Maria Skobstova (* 8 december 1891, Riga – † 31 maart 1945, Ravensbrück)

Maria Skobstova

We moeten niet toestaan dat Christus wordt overschaduwd door regels, gewoontes, tradities, esthetische overwegingen en zelfs niet door vroomheid

Ook wie sigaretten rookt, bier drinkt, twee keer gescheiden is en atheïstische en communistische ideeën heeft gehad, kan een heilige worden. In de Russisch-Orthodoxe kerk tenminste wel, al kostte het enige moeite. Maria Skobstova stierf zeventig jaar geleden in concentratiekamp Ravensbrück. Er zijn vermoedens dat ze vrijwillig de plaats ingenomen had van een andere vrouw. Ze was er terecht gekomen omdat ze in Parijs Joden had geholpen.
Als Liza Pilenko groeide ze op op een landgoed bij de Zwarte Zee. Aanvankelijk was ze een vroom meisje dat het spaarvarken slachtte voor ikonen in een nieuwe kerk. Maar toen haar vader overleed toen ze veertien was werd ze atheïst. Met haar moeder trok ze naar St. Petersburg. Daar werd ze dichteres, in een circuit van radicale intellectuele jongeren. Maar ze vond wel dat die teveel alleen praatten over hun sociale bewustzijn. Ze vond de weg terug naar het geloof van haar jeugd. Ze zag hoe de Christus die bloed had gezweet meer kon betekenen voor de mensheid dan revolutionaire ideeën. En ze mocht theologie gaan studeren aan het Alexander Nevskiklooster, een mannenbolwerk.
Kort na de Revolutie van 1917 was ze even burgemeester van de stad van haar jeugd. Maar de grond werd er te heet onder de voeten. Met haar tweede man Skobstov vluchtte ze naar het Westen om net als veel andere Russen uiteindelijk in Parijs terecht te komen. In de rouw na de dood van een dochtertje voelde ze zich, ondanks de zinloosheid van dit sterven, ´overschaduwd door een onbegrijpelijke Betekenis’. Hierdoor ging ze nog nadrukkelijker op zoek naar een ‘authentiek en gezuiverd leven’. Ze kreeg toestemming van haar man om te scheiden en de kloostergelofte af te leggen en haar bisschop gaf haar ruimte om op een nieuwe manier aan een leefgemeenschap in Parijs gestalte te geven.
Temperamentvol als ze was had ze vaak niet het geduld om de liturgie uit te zitten. Er was veel werk te doen. God was immers vooral te vinden in het aangezicht van de behoeftige naaste, de paupers van Parijs. In haar shabby pij was ze een bekende verschijning in Les Halles om voedsel bij elkaar te scharrelen voor haar maaltijdproject.
Ze was fel anti-nazi. Door de Duitse bezetting werd ze zich er extra van bewust dat ze de naam van een Joodse vrouw als kloosternaam had gekozen. Ze hielp Joden bij het verkrijgen van doopbewijzen of bij hun onderduik of vlucht.
Het was op Stille Zaterdag 1945 dat ze de gaskamer inging. In de verte klonk het geschut van de bevrijders.

Dietrich Bonhoeffer (4 februari 1906 Breslau 9 april 1945 Flossenburg)

BonhoefferOns christen-zijn zal in deze tijd bestaan uit slechts twee elementen: bidden en onder de mensen het goede doen

De verfilming van het leven van Dietrich Bonhoeffer Agent of Grace eindigt met een shot van alleen de twee blote voeten op het schavot in Flossenburg. Hitler had vlak voor de ondergang van zijn rijk nog de terechtstelling bevolen van een aantal vooraanstaande Duitsers die zich tegen hem teweer hadden gesteld. Zo werd ook Bonhoeffer na meer dan twee jaar gevangenschap opgehangen.
De film begint vrolijk met jazz op een piano in New York. Hij groeide op in een groot gezin in Berlijn. Een door en door fatsoenlijke omgeving. Vader was een vooraanstaand psychiater en buitenkerkelijk. Moeder was gelovig en had predikanten in de familie. Veel kerken had Dietrich in zijn jeugd niet van binnen gezien. Toch koos hij voor theologie en al heel snel was hij gepromoveerd, gevolgd door predikantschap voor Duitsers in Barcelona en Londen en een combinatie van taken in Berlijn.
Dietrich kreeg in 1935 de leiding van seminaries voor de opleiding van predikanten van de dissidente Bekennende Kirche. Hij probeerde daarin zijn ideaal van leven in een geestelijke gemeenschap vorm te geven, geïnspireerd door het kloosterleven en de ashrams van Gandhi. Er stille tijd gehouden en liturgie gevierd, maar ook gestudeerd en gesport, gemusiceerd en naar de grammofoonplaten van negro spirituals geluisterd die hij had meegenomen uit de VS. De meeste van deze jonge predikanten kwamen al snel om in de legers van Hitler. De seminaries werden opgedoekt. De beschermvrouwe van deze seminaries op het Pruisische platteland bracht ondertussen haar jonge kleindochter Maria op zijn weg. Ze hadden nog nauwelijks verkering of Bonhoeffer werd gevangen genomen, op verdenking van betrokkenheid bij een complot tegen Hitler. Die verdenking was juist. In 1939 was hij bewust weer terug gekomen uit de VS. Zijn zwager Hans von Dohnanyi had hem bij een van de belangrijkste samenzweringen betrokken. Voor de hele familie was verzet tegen Hitler een kwestie van fatsoen.
In de gevangenis heeft Bonhoeffer schetsen op papier gezet voor het christendom na de oorlog. Zelf verenigde hij de theologische doordenking van allerlei vraagstukken met een diep en eenvoudig geloof. In de gevangenis vormden Bijbelteksten en liederen van Paul Gerhardt dagelijks zijn geestelijk ontbijt. Dat is wat hij ook het christendom na de oorlog toewenst in brieven en schetsen voor een boek. Een zich bescheiden opstellend, ‘werelds’ maar spiritueel leven in dienstbaarheid. In ‘navolging van Christus’, zoals zijn bekendste boek heette. Desnoods met blote voeten.

