bezoek’ dat je kunt krijgen van God. Hoe houd je de deur voor Hem open zodat het vuur van de liefde en het licht van inzicht weer wordt aangewakkerd? En zoals de titel al aanduidt is Jezus het aandachtscentrum. Voor Mariaverering en heiligenaanbidding moet je bij Thomas niet erg zijn. Hij wil vooral verbinden met Jezus. Beschouwingen over de geestelijke betekenis van brood en wijn van het Avondmaal vormen het hart van het boek.
Thomas heeft nog wel heel wat meer schrijfsels nagelaten. Minstens drie keer schreef hij de hele Bijbel over. De Devoten geloofden enorm in het belang van goede teksten om op te kunnen ‘kauwen’ en schreven die driftig over, voor zichzelf en op bestelling. Van copyright was voor de uitvinding van de boekdrukkunst geen sprake. Daarmee is De Navolging een boek dat vooral ook uitdaagt om zelf teksten te vergaren in een raperarium, een citatenboek om al mediterend je eigen moderne devotie vorm te geven. Blijven plakken dus.

(2014)

Nelson Mandela: 18 juli 1918 Mvezo, Oostkaap – 5 december 2013 Johannesburg

Nelson MandelaVergeet nooit dat een heilige een zondaar is die blijft proberen

Een heiligverklaring door de paus of de Anglicaanse Kerk zal ‘Madiba’ (‘koning’) Mandela niet ondergaan. Hij vond zichzelf ook geen heilige of messias. Als jongeman was de knappe Nelson een vrouwenversierder. In het ANC had hij Afrika rondgereisd voor de militaire vleugel die sabotage en aanslagen pleegde. En toen hij na jarenlange gevangenschap vrij kwam om leiding te geven aan een vreedzame overgang van apartheidsstaat naar regenboognatie Zuid-Afrika en de eerste vrije verkiezingen eraan kwamen, moest er buitenlandse diplomatie (en gebed) aan te pas komen om de tegenstellingen tussen zijn ANC en de Inkatha-partij van de Zoeloes niet te laten ontaarden in een etnisch drama zoals ongeveer tezelfder tijd in Rwanda plaatsvond. In zoverre geen heilige.
Maar wel een gedenkwaardig mens. Het is geen wonder dat Robbeneiland waar hij samen met veel andere anti-apartheidstrijders zo lang in gevangenschap doorbracht, een soort bedevaartsoord werd. Ex-gevangenen tonen bezoekers het dunne matje op de betonnen vloer waarop men moest slapen en de kleine cel met bed die Mandela later kreeg. Je kunt er de steengroeve bezoeken waar ze moesten bikken en door de schittering van de zon oogkwalen opliepen omdat ze geen zonnebrillen kregen. Uitermate gedisciplineerd, vastberaden en met een ongebroken geest sloeg hij zich door de jarenlange gevangenschap heen.
In de verhalen van afgelopen december na zijn overlijden hoorde je niets over de rol van religie. Zuid-Afrika is doordrenkt van christendom. Mandela had ook christelijk onderwijs genoten. De apartheidsmannen beriepen zich op Bijbel en calvinisme, maar de Bijbel was ook inspiratiebron voor de zwarte bevolking en mensen van het verzet. Mandela zelf was kennelijk geen bijbellezer en kerkganger. Maar midden tussen allerlei teksten uit zijn gevangenschap staan ook de opmerkelijke bladzijden waarin hij voor zijn vrouw Winnie op nieuwjaarsdag 1970 uit zijn geheugen een roman samenvat die hij in 1964 had gelezen. Daarin schrijft Pontius Pilatus een brief aan een vriend over het proces van Jezus van Nazareth en de diepe indruk deze man op hem gemaakt had. ‘Op zijn gezicht stond een glans van liefde en hoop geschreven; maar op hetzelfde moment vertoonde hij de uitdrukking van iemand die diep bedroefd was door de dwaasheid en het lijden van de mensheid als geheel’. Pilatus beseft dat de eigenlijke macht niet bij hem ligt maar bij deze man in de beklaagdenbank. ‘Hier staat de rechter zelf terecht’. Mandela herkent in dit verhaal ‘zaken van het heden’ (de censuur leest in 1970 mee). Hij besluit de brief aan Winnie met: ‘Ik hoop dat je het betekenisvol en bruikbaar vindt en vertrouw erop dat het je enige mate van geluk brengt’. Jazeker had Mandela iets met Jezus.
18 juli, zijn geboortedag, is door de VN in 2009 uitgeroepen als jaarlijkse Mandela-gedenkdag voor vrijheid, gerechtigheid en democratie.

