Johannes Tauler

Zou de mens helemaal opgaan in het inwendige werk, maar God zou hem te verstaan geven dit hoge edele werk te staken om een zieke te gaan bezoeken en wat soep voor hem te maken, dan zou deze mens dat in grote vrede moeten doen

*Rond 1300 – † 15 of 16 juni 1361, Straatsburg

Tauler is een van de grote leermeesters van het innerlijke leven uit de turbulente veertiende eeuw. Hij trad al jong in bij de Dominicanen. Hun Straatsburgse klooster bevond zich vlakbij zijn ouderlijke huis. Meester Eckhart was er de prior. Met zijn mystieke theologie had hij een diepgaande invloed op Tauler.
Na zijn priesterwijding werd hij prediker en geestelijke begeleider van verschillende dominicanengemeenschappen en begijnenhuizen in plaatsen als Straatsburg, Bazel, Keulen en Medingen. Hij heeft veel gereisd. Er is sprake van contacten met ‘Godsvrienden’ die ‘in de wereld’ een bewust spiritueel leven leefden. Er zijn 84 preken van hem overgeleverd, in het Middelhoogduits, door toehoorders genoteerd. De enige bewaarde tekst in zijn eigen handschrift is een brief aan medezusters die alleen maar gaat over kaas.
De preken sluiten aan bij schriftlezingen volgens het kerkelijk jaar. Tauler verbindt de teksten steeds met de wegen en dwaalwegen van de ziel die zoekt naar God. Net als Eckhardt spreekt hij over de adel van de ziel en de godsgeboorte in de mens. Iets in ons verlangt naar de innerlijke omvorming ‘in’ God. Via de menswording van zijn Zoon wil God ‘leven uit zichzelf’ geven. Maar we beschikken over nogal wat afleidingsmanoeuvres om het verlangen van onze ziel te smoren. Zelfgenoegzaamheid, aanmatiging, drukte en trots en vele andere ondeugden staan de omvorming in de weg.
En durven we ook nog alle beelden en ideeën over onszelf en de wereld en God kwijt te raken? In een preek voor de vierde zondag na Drie-eenheid vergelijkt hij de vrouw uit de gelijkenis van Lucas 15 die haar hele huis omkeert om een verloren muntje te vinden, met de beweging van God die op zoek naar onze ziel en haar kostbaarheid ons innerlijk ondersteboven keert. En dat houdt nooit op dat de zienswijzen die ons gisteren nog zo heilig waren, vandaag weer uit handen geslagen worden. ‘Steeds maar weer overnieuw begint het.’
En hoe belangrijk de weg naar binnen ook is, wie denkt te kunnen blijven hangen in zalige gevoelens die het spirituele leven kan opleveren, bijvoorbeeld dankzij een mooie liturgie die je weer helemaal optilt, heeft er geen kaas van gegeten. We worden juist extra gevoelig voor de roep om een lepel soep.

Balthasar Bekker

Zien gaat voor het horen

*20 maart 1634, Metslawier – † 11 juni 1698, Amsterdam

In 1696 kreeg de Amsterdamse ex-predikant bezoek van een rijke weduwe uit Thorn in Oost-Pruisen (nu Toruń, Polen). Ze was dankzij zijn boek De Betooverde Wereld op het nippertje aan een executie ontsnapt. Ze was wegens toverij ter dood veroordeeld. Maat toen had haar advocaat het boek in handen gekregen. Waarop hij revisie van het proces had aangevraagd en met behulp van allerlei voorbeelden uit het boek vrijspraak bewerkstelligd.

De angst voor satan was in de Middeleeuwen behoorlijk opgepookt door pauselijke bullen en handleidingen voor de Inquisitie. In Amsterdam bracht de Reformatie een einde aan heksenverbranding. Maar het is verbazingwekkend hoe lang daarna ook in ons land vrouwen nog op de heksenweegschaal werden gezet, gewurgd en verbrand. De Betooverde Wereld uit 1691 zorgde ervoor dat ds. Bekker uit zijn ambt gezet werd en van het Avondmaal geweerd.

De Gouden Eeuw was vol theologisch gekrakeel. Predikanten vochten elkaars opvattingen niet alleen in geschrifte aan, maar ook in procedures voor kerkenraden en provinciale synodes. De jarenlange vete tussen Voetianen en Coccejanen was net met een wapenstilstand beslecht toen Bekker met zijn bestrijding van allerlei uitingen van satansgeloof kwam. Je eigen verstand gebruiken, had hij thuis als domineeszoon al geleerd. Als jong predikant in Friesland viel hij op door de uitgave van catechisatieboekjes en het negeren van het kerkelijke verbod tot preken bij uitvaarten. In zijn boek Ondersoek van de betekening der Cometen ter bestrijding van wijd verspreid bijgeloof toonde hij zich een bekwaam sterrenkundige.