Jan Koopmans (Sliedrecht, 26 mei 1905 – Amsterdam, 24 maart 1945)

Jan Koopmans‘Europa is ontkerstend, de wereld bezeten, de mensen worden gedemoniseerd. Te laat? Neen, het is nog niet te laat’

Zeventig jaar geleden overleed Jan Koopmans. Hij was twaalf dagen daarvoor geraakt door een verdwaalde kogel toen er dertig personen als represaille werden gefusilleerd in het Amsterdamse Weteringplantsoen. Nederland verloor net voor de bevrijding een toonaangevend predikant.
Koopmans volgde eerst de opleiding tot leraar HBS. Zijn vader stond huiverig ten opzichte van zijn wens om predikant te worden. Na zijn studie theologie in Utrecht werd hij in 1928 predikant in Elkerzee op het Zeeuwse eiland Schouwen, drie jaar later gevolgd door ‘s-Heer Hendrikskinderen. Zijn vervolg van de studie werd in 1938 bekroond met een proefschrift over het belang dat de Reformatoren van de 16e eeuw hechtten aan het oudkerkelijk dogma.
Het jaar erop werd hij bijbelstudiesecretaris van de Nederlandse Christen Studentenvereniging (NCSV) die in de jaren ’30 van grote betekenis was. Vanuit die functie had hij ook regelmatig contact met de Bekennende Kirche in Duitsland. Hij was nauw geestverwant van zijn leermeesters prof. K. H. Miskotte en ds. Oepke Noordmans, predikant in de Achterhoek. Ze waren aanhangers en pleitbezorgers van de theologievernieuwing die door de Zwitser Karl Barth was ingezet. Koopmans was betrokken bij de optredens van Barth in Nederland. Vanwege de neutraliteitspolitiek werden die nauwlettend door de overheid gevolgd.  In 1939 probeerde hij namens ‘de Lunterse kring’ met  ‘Amersfoortse thesen’  tevergeefs de Hervormde kerkleiding tot scherpere positiekeuze tegen het antisemitisme te bewegen.
Toen de Duitse bezetting een feit was geworden moest elke overheidsambtenaar de zogeheten Ariërverklaring tekenen. Koopmans schreef in november 1940 in reactie daarop de brochure ‘Bijna te Laat!’ Het was een hartstochtelijk appèl op de Nederlandse kerk en het Nederlandse volk om de Joden niet te verraden. Het jaar erop noemde hij in een verklaring het antisemitisme als ‘een van de hardnekkigste en dodelijkste vormen van verzet tegen de heilige en barmhartige God, wiens Naam wij belijden’.  In 1941 predikant geworden in Amsterdam probeerde hij zo veel mogelijk Joden te helpen. Vanuit zijn functie protesteerde hij regelmatig bij de Duitsers tegen de behandeling van de Joden. In een SS-blaadje werd hij intussen gehoond ‘als procuratiehouder der firma Juda en Co.‘ Om arrestatie te voorkomen logeerde Koopmans in de laatste maanden van de oorlog regelmatig op een ander adres. Met die fatale afloop.
Predikanten van allerlei richting hadden in en na de oorlog zijn bundels preekschetsen in de kast staan. Ze zijn heel veel geraadpleegd. Zo bleef hij ondanks zijn voortijdige dood een invloedrijk leraar van de kerk.

Teresa van Avila (28 maart 1515 Avila – 4 oktober 1582 Alba de Tormes (Sp))

Teresa van Avila2O wat laat zijn mijn verlangens pas ontvlamd en hoe vroeg was U reeds in de weer om mij goed te doen en mij te roepen!

Teresa van Avila, vijfhonderd jaar geleden geboren, is voor Rooms-Katholieken een grote heilige. In 1970 kreeg ze als eerste vrouw van de paus de status van kerkleraar. Voor een Hollandse protestant is ze wel erg Spaans, erg Rooms en erg non. Haar Spaanse koningen bestreden noordelijk de Reformatie en de Nederlandse opstand met legers en brandstapels. En wat moet je van haar mystieke visioenen denken? Bernini heeft die treffend in marmer uitgedrukt, een topattractie in Rome: smachtend met de ogen dicht wordt ze in haar buik getroffen door de liefdespijl van een engel. Er was van meet af discussie over de erotische lading van haar visioenen. Haar heiligverklaring in 1622 dankte ze aan het feit dat ze volgens biografen heel ‘mannelijk’ haar hartstochten had weten te beheersen. In de negentiende eeuw vonden psychologen haar een typische hysterica, in de twintigste werd ze een feministisch icoon.
Feit is dat ze behalve veel visioenen ook visie had en daadkrachtig leiderschap aan de dag legde. De visioenen begonnen toen ze drie jaar verlamd op bed gelegen had. Ze was een knappe jonge vrouw uit betere kringen, kleindochter van ‘conversos’: gedwongen bekeerde joden. Tegen de zin van haar vader koos ze voor het kloosterleven in plaats van het huwelijk, in een klooster dat veel vrijheden kende. Ze reisde veel rond, vooral toen de fase aanbrak dat ze tientallen kloosters stichtte. Samen met de mysticus Johannes van het Kruis werd ze namelijk pleitbezorger van een strengere naleving van de oorspronkelijke regels van de Karmel. Ze liepen tegen flink verzet op. Het middel van excommunicatie werd niet geschuwd: voor straf wekenlang geen priester voor de mis. Haar biografie staat vol met lastige mannen en listige manoeuvres om de Inquisitie te ontwijken die visionaire vrouwen wantrouwde. Maar de Ongeschoeide Karmelieten en Karmelietessen kregen een grote toestroom.
Overigens stond ze met haar mooie voeten stevig op de grond. ‘Er is een tijd voor boetedoening en een tijd voor patrijs’ (een Castiliaanse lekkernij.) In haar honderden brieven bemoeide ze zich net zo goed met huishoudelijke zaken, orde en netheid en hogere kerkpolitiek als met een ieders geestelijk leven.
Niet alleen aan visioenen en ingevingen hechtte ze grote waarde, maar ook aan de beoefening van het ‘innerlijke gebed’. Zo onttrok ze het innerlijk van zichzelf en haar zusters aan de controle van heren prelaten en machthebbers. Dus toch ook een rebelse hervormer.

Felix Mendelssohn-Bartholdy (3 februari 1809, Hamburg, – 4 november 1847, Leipzig)

1024px-Felix_Mendelssohn-Bartholdy_(AMZ_1837)Meer aan je eigen vordering werken, minder aan de mening van anderen!