Bron: Nelson Mandela, In gesprek met mijzelf, Spectrum-Houten 2010

Marcella van Rome, rond 335-411 Rome

Marcella van Rome - santa sabina ‘Ze voert je door de groene weiden en de verscheidene bloemen van de goddelijke boeken’ 

We weten maar weinig over ‘kerkmoeder’ Marcella van Rome. Haar brieven aan de kerkvader Hieronymus zijn niet bewaard gebleven. Brieven van hem áán haar en over haar wel.
Toen ze op haar zeventiende weduwe werd, wilde haar moeder haar enige kind uithuwelijken aan een oudere man met flink vermogen. Liever nog een echtgenoot dan een erfenis, als ik me niet aan de eeuwige kuisheid zou willen wijden, antwoordde ze haar moeder. Dat laatste dus. In plaats van zich met opzichtige sieraden en kleding en in dure geurtjes op de huwelijksmarkt te begeven, zoals onder heidense weduwen gebruikelijk was, hulde zij zich in de donkere kleding van vrouwen die zich aan een leven in soberheid, onthouding en gebed hebben gewijd, aldus Hieronymus. Die ongehuwde staat betekende ook dat ze zich onttrok aan een leven in onderdanigheid aan de man, zoals de wet van Rome aan gehuwde vrouwen voorschreef. Daarvoor voelde ze zich niet in de wieg gelegd kennelijk. Ze blijkt ook erg van argumenteren te houden en bepaald niet van autoritair gedrag.
Haar villa op de Aventijn, een van de zeven heuvels van Rome, werd een van de eerste christelijke leefgemeenschappen van ongehuwde vrouwen binnen de muren van de stad. Ze was geïnspireerd door de verhalen over het monnikenleven in Egypte, van de beroemde Athanasius persoonlijk gehoord, de biograaf van kluizenaar Antonius. Maar haar eigen stadskloostertje week met haar boekenverzameling, theologisch onderricht, gastopvang en armenzorg van de voorbeelden elders af. Ze was goed onderlegd en kende niet alleen Latijn maar ook Grieks en las met haar vrouwen kennelijk zelfs Hebreeuws.
Met niemand minder dan Hieronymus heeft ze omgang. Die is bezig met de herziening van de Latijnse bijbelvertaling, de in komende eeuwen gezaghebbende bijbel van de westerse kerk.  Eerst mondeling en na zijn vestiging in Bethlehem per brief, hebben ze hele discussies over tal van uitlegkundige kwesties. In wederzijds respect. ‘Slavendrijfster!’ roept hij een keer uit als ze hem weer bestookt met vragen. Leerlingen van haar werden belangrijke figuren in nieuwe zustergemeenschappen in Bethlehem. In Rome zelf werd ze soms door geestelijken geraadpleegd. In discussies over mogelijk ´ketterse´ gedachten bij de theoloog Origenes mengde ze zich met resultaten van eigen onderzoek. Als bejaarde vrouw maakt haar moed indruk op de Gotische houwdegens die Rome veroveren en plunderen en de vrouwen lastig vallen. Later wordt het in de Kerk van Rome steeds meer ondenkbaar dat vrouwen in de rol van geestelijk leraar (magistra) terecht komen, ook al had Hieronymus haar herhaaldelijk ten voorbeeld gesteld naast de professen en leraressen in de Bijbel. Wat hem betreft mochten zulke vrouwen wel aan het Woord komen.

Bron: de vertaling en inleiding van Esther de Boer van het gedenkschrift van Hieronymus, (Ad Fontes deel 5, Zoetermeer 2009)

 

Marc Chagall, 7 juli 1887 Vitebsk (Wit-Rusland) – 28 maart 1985, Saint-Paul-de-Vence (Fr)

Marc ChagallMijn afbeeldingen moeten de mensen helpen in gebed de weg naar God te vinden