Bekker beredeneerde dat er geen geesten los van een lichaam konden bestaan. Daarnaast was door de kruisdood van Christus de macht van de duivel gebroken. Die zat nu in de hel vastgebonden. Bekker gebruikte naast elkaar redeneringen volgens de nieuwe wetenschappelijke methode van Descartes en argumenten uit de Bijbel. Critici hadden gelijk dat de argumentatie beter kon. Maar er was wel een trend mee gezet. En naast vermeende heksen hadden ook geesteszieken baat bij dit boek. Als pastor had Bekker langdurige gesprekken met geestesgestoorden gevoerd. Hij had veinzers van waanzin ontmaskerd. Bekker droeg er aan bij dat mensen in het dolhuis niet langer als bezetenen werden getreiterd, maar als patiënten werden behandeld. Jezus zelf had de bezetenen ook onder de zieken gerekend.

De stad Amsterdam bleef zijn traktement tot zijn dood doorbetalen. Het boek was een kassucces en werd in verschillende talen vertaald. En door geloof en wetenschap hand in hand te laten gaan zijn heksen en toverspreuken langzaam maar zeker verbannen naar sprookjes en jeugdboeken.

2020

Geert Grote


Een sober habijt, een eenvoudige gezichtsuitdrukking, een onschuldige levenswandel, een heilige omgang met anderen moeten voor de mensen een les zijn

*oktober 1340 – † 20 augustus 1384 Deventer

Geert Grote was tegen het voltooien van de Utrechtse Domtoren. Zijn bezwaarschrift kwam een halve eeuw geleden boven water. Het is maar in enkele handschriften bewaard gebleven. Had hij het wel publiek gemaakt? Hij kon de bisschop van Utrecht niet teveel tegen zich in het harnas jagen. Hij was diaken met preekbevoegdheid in het uitgestrekte bisdom. Zijn preken hadden succes, maar riepen ook tegenstand op. In 1383 leidde dat zelfs tot een preekverbod voor diakenen.

Wel duizenden malen gekopieerd is zijn Getijdenboek. Een brevier: een bundeling van teksten voor de dagelijkse gebeden van religieuzen. Door een eigen brevier konden leken hun gebedsleven aanpassen aan dat van de kerk. In de tijd van Grote werd de behoefte daaraan in brede lagen van de Europese bevolking steeds groter. Het nieuwe was dat Grote de gebeden vertaalde uit de kerktaal in de volkstaal. En hij zette er een persoonlijk stempel op door de toevoeging van gebeden van de Duitse mysticus Henricus Suso (1295-1366).

Het Getijdenboek was een resultaat van dat preekverbod. Grote wachtte op een pauselijk antwoord op zijn verzoek om toelating tot het priesterambt. Ondertussen vertaalde hij gebeden, psalmen en mystieke geschriften. Ook schreef hij pastorale brieven. Hij was de grote initiator van de Moderne Devotie. Zijn Deventer woning had hij beschikbaar gesteld voor de eerste zustergemeenschap.

Grote had als rijke zoon van een burgemeester van deze Hanzestad kunnen studeren in Parijs. Als kerkjurist genoot hij inkomsten uit de Domkapittels van Utrecht en in Aken. Tot in 1372 bij een ernstige ziekte een priester hem de biecht en de absolutie weigerde. Hij moest eerst zijn boeken over ‘zwarte kunst’ (astrologie) verbranden. Hij was daarna een tijd kluizenaar bij de Karthuizers in Arnhem, tot hij werd geroepen tot het predikambt. Voor dat vak haalde hij boeken in Parijs. Onderweg bezocht hij onder meer de mysticus Jan van Ruusbroec.

De Moderne Devotie was wel iets meer dan een protestbeweging tegen mooie kerktorens, tegen liefdesrelaties van pastoors en tegen andere strelingen van de zintuigen, met op de achtergrond de altijd dreigende pest. De Moderne Devotie liet burgers werken aan hun ziel door gebed en discipline, met het Getijdenboek als zelfhulpboek voor spirituele gezondheid.

Opvallend detail: het opent met een heiligenkalender. Om reliëf aan te brengen in de dagen die het leven aaneenrijgt. Voor elke dag een andere gids van boven!

2020