3 februari 1809, Hamburg, – 4 november 1847, Leipzig

Felix Mendelssohn-Bartholdy is een van mijn favoriete componisten. Zijn orgelwerken of zijn Lieder ohne Worte voor piano liggen binnen het bereik van de gevorderde amateur. Zijn religieuze koormuziek ligt goed in het gehoor. Zijn grote oratoria Elias en Paulus brachten belangrijke bijbelse figuren in de concertzaal met een avondvullend programma. Maar zijn belangrijkste daad is misschien wel dat hij de Mattheuspassion van zijn verre voorganger Johann Sebastian Bach onder het stof vandaan haalde. Op 11 maart 1829 vond de eerste uitvoering sinds Bachs dood plaats, in de concertzaal. Aangepast aan de instrumenten en de smaak van zijn tijd, met veel meer zangers en instrumenten dan Bach zelf ooit had, en veel langzamer. Het succes duurt nog steeds voort. Zo kun je een Mattheüspassie-christen zijn, eentje die nooit naar een kerkdienst gaat en niet ‘gelooft’ maar wel jaarlijks in de lijdenstijd voor Pasen het hele muzikale epos van Jezus’ lijden en sterven toch zich door laat dringen. En dat is niet niks.
Felix was een kleinzoon van de beroemde Moses Mendelssohn die in de achttiende eeuw het joodse geloof had verenigd met Verlichtingsfilosofie en zo de grondlegger van de Haskala was, het geassimileerde jodendom. Ondanks dat Joden her en der ook meer burgerrechten kregen, lieten verschillende nakomelingen zich toch dopen. Zo ook zoon Abraham, een rijke bankier, met zijn gezin in 1816 in Berlijn.
Felix zat toen al op muziekles, muzikaal wonderkind als hij was. Daardoor heeft hij in zijn relatief korte leven enorm veel muziek geschreven. Onbegrijpelijk hoe hij al dat componeren heeft kunnen verenigen met een drukke concert- en lespraktijk, een internationale carrière als dirigent, de oprichting van het conservatorium van Leipzig, de stad van Bach. Ondertussen trouwde hij met een protestants meisje en kregen ze vijf kinderen. En dan ook nog eens perfectionist zijn! Hij overleed al jong, overspannen en treurend om de dood van Fanny, zijn zus.
Het heeft hem niet geholpen dat hij gedoopt christen was en zijn muzikale talent zo groots had ingezet om de boodschap van Oud én Nieuw Testament voor het voetlicht te brengen. Al in 1850 begonnen de antisemitische aanvallen van Richard Wagner. In Hitlers rijk was zijn muziek zelfs totaal taboe en werden zijn standbeelden vernield.
En na de oorlog werd zijn muziek nog lang weggezet als te romantisch, religieuze kitsch, te braaf. Gelukkig is dat allemaal geschiedenis.

Johannes Cassianus, 360 Dacia Pontica – 435 Marseille

CassianusPurgatio, illuminatio, unitio – zuivering, verlichting, vereniging

Cassianus is een belangrijke schakel in de geschiedenis van het christelijke kloosterleven. Toch is hij nooit heilig verklaard. Anders dan kerkvader Augustinus vond Cassianus namelijk dat een mens ook wel een klein beetje kon meewerken aan zijn eigen heil. Daarvoor werden mensen tenslotte monnik. Maar in de vijfde eeuw kwam je dit op veroordeling als semi-pelagiaan te staan, half een volgeling van Pelagius. Het verhinderde niet dat zijn boeken klassiekers werden.
Dat meewerken aan je eigen heil vergt zelfs een behoorlijke geestelijke inspanning. De praktijk van het kloosterleven die Cassianus beschrijft bestaat immers uit nederigheid, soberheid, gehoorzaamheid, veelvuldig gebed, vasten en mediteren. Vooral onder de Kartuizers, een strenge orde, kreeg hij groot gezag.
Johannes Cassianus werd geboren als zoon van Romeinse kolonisten in het huidige Roemenië. Hij ontving onderwijs in een klooster in Bethlehem en verbleef twaalf jaar bij de kluizenaars in Egypte die hij later beschreef. Hij stond onder invloed van belangrijke oosterse theologen uit zijn tijd en had belangrijke taken in Constantinopel en het pauselijke hof in Rome. Maar niet lang na de verovering van Rome door de Gothen in 410 blijkt hij zijn carrière te hebben afgebroken om zich te wijden aan zijn eerste liefde, het monnikenleven. Bij Marseille sticht hij een dubbelklooster voor mannen en vrouwen waar hij als zestigplusser aan het schrijven slaat.
Cassianus stond op het kruispunt van de Griekse en Latijnse spiritualiteit. Het einddoel is bij hem het Rijk Gods, de eenwording met de liefde van God. Maar die kun je niet bewerken, alleen ontvangen. Wat je wel kan nastreven is zuiverheid van hart waardoor je er ontvankelijk voor wordt.
In de Griekse spiritualiteit was het hart verdacht. Wie zijn hart volgt kan speelbal worden van zijn gevoelens en aandriften. Richt je liever op je geest en zorg dat die vrij wordt van hartstochten. Maar Cassianus draait het min of meer om. De geest moet het hart bevrijden van het drek dat de dagelijkse beslommeringen erop achterlaten. Dan kan dit het centrum van liefde worden. Alle geestelijke oefeningen van de monnik zijn daarop gericht. Vooral de dagelijkse gebeden. Maar ook de oefening in deugden. Cassianus werkte een lijst van acht hoofdzonden uit – een nog altijd handig hulpmiddel tegen vervuiling van je ziel.
Een van zijn boeken is al in 1382 in het Nederlands vertaald. Ook buiten de kloostermuren begonnen mensen te zoeken naar intensivering van hun geestelijk leven en dan wordt Cassianus ook voor de ‘moderne devoten’ een belangrijke gids.
Anno 2015 is het volgen van je hart erg populair. Maar dan losgekoppeld van elke geestelijke discipline, nogal eens onnadenkend. ‘Als het maar goed voelt’ lijkt soms het enige kompas. Een scheut Cassianus kan geen kwaad.
Oosterse christenen gedenken hem op 29 februari. Dat is in de buurt van de zondag dat we in de kerk vaak lezen over Jezus’ retraite van veertig dagen in de woestijn.

Valentinus van Rome, † 14 februari 269, Rome

De liefde is een vlammend vuur (Hooglied)