In de roman Mijn naam is Asjer Lev van de Amerikaans-Joodse schrijver Chaim Potok schokt de jonge kunstschilder om wie het draait zijn orthodox-joodse omgeving door te kiezen voor het symbool van het kruis als hij het lijden van zijn moeder op het witte doek tot uitdrukking wil brengen. Het motief zou ontleend kunnen zijn aan het leven van de Russisch-Joods-Franse kunstenaar Marc Chagall. Als hij in 1938, het jaar van de Kristallnacht, het leed van de Europese Joden op het doek brengt, doet hij dat door een eigentijdse variant van de crucifix te schilderen. Jezus heeft een joodse gebedsmantel om de lendenen en om het kruis heen zien we beelden uit vroegere pogroms. Een boodschap voor het christelijke Europa. Hun lijdende Jezus was nu terug te vinden in wat de Joden werd aangedaan. Het is het favoriete schilderij van paus Franciscus. En anderen.
Chagall heeft een enorm oeuvre nagelaten. Maar of het nu gaat om schilderijen, grafisch werk, wandtapijten, mozaïeken of glas-in-lood-ramen in kerken en kapellen over de hele wereld, zijn beeldtaal veranderde sinds begin jaren ’30 nauwelijks, een Chagall herken je snel. Zelf zat hij vol tegenstrijdigheden. Temperamentvol en gevoelig, enerzijds in verzet tegen tradities, anderzijds er blijvend mee verbonden, religieus en artistiek. Hij hield van zijn geboortedorp Vitebsk, maar riep ook vaak dat Parijs, destijds het hart van de kunstwereld, zijn thuis was. Hij was van huis uit chassidisch-joods, maar zag ook wel wat in het christendom. Hij schijnt ook geworsteld te hebben met zijn seksuele geaardheid, maar na verlies van zijn eerste vrouw hertrouwde hij tweemaal. Hij beleefde  twee wereldoorlogen, de Russische Revolutie en het ontstaan van de staat Israël. Hij werd zowel verguisd als geprezen en moest soms de eindjes aan elkaar knopen.
Een sleutelrol in zijn kunstenaarsbiografie speelde de opdracht begin jaren ’30 om de Bijbel te illustreren. Voor inspiratie reisde hij naar Palestina. Het hielp hem om zijn liefde voor de bijbel te hervinden en in zijn kunst te integreren. En menig vakantietoerist heeft intussen het kleine maar fijne museum in het Franse Nice bezocht, waar de kleuren je tegemoet vlammen van doeken bij ondermeer het Hooglied. Chagalls werk rond bijbelse thema’s helpt fantastisch om toegang te krijgen tot emotionele lagen en diepere betekenissen in verhalen uit het Oude Testament. En dus ook uit het Nieuwe Testament. En wie goed genoeg is voor een Chagall-bijbel hoort dan ook op de kalender voor inspirerende geloofsgetuigen.

Pavel Adelgejm, 1 augustus 1938, Rostov a.d. Don (USSR) – 5 augustus 2013, Pskov (Rusland)

Pavel Adelgejm Trouw
´Je kunt het gelaat van God niet herkennen door kruis en gevangenis uit de weg te gaan´

Is Russisch-Orthodox christendom meer dan ikonen, kerkdiensten die staande moeten worden bijgewoond, vocale kerkzang volgens eeuwenoude traditie, kerkleiding die aan de leiband van de staat loopt en nationalistische gevoelens?
Iemand voor wie het zeker meer moest zijn was Pavel Adelgejm. Op 5 augustus 2013 kwam hij om het leven door messteken van een verwarde man. Het was even wereldnieuws. ‘De laatste vrije priester van het Moskouse patriarchaat’ werd hij daarin genoemd. Hij was een uitgesproken criticus van de kerkleiding en van de nauwe band tussen kerk en staat. Een bevoorrechte positie in het onderwijs en steun voor de bouw van kerken met schitterende koepels in ruil voor een kritiekloze opstelling ten opzichte van het bewind was hem een doorn in het oog. In 2012 had hij ook een petitie ondertekend voor een milde behandeling van de bandleden van Pussy Riot die een mis hadden verstoord. ‘Altijd zijn er profeten, armen, bezetenen en heilige dwazen geweest die inbraken op de regels van heilige ruimtes’, zo schreef hij. En deze vrouwen hadden de leugen ontmaskerd van de onnatuurlijke band tussen de Kerk en de Russische Federatie.
Zowel zijn ene grootvader als zijn vader waren gedood door het communistische regime. De familie bezat voorheen verschillende fabrieken. Pavel kwam in een kindertehuis en ging vervolgens met zijn moeder in ballingschap in Kazachstan. Al jong besloot hij priester te worden. Hij woonde een tijdje in het Holenklooster in Kiev. In 1964 werd hij priester in Oezbekistan. Hij kreeg het voor elkaar er een kerk te bouwen, een hele prestatie. Mogelijk daarom kreeg hij vervolgens drie jaar strafkamp: ‘laster tegen de Sovjet-Unie’. Hij verloor er een been. Bij zijn vrijlating werd hij hartelijk ontvangen door de aartsbisschop van Tasjkent. Heel anders was de verhouding met zijn latere aartsbisschop die hem ernstig dwarsboomde. Intussen was het IJzeren Gordijn verdwenen en de Russische Federatie tot stand gekomen. Adelgejm bracht twee sociaal actieve parochies tot bloei. Met steun vanuit protestantse kerken in Nederland bouwde hij ook weer een kerk, bij een psychiatrisch ziekenhuis. Maar hij moest vertrekken uit de parochie en mocht in deze kerk geen diensten meer leiden.
Die aandacht voor de sociaal en psychisch zwakkere medemens was kenmerkend voor zijn pastoraat. Hij bezocht jarenlang mensen in de gevangenis en hielp mensen daadwerkelijk die in problemen zaten. En deze altijd vriendelijke maar ook eigenzinnige man was daarin niet te stuiten. Juist dat lijkt hem uiteindelijk noodlottig geworden te zijn.

Bronnen: Trouw, 8-8-2013 en internet