In 1927 is Valentijn door de Kerk van Engeland van de heiligenkalender geschrapt. Tevergeefs. 14 februari is al eeuwen de feestdag voor verliefden. Valentijn heeft oude wortels. Half februari begint de paartijd van de vogels. De Romeinen kenden dan de Lupercalia, het feest van de wolvin. Het bestond uit reinigingsrituelen voor meisjes die voor het eerst menstrueerden, het offeren van bloemen aan Juno, de beschermgod van de huwelijken. In Rome was er ook sprake van een parade van naakte jongemannen die briefjes trokken met daarop de naam van een meisje.
Valentijnsgroeten sturen bestond al in de veertiende eeuw in Frankrijk, Engeland en België. In Frankrijk werden bovendien ‘Valentijns’ en ´Valentines’ door het lot gekoppeld en voor een jaar op proef verloofd. Er zijn tijden geweest dat op 14 februari de aankomst van Jezus op zijn hemelse Bruiloft gevierd werd.
Maar welke Valentijn is in 496 heilig verklaard? Verhalen over heiligen gingen soms door elkaar lopen. Valentijn van Rome staat te boek als een arme priester die een meisje van haar blindheid genas, mensen die troost zochten een bloem uit zijn tuintje gaf, hen in een huwelijkscrisis bijstond. Omdat hij het keizerlijke verbod trotseerde om geliefden christelijk te trouwen werd hij in 269 onthoofd. Keizer Claudius II wilde jonge mannen ongehuwd in het leger hebben omdat ze dan beter vochten. In de gevangenis zou de priester een kaart gestuurd hebben, getekend ‘van jouw Valentijn’, aan de dochter van de cipier, dat genezen meisje dus.
De Valentinus van Terna was een succesvolle bisschop die uit Interamna (Terna) naar Rome werd geroepen om daar de zieke zoon van een belangrijke functionaris te genezen en daar vervolgens veel mensen tot geloof bracht. In de vervolging van 268 werd hij daarom onthoofd, ’s nachts, om niet te veel opzien te baren. Later werden zijn relikwieën geroofd en door half Europa versleept. Die zouden ook werken tegen muizen.
Mogelijk zijn deze twee Valentijns toch één. Het is hoe dan ook net als met sommige bijbelverhalen. Te mooi om niet waar te zijn. Ik stem voor die van Rome. Ook al is dat van die briefkaart vast een verzinsel. En elke gemeente zou rond 14 februari een inspiratieavond voor stellen moeten beleggen. Met muziek, een verhaal over overwinnen van relatiedipjes, een zegen voor wie de trouwbelofte hernieuwen, een drankje en dansje. Die man of vrouw die ooit met jou in zee wilde is tenslotte vaak een lot uit de loterij. Mij kost deze dag in elk geval weer een bloemetje.Valentijn

John Henry Newman, 21 februari 1801, Londen – 11 augustus 1890, Birmingham

NewmanHet geweten heeft rechten, maar ook plichten

Gewetenloosheid is er best veel in de wereld. Newman maakte zich er al grote zorgen over.
1874. Het liberalisme viert triomfen. De vrijheid van meningsuiting krijgt steeds meer voet aan de grond. Newman ziet schaduwkanten. Gewetensvrijheid is nu ‘het recht om te denken, te spreken, te schrijven en te handelen naar eigen oordeel en stemming, zonder enige gedachte aan God.’ Het is een vrijbrief ‘om af te zien van geweten, een Wetgever en Rechter te negeren, zich los te maken van ongeziene verplichtingen’. Hoe actueel als we denken aan ons vurig verdedigde recht tot het maken van harde grappen in cartoons en cabaret. Of aan alle applaus voor iedereen die vooral druk zichzelf weet te zijn.
Vanuit het christelijk geloof zouden we ons geweten liever moeten zien als echo van de stem van God. Wie bij zijn geweten te rade gaat luistert dan niet naar de stem van egoïsme dat ver voor zichzelf uitkijkt. Evenmin naar het verlangen om consistent met jezelf te zijn. Het geweten is boodschapper van de Eeuwige, ‘de inheemse plaatsvervanger van Christus’.
En daarom was dezelfde Newman vurig pleitbezorger van een gelovig klimaat in de kerk, het gezin en het onderwijs. Want tot zo´n gewetensvol mens moet je gevórmd worden.
Newman was een van de grootste theologen uit het negentiende-eeuwse Engeland. Tot op heden wordt hij bewonderd als gedreven zoeker naar waarheid, met eerbied voor de traditie en tegelijk open voor nieuwe sporen waarop de Geest de kerk wil leiden, een oprecht gelovige. Hij behoorde tot de zogenaamde Oxfordbeweging. Die streefde naar een opwekking van geestelijk leven in de kerk door hernieuwde aansluiting op oude katholieke wortels. Liturgie, gebed, sacrament en ambt stonden hoog in het vaandel. In 1845 stapte hij van de Kerk van Engeland over naar de RK Kerk. Newman werd een belangrijke pion in het streven naar katholieke terreinwinst op de Anglicanen. De toenmalige paus maakte hem in 1879 kardinaal. En onlangs in 2010 werd hij door paus Benedictus zalig verklaard, de eerste Britse zalige sinds de Reformatie. De paus prees hem voor het verdedigen van de vitale plaats van godsdienst in de samenleving. Maar Newman heeft ook altijd onder niet-katholieken respect genoten en inspirerend gewerkt op hun vernieuwing van kerk en liturgie.
Zijn uitvaart schijnt 15.000 mensen op de been gebracht te hebben. Zijn preken in mooi Engels waren veel gelezen. Zijn wapenspreuk was Cor ad cor loquitur, hart spreekt tot hart.
Newman. Mooie naam. Moesten we niet allemaal ‘de nieuwe mens aantrekken’ (Efeziërs 4: 24)?

Jezus bestond niet en Troje lag in Engeland

Met verbazing lees ik de argumenten waarmee de redactie van Trouw het opneemt voor collega Van der Kaaij die de historiciteit van Jezus ontkent. Het wetenschappelijke debat in de negentiende eeuw over die historiciteit zou onbeslist geëindigd zijn. En Van der Kaaij zou met zijn opstelling oude papieren hebben. Het stukje suggereert ook dat christelijk Nederland een beetje lui is geweest door de vraag naar de historische bewijzen nooit meer aan de orde te stellen.
De vraag naar de historiciteit van rabbi Jezus van Nazareth is allereerst een gewone  wetenschappelijke kwestie. En dan is de zaak heel helder. Er is een brede wetenschappelijke consensus over die historiciteit. We kunnen er net zo zeker over zijn als over de ligging van het Troje van Homeros aan de kust van het huidige Turkije. Er zullen altijd wel lieden zijn die het proberen met een ligging in Engeland. Zoals er ook Holocaustontkenners zijn. Maar wetenschappelijk is nu eenmaal de regel dat als er een bepaalde mate van plausibiliteit is bereikt, je dan mag spreken van zekere kennis. Precies daarom geldt ook omgekeerd dat de uitvinding van de boekdrukkunst door Laurens Janszoon Coster een fabeltje is. Zoiets geldt zelfs voor kennis op natuurwetenschappelijk terrein. De relatie tussen klimaatopwarming en CO2-uitstoot is onomstotelijk, ook al is er geen 100-procent een stemmigheid. Dwarse types zijn er altijd geweest en zullen er altijd blijven, maar je kunt ze niet altijd serieus nemen.
Ja, er is een klein landje waarvan een aantal ultra-vrijzinnige theologen honderd jaar geleden serieus meenden dat Jezus een mythologische constructie was van later datum.  Het strekt niet erg tot onze  eer dat zij de enigen zijn die Nederland vertegenwoordigen in het vuistdikke overzicht van Albert Schweitzer van het wetenschappelijke debat tot dan. De Radicale Hollanders werden aangestuurd door een rigide opvatting over historische bewijsvoering. Daar kon Jezus niet aan voldoen, waarom hij werd veroordeeld: product van mythische fantasie. Het zou niet best zijn voor ons strafrecht als daar dezelfde strenge regels van bewijsvoering werden gehanteerd. Teveel criminelen zouden vrijspraak krijgen wegens gebrek aan bewijs.
Die Radicalen waren wel symptomatisch. De protestantse theologiebeoefening in Nederland heeft ook daarna geen goede traditie opgebouwd op dit veld van wetenschappelijk onderzoek. De enige Nederlander die doorgedrongen was tot Amerikaanse Jesus-seminar waar een groot aantal geleerden de kwesties bediscussieerden, was onze cineast Paul Verhoeven. Zijn Jezusbiografie werd vervolgens door de theologen afgeserveerd, maar zonder dat zij met een alternatief kwamen. De volgende belangrijke wetenschappelijke stap werd gezet door alweer een buitenlander, de niet-meer- christelijke Iraniër Reza Aslan met zijn boek De Zeloot.
Ik zie collega Van der Kaaij als slachtoffer van die zwakte in de Nederlandse theologiebeoefening.  Maar ‘christelijk Nederland’ had en houdt ondertussen goede papieren om zich geen zorgen te maken over de historische plausibiliteit van het bestaan van rabbi Jezus.
En als gelovigen hebben we er nog een belangrijke reden voor. We leven in een wereld waarin Auschwitz geen mythe is en waarin de bewijzen voor de gruwelijkheden van IS nogal verpletterend zijn. In diezelfde wereld kreeg de mensheid ook figuren van vlees en bloed als Gandhi, Martin Luther King, Mandela. We hebben existentieel belang bij de historiciteit van oprechte menselijkheid, geweldloze inzet voor gerechtigheid, gelukte naastenliefde.  Dat die er is maakt de historiciteit van Jezus des te geloofwaardiger. We kunnen niet zonder.

(door dagblad Trouw niet geplaatste bijdrage, vrijdag 6 februari 2015)

Jezus kan niet niet gebeurd zijn

Naar aanleiding van bericht in Trouw, maandag 2 februari 2015

Collega ds van der Kaaij uit Nijkerk was een beetje dom. Hij heeft de kerk ooit boeken met mooie gebeden geschonken. Maar de historische Jezus laten vervluchtigen tot een literaire constructie van gedreven spirituelen is schadelijk voor zijn eigen integriteit als predikant, voor de beroepsgroep, voor de sfeer in zijn gemeente, voor de kerk en voor de spiritualiteit in het algemeen. Het is wetenschappelijke nonsens. Het zet de Nederlandse theologie voor schut. En het zadelt de kerk op met een nieuwe rel. Voor zijn doel is dat allemaal helemaal niet nodig. Hij wil een christendom waarin je niet per se moet geloven in de historiciteit van wonderen als lichamelijke opstanding, maagdelijke geboorte, fysieke wederkomst op wolken des hemels en het bestaan van een superastraal goddelijk wezen om voluit als christen te boek te mogen staan. Maar waarom zo’n paardenmiddel?

Honderd jaar geleden schreef Albert Schweitzer een dikke pil over een eeuw lang theologisch  onderzoek naar de historische Jezus. Er kwamen ook een paar Nederlanders aan bod, de ‘Radicale Hollanders’ heten zelfs een school. De enigen in het hele overzicht die de historiciteit van Jezus ontkenden. Een totaal geïsoleerd gezelschap. Het was namelijk nogal erg doorzichtig dat deze ontkenning weinig te maken had met diepgaand onderzoek van teksten en cultuur, maar vooral was ingegeven door een wetenschapstheoretische onmacht. Ze waren niet in staat om de aard van het historische kennen te formuleren. De hele operatie om Jezus te herleiden tot Egyptische mythen over stervende en herlevende goden is van nood een deugd maken die helemaal geen nood hoeft te zijn. Van de Kaaij trapt in dezelfde val, de val van het positivisme. Omdat we geen absoluut zekere bewijzen hebben van de historiciteit zal Jezus niet historisch zijn. De enige absolute zekerheid is die van de bekering van Paulus, en alleen op dat fundament wil hij zijn theorie opbouwen. Maar dat is nu precies wat het fundamentalisme ook doet dat Van der Kaaij kwijt wil. Vertrekken van absolute ontwijfelbare zekerheden, onzekerheidsmarges niet toelaten.

Historische theorievorming werkt anders. Ik heb mijn ene opa nooit gekend, maar met zijn grafsteen plus de verhalen ben ik niet alleen overtuigd geraakt van zijn bestaan maar heb ik ook een redelijk betrouwbaar beeld. Voor verkrijgen van historische zekerheid kan worden volstaan met het aanwijzen van allerlei ‘sporen’ die samen de historiciteit plausibel maken. Het feit dat het niet-bestaan niet goed te falsificeren valt, wil niet zeggen dat de historiciteit dan niet als zekere kennis kan worden aangenomen.

Van der Kaaij verkeert daarbij dan bovendien in gezelschap van bedenkelijk allooi. Iemand als de Italiaan Francesco Carotta die in 1999 schuivend met wat keizerlijke munten en teksten uit de keizerverering uit de eerste eeuw de evangeliën tot verpakte propaganda voor JC verklaart, Julius Caesar wel te verstaan. Ik verdenk de man aanhanger van Berlusconi te zijn. Zulke betogen worden nogal opzichtig aangestuurd wordt door de behoefte om een rekening te vereffenen met religie.

En Van der Kaaij is ook wel slachtoffer van de tragiek van de protestantse theologie in Nederland. Behalve dan bij die Radicale Hollanders heeft het historische onderzoek naar Jezus nooit veel voet aan de grond gekregen in de Nederlandse wetenschappelijke theologiebeoefening, waarschijnlijk door de sterke koppeling aan kerkelijke predikantenopleidingen en het calvinistische klimaat. We zijn in deze discipline gewoon niet goed getraind. De enige Nederlander die doordrong tot het Amerikaanse Jesus seminar was een outsider: onze filmmaker Paul Verhoeven. Zijn boek is tot nu toe in bijna tweehonderd jaar modern Jezus-onderzoek ook ongeveer de enige serieuze Jezus-biografie van Nederlandse hand. De academici waren er als de kippen bij om het af te kraken, maar het betere alternatief laat nog steeds op zich wachten. Dat betere, hoewel ook niet volmaakte, alternatief kwam opnieuw van buitenlandse hand, geschreven door de Iraniër Reza Aslan, De Zeloot.

En de dominee die het vak ‘uitleg van het Nieuwe Testament’ een beetje bijhoudt kan weten dat er opvattingen zijn over het auteurschap van Marcus, waardoor hij heel wat dichter bij het gebied blijft waarin het oudste evangelie zich afspeelt dan Alexandrië waar Van der Kaaij hem Egyptische mythen laat opsnuiven. En daardoor ook dichter bij zijn hoofdpersoon.

Maar behalve goede wetenschappelijke argumenten om de historische rabbi Jezus van Nazareth niet bij het grofvuil te zetten, is er ook een belangrijk spiritueel argument. Geloof heeft het nodig en wil het gewoon graag voor waar hebben dat radicale liefde, diepgaande vergeving en een verzetspraktijk van vergaande geweldloosheid, ooit ook echt vlees en bloed geworden zijn. Gelukkig levert de recente geschiedenis analogieën op die dat geloof nogal plausibel maken. Van figuren als Gandhi, Martin Luther King en Nelson Mandela is de historiciteit even onbetwistbaar is als die van de Holocaust.
Jezus kan gewoon niet niet gebeurd zijn.

George Whitefield, 16 dec 1714 Gloucester (GB) – 30 sept 1770, Newburyport (Noord-Amerika)

George WhitefieldIk zal nooit spreken over wat echt is alsof het maar verbeelding is. Ik wil geen prediker zijn met fluwelen mond.

Volgens een schatting heeft hij 18.000 preken gehouden. Deze grote opwekkingsprediker stond aan de wieg van het Methodisme en daarmee van het hele evangelicale christendom. In de VS wordt hij gezien als een van de eerste blanken die ook voor zwarte slaven preekte.
George Whtiefield werd precies driehonderd jaar geleden geboren. Zijn moeder was een weduwe en runde een herberg. Op jonge leeftijd ontwikkelde hij een passie voor acteren en theater. Hij studeerde in Gloucester en Oxford en bekostigde de studie met nederige klusjes voor de gesitueerde studenten. Samen met de broers John en Charles Wesley vormde hij de ‘Holy Club’. Net als zij onderging ook hij een bekeringservaring, lente 1735. Zijn eerste grote opwekkingsbijeenkomst vond plaats in de buurt van Bristol met als publiek vooral mijnwerkers die niet bepaald een christelijke levensstijl hadden. Velen huilden na het horen van zijn preek en kwamen tot bekering.
Omdat de Britse kerken de deuren vaak sloten voor hem en de gebroeders Wesley vonden hun samenkomsten dan in de open lucht plaats. Met zijn enorme stem wist hij gevoel op te wekken bij grote menigtes. Dat hij scheel keek nam men voor lief. Soms ging de prediking van Whitefield gepaard met heftige taferelen bij zijn toehoorders. Zelf hechtte hij niet al teveel waarde aan dergelijke ‘twijfelachtige aanwijzingen’.
In 1738 bezocht hij de Verenigde Staten. Whitefield was samen met onder andere Jonathan Edwards een van de krachtigste stimulators van de First Great Awakening van 1740. Hij maakte ongekend lange tochten door de staten en preekte vaak dagelijks en groeide zo uit tot een echte celebrity. Tachtig procent van de Amerikanen moet hem hebben horen preken. Deze opwekking wordt wel gezien als een wegbereider van de Amerikaanse democratie: formele status en hoge opleiding werden minder belangrijk, persoonlijke ervaring raakte meer in tel. Benjamin Franklin, later een van de grondleggers van de VS, was trouwens een van Whitefields bewonderaars en vrienden, ook al had hij andere opvattingen.
Whitefield stichtte ook een kindertehuis in Georgia. Daar gold in die tijd een omstreden verbod op slavernij. Whitefield verdedigde de slavernij om economische reden, maar bepleitte wel een menswaardige behandeling en de bevordering van de geestelijke ontwikkeling van de slaven. Een blinde vlek? Hij zaaide wel het zaad van de gelijkheidsgedachte en zijn overlijden werd ook in zwart Amerika betreurd.
Hij had toen de oceaan dertien keer overgestoken. Er waren soms wel spanningen tussen de leiders van de beweging geweest geweest. Whitefield dacht calvinistischer over de leer van goddelijke uitverkiezing dan John Wesley. Een blijvende breuk werd het niet. Pas na hun dood vormden de methodisten een eigen kerkgenootschap.
Een biograaf noemt zijn werkzame leven één lange 31 jaar durende preek. Zoiets was nog niet eerder vertoond.

Nicolaas van Cusa, Kues (a.s. Moezel) 1401 – 11 augustus 1464 Todi (It.)

Nicholas_of_CusaGod,geeft Gij u te kennen, dan zal het zwaard ophouden, evenals de kwaadaardigheid van de haat en alle slechte dingen

Hij werd geboren als zoon van een wijnhandelaar Cryfftz (Kreeft). Was 6 december de doopdag van deze Nicolaas? Een geldschieter laat hem studeren, om te beginnen in Deventer op een school van de Moderne Devoten, vervolgens in Heidelberg en Padua. Hij wordt een van de belangrijkste geleerden van zijn tijd. Hij verzamelt en onderzoekt belangrijke oude handschriften. Op tal van terreinen komt hij met vernieuwende opvattingen. Over de rechten van het concilie, over de macht van overheden en het belang van instemming van onderdanen, over het heelal en de oneindigheid van God. Als eerste beschrijft hij geslepen lenzen die bijziendheid corrigeren. Als kerkpoliticus met grote diplomatieke kwaliteiten schopt hij het tot kardinaal.
In 1453 wordt Constantinopel (Istanbul) veroverd door de Turken. Een belangrijk thema voor Nicolaas was het bewerken van eenheid. Hij had zich ingezet voor verzoening tussen de Byzantijnen en de Kerk van Rome, om samen sterk te staan tegen de oprukkende Turken. Tevergeefs. Er gaat een schok door Europa over de wreedheden en de barbaarse verwoesting van cultuurgoederen. Het christendom staat op het spel. De paus roept op tot een nieuwe kruistocht om het tij te keren. Maar Nicolaas wil niet meedoen aan het prediken van geweld. En van bekeringsmissies verwacht hij ook niet veel. Zijn antwoord is het schrijven van het boek Over godsdienstvrede. De rechterhand van de paus bepleit nu eenheid met de islam! Het boek opent met het visioen van een hemelse hoorzitting ter voorbereiding op een godsdienstconferentie in het aardse Jeruzalem. Door dialoog kunnen de verschillen die verdeeldheid zaaien in de wereld uit de weg worden geruimd. Nicolaas verdedigt de stelling dat christenen en moslims samen dezelfde God vereren, ook al doen ze dat in verschillende godsdiensten. Belangrijke geschilpunten berusten eigenlijk op misverstanden. Ze zouden het met elkaar eens kunnen worden. Wat christenen geloven over Gods drie-eenheid kan verzoend worden met wat moslims geloven over de eenheid van God. En Jezus is niet in fysieke zin Gods Zoon, maar dit zoonschap is een ‘intellectueel’ begrip.
Als filosoof muntte hij het begrip ‘samenkomen van tegengestelden’: coincidentia oppositorum. Het lijkt wel zijn levensdevies. Hij was een belangrijk deelnemer aan het concilie van Konstanz waar de interne strijd van de westerse christenheid bedwongen moest worden. Zo zou ook het gigantische conflict tussen christendom en islam beter met beraad dan met wapens beslecht moeten kunnen worden. Een belangrijke stap is dan het kennis nemen van de ander. Hij verzorgde dus ook de uitgave van een vertaling van de Koran in het Latijn en een gids over die Koran.
Misschien is samenspreking gericht op dieper begrip van elkaar ook een goed recept voor zwartepietenconflicten en andere twisten anno 2014?

Maria van Nazareth. Eerste eeuw van de jaartelling. Palestina.

MEDION DIGITAL CAMERA‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is’ (Joh. 2: 5)

Maria is voor mij geen vierde persoon van de Triniteit. Mariaverering heeft de historische Maria nogal eens vermengd met antieke godinnen. Met goede bedoelingen natuurlijk. Heidendom kerstenen was nuttig werk en met een vrouwelijke Medeverlosseres onderging het mannelijke beeld van God de Vader en zijn verhoogde Zoon, tevens Heer, een verzachting en kreeg ook het moeder- en zustergevoel een voetstuk. Maar ik ga niet tot haar bidden. Mijn Roomse buurjongetje van vroeger kon een lang gebed tot Maria uit zijn hoofd opzeggen, mijn korte protestantse tafelgebedje stak er armzalig bij af. Mijn maximum blijft een plek op de Getuigenkalender. Wel een ereplaats. Ze is tenslotte een mens van vlees en bloed die voorbeeldig voordeed wat liefde voor haar Zoon betekent.
Helaas weten we niet veel over haar. Historisch gezien lopen feit en legende ook in het Nieuwe Testament door elkaar. Matteüs en Lucas hebben voor hun beroemde kerstverhalen veel ontleend aan verhalen uit het Oude Testament en de keizerpropaganda van hun eigen tijd. En de Lofzang van Maria – die wel erg lijkt op die van Hanna –  was volgens sommige handschriften door Lucas bedoeld als een lofzang van Elisabeth.
Maar feit blijft dat ze de moeder van Jezus was. Woonachtig in het onbelangrijke Nazareth in een tijd van Romeinse bezetting. De kost werd moeizaam verdiend met timmeren. En ze is hem gevolgd. Ze moet getuige zijn geweest van zijn optreden, zijn genezingen, zijn boodschap. En zijn kruisiging. Stabat mater dolorosa. Er stond een treurende moeder. Een andere zoon werd leider van de gemeenschap die in de geest van Jezus doorging: Jacobus met eelt op zijn knieën van het bidden. Ze was er kennelijk bij. De eerste kerkmoeder.
Ze zou tenslotte in Efeze ten hemel gevaren zijn. Maar dan zitten we weer in de legende, Efeze was de grootste stad na Rome en een plaats waar een belangrijke godin beconcurreerd moest worden.
Godsdienstpsychologen zeggen wel dat vaders vooral een stempel zetten op gedrag en overtuiging van de kinderen, maar moeders op hun beleving. Maria, gezegend ben je om de vrucht van je schoot en van je hart. Toch een Mariagebedje.

Afbeelding: een oud Mariabeeld uit Kroatië

 

Abba Antonius, 251 Heracleopolis Magna – 356 de Colzimberg (Eg.)

Antonius abt verklZorg dat je je tong en je buik de baas wordt

‘De verzoekingen van de Heilige Antonius’ vormen tot op heden een verleidelijk thema voor kunstschilders. Het bekendst zijn de kleurrijke panelen van het Isenheimer Altar in Colmar (Elzas). Antonius wordt er door draken omgeven.
De vader van alle monniken was bij leven al beroemd. Athanasius, bisschop van Alexandrië, droeg verder aan zijn roem bij met de uitvoerige biografie die hij al in 360 schreef en die een grote verspreiding kreeg. Antonius werd geboren in de Nijldelta in een bemiddeld gezin van koptische christenen. Na het overlijden van zijn ouders werd hij getroffen door de woorden uit het Evangelie over het verkopen van alle bezittingen om Christus te kunnen volgen. Dat deed hij dus. Hij deelde de opbrengst uit onder de armen. Alleen voor zijn zus hield hij iets achter. Voortaan wilde hij leven zonder bezorgdheid over morgen. Rond zijn twintigste werd hij zo een asceet. Dat bleef hij 85 jaar. Aanvankelijk had hij zijn kluis nog in de buurt van de dorpen, onder meer op een begraafplaats. Later trok hij zich heel diep in de bergachtige woestijn terug. Dat was nieuw. Het sobere leven met zijn eigen akkertje in de buurt van een bron, van wat de natuur opleverde en wat bezoekers meebrachten, heeft hem geen kwaad gedaan. Hij werd waarschijnlijk 105 jaar oud!
Athanasius kon heel wat verhalen optekenen. Herhaaldelijk klinkt daaruit het geschreeuw van demonen op. Een keer klettert er een zilveren schaal voor Antonius’ voeten die de duivel moet laten vallen. Het is bij tijden een heel gevecht tegen de verzoeking van een leven met een vrouw, met lekker eten, mooie kleren, status en roem. Antonius maakt dus van een strenge beheersing van impulsen en begeertes zijn levenswerk. Zijn voornaamste middelen zijn het gebed en het zingen van psalmen.
Hij krijgt veel bezoek en ook veel navolgers voor wie hij een gids wordt. Het aantal kluizenaars en pilaarzitters in Egypte en Palestina van de vierde tot de zesde eeuw moet in de tienduizend lopen. De Egyptische monniken hebben door hun nauwe verbondenheid met hun regio van herkomst er in belangrijke mate aan bijgedragen dat het christendom zo diep wortel schoot in Egypte dat het de komst van de islam wist te overleven, tot op de huidige dag.
Op den duur zou het samenleven in kloosters met leefregels de voornaamste vorm van het christelijke monnikendom worden. Maar het voorbeeld van het solistische kluizenaarsbestaan vindt tot op de dag van vandaag navolging. Tussen de zwervers met alle spullen in een boodschappentas kan maar zo een heilige zitten die de verzoeking van vertrouwen op materiële zekerheden heeft leren weerstaan!
‘Sint Antonius’ valt op 17 januari en is vanouds omgeven met volkswijsheden over het weer.

Thomas Merton, 31 januari 1915, Prades (Fr.) – 10 december 1968, Bangkok

De theologie van de liefde moet proberen realistisch om te gaan met kwaad en onrecht in de wereld en er niet alleen maar compromissen mee sluiten.

‘Op de laatste dag van januari 1915, onder het teken van de Waterman, in het jaar van de grote oorlog en diep in de schaduw van enige Franse bergen aan de Spaanse grens, kwam ik ter wereld. Vrij van nature, naar het beeld van God, was ik toch de gevangene van mijn eigen heftigheid en mijn eigen zelfzucht, naar het beeld van de wereld waarin ik geboren ben’.
Zo begint de autobiografie Louteringsberg uit 1946-1947. Thomas Merton verbleef toen al in een Amerikaans klooster. Hij had wilde jaren achter zich, door het vroeg overlijden van zijn ouders, verschillende verhuizingen, affaires met meisjes, drank. Was het door de ongestructureerde vrijheid van zijn jeugd dat de zoektocht naar echte vrijheid zo’n belangrijk thema in zijn leven werd? Die zoekt en vindt hij in een religieus leven. Hij stort zich erin, treedt in bij de trappisten van het klooster Gethsemani (VS) en krijgt zelfs toestemming om in grote afzondering te wonen. ‘Er is een grotere troost in het wezen van stilte dan in het antwoord op een vraag’. Hij wordt door studie én praktijk een groot kenner van spiritueel leven volgens de christelijke traditie.
Bijzonder is dat ‘father Louis’ tegelijk zo diep verbonden was met de moderne wereld. ‘Niemand is een eiland’. Hij las de ‘nihilist’ Nietzsche en auteurs als Sartre en Albert Camus, hield van jazz, fotografeerde. Zijn gevoel van roeping bracht hem in de voorhoede van de vernieuwing van het kloosterleven en van de kerk, rond het Tweede Vaticaans Concilie. Ook mengde hij zich als vredesactivist in discussies over de Koude Oorlog, de Vietnam-oorlog en mensenrechten.
Zijn heftige natuur bleef hem begeleiden. Ook in de verliefdheid die hem kort voor zijn dood overviel. Met moeite verbrak hij op bevel van zijn abt de relatie.
Merton zocht steeds ook inspiratie in andere tradities, zoals de islamitische mystiek van de soefi’s. Hij ging in gesprek met kenners van zen, met hindoes en boeddhistische geestelijken. Hij had al een ontmoeting met de Dalai Lama toen dat voor westerlingen nog heel ongebruikelijk was. Kort erna werd Merton dood gevonden in zijn hotelkamer, geëlektrocuteerd door een defecte ventilator.
Door zijn toegankelijke schrijfstijl werd hij een van de belangrijkste christelijke auteurs van de afgelopen eeuw over spiritualiteit. Maar zijn naam wordt ook nog steeds verbonden met het opkomen voor vrede en mensenrechten en tegen bijvoorbeeld het vele seksuele misbruik binnen het Amerikaanse leger.

Thomas Merton Wat liefde allemaal doet.

Etty Hillesum, 15 januari 1914 Middelburg – 30 nov 1943 Auschwitz

EttyHillesum2Dit is het enige wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige waar het op aan komt: een stukje van jou in onszelf, God

Haar ouders woonden in Deventer vanaf 1933 in de Geert Grootestraat. Treffend! Groote is de geestelijke vader van de Moderne Devotie, de spirituele vernieuwingsbeweging van de veertiende en vijftiende eeuw met Deventer als moederstad. En Etty Hillesum wordt nu bewonderd en herkend om háár ‘moderne devotie’ , haar authentieke spiritualiteit. Op allerlei plekken is er dit jaar, honderd jaar na haar geboorte, over haar geschreven. Geheel buiten traditionele religie om vond deze bijzondere jonge vrouw iets dat zij onomwonden als ‘God’ aanspreekt, midden in de barbarij van de Nazi’s. Zij kwam om het leven in Auschwitz, met de andere gezinsleden, waaronder broer Mischa, een enorm pianotalent. Ze was ‘vrijwillig’ naar Westerbork gegaan, dat wil zeggen zonder verzet te plegen. Ze zag het niet als haar missie om haar leven te redden, ze was het als haar missie gaan zien om ‘God’ te redden. En dat betekende voor haar trouw blijven aan een innerlijke oproep om een getuigenis te zijn, waar dan ook.
Niemand minder dan de onlangs gepensioneerde aartsbisschop van de Anglicaanse Kerk, Rowan Williams, heeft haar herhaaldelijk opgevoerd in lezingen en boeken. Voor Williams is echte religie iets anders dan ‘spiritualiteit’ als een soort modeaccessoire voor mensen met teveel drukte in hun hoofd. Om dit te illustreren grijpt hij niet terug naar een van de vele heiligen uit zijn eigen kerkboeken, maar naar deze Hollandse jodin.
Ze was nauwelijks religieus opgevoed. De oude synagoge in Deventer die nu aan haar nagedachtenis is gewijd en waar in haar jeugd joods godsdienstonderwijs werd gegeven, heeft ze niet bezocht. En christen is ze al evenmin geworden in de gebruikelijke zin van het woord. Alles is ongewoon bij haar. De verhouding tot moeder is ongewoon ingewikkeld. Ze is ongewoon intelligent. Maakt in haar vriendschappen met oudere mannen ongebruikelijke keuzes. En uniek is de weg waarlangs ze op het punt komt dat ze aan dagelijks gesprekken met God begint. Haar vrijzinnige vriend Julius Spier, een handlezer, is een belangrijke inspirator. Door hem vooral wordt ze ‘het meisje dat niet knielen kon en het toch leerde op de ruwe cocosmat in een slordige badkamer’. Ze gaat haar eigen geestelijke weg. Ze leest allerlei teksten uit de Bijbel, gedichten, denkers, christelijke en niet-christelijke, mediteert, bidt en schrijft.
Haar dagboeken en brieven vinden sinds hun herontdekking in 1981 hun weg over de gehele wereld. We kunnen haar gedachten lezen en haar zoektocht volgen om haar leven een ‘plaats van God’ te laten zijn. En dan blijkt dat ze niet bezig is met wat technieken om zichzelf te kalmeren. Onrust en bewustheid van het kwaad om haar heen verhevigen zich eerder. Ze is met ‘interieurverzorging’ bezig om die passende woonplaats voor God te zijn. In kamp Westerbork verbaast ze zich over alle drukte om haar heen over lepeltjes, borden en andere bezittingen. Is Westerbork zelf met de treinen richting het oosten die leeg terugkeren niet het bewijs dat er in deze wereld iets veel belangrijkers veilig gesteld moet worden? De vraag blijft onverminderd van belang.

Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum, 1941-1943, Haarlem z.j.
Het denkende hart van de barak. De brieven van Etty Hillesum, 1994, uitg. Balans
Rowan Williams, Geloof in de publieke ruimte, uitg Skandalon 2013, p. 384-398